(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!


21 juni 2018

CD Recensies

SHOWCASE/ THE BARNSTOMPERS
Sleazy Records, SRCD39-53

Een nieuwe CD van The Barnstompers en maak daar maar gelijk van éindelijk nog eens een nieuwe CD van The Barnstompers want deze Nederlandse band is al actief sinds 1991 (en daarvoor speelden de Barnstompers kern gitarist Kees Stigter alias KC Byrd en contrabassist Jeroen Haagedoorn al in The Chessnuts en Ko & the Cattle Show) en dit is naast een vijftal singles nog maar hun vierde album, eigenlijk jammer want dit is en blijft toch een band die mee kan draaien op Europees topniveau. U mag al uw wilde nieuwe hippe bandjes hebben, geef mij maar de rustige relaxte en uiterst beheerste maar ouderwets degelijke rockabilly en country en alle stijlschakeringen daartussen als country boogie, western swing, honkytonk en hillbillybop van The Barnstompers, mensen die al hun leven lang niks anders doen dan naar oude country luisteren. Ondanks die slechts vier CD’s is hun staat van verdienste indrukwekkend: The Barnstompers begeleidden fifties artiesten Sid & Billy King, Joe Clay, Sonny Fisher, Lew Williams en Rudy Grayzell en traden op in Nederland, België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Spanje, Zweden, Zwitserland, Ierland, Finland, Oostenrijk, Griekenland, Croatië, Denemarken én Amerika! Hoeveel Nederlandse bands kunnen zulke referenties voorleggen? The Ragtime Wranglers misschien, ja, maar da’s dan ook de enige band in een vergelijkbaar genre op hetzelfde niveau als The Barnstompers.
Van deze vierde CD maakten ze een showcase niet zozeer voor zichzelf maar voor een aantal bevriende artiesten want u weet hoe dat gaat: dat kruist mekaar op festivals, dat drinkt samen grote pinten en smeedt grote plannen, en af en toe resulteert dat ook in iets, zoals deze Barnstompers CD met niet alleen Stigter en Haagedoorn op zang maar ook Annita Langereis (met wie The Barnstompers het wel vaker doen als Annita & the Starbombers) en Junior Marvel (die uiteraard de rockabilly voor zijn rekening neemt), plus speciaal uit Engeland Charlie Thompson (met wie The Barnstompers eerder al de vinylsingle Tomorrow Night/ Ain’t It Fine uitbrachten), diens madame Raina Brody op tweede stem, en hillbilly par excellence Glenn Doran. De opvolging is trouwens verzekerd want op een aantal nummers speelt Kees’ zoon Eddie Byrd gitaar of bas: The Barnstompers The Next Generation! Toch geweldig als je zoon zo in je voetsporen treedt - die van mij willen helaas alleen maar voetballen. Alles werd opgenomen door Kees Stigter zelf met vooral de zang heel dicht op de huid wat betekent dat je elke stemtrilling en elke nuance hoort in deze maar liefst 20 songs, enkel covers maar in dit geval vinden wij dat voor één keertje niet erg wanneer de “bekendste” songs False Hearted Girl (Tennessee Ernie Ford & Ella Mae Morse), Alligator Man (Jimmy C. Newman), If You Don’t Somebody Else Will (Jimmy Lee Fautheree en Country Johnny Mathis) en Alone With You (Faron Young) zijn. De opvallendste cover is Baby You’ve Got What It Takes van Brook Benton & Dinah Washington waarvan ik geen flauw idee heb of het al eerder in countryversie werd gedaan. Dat ligt zo voor de hand dat ik er van uitga van wel, maar ik had het nog nooit gehoord. The Barnstompers maken er in ieder geval een ferme stroll van. Eigenlijk koop je bij aanschaf van deze CD niet alleen de nieuwe Barnstompers maar ook nieuwe singles van Junior Marvel en Annita alsmede een EP van Glenn Doran en een EP van Charlie Thompson! Binnenkort moet ik weer 2000 kilometer rijden tot op mijn vakantiebestemming en deze CD mag mee wegens zo gevarieerd en zo goed dat je ’m kan blijven draaien zonder dat ie begint te vervelen! Info: www.barnstompers.com en www.sleazyrecords.com (Frantic Franky)

naar boven

14 juni 2018

MAYHEM/ BAMBOOZLE
Jimena Records, JMA03

De Britse band Bamboozle, door ons beschouwd als de opvolger van The Keytones omdat twee/derde van The Keytones de helft van Bamboozle zijn of op zijn minst wáren, heeft een strak plan om de wereld te veroveren: na de 4-track EP Red Right Hand begin vorig jaar is er nu een nieuwe single, in september en oktober volgen nog twee singles en dan moet tegen het jaareinde het full albumdebuut komen. Sinds Red Right Hand is de groepsbezetting licht gewijzigd: Keytones drummer Shaun O’Keefe is out, Les Curtis die we kennen van Darrel Higham & the Enforcers en Bob & the Bearcats is in. Op Red Right Hand zong contrabassiste Serena Sykes één van de vier nummers, nu zingt ze beide kantjes van deze single vol (een goede pokeraar speelt zijn troefkaarten uit) en dan valt uiteraard op dat Mayhem een cover is van het bekende – tenminste toch in Engeland – Imelda May nummer. Dat lijkt een vreemde keuze maar Mayhem maakt al langer deel uit van de Bamboozle setlist, net als May’s Johnny Got A Boom Boom trouwens: toegankelijkheid van de set werkt altijd aanstekelijk. Mayhem zou trouwens niét op dat full album gaan komen dus ’t is misschien nu of nooit voor wie de Bamboozle versie wil hebben. Ze blijven trouw aan May’s arrangement en het blijft dan ook een sterk staaltje hedendaagse rock ‘n’ roll maar alleen al door het gebruik van contrabas in plaats van elektrische bas zoals bij Imelda May, wordt het nummer toch weer net dat tikkeltje meer rockabilly in de uitvoering van Bamboozle die sowieso minder “geproduceerd” klinkt. B-Kant Daddy's Girl, geschreven door Sykes, is meer in de stijl van de Right Red Hand EP, een rustig rockend en melodieus voortkabbelend medium tempo rockabilly nummer met pedal steel en veel aandacht voor de backing vocals. Stap 2 van hun masterplan is dus geslaagd en bovendien ook uit als echte vinylsingle Jimena Records (JMA 04).
Info: www.bamboozlehq.co.uk (Frantic Franky)


SHE’S SELLING WHAT SHE USED TO GIVE AWAY:
28 RISQUE HILLBILLY SONGS FROM THE ‘30s

Bear Family, BCD 17550

Aha, u dacht dat risqué songs, scabreuze liedjes boordevol schunnige dubbelzinnigheden alleen voorkwamen in die vettige rhythm ‘n’ blues ? Think again: deze compilatie copuleert, euh, compileert zoals de ondertitel al aangeeft 28 risqué hillbilly songs uit de jaren ’30 en zelfs nog ouder want eentje dateert uit 1929. Deze platen, toen uiteraard nog op 78 toeren, werden gespeeld in hoerententen en verkocht onder de toog, zo lezen wij in het booklet, en terwijl de meeste songtitels nog verhullend zijn (Feels Good van Hartman’s Heart Breakers, My Sweet Farm Girl van Tom (Clarence) Ashley) laten er een paar niets aan duidelijkheid te wensen over zoals Bucking Broncho van The Girls Of The Golden West, She Wouldn’t Be Still van The Pine Mountain Boys en Let Me Play With It van Hartman’s Heart Breakers. Dat geldt evenzeer voor de songteksten die voor de slechte verstaander allemaal in het booklet afgedrukt staan en die gaan van vrij onschuldig (Doing It The Old Fashioned Way van The Bang Boys) tot zeer expliciet met als hoogtepunt Bye Bye Blackbird van toch wel niet de all American singing cowboy bij uitstek Gene Autry, een pas in 2006 door Bear Family ontdekt fragment van slechts 42 seconden waarin Autry het uitgebreid over tits en balls heeft! En hoor ik daar in Everybody’s Truckin’ van The Modern Mountaineers niet een paar keer “everybody’s fuckin’” zingen? Lyrische meesterwerken zijn dit trouwens niet: de meeste teksten komen niet verder dan ik steek ‘em erin en ik haal ‘m eruit. Muzikaal omvat de CD alle countrystijlen uit die tijd: Jimmie Rodgers gejodel, bluegrass, ragtime piano, foxtrot, kampvuurliedjes en liederen gebaseerd op de Ierse folktraditie, naast de gebruikelijke “pussy” songs die duidelijk niét over poezenbeesten gaan. Sommige songs komen uit de zwarte muziek, zijn erdoor geïnspireerd of verwijzen er naar, enkele nummers vonden in propere versie hun weg naar het rock ‘n’ roll repertorium: Frankie And Johnny (opnieuw die dekselse Gene Autry) zitten nu in een bordeel en wat Mama Don’t Allow in No Huggin’ Or Kissin’ van Hartman’s Heart Breakers hier is naar bed gaan en de matrasveren doen piepen! Een minder bekend voorbeeld is Jimmie Davis’ She's A Hum Dum Dinger (From Dingersville) dat in de fifties als boppin’ hillbilly werd gecoverd door Hank Stanford, en Nobody’s Business kent u misschien in gekuiste versie als Ain’t Nobody’s Business But My Own van Tennessee Ernie Ford & Kay Starr, al gaat het nummer terug tot 1922. In de versie hier zingt ene Riley Puckett dat hij onder invloed van cocaïne en morfine zijn vrouw én zijn baby gaat vermoorden! Ondanks de gezegende ouderdom blijven deze liedjes boeien en dan niet zozeer omwille van de inhoud maar wel door de geluidskwaliteit: er zit veel ruis op maar het is zo helder en scherp gemaakt dat dit verbazingwekkend goed klinkt, en het helpt uiteraard dat veel van het materiaal uptempo is. Gek is dat er relatief veel bekende namen op deze CD staan: Bill Cox, The Light Crust Doughboys en Milton Brown & his Brownies behoorden in hun tijd tot de grote namen, en Jimmie Davis die later You Are My Sunshine schreef had geluk dat zijn Tom Cat And Pussy Blues niet opdook toen hij gouverneur van Louisiana was. Anderen namen dit soort liedjes op onder een schuilnaam: Bob Clifford is Cliff Carlisle, achter die Bang Boys ging niemand minder dan Roy Acuff schuil. Dit country equivalent van Bear Family’s Eat To The Beat: The Dirtiest Of Them Dirty Blues uit 2006 is een CD voor de, euh, fijnproevers. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

LP/ CD Recensie

40th ANNIVERSARY/ MYSTERY TRAIN
Snowflake Records, MTRGF17102

Het begrip Mystery Train, een nummer uit Elvis’ Sun canon, is alomtegenwoordig in de rockabilly: uit de voormalige Franse band Mystery Train kwamen Hervé Loison (nu Jake Calypso) en Philippe Nowak en Ricky Bosc (nu The Lucky Devils), in Hongarije is er een rockabilly trio genaamd Mystery Gang, in Australië is er een Mystery Train en in Engeland is er een bluesband genaamd Mystery Train. Déze Mystery Train komt uit Finland en speelde zijn eerste optreden in 1980, hoewel de nucleus van de groep al werd opgericht in 1977, oorspronkelijk onder de naam Go Daddies. De band viert nu zijn 40ste verjaardag maar bestond niet continu in die 40 jaar: Mystery Train stopte in 1985 en kwam in 2005 opnieuw bij elkaar wat in 2010 de Goofin’ CD Enjoy This Boogie opleverde. In 1984 hadden ze op Driving Guitars Records al een LP getiteld Teach You To Rock uitgebracht en die is nu opnieuw uit in een luxe 40ste verjaardagseditie: de LP mét hoes steekt nog eens in de hoes van een dubbel-LP met twee extra CD’s, of je zou ook kunnen zeggen dat dit een dubbel-CD is waar je een LP bijkrijgt, alles samen goed voor in totaal 61 verschillende nummers uit de periode 1980-2017 waarvan 18 onuitgebrachte songs, met aan de binnenzijde van die openklapbare LP-hoes een bandstory en foto’s uit de oude doosch. Alleen het nummer Mystery Train zelf staat er niet op, hahaha!
Op de voor- en achterkant van de hoes van die LP staan ze met vier bandleden en saxofonist Jukka Keränen wordt enkel vermeld als gastmuzikant maar hij maakt wel integraal en essentieel deel uit van de band want op drie na zijn alle nummers van die LP met sax: jive rock ‘n’ roll zoals ook The Stargazers die begin jaren ’80 pleegden. Naar de tracklisting te oordelen moeten met name Bill Haley & the Comets een inspiratiebron voor Mystery Train geweest zijn middels de cover Teenager’s Mother, het eigen Ain’t That Nice en de eigen instrumental Cool For A Comet. Andere covers op die plaat in die stijl zijn Teach You To Rock (Freddie Bell & the Bellboys) en Little Richard’s She’s Got It meer swing dan rock ‘n’ roll. De enige drie nummers op de LP zonder sax zijn covers van Jungle Rock (Hank Mizell), Hey Baby (Bill Lawrence) en het eigen Stranger Man dat memphis-billy is, al is de term fin-a-billy wellicht toepasselijker, en de LP in zijn geheel zou je dan ook een mix van Bill Haley en rockabilly kunnen noemen. Op deze kersverse heruitgave van de LP staan drie bonustracks en de hele LP doch slechts één van die drie bonustracks (zo slim zijn ze wel) staat op de CD’s, naast zo ongeveer alles wat de band ooit uitbracht: hun debuut EP, de Rebel Records single Play Me/ On And On (1981), de Moondogs Records 4 track EP Have A Heart (1985), de Goofin’ single Keep Up The Beat/ Rockin’ Ghosts (2009), die hele Enjoy This Boogie CD, en vijf nummers die in 1982 en 1984 verschenen op de compilaties Fin A Billy en Finnish Rock ‘n’ Roll Volume 1. Helemaal zeker ben ik niet maar ik ga er gemakshalve van uit dat dit alles, alles, alles is wat Mystery Train ooit uitbracht, al staat de Booger Red/ I Can’t Stand The Nights Alone single uit 1981 waarop Mystery Train de Finse zangeres Kitty Lee begeleidde hier in elk geval niét op, wat op morele gronden alleszins had gekund: we horen sowieso twee verschillende leadzangers hier.
In de vier songs van hun allereerste titelloze EP uit 1980 op Rebel Records (Jukebox Help Me Find My Baby, Grandma’s Old Rocking Chair, Sweet Judy en Rock Me Right, ook toen al met steel en piano) is er iets serieus aan het rammelen wat – bewust ? – een springerig skiffle-effect geeft. Net als voor de LP geldt dat de geluidskwaliteit van die EP nummers niet echt is wat je digitaal noemt. Daarna wordt de hifi kwaliteit een pak beter wegens recentere opnames maar de stijl blijft dezelfde: boogie jive, soms met toevoeging van piano, sax en/ of steel, en dat is nog steeds het geval in hun recentste opnames. Bill Haley is duidelijk een inspiratiebron gebleven met covers van Birth Of The Boogie, Rock This Joint, Thirteen Women en Don’t Knock The Rock, maar Mystery Train brengt ook swing jive met de King Brothers cover 6-5 Jive alsmede goeie rockabilly zoals Boogieman, swingende rockabilly, zeg maar vlotte swingbilly zoals Keep Up The Beat en Enjoy This Boogie, soms meerstemmig zoals in You Gotta Bop, met vloeiend gitaarwerk en veel backing vocals maar toch met krachtige drums en contrabas, en ze zullen het niet erg vinden als ik dat Boogie Beat noem, de titel van een van die nummers hier. Sommige van die recentere nummers bijvoorbeeld de Bo Davis cover Drowning All My Sorrows gaan qua sound én productie richting Polecats, andere songs zijn wat commerciëler zoals Midnite Blues, de Clovers cover Love Potion Number 9 en de naar The Keytones neigende Big Joe Turner cover Love Rollercoaster, en in deze periode kan je de band inderdaad omschrijven als een kruising tussen Stargazers, Polecats en Keytones en zo ongeveer alles daartussen – er zijn slechte voorbeelden om je aan te laven. Soms klinkt de band ook commerciëler in Cry Baby stijl zoals in Still Rockin’. De logische conclusie is dat Mystery Train alle rock ‘n’ roll watertjes heeft doorzwommen, evolueerde van swing naar all round rockabilly en muzikaal heel goed in elkaar zit – het tegendeel zou pas erg zijn na 40 jaar. Afijn, hoe je het kind ook wil noemen, dit is kwaliteitsvolle beschaafde rockabilly en swing jive waarvan er nooit genoeg kan zijn, dus samen vormt dit het ideale en rijk geschakeerde totaalpakket voor eenieder die de fin-a-billy een warm hart toedraagt of op zoek is naar de ideale kruising tussen Stargazers, Polecats, Keytones en Cry Baby. En aangezien je met rock ‘n’ roll eeuwig kan doorgaan wensen we Mystery Train er nog 40 jaar bij! Info: www.facebook.com/MysteryTrain77 en www.mysterytrain.fi
(Frantic Franky)

naar boven

1 juni 2018

CD Recensies

STRAIGHT FROM THE HEART/ JOHN LINDBERG TRIO
Enviken Records, EnReC176

Op het Zweedse label Enviken Records vindt zowel rockabilly als, euh, niet-rockabilly onderdak en het John Lindberg Trio (S) hoort overduidelijk thuis in de tweede categorie. Waarom onze interesse dan toch gewekt is? Omdat het John Lindberg Trio vroeger John Lindberg Rockabilly Trio heette en omdat ze wel degelijk spelen op rockabilly festivals zoals de Walldorf Weekender! Dit is hun 8ste album of zo en daarvan haalden de recentste vijf de Top 5 van de Zweedse albumcharts en dat stemt dan weer tot nadenken zij het niet noodzakelijk tot doemdenken. Vooruit met de geit: de muziek is inderdaad een kruising tussen rock en laat ik het rock ‘n’ roll attitude noemen: de hevigheid van psychobilly geketend in het gladde keurslijf van de rock, vermengd met de bravoure van glamrock, wat rechtdoor Status Quo en een Boss Hoss groove, terwijl I’ll Be There dan weer een heel mooi staaltje poprock is. Luister naar de covers van This Magic Moment van Ben E. King & the Drifters en de wah wah versie van Elvis’ All Shook Up die misschien niet 100% representatief zijn maar wel aangeven waar JLT zich mee onledig houdt. Zingen en spelen kunnen ze en de perfecte poprock productie maakt dit erg catchy, ook al door de hoge meebrulfactor, en live zal het inderdaad wel meer rock ‘n’ roll zijn al was het alleen maar door de triobezetting met contrabas. Nederlandse verdeling via www.sonicrendezvous.com. Info: www.envikenrecords.com en www.johnlindberg.se (Frantic Franky)


COOL IRON/ LON ELDRIDGE & STEVEN TROCH
Tub Thumper Records, TTR008

Van Lon Eldridge hadden wij nog nooit gehoord, Steven Troch kennen we wèl want die mondharmonicamens was van pakweg 2000 tot 2015 samen met gitarist Shakedown Tim de drijvende kracht achter bluesband Fried Bourbon (B). Eldridge komt uit Chattanooga in Tennessee, Troch uit Mechelen in België en ze leerden elkaar kennen toen ze in 2015 de affiche deelden van een bluesoptreden in Eeklo, ook weer in België. Dat leidde tot een gezamenlijke Belgische tour in 2017 en nu dus tot deze samenwerkende vennootschaps-CD’s met naast eigen nummers en covers van blues- en jazzpioniers als Robert Johnson (Kind Hearted Woman Blues, Traveling Riverside Blues), Mississippi Fred McDowell (Wished I Was In Heaven Sitting Down), Mance Lipscomb (Jack O’ Diamonds) en Fats Waller (Ain’t Misbehavin’) ook fingerpicking, stukken ragtime, europeana, zigeunertango en vooroorlogse walsjes, tweestemmig gezongen en voortgebracht met zo’n metalen akoestische Resonator gitaar en een prátende mondharmonica. De titel van de opener luidt You Can’t Get That Stuff No More, maar dat kan je dus nog wel degelijk bij Lon Eldridge & Steven Troch bij wie deze muziek in goede handen is, met extra bonuspunten omdat dit niet kraakt zoals mijn oude botten wanneer ik met de blues uit bed stap: de muziek klinkt niet stoffig of vintage maar juist heel hedendaags en haast modern, mede omdat het geluid kristalhelder is. Hoe het had kunnen klinken op 78 toeren hoort u overigens in de bonustrack! Soit, de warme intieme en heel dicht op de huid zittende sound van deze CD doet recht aan hoe subtiel dit muzikaal in elkaar vervlochten zit en is een compliment voor de Nederlanders Bert “Bird” Stevens en JB Biesmans van The Big Four Quartet die dit inblikten in hun analoge Tub Thumper Records Studio bij ons in Nederland! Rock ‘n’ roll is dit uiteraard niet dus je moet minstens een béétje bluesminded zijn om dit te plaatsen, maar ’t is er wel degelijk eentje voor de meerwaardezoekers onder de rootsliefhebbers en tegelijk het ideale zomermuziekje wegens zéér relaxt.
Info: www.loneldridge.com, www.steventroch.com en www.tubthumperrecords.com
(Frantic Franky)


BANANA SPLIT FOR MY BABY
Bear Family, BCD 17513

Voor thematische CD’s met slechts een hele losse draad als stopverf die het geheel bij elkaar houdt moet je tegenwoordig bij Bear Family (D) zijn en die hebben in deze een goeie klant aan ons die onze tienerjaren verkwanselden met het zelf maken van thema cassetjes. Deze nieuwste hangt inderdaad (hoe toepasselijk) als los zand aan elkaar: 33 songs over zon(nebrillen), zee, strand en ijsjes. I wanna have sex on the beach kortom, maar dan de zedige jaren ’50 versie. De CD gaat heel breed en bevat naast alle mogelijke rock ‘n’ roll genres ook uitlopers naar de crooners in een mix van (over)bekende zomerse hits en onbekend spul. De grote namen zijn La Bamba van Ritchie Valens, het absoluut geweldig blijvende Short Shorts van The Royal Teens en Frankie Ford’s zo te horen met een kettingzaag opgenomen Sea Cruise, nauwelijks één rock ‘n’ roll trapje lager staan Clyde McPhatter op het Deep Sea Ball, Roy Head & the Traits met Summertime Love en de immer gezellige Tennessee Ernie Ford dit keer te gast op een Sunday Barbecue. Jo Ann Campbell verrast met een verrassend sleazy Beach Comber en wat de crooners betreft hebben we recht op de eeuwige glimlach van Dean Martin in Volare en Beyond The Sea van Bobby Darin, ook aanwezig met zijn rock ‘n’ roll klassieker Splish Splash in de single versie met extra echo. Tussen rock ‘n’ roll en crooner in wegens een genre op zichzelf zit Louis Prima, King Louie op zijn vrolijkst met een gigantische Banana Split For My Baby voor zijn neus. Maar zoals gezegd bevat de CD veel meer, en het zou Bear Family niet zijn als er ook niet enkele “speciallekes” tussen zaten: Ronnie Dawson’s Summer’s Coming mag dan wel een demo genoemd worden maar is helemaal afgewerkt met een volledige band en daterend uit zijn post-Rockin’ Bones periode toen Swan Records in 1960 probeerde een tieneridool van Ronnie Dawson te maken. Moonlight Swim van Nick Noble blijkt het origineel uit 1957 van het Elvis nummer uit de film Blue Hawaii (1960), en ene Curtis Johnson haalt de beste Elvis in zich naar boven voor deze uiterst geslaagde maar pas in 1978 in de archieven ontdekte cover van Elvis’ bekende (hoe toepasselijk) Sun nummer I Don’t Care If The Sun Don’t Shine. Twee andere linken met Sun Records zijn Wayne Cogswell, de helft van The Mark II met het easy listening Nigh Theme die opnam voor Sun als Wayne Powers (één single in 1958 op Phillips International én co-auteur van Ray Harris’ Come On Little Mama), en de mysterieus weirdo striptease shit Bad Sunburn van Ronnie Isle die de broer is van Jimmy Isle die in 1958-1959 drie singles uitbracht op Sun. De wereld is klein!
Het strand is van iedereen dus zijn alle mogelijke rock ‘n’ roll stijlen vertegenwoordigd met oververhitte rock ‘n’ roll (Ice Cream Baby van Frank Triolo), cultbilly (Sunglasses After Dark van Dwight “Whitey” Pullen, white rock (de geweldige sax instrumental Summertime Rock van Rodney & the Blazers, enkele jaartjes terug nog een clubhit in de Playboys (GB) cover), uptempo blanke doo-wop rock (The Dories met een erg leuk Sh Boom), gevaarlijke maar tegelijkertijd grappige doo-wop (The Big Beach Party van The Jades, Strollin’ On The Beach van The Hollywood Flames met de jonge Bobby Day pré-Rockin’ Robin in de gelederen), vocal harmony (26 Miles (Santa Catalina) van The Four Preps), en Elmore James bewijst dat je zelfs als The Sun Is Shining de slide blues kan hebben. Teenrock wordt gebracht door zowel jongetjes als meisjes, soms goed (Suntan Tattoo door The Valiants & Sandy Vale) maar soms helaas ook slap (Beach Time van Roger Smith) en met de rock tussen aanhalingstekens als teen “rock” (Ice Cream Man van Leslie Uggams). Tab Hunter doet Fats Domino’s Let The Four Winds Blow in de minder bekende single versie klinken als Pat Boone’s Love Letters In The Sand, Summertime Symphony van Jamie Coe is een afgeborsteld Sweet Little Sixteen doorslagje en Beach Of Love van Royce Porter is toch meer mainstream rockend dan zijn Lookin’. Variété rock ‘n’ roll is er met de tongtwister She Sells Sea Shells van Laurie London (met zo’n naam kan je alleen maar een Brit zijn) die volgens mij samen met Royce Porter de enige artiest is op deze cd die anno 2018 nog optreedt! Tot slot nog even uw aandacht voor Pick-Nick Rock, in 1960 de wat ruwe en onbehouwen doch charmante debuutsingle van de Antwerpse pioniersgroep The Picknicks die in 1964 hun hoogsteigen golden oldie in de wacht sleepten met de eeuwige sleeper I Am Alone. Ik heb ze enkele jaren terug nog op een affiche weten staan en dat bleek toen één zanger te zijn die I Am Alone soundmixte en bovendien nooit in de echte Picknicks had gezeten maar naar eigen zeggen van het laatste overlevende groepslid de zegen had gekregen om de naam Picknicks te mogen blijven gebruiken. Tja… Het is een cliché maar yep, dit is een zonnige compilatie! Info: www.bear-family.com.
(Frantic Franky)

naar boven

17 mei 2018

LP Recensie

AMSTERDAM BEATCLUB:
THE BEST PLACE TO GO! GO! VOLUME 2

Sonic Rendezvous/Munster Records, SRV 61

15 jaar zijn de brave borsten van Amsterdam BeatClub al aan de gang en dan heb ik het in de eerste plaats over de geheel onverdachte Ir. Vendermeulen, en die 15 kaarsjes betekent dat ze iéts goed moeten doen anders hou je het simpelweg geen 15 jaar vol, zo eenvoudig is dat. Bij hun 10de verjaardag brachten ze al een dubbel-CD uit die toen ook als dubbel-LP verscheen, nu verschijnt er – vinylvreters als het zijn – géén CD maar enkel een dubbel-LP met 32 tracks van evenveel bands van over de hele wereld die in die 15 jaar hebben opgetreden voor Amsterdam BeatClub - 32 van de minstens 500 bands en acts en DJ’s en go go danseressen die er in die 15 jaar hebben opgetreden! ’t Is een erg mooie uitgave geworden op 180 gram kwaliteitsvinyl met een full colour booklet van 16 pagina’s op LP-formaat met info over de bands, een lyrische bewieroking van Amsterdam BeatClub, foto’s, flyers en posters. Let wel: Amsterdam BeatClub is géén elitair rock ‘n’ roll clubje doch mikt op de jaren ’50 én ’60 wat zich hier weerspiegelt, maar beide kanten van de eerste plaat zijn geheel en al rock ‘n’ roll en aanverwanten wat betekent dat pakweg de helft van de 32 nummers perfect op onze maat zijn gesneden. Uit beluistering blijkt bovendien dat Amsterdam BeatClub een voorkeur heeft voor muziek met een sleazy, ranzig randje, wat treft: wij immers ook! Te ontdekken: authentieke (The Wise Guyz (UKR) met Do The Crab Bop), moderne (The Spunyboys (F) met Sweet Loneliness), geflipte (The Real Gone Tones (PL) met Backseat Bingo) én Nederlandse rockabilly (The Black River Four met Only One), female rock ‘n’ roll (The Velvedettes uit Amsterdam met I've Got A Dollar) en het meer weirdo werk (The Messer Chups (RUS) met Big Foot met sax). I Had A Girl van The Uppertones (I) is relaxte opgewekte rhythm ‘n’ blues piano boogie, No More Crying Over You van The Rhythm Shakers (USA) op Wild Records is roots rhythm ‘n’ blues en Sweet Baby Of Mine van Rosie Stevens met het Dry Riverbed Trio (NL) is early sixties rhythm ‘n’ blues soul. Er is instrumentale surf met het medium tempo The South Swell van Surfer Joe & The Deadrocks (I/BRA), en Lil' Sal & The Wildtones laten met Don't Try To Change Me zien en horen dat Wild Records ook in Nederland kan. Grote namen die kunnen tellen zijn The Paladins (USA) op hun swampiest in Waterman en The Phantom Surfers (USA) met een surfnummer dat ondanks de titel erg traditioneel klinkt, Rookworst Met Vrienden. Inderdaad, een Amerikaanse surfband met een nummer met een Nederlandse titel waarvan ik vermoed dat het hetzelfde nummer betreft als Barbecue With Friends én Parrillada Con Amigos die ik niét heb dus dat moet ik even navragen bij de vinylvreters. Foolers' Gold van Meschiya Lake & the Little Big Horns (USA) tenslotte is mambo swing, met Nefertiti van The Rhum Runners (F) gaan we op de Vegas exotica tour en El Naddaha van Ixtahuele (S) is de echte Arthur Lyman exotica. Geen onvertogen woord over plaat 1!

Wie niet into sixties is zal geen boodschap hebben aan de tweede plaat wegens inderdaad alleen garagerock, freakbeat, psychedelica en zelfs pure sixties pop. Toch raden wij u aan ze een keertje te beluisteren: misschien wacht u wel een aangename verrassing zoals de plezante rhythm ‘n’ blues van Working Voodoo Club (NL) en hun ABC Stomp of de fratrock van The Works met Wooly Bully in het Nederlands wat dan Maloe Melo wordt naar de bekende muziekclub in Amsterdam. Dead Man van Sir Bald Diddley & his Ripcurls (GB) helt over naar de rock ‘n’ roll kant van de garagerock, de lock ‘n’ lol met piano van het nummer Good Old Rock ‘n’ Roll van The Beat Girls (JP) klinkt even vals als een single’tje dat off centre draait, en Baha van jazzgroep Bruut! (NL) is een leuke sax instrumental.

Voor zover ik het vanuit mijn eenzame zolderkamertje kan beoordelen zijn alle 32 tracks al eerder uitgebracht uitgezonderd dat Spunyboys nummer dat zo kersvers is dat het hier zijn primeur beleeft, zij het deels op vinylsingle of in eigen beheer door de bands zelf, wat me gelijk doet opmerken dat ik het jammer vind dat hier niet overal bijstaat wáár de nummers nu juist eerder verschenen, en als het er wel bijstaat is die info beperkt tot de titel van de geluidsdrager en niet het bestelnummer of het label. Dat maakt de zoektocht naar meer materiaal van de bands die je goed vindt er niet makkelijker op en dat is jammer voor de vinylvreters waar deze release toch duidelijk op mikt. Nu ja, een beetje vinylvreter vogelt dat wel uit. Het geluid is ronduit schitterend wat een compliment is voor de mastering, want aangezien al deze nummers aangeleverd werden uit verschillende bronnen was het zeker geen evidentie om alles een beetje homogeen te doen klinken. Afgeklopt op 750 exemplaren en voorlopig zijn er géén plannen om dit op CD uit te brengen!
Info: www.AmsterdamBeatClub.nl en www.sonicrendezvous.com
(Frantic Franky)

CD Recensies

ROCKET LAUNCH VOLUME 2
Rhythm Bomb, RBR-5878

Wij komen tegenwoordig zoveel CD’s tegen opgenomen bij Black Shack in Calw (D) in het Zwarte Woud dat we vermoeden dat de in 2010 door zanger-gitarist Rawand Baziany alias Ray Black van The Wolverhinos (D) en Ray Black & the Flying Carpets (D) en gitarist Stephan Brodbeck van The Booze Bombs (D) opgestarte vintage studio stilaan een flinke concurrent voor Lightning Recorders in Berlijn begint te vormen, al is “stil” in deze uiteraard niet van tel, hahaha. De pakweg vijf jaar geleden verschenen Black Shack sampler Rocket Launch moet ons destijds geheel ontsnapt zijn maar Volume 2 biedt 27 tracks van 27 internationale bands opgenomen bij Black Shack en naar wij aannemen verschenen op Rhythm Bomb CD’s – we hebben effe tijd noch zin om dat allemaal te gaan navlooien. In elk geval: de Black Shack CD’s die wij kennen baden steevast in een olievette sound maar deze verzamelaar toont dat ook een laten we zeggen “normale” vintage sound kan bekomen worden bij Black Shack, al is krachtig inderdaad een van de ordewoorden en staan hier ook rockabilly uppercuts tussen als Diggin' The Rhythm van The El Sonno Brothers in een geluid dat sterk aanleunt bij wat Wild Records in Hollywood neerzet. Nogal wat songs vertonen moderne wendingen en stilistisch gaat de CD heel breed met niet alleen rockabilly (Rock With Me van The B-Shakers, I Got Rhythm van Sonny Tucker & the Tornados, Big Boppin' Daddy van The Louisville Boppers, You Tore Your Playhouse Down van The Lonesome Drifters) en female rockabilly (If You Want My Love van The Railbones, Mr. Think Big van The Real Gone Tones), al dan niet met een edge (Guy Fawkes Blues van Ray Black & the Flying Carpets, Tank Full Of Gas van The Pinstripes), maar ook alle aanverwante roots genres als jumpende rhythm ‘n’ blues rock ‘n’ roll met blazers (Rocket Girl door Jai Malano met Nico Duportal & his Rhythm Dudes, Lovin' Machine van Lick 75), bluesbop zonder mondharmonica (Time To Bop van The Royal Flush, Still In Love van The Rhythm Torpedoes, Shake Like This van The Frantic Rockers), gitaar rock ‘n’ roll (Come On van Twisted Rod), hillbilly (Honey Talk van Shorty Tom & the Long Shots) en western swing (Lawdy What A Gal van The Ranch Busters), countrybilly (het Booze Bombs duet In The Night van Annie Leopardo en Johnny Bluth alias Johnny Trouble), akoestische country blues (Statesboro Blues van Andi's Blues Orchester, Me And My Chauffeur Blues van The Red Hot Serenaders) en vossenjachten op de mondharmonica (Texas Tony van Black Patti), met uitwaaiers naar altcountry (Dancing On My Own van The Wolverhinos), bluesrock (Love-Hate van Dusty Dave & The Heart Attacks, Radioactive Mama van Los Santos), psychedelische blues boogie (Voodoophone Boogie van The Voodoophones) en zelfs pure sixties (You Don't Care van Ruki'v'Bryuki).
Enerzijds is dit een introductie tot nieuwe bands, anderzijds is het een visitekaartje van de studio, dus wie zelf in een band speelt kan zich een idee vormen van wat Black Shack geluidsgewijs kan bewerkstelligen, altijd handig voor wie Berlijn (of Hollywood) te ver is. Uiteraard is niet al het hier gebodene even goed maar dat heeft meer met stijlen en smaak (zelfs voor onze brede rock ‘n ‘roll smaak) te maken dan met kwaliteitseisen.
Info: www.blackshackrecordings.strikingly.com en ww.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)


LOVE SHOCK:
ABOUT THOSE BEATS FROM THE HEART
Koko Mojo, KM-CE 04

28 uptempo voornamelijk zwarte rock ‘n’ roll tracks die met elkaar gemeen hebben dat ze ondanks de medeplichtigheid van enkele grote kleppers als Peppermint Harris (Angel Child), Wilbert Harrison (Say It Again), Junior Wells (Lovey Dovey Lovey One) en Andre Williams (Hey Country Girl) tamelijk obscuur zijn (het bekendste nummer is Hi Fi Baby van Teddy Mr. Bear Mc Rae), flink doorpompen en vooral early tot mid sixties klinken met veel stroll tempo’s en heelder legers saxofoons. Hier en daar zit er iets tussen wat meer de richting uitgaat van swing (de trompetten in Chocolate Fizz van Sax Kari), rhythm ‘n’ blues swing (Big Man van Carl Matthews), dangerous doo-wop (Tell Me So van The Devilles) en slide boogie (29 Ways van John Little John), een enkele keer is het ruraal (One More Kiss van Jesse Perkins) of meer blues geïnspireerd maar nog steeds uptempo (Love Shock van Little Sonny). Gene Burks’ Shirley Jean lijkt een tweelingzus van Linda Lu en soms is er een hoek af: niet dat het slecht is maar meer dat je denkt hé, wat raar, zoals wat een xylofoon lijkt in Flyin' Home To My Baby van Dorian Burton. De mastering gebeurde door Rawand Baziany bij Black Shack in Calw (D) met alle VU metertjes in het rood waardoor dit ondanks de gezegende ouderdom tegelijkertijd krachtig, stevig en vuiler dan oorspronkelijk bedoeld klinkt. Deze Love Shock is één langgerekte rock ‘n’ roll aanval die bewijst dat er na 40 jaar rock ‘n’ roll beluisteren nog steeds massa’s muziekjes zijn die ik nooit gehoord heb. Helaas zonder hoesnota’s maar toch een aanrader voor de connoisseur van rariteiten! Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)

naar boven

10 mei 2018

TODAY/ THE VELVET CANDLES
El Toro, ETCD6095

Er zijn in Europa niet echt veel doo-wopgroepen actief maar The Velvet Candles (zonder zangeres ook actief als The Four Candles) behoren tot de absolute top, en net zoals originele rockabillyartiesten uit de jaren ’50 hier begeleid worden door lokale bands zijn ook The Velvet Candles veelgevraagd als vocale ruggensteun voor originele jaren ’50 doo-woppers als Norman Fox, Larry Chance, Gaynel Hodge en Tommy Hunt. Dit is nog maar hun tweede CD in 10 jaar tijd die acht jaar na hun debuut The Story Of Our Love (ETCD6049) verschijnt en veel meer is dan “zomaar” doo-wop want dit is gewoon fantastisch klinkende rock ‘n’ roll! Neem opener Oh What A Night For Love: pure up tempo female rock ‘n ‘roll met sax. Of Out Of My Mind, onbekend spul van The Platters, hier ook rock ‘n’ roll in zijn puurste vorm. Geweldige nummers toch? Rock ‘n’ roll gitaar, sax en twist ritmes op de drums dragen hun steentje meer dan bij (goeie band hoor), en dan heb je die vijf stemmen: ronduit schitterend wat bas, bariton, tenor en alt door elkaar en naast elkaar en bovenop elkaar doen, om nog maar te zwijgen van die hoge falsetto’s, en naar verluidt komen daar live on stage nog humor en choreografieën bij. Luister even hoe naadloos dat vocaal allemaal in elkaar past in de laatste drie nummers van de CD die helemaal acapella zijn! My Heart’s Desire (The Blenders) is een olijke fluiter, in Aggravation (Norman Fox & the Rob Roys) is de stem zo overdreven perfect dat het haast een parodie wordt terwijl in I’m In Love (The Velvet Angels) en de veelvuldig gecoverde stokoude Broadway tune People Will Say We’re In Love de leadzang voor blanke zogenaamde Italo doo-wop dan weer behoorlijk zwart klinkt, en het in het Spaans gezongen rhumba-end Amor Bajo Cero van de Aregntijnse groep Los Cinco Latinos roept herinneringen op aan de Cubaanse vocal group Los Zafiros. De algehele vrolijkheid stráált opgewekt positivisme uit en de overgave van vooral zangeres Mamen Salvador doet ijsbergen smelten. De CD bevat enkel covers maar who cares want bekende nummers staan er niet tussen (die doo-wop is een even diepe goudmijn als de rockabilly), tenzij u lid bent van de fanclubs van The Eternals (Today), The Shells (It’s A Happy Holiday) en The Schoolboys (Please Say You Want Me). Vier nummers verschenen eerder al in andere versies op de vinyl-EP Sing Their Favorites (ET-15.076). Briljante CD die de zon doet schijnen en het gras doet groeien! Info: www.eltororecords.com en www.facebook.com/velvetcandles (Frantic Franky)


RADIO INTERNATIONALE/
JACKSON SLOAN & FRIENDS

Shellac Records, 003

Wat een kerel, die Jackson Sloan (GB): creëert helemaal op zijn eentje zijn eigen niche in de rock ‘n’ roll door zijn eigen retroding te kneden uit swing, jive en een vleugje vroege soul en dat hardnekkig vol te houden met een reeks meer dan gemiddeld goeie releases op zo goed als eigen houtje. Voor zijn nieuwste wederom erg geslaagde werkstuk liet Sloan zijn Rhythmtones thuis en trok hij naar Italië waar hij beroep deed op niet van de minste collegae: een aantal Good Fellas (I) en 3/5de van de Spaanse doo-wop groep The Velvet Candles, aangevuld met Richard Dawson op piano en Vic Collins op lap steel, ook van de partij op Sloan’s vorige releases. Het grootste verschil met zijn vorige CD’s is dat deze Radio Internationale meer rhythm ‘n’ blues geïnspireerd klinkt in de zin van zwarte rock ‘n’ roll met sax, veel soms pijnlijk mooie (Late Nite Call) doo-woppende backing vocals en hier en daar een rhythm ‘n’ blues leadgitaar, maar u kan op uw beide oren slapen (of juist niet) want het resultaat is 200 % Jackson Sloan rock ‘n’ roll. Instant hits als Kickin’ Up The Dust staan hier misschien niet op maar met het schitterende strollende duet The Last To Know (met lap steel!) met de geweldige zangeres Robbie D (soms te gast bij The Good Fellas en ook actief met haar eigen rockabilly band The Duophonics) die nog een keertje terugkomt op het even onweerstaanbare Old Records voorzie ik toch volle dansvloeren. Opener Remote Conrol is softe swing die ik Louis Prima light noem en die prima Prima groove zit ook in Empty Glass, net als de overige 11 songs een eigen compositie van Jackson Sloan, That Certain Someone is Fats Domino die in New Orleans de twist danst en in No Vacancy zoekt Sloan het vertier south of the border. Sloan’s stem is inmiddels onmiddellijk uit honderden te herkennen, de productie is zoals altijd bij hem van de bovenste plank en eens te meer levert dat een zalig schijfje op van een man die als geen ander beseft dat het niet snel moet gaan om goed te zijn. Info: www.jacksonsloan.com (Frantic Franky)

Vinyl-EP Recensie

THIS IS THE UPPERTONES/ THE UPPERTONES
Tardam Records, TA-007

Tardam Records, het Amsterdams-Italiaans platenlabel dat enkel en alleen vinylsingles door en voor vinylfetisjisten (het soort dat ruíkt aan platen) uitbrengt, gaat onverdroten door met de strijd. Hun nieuwste boreling is voor het eerst geen Nederlandse band maar een Italiaanse en wel een waar ik nog nooit van had gehoord maar die al twee full albums blijkt uit te hebben. Opgericht in 2015 prijzen deze twee in strak pak gestoken Italianen en één Amerikaander met roots in de jazz en de ska met de uiterst merkwaardige bezetting trombone, piano en drums zichzelf in de markt als de sound van de jaren ’50 in Jamaica oftewel Jamaicaanse rhythm ‘n’ blues, boogie, calypso, mento, bluebeat en ska. Een aantal onder u zet nu gelijk zijn stekels op maar het goeie nieuws is dat als ik de muziek van The Uppertones in één woord moet omschrijven ik helemaal niet aan ska denk maar aan Louis Prima. Wat twee woorden zijn, maar goed. Ska ontstond wel degelijk uit de rhythm ‘n’ blues en The Uppertones serveren een uitermate beschaafde en gezellige mix van swing, rhythm ‘n’ blues jive en boogie woogie en de trombone geeft er een Louis Prima draai aan, nog versterkt door de ooh-mah-mah-oui-oui vocalen in titelnummer This Is The Uppertones. Zoals algemeen geweten is het goed vertoeven bij all things Prima en wat wil je: die Uppertones zijn net als ome Louis zelf Italianen en de Italiaanse stijl gekoppeld aan de Jamaicaanse snit levert hier wel degelijk vonken op. Het stop-start patroon en de mambo dompelen Tell Me The Truth onder in een New Orleans groove vergelijkbaar met Chris Kenner’s Sick And Tired en het nummer bevat ook een gast-mondharmonica à l’ancienne bespeeld door Steven Troch, bekendst van de bluesband Fried Bourbon (B), die trouwens zelf pas een nieuwe CD uit heeft samen met de Amerikaanse gitarist Lon Eldridge op het Nederlandse rootslabel Tub Thumper getiteld Cool Iron, maar dan zitten we weer helemaal in de akoestische vooroorlogse country blues. Tardam Records noemt dit een 3-On-1 EP wat betekent dat er drie (eigen) nummers opstaan waarmee het halfweg tussen een single en een EP zit (die vinylfetisjisten moeten altijd speciaal doen). Het derde nummer, Sometimes I Feel, is inderdaad medium tempo ska maar dan meeslepend onweerstaanbaar in zijn oorspronkelijke betekenis, met bovendien doo-wopppende backing vocals en zelfs – je zal het altijd zien, daar gaat onze reputatie – onze favoriet van de drie! Als onze woorden bij u iets doen jeuken: niet twijfelen want er zijn maar 300 stuks geperst!
Info: www.tardam.com en www.theuppertones.com (Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

26 april 2018


READY TO ROCK/
CORA LYNN & THE RHYTHM SNATCHERS

Crazy Times Records, CTR - CDEP 01

In februari van dit jaar nog recenseerden wij hun CD-single You Drive Me Wild (Big Beat BBR 1501 CD), nu is er een 4-track-CD van deze Franse band onder aanvoering van zangeres Coraline Audon. De vier nummers bieden voldoende variatie: opener I Wanna Be With You is medium tempo Bo Diddley die evenveel op Bo Diddley als op Johnny Otis’ interpretatie van de Diddley beat steunt, en de snelle tegentijd op de drums smokkelt een licht ska’tje in de uptempo rockende titeltrack Ready To Rock. Rock A Bop van Sparkle Moore, de enige cover hier (de andere drie nummers zijn van de hand van gitarist Alexis Mazzoleni), is hikkende female rockabilly, en afsluiter Tantalizing klinkt weer helemaal anders: op een basis van rock ‘n’ roll met een twangy country gitaarsolo zingt Cora Lynn sixties pop, erg fris en zeker niet slecht maar mogelijk een te grote omslag voor het pure rock ‘n’ roll publiek waarop naar wij aannemen het gespecialiseerde Franse rock ‘n’ roll label Crazy Times Music toch in eerste instantie mikt. De muziek is foutloos gespeeld en opgenomen, Audon’s zang vertoont méér dan op die CD single een lichte zweem van een Frans accent wat echter niet stoort omdat haar stem sowieso een (ongewild?) geslaagd Lolita effect bezit. Vier + twee is zes en da’s al bijna een halve CD dus dat moet de volgende stap worden in Cora Lynn’s masterplan om de wereld te veroveren. Wij kijken er in elk geval al naar uit!
Info: www.facebook.com/coralynnandtherhythmsnatchers en www.crazytimesmusic.com
(Frantic Franky)


TWO CATS & THE BASS/
CHARLIE HIGHTONE & CARLOS SLAP

El Toro, ETCD6090

Op basis van groepsnaam en CD-titel dacht ik dat dit een nieuwe band van Charlie Hightone was maar het blijkt een project van contrabassist Carlos Lopez die in 2016 als Carlos Slap & his Rockin’ Fellas een 4-track vinyl-EP uitbracht op het Spaanse label Sleazy. ’t Is evenmin een studio project van beide want dit is wel degelijk opgenomen met een echte band bestaande uit de Spanjolen Javier Sarmentero (drums), Diego Araoz (gitaar) en M.A. Varela (steel + akoestische gitaar) die individueel in te veel Spaanse bands speelden om ze allemaal op te sommen, op deze CD aangevuld met extra piano. Lopez schreef de muziek voor alle nummers maar deed voor de teksten beroep op nog weer andere Spanjaarden en als je dan nog een zanger nodig hebt kan je beter gelijk een goeie nemen dus huurde hij wellicht de beste bij hem in de buurt in, Charlie Hightone die er desgewenst zelfs een acceptabele jodel kan uitpersen, luister naar Make Me Happy. De wat geflipte opener Back To You zet je op het verkeerde been want dit is geen CD met gekdoenerij maar een verzameling stijloefeningen in diverse rockabilly subgenres: Sea Of Tears is mysterieus gypsy, Beautiful Squirrel is een steel instrumental, Drunk Again is uptempo countrybilly met tovenarij op steel en So Alone is early sixties pop. Links en rechts laat Lopez in zijn kaarten kijken: Love My Baby steunt iets teveel op de structuur van Hallelujah I Love Her So van Ray Charles en Yours Forever gebruikt hetzelfde melodieuze bochtenwerk waarmee The Bellfuries (USA) schone sier maakten. Voor mij had er ondanks de aanwezigheid van een paar twangier/ steviger songs als Seven Nights en Bring Me Down een ruwer kantje aan gemogen maar wie daar niet om maalt haalt een kwalitatief hoogstaande zij het met slechts 10 nummers wat korte CD in huis. De nummers Drunk Again en So Alone verschenen op vinyl single (ET-15.097) en de El Toro Bullseye LP versie (BE122) bevat een alternatieve meer country Drunk Again.
info: www.eltororecords.com en www.facebook.com/carlos-slap
(Frantic Franky)


GREETINGS FROM AUSTIN/ THE DON DIEGO TRIO
El Toro, ETCD6087

De in 1975 geboren Diego Geraci uit Italië, jarenlang gitarist van de Italiaanse roots rockabilly band The Adels alvorens in 2013 zijn Don Diego Trio op te richten, is zonder twijfel een van de betere Junior Brown (USA) sound-a-likes. We hebben hem al live gezien en hij bracht verschillende CD’s uit, maar het grootste punt tegen is zijn krakende stem die te hoog is voor de muziek die hij speelt: bij dit soort muziek hoort een stem even diep en lijzig als de gitaartwang zelf en Diego beschikt eenvoudigweg niet over zo’n soort stem. Daarnaast vertelt hij meer dan hij zingt, met een accent trouwens. Deze nieuwe CD is een muzikale postkaart opgenomen in Austin, dé muziekstad bij uitstek, al lazen wij recent in een open brief van Dale Watson dat hij verhuist naar Memphis omdat Austin, Texas die rol niet langer vervult maar ten prooi valt aan projectontwikkelaars. Soit, deze CD werd opgenomen in Austin in de Ameripolitan Studio van Dale Watson met als producer Mario Monterosso, net als Geraci afkomstig uit Sicilië maar nu woonachtig in Memphis, die sinds 2015 gitaar speelt en bast voor Tav Falco en tegenwoordig ook in de band van Dale Watson zit. Monterosso speelt ook gitaar op de hele CD en zingt één nummer en mag dus op deze CD als volwaardig vierde groepslid bestempeld worden. Daarnaast doen nog verschillende gasten mee waarvan wij enkel Chris Casello hier op lap steel kennen, de andere namen zijn westernswing zangeres Kristyn Harris wier stem veiligheidsglas kan doen barsten in de Bob Wills klassieker My Window Faces The South, zangeres Teri Joyce uit Austin op een door haar gepend retro swingske dat makkelijkshalve ook de titel Austin draagt, zanger Mike Maddux van de ons onbekende Ponderosa Aces uit Long Beach in een Engelse vertaling van het Italiaanse Adels nummer Da Lunedi, en John Whittemore op pedal steel, waarschijnlijk allemaal lokale beroemdheden. Helaas geen Dale Watson zelf te gast maar het is wellicht een brug te ver om te verwachten dat die opdraaft op élke CD die bij hem wordt opgenomen. De pingelpiano op een paar nummers van Massimo Gerosa, weer een andere Italiaander die ook in Austin woont, past uitstekend in bijvoorbeeld Loves The Rain of de cocktail ballade Suspicious, het instrumentale Django With Twango is een spielerei waarin Diego zijn talent als gitarist toont door het vermengen van Django Reinhardt jazzswing met diverse klassieke gitaarthema’s (The Godfather!), en de afsluitende Ernest Tubb cover There’s A Little Bit Of Everything In Texas is semi-akoestisch. Allemaal goed en wel maar het probleem is en blijft de stem, zeker wanneer Diego de rechtdoor rocker Truck Driving Daddy opdraagt aan Sonny George en je je de bedenking maakt hoe dit zou klinken bij The Planet Rockers. Hoor het verschil met de countryrocker Monday (die vertaling van Da Lunedi) door gastzanger Mike Maddux die wél zijn diepe stem bovenhaalt: zo hoort het bij dit soort muziek! Opvallend: ook Mario Monterosso’s gastzang in de honky tonker Waitin’ For A Beer is niet echt fameus.
Streng eindoordeel: het gitaarwerk en de steel staan op Greetings From Austin nog meer centraal dan op Diego’s vorige CD’s maar door de stem blijft zijn rockende countryrock iets te vrijblijvend. In mei speelt het Don Diego Trio weer een heel aantal caféconcerten in Nederland en België en die staan allemaal in onze onvolprezen Be There! (©). Ook uit op El Toro Bullseye vinyl (BE120). Info www.eltororecords.com en www.facebook.com/dondiegoproject
(Frantic Franky)


THE BALLADS OF/ FATS DOMINO
Bear Family, BCD17530

De meesten onder jullie zullen al wel een deel Fats Domino hebben steken maar Bear Family (D) benadert de pas overleden rock ‘n’ roll artiest rond wie je (letterlijk en figuurlijk, hahaha) niet rond kon eens van een andere kant in hun Ballads reeks. De 32 tracks zijn erg gevarieerd voor een CD met “slechts” trage nummers die zoals gebruikelijk in deze serie heus niet alleen ballades bevat maar alles wat traag tot medium tempo is. De CD bevat Imperial opnames van 1955 tot 1962 en overloopt daarmee de hele evolutie van de naoorlogse jumpblues waaruit Fats putte (zonder dat deze CD echte rhythm ‘n’ blues bevat) over pure rock ‘n’ roll met op zichzelf staande blazersarrangementen tot blazers die maar wat meedeinen tot tenslotte heuse strijkers (het New Orleans Symphony Orchestra!) en koortjes, al zal het in de jazz encyclopedieën wel allemaal betiteld worden als “slow blues”. Zelfs die strijkers en koortjes slaagden er niet in Fats’ songs om zeep te helpen al begint een song als Coquette wel heel dicht tegen de easy listening aan te leunen. De grote kanonnen hier zijn Blueberry Hill, Blue Monday en Walking To New Orleans maar of Fats nu I Hear You Knocking of One Night covert (in Fats’ geval Of Sin met toch weer een ander arrangement als zowel Elvis’ cover als Smiley Lewis’ origineel) of Hank Williams (You Win Again) of een gouwe ouwe (want die paar covers uitgezonderd was het als het niet door de tandem Domino-Bartholomew was geschreven steevast toen al een golden oldie, hey, zelfs Blueberry Hill was al een oldie toen Fats het de eeuwigheid inzong), of het nu bijna ska is zoals It Keeps Rainin’, het blijft ook 60 jaar later onweerstaanbaar. Is het Fats’ warme creoolse accent? De algemene gezelligheid dat dit uitstraalt? Het New Orleans feestsfeertje? Die hamerende piano? Die lui tegen elkaar aanschurkende slurpende blazers? Die relaxte drums? Die downbeat die invloed uitoefende op de ontwikkeling van de swamppop? Het vakmanschap van de muzikanten in Fats’ orkest (Fats had geen band maar een orkest) met aan de stoet van de fanfare azen als Lee Allen, Herb Hardesty en Plas Johnson op tenorsax en Earl Palmer op drums onder aanvuring van bandleider-producer-arrangeur Dave Bartholomew zelf op trompet? Ik weet het nog steeds niet, maar ik weet wel dat ze alle 32 goed zijn.
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


THAT’LL FLAT GIT IT VOLUME 29:
ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM THE VAULTS OF CREST RECORDS

Bear Family, BCD17564

We schreven al eerder dat je zou verwachten dat Bear Family na bijna dertig CD’s alle blanke rock ‘n’ roll labels van de jaren ’50 heeft doorgelicht maar mis poes: hier is nummer 29 gewijd aan Crest, een relatief onbekend onafhankelijk label uit Hollywood. Deze reeks focust niet enkel op rockabilly maar op blanke rock ‘n’ roll in het algemeen en in zijn breedste zin en dat is hier niet anders, al staat er toch een enkel zwart nummer op, Wild Man Wild van The Chromatics with Hal Jackson’s Tornadoes. De bekendste Crest single is wellicht Skinny Jim, de eerste solo slim van Eddie Cochran na zijn duo-opnames als lid van The Cochran Brothers en vòòr zijn klassiekers op Liberty en zelf ook geweldige rock ‘n’ roll. IOU van ene Jack Lewis is gitaarrock ‘n’ roll waarbij de muziek beter is dan de zang, in tegenstelling tot Let’s Coast Awhile van Bo Davis waarbij zowel muziek als zang top zijn, maar dat is dan ook met Eddie Cochran op gitaar – reeds in den beginne was die immers niet te beroerd om in diverse studio’s een handje toe te steken op gitaar, in onderhavig geval met als resultaat een nummer dat inderdaad zo van Cochran zelf had kunnen zijn. Cochran speelt nog gitaar op minstens drie andere Crest opnames hier, zij het dat die ondanks Cochran’s bijdrage niet allemaal even geweldig zijn: sommige van die nummers en bij uitbreiding sommige van de nummers op deze CD zijn eerder variété rock ‘n’ roll en het zal wel geen toeval zijn dat de niet echt van enig uitzonderlijk talent getuigende Lynn Marshall de dochter van een of andere big shot in Hollywood was. Dat wil echter niet zeggen dat hier geen goed volk terug te vinden is: deze CD bevat de betere rockabilly (Drownin’ All My Sorrows van opnieuw Bo Davis), terwijl Hank Sanders’ Been Gone A Long Time in 1957 wel als (bovendien prima) country beschouwd zal zijn geweest maar nu zonder blikken of blozen (bovendien prima) boppin’ hillbilly mag genoemd, net als het compleet geflipte Can You Bop van Tom Wilson dat hillbilly paart aan beatnik jive. De instrumental Bumble Twist van Phil Baugh is een meer dan gemiddelde gitaarvariatie op het bumblebee motief en Ridin’ The Frets van The Desert Stars is een hoogstaande gitaar/steel instrumental in Speedy West – Jimmy Bryant stijl. Ook van de partij zijn white rock (Cool Juice van Tommy Law) en wat ik teenrock noem met Date Bait van Bill Skidmore III – onze huisspecialist ter zake Henri Smeets zal het semantisch wel niet met me eens zijn maar dat maakt deel uit van de charme van dit soort compilaties: je haalt eruit wat je er zelf van wenst te maken. Er staat op deze CD zelfs een heuse death disc, The Grave van Tony Casanova, geen horror maar een nummer waarin het lief sterft, al vertelt Casanova er in zijn liedje niet bij waarom. Ook aanwezig: dat ene Crest nummer dat dan in de loop der tijden toevallig cult werd, Stack-A-Records van Tom Tall & his Tom Kats (B-kant Mary Jo blijkt rock ‘n’ roll met een folky randje), en een nummer van de pas onlangs herontdekte en opnieuw optredende Johnny Knight dat hij uitbracht op Crest als Johnny Donn, de geslaagde saxrocker What Happened Last Night. De andere kant daarvan, Smog, staat hier niét op, wat ons leidt tot zomaar een vraagje terzijde: waarom staan hier de originele Crest versies niet op van het door Eddie Cochran gecoverde Three Stars door Tommy Dee en van het door Bo Diddley gecoverde Cops And Robbers door Boogaloo & his Gallant Crew? Een original die hier wél opstaat blijkt Ballin’ Keen: mijn initiële reactie was alwéér een fantastische Ballin’ Keen, maar aan de componistencredits tussen de haakjes te zien werd dit nummer wel degelijk geschreven door Bobby & Terry Caraway hier. Naast alle eerdergenoemde subgenres hoor je hier ook alle mogelijke tussenschakeringen, want niemand zal indertijd de term rockabilly hebben gebruikt, het zal wel allemaal rock ‘n’ roll zijn geweest – of lawaai volgens de goegemeente. Allemaal op een hoopje concludeer ik dat niet alle 32 tracks superfantastisch zijn maar de grote meerderheid wel degelijk van een verrassend hoge kwaliteit getuigt, uiteraard net zoals het 33 pagina’s tellend CD-boekje dat er bij hoort. Allen daarheen via www.bear-family.com! (Frantic Franky)

Vinyl-EP Recensie

BLUE’S BACK IN TOWN/ AL DUAL
El Toro, ET-15.090

Alfonso Dual uit het zonnige Spanje won in februari de prijs voor Best Rockabilly Male op de vijfde Ameripolitan Awards in Austin, in elkaar gestoken door de geheel onverdachte Dale Watson tot meerdere eer en glorie van de rootsgenres honky tonk, western swing, rockabilly en outlaw country die niet tot de mainstream pop country worden gerekend. Uiteraard is dat ten zeerste sympathiek van Dale Watson, alleen is ons niet meteen duidelijk op welke basis de kanshebbers worden geselecteerd en hoe de winnaars worden bepaald, noch onafgezien van het feit dat wij geen enkele prijs erkennen waarin wij niets te zeggen hebben, hahaha. Dat doet niets af aan de verdiensten van gitarist Al Dual die eerder de snaren beroerde voor Pike Cavalero en Charlie Hightone en in surfband The Luaus en nu zijn rockabillydebuut onder eigen naam presenteert in de vorm van een 4-track vinyl-EP. De stijl van de vier eigen nummers zou ik omschrijven als Memphisbilly maar dan zonder de daarin gebruikelijke akoestische gitaar, maar wel met krachtige drums en contrabas en vooral flitsend gitaarwerk (Dual wordt dan ook gesponsord door Gretsch), strak, haarscherp en met veel korte noten maar toch ook weer twangy – de hele EP heeft trouwens een scherpe sound met Dual’s stem duidelijk in de mix. Enig punt van kritiek: die gitaar doet eigenlijk krek hetzelfde in titeltrack Blue’s Back In Town en in Call “EO” To Pray waardoor beide nummers ook eigenlijk krek hetzelfde klinken en op elkaar lijken, waardoor de twangy countrybilly van My Love Runs Too Much waarin ook een steel is verloren gelopen een verademing wordt, terwijl ook de boppin’ chicken effecten op de gitaar in Who Rocks The Chicken voor variatie zorgen. Het geheel klinkt misschien wat studio-achtig maar is wel degelijk met echte muzikanten opgenomen, namelijk contrabassist Alfonso Mugica, ritmegitarist Mila Rodriguez en drummer Javier Sarmentero. In elk geval: dat Dual kan zingen en spelen staat buiten kijf. Tijdens zijn verblijf in de States in februari nam hij bij Sun Records in Memphis vier nummers op die zijn volgende El Toro EP zouden moeten worden. Info: www.eltororecords.com en www.aldual.com (Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

30 maart 2018


BACKSEAT BINGO/ THE REAL GONE TONES
El Toro, ETCD 6088

Van deze in 2011 opgerichte vijfkoppige band uit Warschau, Polen die onder aanvoering van zangeres Marla Marvel ook al bij ons optrad recenseerden wij eerder het album Hot Mess (ETCD 6076) en het grootste verschil tussen deze Backseat Bingo en die Hot Mess is dat The Real Gone Tones nu veel minder Wild Records klinken en veel meer als, euh, The Real Gone Tones, al zorgt het feit dat dit werd opgenomen bij Black Shack in Calw (D) voor een zware fietsketting met veel zwart smeersel sound. Het recept is hiccuppende rockabilly met de scherpe stem van Marla Marvel die de ziel uit haar lijf zingt en klinkt alsof ze constant met een pen in der bips wordt geprikt – een enkele keer heeft ze zelfs een jodeltje in haar stem. Ook de stem van mondharmonicaman Simon Paco Núnez die ook een paar nummers ten berde brengt is merkwaardig, zoals bijvoorbeeld te horen in Golden Tooth. De rockabilly van The Real Gone Tones wordt nóg effectiever omdat de band driekwart van de tijd iets helemaal anders lijkt te spelen terwijl het dus heus wel degelijk allemaal 100 % rockabilly en aanverwanten is. Voeg daar die roestige mondharmonica aan toe en je krijgt uptempo bluesabilly (Watch Out) en semi-akoestische country bluesabilly (Black Coffee). Dit alles maakt The Real Gone Tones tot een van de merkwaardigste bands van dit moment en bij uitbreiding tot een van de interessantste – zie ook het CD-hoesje, niet meteen de meest voor de hand liggende foto als je een zangeres in de band hebt. Rockabilly voor gevorderden! Ook uit op vinyl-LP (BE121) en twee tracks verschenen eerder op de El Toro vinyl-EP Watch Out (ET-15.091), de twee andere tracks van die EP staan niét op deze CD. Info: www.facebook.com/therealgonetones en www.eltororecords.com (Frantic Franky)


AISHADDICTION/ AISHA KAHN
El Toro, ETCD6089

Aisha Kahn uit Londen leerde het vak bij Tiger Lily & the Jitterbugs en bij de jumpin’ jive bigband Blue Harlem en wordt door de promo machine omschreven als half jazz en half rhythm ‘n’ blues. In opener Queens Of Rhythm somt ze een aantal namen van rhythm ‘n’ blueszangeressen op als Ruth Brown, Dolly Cooper, Memphis Minnie, Big Maybelle, Little Esther en Helen Humes maar die hoor ik niet terug op deze CD want een rhythm ‘n’ blues shoutster zou ik Kahn niet noemen. Toch klopt de omschrijving minstens deels want net wanneer je na vier nummers oppert dat de swing hier meer crooner dan swing is gooit Aisha Kahn het roer volledig om met een variatie aan zelfgeschreven songs: Out Of The Blue is wat je een aantrekkelijk opgewekt rock ‘n‘ roll-light niemendalletje zou kunnen noemen, Make A Grown Woman Cry is zelfs uptempo en prima gitaar-/pianorock ‘n’ roll, Good Loving is retro swing, Invisible Girl is een retro popballad en He’s My Religion is traag met doo-woppende backing vocals tegen een pijporgel achtergrond. She’s The Bomb beweegt in het spanningsveld tussen Fever en The Pink Panther, Wolf At My Door pureert de Bo Diddley beat door een Johnny Otis filter, No No No is calypso en Told You So is vrolijke countrypop met steel. Er doen heel wat blazers mee op dit album maar het hoofdinstrument lijkt me de jazzy piano en de opnameklank is eerder hedendaags dan vintage. De CD werd opgenomen in Spanje met Spaanse muzikanten dus is het nog maar de vraag waar en in hoeverre we dit live zullen kunnen meemaken. En wat ik er nu allemaal van vind? Eerlijk? Ik zal wel weer de slechterik zijn maar ik vind Kahn’s soms wat naar het diepe reikende stem niet helemaal toonvast en meer pratend dan zingend in een verhalende stijl, wat niet zo erg opvalt in de rock ‘n’ roll nummers maar des te meer in de crooner stuff. Voor mij staat of valt alles met de stem en in dit geval valt het dan toch helaas een beetje. Deze (misschien té) gevarieerde CD kan me niet helemaal overtuigen en daarom bestempel ik hem eerder als interessant dan als fantastisch. Met andere woorden: ík ben voorlopig nog niet verslaafd. Geheel terzijde: Imelda May die deze CD zou opnemen met háár productiewaarden zou wellicht beter geweest zijn als May’s eigen laatste CD.
Info: www.facebook.com/aishakhansinger en www.eltororecords.com
(Frantic Franky)


3 CHEERS TO NOTHING/ TRIXIE & THE TRAINWRECKS
Voodoo Rhythm, VRCD102

De meeste Voodoo Rhythm (CH) releases horen thuis in de garagerock maar af en toe zit er eentje tussen die kruisbestuift met waar wij mee bezig zijn. Dit is er zo eentje, al zal de meerderheid van jullie er van gruwen: de vanuit San Francisco naar Berlijn getrokken Trinity Sarratt, ook actief als one-woman-band (of zoals ze zelf zegt als no-man-band), doet het hier met gitarist Paul Seacroft (The Selecter), drummer Bruce Brand (Thee Headcoats, Thee Milkshakes, Hipbone Slim & the Knee Tremblers) en de ons onbekende mondharmonicamens Charlie Harpoon en de kenmerken van hun loodzware bluesbop zijn Bo Diddley beat, repetitieve grooves, monotone zang en veel vervorming en effecten, terwijl een steel er ook een fucked up countrykantje aan geeft. Wie daar evenwel doorheen luistert ontdekt een hele goeie stem, luister maar naar de Hank Williams cover (I Heard That) Lonesome Whistle. Anderzijds zal Loretta Lynn haar Everybody Wants To Go To Heaven wel nooit bedoeld hebben zoals het hier door de mangel wordt gedraaid. Voer voor fans van The Juke Joint Pimps (D) en The Goon Mat & Lord Benardo (B), te plaatsen in de vakjes Gothische Blues en Smerige Roots. Ook uit op vinyl (VR12102) met de CD er gratis bovenop. Info: www.voodoorhythm.com en www.facebook.com/trixietrainwrecknomanband (Frantic Franky)


MEAN OLD MAN/ HOT CLOVER CLUB
El Toro, ETCD 6096

Het blijft ons verbazen hoeveel nieuwe bands er wereldwijd opduiken, zoals deze Hot Clover Club, een kwartet uit Sevilla, Spanje in klassieke rockabilly kwartetbezetting: nooit van gehoord (enkel drummer Jesús López kennen wij van de Portugese band Roy Dee & the Spitfires) maar daar zijn ze plots helemaal uit het niets met een full CD – voor ons toch, want blijkbaar brachten ze in 2015 al een 4-track vinyl-EP uit getiteld Broken Wings. Op basis van de achterkant van het CD-hoesje verwachtte ik iets hillbilly-achtigs maar niets is minder waar: dit is klassieke hikkende rockabilly met een hint van twangy gitaar en Johnny Burnette vervorming, steeds melodieus, soms wat meer op speed, terwijl Hank Williams’ I’m So Lonesome I Could Cry, Bobby Helms’ Tennessee Rock ‘n’ Roll en het eigen You Make Me Feel Like Stone meer countrybilly getint zijn. Samen geeft dat hedendaagse rockabilly zonder modern te worden maar nooit te verwarren met 1958. Vijf van de 12 songs zijn covers als Mad Man (Jimmy Wages op Sun), Don Woody’s You’re Barking Up The Wrong Tree en Buddy Holly’s Love Me, de tekst van Shopping Around werd geschreven door Rusti Steel (GB), de overige zes songs zijn door de band zelf gepend. Fifties rockabilly van nu voor rockabillies van nu: er is geen enkele reden waarom u dit niet goed zou vinden. Info: www.eltororecords.com en www.facebook.com/hotcloverclub (Frantic Franky)

naar boven

15 maart 2018

ROCK AROUND THE ROCK PILE/
RAY ANTHONY & HIS ORCHESTRA

Bear Family, BCD17548

Als u trompettist Ray Anthony kent dan zal het dankzij zijn verschijning in The Girl Can’t Help It zijn, de beste rock ‘n’ roll film van de hele jaren ’50 wegens gemaakt door een grote studio met een groot budget in oogverblindend technicolor en met echte acteurs én met Jayne Mansfield én wegens tegelijkertijd een parodie op de rock ‘n’ roll én omwille van de dubbelzinnigheid dat de film zich niet in de jaren ‘50 maar in de jaren ’30 afspeelt én met Gene Vincent én Eddie Cochran én Little Richard én Fats Domino en nog een tiental minder bekende rock ‘n’ roll artiesten én dit is mogelijk de langste zin in één stuk die we ooit op de Boppin’ Around hebben gezet. En die Ray Anthony zit dus ook in The Girl Can’t Help It met zijn hele orkest: Anthony is de dirigent die de bigband staat te dirigeren als ze het nummer Rock Around The Rock Pile opnemen met Jayne Mansfield als sirene. Maar heeft hij voor de rest nog iets met rock ‘n’ roll te maken gehad? Ja en nee, luidt het antwoord na beluistering van deze CD die zijn uptempo (waaronder wij verstaan: zijn meest rock ‘n’ roll-achtige) nummers uit de periode 1950-1961 groepeert, want het is allicht geen toeval dat deze CD op zichzelf verschijnt en niet in de reeks Rocks. Overigens heeft Anthony ook een niet-muzikale link met de rock ‘n’ roll want hij was van 1955 tot 1959 gehuwd met Mamie Van Doren met wie hij in het CD-boekje uitgebreid op de foto staat, net als met Frank Sinatra, Tennessee Ernie Ford, Tony Curtis, Xavier Cugat, Mickey Rooney en Hugh Hefner: Anthony moet een hele grote mijnheer geweest zijn in de jaren ’50. Daarnaast was hij (en is hij, want hij leeft nog steeds en is nu 96 jaar!) een van de laatste linken met de swing van de jaren ’40, want Ray Anthony leerde het vak in 1941 en 1942 in de bigband van Glenn Miller (en was met de Glenn Miller band in 1941 te zien in de filmmusical Sun Valley Serenade) en na beluistering van deze CD concluderen wij dat hij de overgang belichaamt tussen de jaren ’40 swing van Glenn Miller en de orkesten van Bert Kaempfert en James Last in de jaren ’60 en ‘70. Dat nummer Rock Around The Rock Pile in The Girl Can’t Help It is bigband rock ‘n’ roll, net als de vocale Little Richard cover The Girl Can’t Help It zelf en het instrumentale Jailhouse Rock, terwijl Be-Bop Baby (Ricky Nelson) en Kisses Sweeter Than Wine (Jimmie Rodgers) instrumentaal met een gezongen refreintje zijn. De hoofdmoot van de 28 tracks zijn echter wel degelijk Glenn Miller swing met Big Band Boogie, Mr Anthony’s Boogie, Bandstand Matinee, The Fox, Trumpet Boogie, de Lionel Hampton/ Benny Goodman cover Flying Home en prima covers van In The Mood en vooral Chattanooga Choo Choo maar dan nog schetterender alsof het met nog meer blazers is en bij momenten nòg geflipter.
Nummers die buiten deze lijntjes kleuren zijn het trage en wat sleazy Thunderbird, het helemáál stripteasende Night Train (zelfs in de hoogste kringen viel al eens een kledingstuk), de jankende kat in Cat Dancin’ en de twangy gitaar in de verrassend genoeg van een oosters rifje voorziene rhumba (of mambo of cha cha cha, wij met twee linkerbenen en drie rechtervoeten kunnen al die dansen niet uit elkaar houden) Rock-Umba. Rock Around The Rock Pile bevat ook covers van instrumentale jaren ’50 favorieten als Harlem Nocturne, Dragnet en Peter Gunn Theme, en Walkin’ To Mother’s is een geslaagd Peter Gunn aftreksel. The Hokey Pokey en Bunny Hop Rock zijn uiterst beschaafde dansen mijlenver verwijderd van die verderfelijke rock ‘n’ roll en de vocale crooner Marilyn heeft buiten de naam niets te maken heeft met actrice Marilyn Monroe met wie RayAnthony óók op de foto staat. Twist And Rock Around The Clock oftewel Rock Around The Clock op een twist ritme en met een vrouwenkoortje dat het refrein zingt is een leuk niemendalletje dat blijkbaar voldoende representatief werd geacht voor Anthony’s hele The Twist With Ray Anthony LP uit 1961 wat veel zegt over de muzikale waarde daarvan, al had ik graag zijn Tequila With A Twist gehoord. Afsluiter is de 1 minuut 20 durende filmversie van Rock Around The Rock Pile die zo te horen recht uit de film werd geknipt want het is het enige nummer op de 28 dat niet uitblinkt door een fantastische geluidskwaliteit. U heeft het al door: hier staat weinig echte rock ‘n ‘roll op maar deze CD swingt wel als de neten, dus absoluut een aanrader voor lindyhoppers of voor wie gewoon van swing houdt, ook al omdat Ray Anthony duidelijk van invloed moet zijn geweest op de blazersarrangementen van het Brian Setzer Orchestra. Het CD boekje van Bill Dahl is op en top Bear Family: 70 pagina’s, overvloedig geïllustreerd met kleurenfoto’s en zelfs onuitgegeven foto’s, een uitgebreide sessiegrafie en alles wat erbij hoort. Volgend weekend op de rommelmarkt de platen van Ray Anthony toch eens van naderbij bekijken. Info: www.rayanthonyband.com en www.bear-family.com.
(Frantic Franky)


FOOL MULE
Koko Mojo, KM-CD 02

Koko Mojo is een nieuwe onderafdeling van Rockstar dat dan eigenlijk weer Rhythm Bomb (D) is die zich toelegt op “dansbare fifties blues en rhythm ‘n’ blues” compilaties, gelanceerd met de goed gevonden slagzin “de donkere kant van Rockstar”. Koko Mojo biedt geen gedetailleerde studies zoals Bear Family (D), geen woord uitleg of zelfs maar jaartallen doch eenvoudigweg 28 (hopelijk goeie) tracks per CD die mikken op de dansvloer, “geselecteerd door DJ’s” en makkelijkshalve aan Little Victor (F/USA) gekoppeld, zoals bekend een man met een grote kennis van onbekende zwarte muziekjes, die een goed woordje schreef op de achterflap. Nou, als wij er eentje uit de reeks willen uitproberen gaan we uiteraard voor de CD met de ondertitel “The Funny Side Of Rhythm And Blues”, want als er één ding beter is dan goede muziek dan is het grappige goede muziek. Positief is al meteen dat dit geen rhythm ‘n’ blues is maar een robuuste mix van zwarte rock ‘n’ roll (Say What van Eddy Jones & the Cyclones, Funny Looking Thing van Honeyboy Bryant, Quick Like van Elroy Peade & Row Ribbons), boppers (Tangi Paho van Sonny Starns), jungle exotica (Psycho Serenade van saxofonist Big Jay McNeely met “zang” van Little Sonny Warner), Vegas grind, wavy gravy, strolls, walkin’ talkin’ bluesjes (Standing On The Corner van Danny Brown, Night Out van John J. Moses), fratrock (Oh My Liddy van JJ Jackson), dubbelzinnige woordspelingen (Has Anybody Seen My Kitty van Sonny Hines), hoempapa (Road Runner door Freddy Koenig) en geflipte early sixties doo-wop hoogstandjes, uitgevoerd door uitgebreide bands met veel blazers en soms piano in een muzikaal spectrum dat vooral focust op pakweg de tweede helft van de jaren ’50 tot halfweg de jaren ’60, al klinkt een swing nummer als Shorty van Vernon Dilworth & his Top Cats heel jaren ’40! Ik ken meer van rockabilly dan van de zwarte tegenpool en heb daarom geen flauw idee in hoever dit materiaal courant verkrijgbaar is maar weet wel dat ondanks de aanwezigheid van enkele bekende artiesten (de Bobby Lewis hier is volgens mij dezelfde van Tossin’ And Turnin’ net zoals de Johnny Fuller hier dezelfde van Haunted House is) deze nummers niet echt je standaard compilatietracks zijn. Maar hoewel ik hier dus bijna niks van ken hoor ik wel dat enkele nummers volgens mij helemaal niet zwart zijn, en van één weet ik dat wel zeker: Tommy Bruce (een cover van Shakin’ All Over) met zijn kiezelstenenstem was gewoon een Britse bleekscheet! Tot de opvallendste nummers horen voor mij de spacey instrumental Ghost Satellite van Bob & Jerry (lounge meets James Bond meets science fiction) en het Have Gun Will Travel antwoord (of op zijn minst door ene Cee Pee Johansen qua titel goed gepikte) Got My Gun. Soms zijn de nummers in de komische stijl van de welbekende Coasters maar dan, euh, minder goed, hahaha, maar daardoor juist authentieker en grappiger en dommer, want zo klinkt deze hele CD: lekker rauw met alle VU metertjes in het rood - de tracks werden dan ook geremasterd bij Black Shack in Calw (D). Sommige nummers zijn trouwens helemaal niét grappig: een plaatje als Brand New Money van Al Harrison is toch gewoon goed zonder daarom komisch te zijn? Dit is dan ook geen lachen gieren brullen compilatie die mikt op de bulderlach, nee, ’t is subtieler, een absurd-anarchistische kijk op een knettergekke wereld waarin kale vrouwen (Bald Headed Woman van Haskall Sadler), liefdesbloedhonden (Love Blood Hound van KC Mojo Jackson) en paniekknoppen (Push The Panic Button van Chuck Grey & Sandy Stanton) de hoofdrol spelen. ’t Is effe wennen maar na een paar luistersessies kan ik hier best van genieten, nee, vind ik dit zelfs erg goed! Nota aan mezelf: toch eens een keertje de andere Koko Mojo releases checken.
Info: www.koko-mojo.com
(Frantic Franky)

naar boven

1 maart 2018

CLOSE TO YOU/ SUPERSONICS
Supersonics, SCD-2017

Nieuwe bands, laat ze maar komen, zeker als het oudgedienden van onze scene zijn die besluiten samen een supergroep op te richten, want zo is het toch? Die “super” in de groepsnaam mag dan wellicht enigszins tongue in cheek klinken, je moet dat natuurlijk wel waarmaken want anders sta je mooi voor joker en da’s allicht niet wat zanger-gitarist Pascal Snijders, gitarist Jeroen van Delden, contrabassist John Hofmans en drummer John Rietberg (in heden en verleden individueel en in diverse combinaties actief in The Taildraggers, Smokey & the Bandits, Texarkana Trio, Rumble Rousers en nog veel meer bands) voor ogen hadden toen ze in 2016 besloten een rootsband op te richten breder dan enkel rockabilly en met alleen maar eigen nummers.
Nu is hun debuutalbum uit en dat dat vooral een project van Pascal Snijders is geworden moge duidelijk zijn: hij schreef niet alleen in zijn eentje alle maar liefst 18 nummers op deze CD maar speelt (afgewisseld met Jeroen van Delden) ook leadgitaar, leverde samen met John Rietberg de harmony vocals, nam samen met de andere Supersonics de productie op zich, masterde het hele boeltje, ontwierp de CD-inlay, schreef het voorwoord en veegde wellicht na sluitingstijd ook nog de studiovloer! Drums en contrabas doen hun ding rustig maar functioneel, het gitaarwerk is geen zware vettige Gretsch sound maar kiest voor de delicate Telecaster aanpak met veel korte hoge noten, en de band doet absoluut zijn voordeel met Snijders’ uitmuntende zang en gedegen kennis van de Engelse taal. Samen wordt dat relaxte roots die je americana zou kunnen noemen want thematisch gezien is de CD deels een geografische road trip door de Verenigde Staten. De zomerse mix bestaat uit gelijke delen rockabilly, countryrock, Bakersfield twang, het rifje van Secret Agent Man/ El Camino Real, swamp feel, surf, Chris Isaak, moderne akkoordenovergangen en nog vaker een potpourri van dit alles en vormt een geheel eigen roots universum in het hoofd van Pascal Snijders, en het is fideel dat hij al die liedjes die in zijn hoofd zitten exorceert middels een nieuwe band onder een nieuwe naam en niet als bijvoorbeeld The Taildraggers Die Voor De Gelegenheid Eens Iets Compleet Anders Doen En Het Over Een Andere Boeg Gooien. Supersonics leveren beschaafde topkwaliteit: als je’t mij vraagt ideaal voor zomerfestivals en andere parkfeesten! De onderhandelingen voor een vinylrelease zouden aan de gang zijn.
Info: www.facebook.com/supersonics2017.
(Frantic Franky)


EIN HERZ FUR TEDS II/
THE FOGGY MOUNTAIN ROCKERS
Part Records, PART-CD 627.012

De feestelijkheden naar aanleiding van een kwart eeuw Foggy Mountain Rockers gaan door met dit nagelnieuwe album, hun 10de of daaromtrent (we zijn eerlijk gezegd de tel kwijt) getiteld Ein Herz Für Teds II waarvan de merkwaardige titel bij mijn weten niét verwijst naar een actie voor het goede doel maar naar hun eerste Ein Herz Für Teds CD die verscheen in 2002 toen de band uit Noord-Duitsland 10 jaar bestond. Net als die eerste is dit een cover-CD geworden met 18 covers die naar wij aannemen de band nauw aan het hart liggen en dat hier meer “hedendaagse” covers op staan dan nummers uit de jaren ’50 mag niet verbazen. Toch gaat de band verder dan de te verwachten teddyboy klassiekers: naast Crazy Cavan (My Little Teddy Girl), The Flying Saucers (Let’s Rock The Town, Love’s To Blame) en The Riot Rockers (middels Cast Iron Arm) covert de vijfkoppige band ook Whirlwind (One More Chance), Eva Eastwood & the Major Keys (I Do), Johnny Storm (Sunrise) en Whistle Bait (Another Lazy Sunday). De fifties covers zijn onder meer Honey Bunn van Larry Donn en Ronnie Dawson’s Rockin’ Bones. Totaal onverwacht daarentegen zijn Bryan Adams (You Belong To Me als poppy rockabilly), Chris Isaak’s Graduation Day en zelfs Metallica’s Nothing Else Matters – die beide laatste worden poppy country. A Thousand Stars van Kathy Young & the Innocents (ook gedaan door Billy Fury) wordt een echte popballad en Chuck Berry’s in se melancholische It Don’t Take But A Few Minutes (ook ooit gedaan door Matchbox) wordt een vrolijke meezinger. Van een band die na 25 jaar een instituut binnen het Europese teddyboy bolwerk is hoef je geen vernieuwing meer te verwachten en deze CD in de standaard teddyboy bezetting met twee elektrische gitaren en elektrische bas is geheel conform de vertrouwde Foggy Mountain Rockers stijl met veel gitaar invloed van de British rock ‘n’ roll en zelfs backing vocals, melodieuzer en meer poppy en veel minder “ted” dan je zou verwachten. Daardoor klinken The Foggy Mountain Rockers hier meer jukebox als ted, wat misschien logisch is gezien de coveropzet van de CD. Toch vind ik ze persoonlijk op hun best in aan de ene kant de rechtlijnigste, meest typische ted nummers als die Cast Iron Arm of de opgewekte rechtdoor versie van de jaren ’50 country tranenplenger Wild Side Of Life, aan de andere kant juist in de onverwachtste, minst typische nummers, namelijk de drie nummers met gast-sax als hoofdinstrument: opnieuw Cast Iron Arm en de instrumentals Crossfire (Johnny & the Hurricanes) met surftintje en Midnighter (The Champs). Non-believers overtuigen zal na 25 jaar wellicht niet meer lukken maar de schare trouwe fans heeft weer iets om de tanden in te zetten.
Info: www.part-records.de en www.foggy-mountain-rockers.de
(Frantic Franky)


ROCKS/ CHAMPION JACK DUPREE
Bear Family, BCD 17536

Pianist Champion Jack Dupree is een overgangsfiguur tussen de zwarte rock ‘n’ roll en wat ervòòr kwam (zijn Junker’s Blues uit 1941 werd in 1949 door Fats Domino ontdaan van alle verwijzingen naar drugs en herdoopt tot The Fat Man) en zo af en toe horen wij een nummer van hem waarvan we denken “hé”, een gedachte die meestal onmiddellijk wordt vervangen door “we drinken er nog eentje”. Het resultaat is dat wij hier een paar spotgoedkope Champion Jack Dupree CD’s hebben die niet aan te horen zijn wegens kraken tot en met en bestaande uit slappe pianoblues uit de jaren ’40, want Dupree’s carrière duurde lang, namelijk van 1940 tot zijn dood in 1992 op 81-jarige leeftijd! Door die bomen het bos nog zien is onbegonnen werk voor de novice maar daar komt Bear Family als redder aangesneld met een CD die ze aanprijzen als “29 non stop beresterke rockers die rocken van begin tot eind”. Dat klopt niet helemaal, wat wel klopt is dat dit een sterke selectie is van Dupree’s uptempo en medium tempo materiaal dat een potente kruising vormt tussen barrelhouse pianoblues, rhythm ‘n’ blues, bluesbop zonder mondharmonica, verhalende en vaak geinige blues (Dupree lijkt de grapjurk van het peloton te zijn geweest) en New Orleans muziek, geplukt uit zijn opnames van 1951 tot 1958 voor Derby, Harlem, Red Robin, Groove, Apollo, Vik en Atlantic waarop hij onder meer begeleid werd door klassenbakken als saxofonisten King Curtis en Sam “The Man” Taylor, gitaristen Brownie McGhee en Stick “Drinkin’ Wine Spo Dee O Dee” McGhee en mondharmonicaman Sonny Terry, en daarbij valt vooral de manier op waarop de elektrische gitaar en de contrabas worden gebruikt. Titels als Shake Baby Shake (vier versies!), Old Time Rock ‘n’ Roll (twee versies!), Shim Sham Shimmy, Drunk Again, Woman Trouble Again, Dirty Woman, All Night Party (een herwerking van Saturday Night Fish Fry van Louis Jordan) en Nasty Boogie zeggen genoeg qua party gehalte, andere opvallende titels zijn Stack-O-Lee, Frankie And Johnny, Stumbling Block Blues (Aint’ Gonna Be Your Lown Down Dog No More met een andere tekst) en een medium tempo Number Nine Blues. De muziek mag dan intussen meer dan 60 jaar oud zijn, ze blijft overeind en relevant, deels door Dupree’s expressieve zang, deels door de uitmuntende geluidskwaliteit van sommige van deze nummers. Let op: andere songs hier klinken dan weer als veredelde jams en liveopnames, wat het nochtans niét zijn. Samen staat dat alles niettemin garant voor een welgekomen en verhelderende release met daarbovenop een voorbeeldig CD booklet van 36 pagina’s geschreven door Bill Dahl.
Info: www.bear-family.de en www.wirz.de/music/duprefrm.htm
(Frantic Franky)

naar boven

23 februari 2018

SHORTY JETSON & HIS RACKETEERS/
SHORTY JETSON & HIS RACKETEERS

Tub Thumper Records, TTR007

Jong en de meiden aan hun voeten: het had over ons kunnen gaan, 30 jaar en 30 kilo geleden, maar het gaat wel degelijk over Shorty Jetson & his Racketeers, klaar om de wereld te veroveren. Ja, het doet ons oude rock ‘n ‘roll hart goed dat er steeds weer nieuwe jonge bands opduiken die schaamteloos graaien in de rijke rock ‘n’ roll doos die zich inmiddels van de jaren 50 tot, euh, nu uitstrekt, en ja, Shorty Jetson & his Racketeers uit België zijn zo’n band van jonge wolven die eens willen gaan bewijzen dat ze het allemaal beter kunnen, en ja, wij vinden dat goed want Shorty oftewel Robin van den Plas is klein en dapper en vrolijk en altijd goed gezind én good looking, niet te verwaarlozen wat dat trekt meisjes aan die op hun beurt die weer jongens aantrekken en zo blijft de rock ‘n ‘roll wereld draaien. Als daar maar geen kindjes van komen! Soit, wij worden stilaan oude zakken die vinden dat het vroeger in onze tijd allemaal beter was maar we zijn niet te beroerd om toe te geven dat Shorty en zijn dekselse rekels Kris Muyldermans op contrabas en Omar Hauari op drums best wel wat in hun mars hebben. Ook aanbevelenswaard is dat ze een Nederlands verlengstuk hebben in de vorm van gitarist Rolf Hartogs, bekend van Mellow Jo & the Hi-Tones, Lost Boys, El Rio Trio, Haystack Hi-Tones, Hans “RJ” Nelemans, Reno Brothers en dan vergeten we er nog een paar dozijn. Iemand als Rolf tilt het niveau van een band gelijk enkele strepen hoger en daar doen Shorty Jetson en co zeker hun voordeel mee want het is – en we wikken onze woorden – zijn gitaar die de CD optilt naar een hoger niveau, zonder hiermee afbreuk te willen doen aan Robin’s stem en Omar’s drumkunstjes.
De CD opent met het sfeervolle en verrassend fris modern klinkende Evil Johnny dat het stijlkenmerk vertoont dat een aantal van de 13 songs hier typeert: het veelvuldig gebruik van tempowisselingen, tussenstukken, bruggetjes, overgangen, stops en stillere stukken, een evenwichtsoefening, mogelijk om eentonig simplistische rechtdoor rockers te vermijden, maar het gevaar dat alles té druk begint te worden omzeilt Shorty, ook al omdat het past in de algehele sfeer van de CD die breder gaat dan alleen rockabilly: Knock Knock met Johnny Burnette vervorming is hun idee van rechtdoor rock ‘n ‘roll, Real Disease is meer in een country cash-abilly gemoedstoestand. Van hun 4 track demo die wij recenseerden in augustus 2017 zijn hier twee songs heropgenomen: op Get A Grip én op Rocket In Your Pocket is het Rolf Hartogs’ rockabilly gitaar die het verschil maakt met de demoversie die werd opgenomen met hun vorige gitarist.
De CD bevat acht eigen nummers en vijf covers: de weerhaakjes van Marcel Bontempi’s Dig A Hole, een degelijke en niet te snelle Cherokee Boogie (een van die songs opgepikt door elke nieuwe generatie bands), een relax Eastbound And Down van Jerry Reed (nota aan mezelf: dringend de film nog eens kijken) dat net als Cherokee Boogie de valkuil van het tempo vermijdt, een existentiële versie van Little Lil waar Mel Dorsey nog in geen 1000 jaar was op gekomen, mijlenver verwijderd van diens originele wilde saxrocker en die vooral lijkt te bestaan uit percussie en wanhopige zang: Robin smijt zijn ziel in de groep en rukt zijn hart uit zijn ontblote borstkas. Hank Williams’ duistere klaaglijke House Of Gold tenslotte wordt een breekbare countryballade in duet met de ons onbekende zangeres Sharon Pepermans. Ook Light Me Up en het rustig twangende Dreamin’ vallen onder de noemer gevoelige singer songwriter roots, dat genre waar wij meestal niets van moeten weten maar Shorty komt er mee weg omdat het zo perfect past binnen en fungeert als rustpunt tegenover de rock ‘n’ roll en rockabilly.
Dit is een hedendaagse melodieuze en sfeervolle CD in laagjes met één been in de rockabilly en het andere in de roots. Ik heb geen flauw idee wie JB Biesmans en Bird Steven zijn maar hun productie klinkt echt goed en vooral mooi door bijvoorbeeld de overdubs op gitaar en de verdubbeling van de vocals, in tegenstelling tot de vele zogenaamd authentieke bands die in één trek een hele CD opnemen: snel snel de geluidsniveaus afregelen en de rest van het weekend niet meer aan de knoppen komen. Als debuut kan dit tellen, en het weze deze sympathieke bende gegund. De officiële CD voorstelling vindt plaats op zaterdag 3 maart in Poederlee-Lille (B), zie onze Be There ©. Tub Thumper is een Nederlands roots label.
Info: www.facebook.com/tubthumperrecordsrecordingstudio en www.shortyjetson.com. (Frantic Franky)

naar boven

22 februari 2018

YOU DRIVE ME WILD/
CORA LYNN & THE RHYTHM SNATCHERS

Big Beat Records, BBR 1501 CD

Big Beat, het Franse label dat ons begin jaren ’80 al die mooie 10-inches schonk van goed volk als Warren Smith, Sonny Fisher, Gene Summers, Tex Rubinowitz (USA), Crazy Cavan (GB), Victor Leed (F), Les Alligators (F) en andere Teen Kat’s (F) bestaat nog steeds: dit is een nagelnieuwe Big Beat CD-single met twee tracks van de Parijse zangeres Coraline Audon die als Cora Lynn & the Memphis Mafia eerder al een tribute aan Brenda Lee en Wanda Jackson uitbracht. Haar Rhythm Snatchers bestaan uit gitarist Alexis Mazzoleni en drummer Red Dennis van The Hot Rocks en contrabassist Andras Mitchell die bij Tony Marlow, Erwin Travis en The Ringtones speelde. Titeltrack You Drive Me Wild, merkwaardigerwijs een cover van een nummer uit 1976 van Joan Jett’s rockband The Runaways, wordt trage niet-agressieve bluesbop waarin de gitaar freewheelt om uit te komen bij een fris hedendaags rockabillynummer in de moderne stijl zoals vooral Duitse bands die graag plegen. De zang is een beetje Lolita-achtig maar met zijn ooh en aah’s is het een goeie showcase voor Cora Lynn’s stem waar wij helemaal niks op aan te merken hebben. Ook het tweede nummer, Love You Like A Fool van de hand van gitarist Alexis Mazzoleni, is hedendaagse moderne rockabilly die evenwel wat origineler uit de hoek komt. Op Rydell’s Records (F) zouden deze twee songs een mooie Rockabilly Queens vinylsingle zijn geweest, nu is het een visitekaartje op CD-single, misschien om de markt te testen. Welkom bij de club, Cora Lynn, en we hopen dat Big Beat nu een vinyl 10-inch van u uitbrengt.
Info: www.facebook.com/Coralynnandtherhythmsnatchers en www.bigbeatrecords.fr
(Frantic Franky)


HOMERECORDS/ RHYTHM TRAIN
Rhythm Train, géén cat.nr.

Wat is het voordeel van in Zwitserland te wonen? De vlag is een groot pluspunt! 17 jaar bezig, deze Zwitsers, en in die periode recenseerden wij minstens twee van hun zes CD’s. De meningen erover waren verdeeld ter redactie: persoonlijk vond ik dat de band wel western maar geen swing vertolkte zoals ze zichzelf nochtans omschrijven en dat wij hier in Nederland betere bands in dat genre hebben. Dat geldt evenzeer voor deze Homerecords die geen hillbilly maar pure rockabilly bevat: tegenover 17 jaar geleden is de steelgitaar verdwenen maar is er in de plaats drum gekomen, en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik ook deze CD niet echt fantastisch vind. Homerecords bevat alleen covers (de band werkt aan een nieuw album met eigen songs) wat enerzijds niet echt uitmaakt omdat ik de helft van de 13 nummers toch niet ken, maar anderzijds één groot nadeel heeft: Lookin’ For Someone To Love (Buddy Holly), Please Mama Please (Go Cat Go), Something Else (Eddie Cochran), Sixteen Tons (geïnspireerd door de Restless versie?), Trouble, Baby Let’s Play House en King Creole (3 x Elvis) ken ik wél en dan ga je onvermijdelijk vergelijken met de originelen en met alle andere coverversies, een vergelijking die helaas niet in het voordeel van Rhythm Train uitvalt. De manier waarop gitaar, drums en contrabas bespeeld worden kan enkel als basic worden omschreven, het bereik van zanger-gitarist Urs Odermatt’s stem is beperkt maar binnen die beperktheid zingt hij vrij goed. Uiterst belangrijk met die beperkingen is de songkeuze en dan vooral hoe goed de songs bij je sterke kanten passen, en bij nummers als de mij onbekende (componisten staan niet vermeld) Weep And Cry en Think It Over valt alles inderdaad op zijn plaats. Ik neem aan dat de CD in eigen beheer werd opgenomen en uitgebracht maar hier leidt die doe-het-zelf aanpak mijns inziens tot tunnelvisie: je staat te dicht bij wat je doet om het nog objectief te kunnen beoordelen. Je kan niet zonder input van buitenaf en daarom mag het belang van een producer nooit worden onderschat als buitenstaander met kennis van zaken en een visie die het beste en indien nodig nog meer uit een band kan halen, erin slaagt een band boven zichzelf te laten uitstijgen en hem fantastisch te doen klinken. Op deze CD hoor je alles, maart daarmee is alles gezegd want het klinkt niet en het klinkt niet samen. Dit klinkt alsof het met één strategisch geplaatste microfoon werd opgenomen in het repetitiehonk. Nogmaals: niks op tegen, maar het resultaat is dan een demo en geen studioalbum. Anderzijds kan ik me levendig voorstellen dat Rhythm Train live on stage hun stamkroeg in vuur en vlam kan zetten, en als ze dat in het café bij hen om de hoek kunnen moeten ze dat bij uitbreiding ook bij ons kunnen: er zijn er hier die van verder komen met minder in huis. De prijs voor volharding hebben ze in elk geval gewonnen! Info: www.hillbilly.ch (Frantic Franky)


ALIVE/ THE NEVROTIX
Crazy Love Records, CLCD64386

Geen live album maar gewoon het tweede studio album van dit Zweedse trio dat zo’n beetje de vaandeldragers van de originele oldschool en intussen klassieke psychobilly is: horrorteksten, temposlappen, clean opnamegeluid en in de kalmere stukken aansluitend bij de neo-rockabilly. Hun debuut Paranoid bestempelden wij in 2016 als “het betere werk binnen dit genre” en dat geldt evenzeer voor deze Alive, dus voor wie graag de Werewolf Stomp doet: alle 13 goed! Niet overtuigd? Op vrijdag 16 maart staan ze samen met Guana Batz (GB) in Concertzaal De Casino in Sint Niklaas (B). Ook uit op LP. Info www.facebook.com/thenevrotix en www.crazyloverecords.de (Frantic Franky)

naar boven

15 februari 2018

GIMME/ GONE HEPSVILLE
Rhythm Bomb, RBR-5874

Over het Lotsa Rhythm (RBR 5770) debuut van deze Tsjechische swingband waren wij in 2013 ten zeerste te spreken, al is swingband misschien niet de juiste omschrijving: dit is een rock ‘n‘ roll band tout court die zich toevallig in het swing idioom beweegt maar tegen de neten op rockt, net als bijvoorbeeld Ray Collins’ Hot-Club (D), dat soort stevige non stop rock ‘n’ roll attack is dit. Neem titeltrack Gimme Gimme, da’s toch gewoon gitaar rock ‘n‘ roll met blazers én met piano want die piano pompt het hele album door. Kwaliteit heeft dit zestal met hopen in huis en het resultaat is dan ook één brok energiek swingende én rockende muziek. Zijn het de brede arrangementen? De slap van de contrabas in combinatie met de krachtige bijna Bill Haley beat op de dapper op potten en pannen in het rond meppende drums? Is het dat zwoele film noir bariton sax motief in het instrumentale Horn At Dawn? Zijn het de immer honkende tenorsaxen? De nadruk op de diepe baritonsax? De vele toeterende instrumentals? De oosterse surfgitaar die door het al even instrumentale Just A Little Hepsville Surfbeat met zelfs een theremin solo glibbert? Geen idee eigenlijk, want dit soort muziek moet je ondergaan en niet analyseren. En dan hou ik het erop dat deze Gimme, net als Lotsa Rhythm opgenomen bij de vintage Lightning Recorders studio in Berlijn, even vrolijk, opgewekt, aanstekelijk en verslavend is als hun debuut, in een stijl te vergelijken met Freddie Bell & the Bellboys en Boyd Bennett in de jaren ’50 en The Big Six (GB) nu. Neo-swing op zijn best! Info: www.gonehepsville.com en www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)


PIZZA BACI SIGNORINA/ THE WESTERN SPAGHETTI
Part Records, PART-CD 690.002

Acht jaar na hun debuut Luky Linetti Presents The Western Spaghetti (PART-CD 690.001) is de bezetting van The Western Spaghetti (I) grondig door elkaar geschud met het verdwijnen van de drummer (vervangen door een wasbord!) en de komst van nieuwe gitarist Francesco Sassanelli waarvan ze zelf zeggen dat ie veel jazziër is. Behouden zijn de ukelele, weggevallen is de steel en dat betekent dat ook de rock ‘n’ roll/ rockabilly is weggevallen om de kaart te trekken van de beschaafde Italiaanse swingrock uit de tijd dat Sophia Loren nog een godin van het witte doek was, aangevuld met rustige jazz (Oho Aha) en een vleugje western, gitaargewijs verwijzend naar gypsy swing en Chet Atkins, om het luchtig te houden gelardeerd met (niet overdreven veel) toeters, fietsbellen, claxons en kazoos. Vocaal speelt dat zich af in de traditie van de Italiaanse crooners van eind ’50 begin ’60 en de CD is volledig in het Italiaans gezongen. Ondanks het feit dat wij – behalve pasta vongole – geen gebenedijd woord Italiaans verstaan (het enige (deels) in het Engels gezongen nummer is het aloude Darktown Strutter’s Ball) zwelt de Italiaan in onze borst dan van trots - niet dat we Italiaans bloed in onze aderen hebben (chianti daarentegen) maar we zijn wel fans van Louis Prima, Dean Martin en, u had het geraden, pasta vongole. Verdwenen ten opzichte van hun debuut zijn de Italiaanse vertalingen van bekende rock ‘n’ roll songs, wel bevat de zes Italiaanse covers + vijf eigen nummers (+ twee instrumentals) wat eigenlijk niet uitmaakt aangezien wij toch niks kennen van die Italiaanse muziek van begin ’60. Het geheel klinkt vrolijk en onschuldig naïef maar tegelijkertijd tongue in cheeck. Hoe zeg je “ik lust hier wel pap van” in het Italiaans? Allemaal samen: ik lust hier wel pasta vongole van! Info: www.part-records.de en www.facebook.com/pg/thewesternspaghetti (Frantic Franky)

naar boven

26 januari 2018

TAKE OFF YOUR CLOTHES/
THE GOON MAT & LORD BENARDO

Voodoo Rhythm, VRCD104

Toch ook al 10, 15 jaar bezig, deze The Goon Mat & Lord Benardo uit Luik (B), eerst als Stinky Lou & the Goon Mat Featuring Lord Benardo maar contrabassist Stinky Lou zijn ze ergens onderweg verloren en het trio werd een duo. Niet dat dat op hun debuut als duo veel verschil maakt: met Mathias Dalle op zang, gitaar én tegelijkertijd op drums en Fabian Bennardo op voodoo mondharmonica weet u wat u te wachten staat: blues trash van de eerste categorie. De keywords zijn dan ook vervorming, distortie, feedback en herhaling. De hypnotiserende muziek klinkt door het geluidslandschap dat wordt opgeroepen soms als bluesrock en soms zelfs als hardrock maar lijkt 12 nummers lang uit de ketel van een toverkol te komen, terwijl ze zich op Tried dan weer van hun gevoeligste kant laten horen. Bezwerende trance blues op zijn best! Ook uit als LP VR12104 met de CD er gratis bovenop, info: www.voodoorhythm.com. Verdeling via Clear Spot. (Frantic Franky)


PLAY THE MUSIC LOUDER:
4 STAR BOOGIES & JUMPIN’ HILLBILLY

Richard Weize Archives, ACD 12554 RR

Hillbilly boogie, we krijgen er maar niet genoeg van, en Richard Weize Archives bedient ons op onze wenken met 25 tracks die tussen 1947 en 1955 verschenen op Four Star, een label gevestigd in Hollywood dat nu wordt beschouwd als “het belangrijkste onafhankelijke label van de westkust in de jaren ’40”. Enkele zaken springen meteen in het oor, bijvoorbeeld dat ondanks het traditionele hillbilly alaam van fiddle, steel, mondharmonica, accordeon, honky tonk en boogie woogie piano en soms zelfs gejodel (in de country is de stem ook een instrument) deze muziek toch vaak heel rock ‘n’ roll klinkt inzake structuren en – inderdaad – boogie, want naast elementen uit western swing, jazz, semi-akoestische fox chases à la Delmore Brothers en zelfs zigeunerswing hoor je hier heel duidelijk de invloed van zwarte boogie woogie en rhythm ‘n’ blues. Vul dat aan met de opkomende elektrische gitaar en deze muziek culmineert in het hillbilly equivalent van rock ‘n’ roll, want dit is tenslotte één van de bruggenpijlers waarop de rock ‘n’ roll is gebouwd: Tommy Scott & his Ramblers coveren hier in 1955 zwarte (The Wallflower oftewel Work With Me Annie) én blanke nummers (Jumpin’ From Six To Six) als pré-rockabilly. Ramblin’ Tommy Scott, ook bekend als Doc Tommy Scott, is geen onbekende naam (er is een hele boppin’ hillbilly CD aan hem gewijd op het Nederlandse label Collector Records), maar de zang op deze opnames is van Freddie “Tex” Harper die later ook zelf rock ‘n’ roll zou gaan opnemen als Harry Head én als Rudy Preston met als bekendste nummer wellicht Four Tired Car. Andere ”bekende” namen zijn The Wilburn Brothers, Jesse James & All The Boys, Jerry Irby die later rockabilly zou opnemen en eveneens zijn eigen boppin’ hillbilly CD heeft op Collector, Eddie Noack als zanger bij RD Hendon & his Western Jamboree Cowboys, en Billy Jack Wills (de jongste van de vier broers waarvan Bob Wills de bekendste was) met de Chew Tobacco Rag variatie Tobacco Chewing Boogie met jazzy trompet. Teken des tijds: van alle artiesten op deze CD schijnt Rudy Preston de enige te zijn die nog leeft!
Wat ook opvalt is de geluidskwaliteit: ik weet niet hoe ze deze opnames hebben gemasterd maar de nummers klinken ondanks de aanwezigheid van ruis enerzijds bijzonder dynamisch en anderzijds bijna modern voor 78 toeren platen die inmiddels bijna 70 jaar oud zijn, waarbij dat tweede ongetwijfeld de verdienste van de individuele muzikanten is. Bij dit soort verzamelalbums van muziek die in principe geen rock ‘n’ roll is krijg ik soms het gevoel dat de nummers minstens deels werden gekozen op basis van het rock ‘n’ roll gehalte van de songtitels: zo’n Red Hot Boogie van Don Whitney is uit de aard der zaken toch altijd net iets minder heetgebakerd dan je zou verwachten. Andere nummers passen dan weer perfect in thema rijtjes (Sixty Days van Bill Tutt over de gevangenis, Cadillac Blues van Don Churchill & his Texas Mavericks over auto’s, de dingen des levens kortom) en alle andere dingen die muziekliefhebbers verzamelen: instrumentals, novelty, gemoedelijke hillbilly humor, oudere hillbilly versies van latere rockabilly klassiekers (Crawdad Hole in 1947 door Jack Grant & his 7-V-4 Ranch Boys, Everybody’s Trying To Be My Baby in 1950 door Jimmy Short & the Silver Saddle Ranch Boys – Carl Perkins zou er in 1956 doodleuk zijn eigen naam onder zetten). Wij hebben al heel wat boppin’ hillbilly steken maar voor zo’n kwaliteitsrelease (het booklet van Kevin Coffey is maar lieft 59 pagina’s dik! ) vinden we altijd nog een plekje op de plank. Info: www.richard-weize-archives.com
(Frantic Franky)

LP Recensie

MY BABY HEARD ELVIS/ OTTO BASH
Richard Weize Archives, ALP10515

Dit is blijkbaar de eerste verzamelaar van Otto Bash en als u nog nooit van Otto Bash had gehoord, troost u: wij ook niet. Bash was in Nashville drummer bij een orkest, zong een paar nummertjes bij dat orkest en kreeg in 1955 out of the blue een contract aangeboden door RCA, wat in 1955-1957 resulteerde in een handvol singles die een wonderlijke mix van rock ‘n’ roll, jazz, pop en swing vormen: Bash klinkt als een lounge lizard die zijn hagelwitte tanden in beschaafd swingende jazzy big band rock ‘n’ roll met uitgebreide blazersarrangementen en een rock ‘n’ roll gitaar zet, gezongen met een diepe, rijk geschakeerde stem met perfecte dictie zoals Cab Calloway in zijn latere jaren. Denk aan de orkesten van Freddie Bell, Boyd Bennett en Tiny Bradshaw! Misschien swingt dit wel zo omdat Bash tenslotte drummer was? De binnenkomer en het nummer dat zijn titel leent aan deze plaat is The Elvis Blues maar wellicht werd geopperd dat de slagzin van het refrein, My Baby Heard Elvis, commerciëler klonk, en gelijk hebben ze want ’t is helemaal geen blues maar big band rock ‘n’ roll met contrabas, piano en een stop-start patroon dat muzikaal een beetje richting Bill Haley gaat. You're Cool To Me Baby is sfeervolle jazz in film noir stijl, en Ready For Love is geslaagde pop, niet in de betekenis van popmuziek maar in de betekenis van populaire muziek als tegengesteld aan rock ‘n’ roll. Maar wel ten zeerste geslaagde pop! Tussen die drie tegenpolen flipperkasten deze 13 songs en zo op, euh, papier krijg ik dat niet fatsoenlijk uitgelegd en lijkt dat maar niks maar het resultaat is vlot, vloeiend en in hoge mate aanstekelijk met uitermate geslaagde en heel anders klinkende covers van rock ‘n’ roll nummers als een ingehouden See You Later Alligator, My Babe, een fragment van één minuut van een ten zeerste rollend Corrina Corrina en – verrassend want toch een vrij onbekend nummer – Wayne Walker’s All I Can Do Is Cry als big band swing met veel blazers. Daarnaast horen we naast een succulente versie van die oude jazz favoriet St. James Infirmary eigen nummers: The Blue Sioux City Five is musical variété hoempapa, Neighborly is folky pop die de invloed van Johnny Horton laat horen. De cover Straighten Up And Fly Right harkt dan weer terug naar jaren ‘40 swing en hier klinkt Bash zoals heden ten dage bij ons The Hot Rhythm Ramblers klinken. Deze allereerste Otto Bash compilatie ooit is uit op 10-inch vinyl met openklapbare kaft en hoesnota’s in fantastische geluidskwaliteit: dit lijkt gisteren opgenomen in plaats van 60 jaar geleden! Eerherstel voor een luidens deze opnames ten onrechte vergeten artiest die dat helaas niet meer zelf mag meemaken: Otto Bash overleed in 2010.Info: www.richard-weize-archives.com (Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

18 januari 2018

HAVE A BALL/ THE CABLE BUGS
Wolverine Records, WRR 225

Duitsland lijkt het patent te hebben op rockabillybands met een modern geluid en deze Cable Bugs vormen daarop geen uitzondering: het tweede studio album van het in 2002 in de regio Aken/ Eupen (wat betekent dat ze ook een Belgisch staartje hebben) opgerichte kwartet is gebaseerd op gitaarwerk dat soms rock en soms rhythm ‘n’ blues is maar steevast rock ‘n’ roll klinkt. Pittig, een dikke vette sound met twee elektrische gitaren, repetitieve grooves, veel Bo Diddley beat, een vleugje Stray Cats en een streepje bijna maar net geen psychobilly (Screams Of Fear), dat zijn de ingrediënten waarmee The Cable Bugs hun rockabilly kruiden. Geen enkele van de 12 eigen songs (+ 1 herneming: Roy Brown’s Black Diamond krijgt een rockabillycover) is rechtlijnig want de songs bevatten steevast gevarieerde ritmes en veel tempo- en stijlwisselingen. Daarnaast breken ze uit hun hokje met dat minuutje akoestische zigeunerswing waarmee de CD opent, het rustige Wandrin’ Around is gebaseerd op een jazzy doo-wop melodie, I Want Boogie Baby is bluesbop met gast mondharmonica, en Spock Rock is een space rock ‘n’ roll nummer met een flard Star Trek thema in de solo. Het enige wat ontbreekt en wat je meestal wel bij dit soort Duitse bands hoort is een countryachtig nummer, maar net zoals veel van die Duitse bands is dit zo professioneel en vakkundig gebracht dat ik er weinig op te kritikasteren heb. Wie zijn rock ‘n’ roll graag anno 2018 in plaats van anno 1958 heeft zit bij The Cable Bugs dan ook zeker aan het juiste adres. Samengevat: de muziek is gelukkig mooier dan het hoesje! Ook uit op vinyl, zo lees ik op www.thecablebugs.de. Info: www.wolverine-records.de. Nederlandse verdeling via www.sonicrendezvous.com (Frantic Franky)


THAT’LL FLAT GIT IT VOLUME 28:
ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM THE VAULTS OF WARNER BROTHERS AND REPRISE RECORDS

Bear Family, BCD17538

Vinger in de lucht wie de complete That’ll Flat Git It reeks van Bear Family heeft? Hmm, dat zijn er minder dan we dachten. Ten onrechte, want wie alle delen in huis heeft, heeft zowat het allerbeste van de major label rockabilly netjes op een rijtje, met dien verstande dat het dus alleen de grote labels betreft en niet de kleine labels die slechts een handvol releases kenden, al zit er ook altijd “small label” stuff tussen want die grote labels kochten vaak kant en klare masters over van kleine labels. Daarnaast dien je in herinnering te houden dat de term “rockabilly” hier dient geïnterpreteerd in zijn ruimste betekenis van blanke rock n’ roll - vandaar wellicht de toevoeging van het woordje “rock ‘n’ roll” in de titel. Je zou verwachten dat ze na 27 volumes zo onderhand wel alle labels gehad zouden hebben maar niets is minder waar: daar is volume 28, gewijd aan Warner Bros en WB sublabel Reprise. De naam Warner Bros doet meer aan films als aan platen denken en dat klopt want het in maart 1958 opgestarte label was een offshoot van de bekende Warner Bros filmstudio en alleen al die datum maart 1958 geeft aan dat WB de start van de rock ‘n’ roll boot heeft gemist. Boot gemist, dan maar op de trein springen en uiteraard deed WB er alles aan maar initieel zonder succes: pas als in november 1959 The Everly Brothers overkomen van Cadence Records haalt WB hits in huis zoals hun waarlijk fabelhafte Temptation, hier te aanhoren in al zijn majestueuze glorie. Allicht dachten ze begin 1960 met Bill Haley nog een hoofdvogel binnen te halen maar die had sinds Skinny Minnie in 1958 geen Top 40 notering meer gehad en WB kon het tij niet doen keren. Tja, Bill Haley die in 1960 Blue Suede Shoes covert wijst toch op bloedarmoede, niet? Nee, dan hoor ik bompa Bill liever in zijn beste schoolfrans in het nonsensikale Let The Good Times Roll Creole of in een sleazy jazzy nummer als Hawk, voor mij het beste van de drie Bill Haley & the Comets nummers hier. Sleazy, het woord is gevallen, en dat adjectief slaat samen met “sensueel” en “mysterieus” op best veel van de royale 30 tracks op deze compilatie, bijvoorbeeld op Shelly Dane’s Hannah Lee (medium tempo mysterieus, zo’n beetje een voorloper van de popcorn), alsmede op The Swing, Bandstand Doll en Sugar, drie Johnny Carroll tracks hier. De instrumentale Rag Mop van The Spinners (eigenlijk gewoon het melodietje van Rag Mop uptempo gespeeld en gelardeerd met domme uitroepen erover) is trouwens de band die Johnny Carroll begeleidt op die drie songs. Nog meer instrumentals zijn de roestige gitaar/piano boogie The Choke van Johnny Zorro, de proto surf gitaar instro Road Hog van diezelfde Johnny Zorro met King Curtis sax, en Forbidden City van John Buck (onder zijn echte naam Barry DeVorzon auteur van Johnny Burnette’s Dreamin’) & the Blazers in een stijl die ik slechts kan pogen te omschrijven als The Champs meet Link Wray meet exotica meester Arthur Lyman.
Bekende namen van de tweede orde op WB en Reprise zijn Troyce Key (het snappy rockend Watch Your Mouth met Eddie Cochran op gitaar), Sammy Masters (het indianenwerkstuk Rockin’ Red Wing) en Bob Luman, met Buttercup een teen crooner van het zuiverste water met op gitaar Roy Buchanan die het jaar 1959 lichtjaren vooruit is. Teen crooner, jawel: luister naar Luman’s cover van Sanford Clark’s The Fool, sneller en met scherpere gitaar maar helaas ook met violen en een vrouwenkoortje. En toch: plots duikt ie daar dan weer op met een prima rocker als Loretta. Nog een bekende naam op WB, zij het geen rock ‘n’ roll naam, is Nashville studio drummer Buddy Harman. Zijn instrumentale Drum Twist houdt opnieuw het midden houdt tussen sleazy en sensueel maar is geen twist en bevat geen drumsolo, wat je toch zou verwachten.
Wat staat hier nog op? De filmversie van Charlie Gracie’s Cool Baby die in de jaren ’50 enkel op een promo-LP voor radio DJ’s stond, een cover van Sandy Nelson's drum ouverture Teen Beat door het orkest van Don Ralke, en een stevige en verrassend moderne rock ‘n’ roll cover van Saturday Night Fish Fry door Eddie (Cole, de oudste broer van Nat King Cole) & Betty. Billy Land brengt met Shimmy Shake een gemelijk stukje teen rock in de positieve zin van het woord, en in negatieve zin wordt dat platte troep als Girl Machine door Johnny Walsh. Laat ik het erop houden dat I Wanna Rock van Johnny Sardo (een broer van de bekendere Frankie Sardo) de gulden middenweg is qua teen rock. Kenmerkend voor de periode van eind ’50 begin ’60 zijn de vele stroll tempo’s zoals She’s Sumpin’ Else en de Baby Please Don’t Go cover van 2x opnieuw Troyce Key. En Lucille van The Everly Brothers is toch ook een stroll? Zeker vermeldenswaard zijn tot slot twee monster rock ‘n’ roll nummers: Monster Movie Ball is machtig mooie big band rock ‘n’ roll van jaren ’40 novelty koning Spike Jones – zij het zonder diens gebruikelijke toeters en bellen - en het compleet van de pot gerukte doo-woppende Monster Twist door Tyrone A’Saurus & his Cro-Magnons waarachter Stan Ross schuilging die nog meer novelty uitbracht.
Eindoordeel van onze volksjury: rockabilly staat hier niet op, wel een opmerkelijke collectie niet voor de hand liggende rock ‘n’ roll. Het booklet van Bill Dahl bevat maar liefst 69 pagina’s! Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

LP Recensie

I CAN’T SEEM TO SAY GOODBYE/
JERRY LEE LEWIS

Bear Family, BAF18027

Eerder recenseerden wij al de LP In The Beginning, nu is het tweede deel van dit tweeluik uit en dat tweede deel focust op JLL’s country kant, al is die lijn bij JLL zo dun dat hier minstens evenveel, zo niet méér rock ‘n’ roll op staat als op In The Beginning. De songtitels alleen al verraden dat, maar dit zijn dus niet de geijkte Sun versies, nee, dit zijn alternatieve versies die nooit eerder op vinyl verschenen en waarvan slechts drie van de 14 songs het daglicht zagen vóór de rest van dit materiaal voor het eerst boven water kwam in 2015 op de 18 CD-doos Jerry Lee Lewis At Sun Records, The Collected Works: What The Hell Else Do You Need? die waarlijk élke noot van JLL op Sun bij elkaar bracht van november 1956 tot hij in eind augustus 1963 definitief de deur van Sun achter zich dichttrok. Daarmee was JLL de Sun artiest die het langst voor het mythische gele label opnam en die bovendien zo goed als in de studio kampeerde, wat verklaart dat er zoveel onuitgebracht materiaal was: de band liep namelijk altijd mee als JLL zijn mond opendeed en hij deed die altijd open want hij was zoals bekend een brutaaltje – Jerry Lee is de enige mens ter wereld die ermee wegkwam Hank Williams’ I Can’t Help It (If I’m Still In Love With You) op te nemen als You Can’t Help It (If You’re Still In Love With Me), in de Version 2 Take 1 versie hier ook uptempo rock ‘n’ roll. Dat de meeste van deze 14 nummers van begin jaren ’60 stammen maakt dan ook niet uit: JLL bleef altijd JLL. Ter zake: Old Black Joe Take 1 is rustiger, laten we zeggen meer medium tempo dan de bekende uitvoering, heeft een totaal andere solo en géén vrouwenkoortje, en ook Bonnie B Take 7 is ietsje trager. Ook Carry Me Back To Old Virginia Take 1 is medium tempo rock ‘n’ roll, net als uiteraard een snellere Good Golly Miss Molly Take 1 met sax en met de vrouwenkoortjes meer naar de voorgrond. Sweet Little Sixteen is Version 1 uit 1960 met Yakety Sax sax in tegenstelling tot de versie uit 1962 met orgel, As Long As Live Take 1 is zonder meer goeie rock ‘n’ roll, Waiting for A Train Version 2 Take 2 is brave medium tempo rock ‘n’ roll met sax en vrouwenkoortje (de Sun single uit pakweg 1962 was iets sneller en had orgel), en de uptempo rock ‘n’ roll van het geweldige Hong Kong Blues Take 3 blijft een ten onrechte vergeten pareltje, hier met een geïmproviseerd je m’en fous einde.
Country daarentegen zijn de ballade How’s My Ex Treating You Take 3 met prominenter kerkorgel en het medium tempo I Can’t Trust Me (In Your Arms Anymore) Take 1 met vrouwenkoortje (hier had de single dan weer sax). Ook de laatste drie liedjes op de plaat zijn country, met vrouwenkoortjes en vioolpartijen en daterend van Lewis’ allerlaatste Sun sessie op 28 augustus 1963: One Minute Past Eternity Take 1, Invitation To Your Party Take 4 en I Can’t Seem To Say Goodbye Take 1. Om aan te geven hoe tijdloos de muziek van JLL wel was: de immer opportunistische Shelby Singleton zou deze drie nummers aan het eind van het decennium uitbrengen op zijn gereactiveerde Sun International label en JLL zou er in 1969 en 1970 drie Top 10 countryhits mee scoren!
Conclusie: minder radicale verschillen met de bekendere uitgebrachte versies als op In The Beginning maar even essentieel voor de hardcore JLL verzamelaar. Dik 180 gram vinyl.
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

5 januari 2018

THE ROLLIN’ ROCK RECORDINGS/
JACKIE LEE COCHRAN

Part Records, PART-CD 6124.001

Ooit ben ik op rock ‘n’ roll bedevaart in Los Angeles – samen met Yves Messany van The Billygoat Riders en The Big Bayou Bandits, eerlijk is eerlijk, zelfs voor bandieten – op zoek gegaan naar de Gaslight club in Santa Monica waar naar verluidt Jackie Lee Cochran wekelijks optrad. We hebben die bar gevonden en Cochran trad er inderdaad op: hij zong er oldies voor een studentenpubliek. Tijdens de pauze zijn we een praatje wezen maken en in de tweede set vertolkte hij enkele van zijn rockabilly classics “voor zijn vrienden uit Europa” en we kregen er nog een gehandtekende CD bovenop. Een paar jaar later overleed hij in 1998 op 64-jarige leeftijd in zijn slaap, straks ook al weer 20 jaar geleden. God, we worden oud, maar U begrijpt dat u van mij nooit een slecht woord zal horen over Jackie Lee Cochran alias Jack The Cat zoals de publiciteit hem graag mocht aankondigen alias Jackie Lee Waukeen Cochran zoals hij zich noemde toen hij zijn kwart Cherokee roots via zijn grootmoeder wou benadrukken en zoals hij zich noemde op de twee Rollin’ Rock LP’s die op deze CD staan, Swamp Fox uit 1974 en (Ronny Weiser van Rollin’ Rock was nooit bescheiden) Rockabilly Legend uit 1977. Cochran vormde samen met Ray Campi, Mac Curtis en Johnny Carroll de vier azen van het Rollin’ Rock label dat in de jaren ’70 werd opgericht door de superenthousiaste Joods-Italiaanse immigrant Ronny Weiser, een label dat mede door dat niet aflatende enthousiasme zijn gelijke niet kende in de rockabillyrevival.
Swamp Fox heeft de kenmerkende alle metertjes in het rood slaande rammelende Rollin’ Rock sound met Cochran op gitaar en Ray Campi op contrabas en drums gedrenkt in een echo waarin een nummer als That’s Alright Mama letterlijk verdrinkt. Al evenzeer kenschetsend als je die Rollin’ Rock heruitgaves beluistert: dit bevat meer dan enkel rockabilly (C’Mon Over In The Clover) want we worden ook getrakteerd op op blues gebaseerde semi-akoestische ballades (Trouble In Mind), moerasmuziek (het uptempo titelnummer Swamp Fox en een uptempo cover van Muddy Waters’ Hoochie Coochie Man die eigenlijk het eindeloos herhaalde loopje van Linda Lu is), Johnny Burnette-achtige highschool country pop met Latijns- Amerikaanse flavour (Baby Doll dat dan ook een rondje Tequila in de solo heeft), trage bluesy country ballades (King Of Your Heart) en mambobilly (Hug ‘n’ Kiss Me) alsmede enkele heropnames van Cochran’s eigen nummers uit de jaren ‘50 zoals Riverside Jump en Hip Shakin’ Mama. Rockabilly Legend bezigt hetzelfde instrumentarium (alleen werd er op meer nummers piano gebruikt en speelt Cochran nu zelf ook nog eens de contrabas) maar klinkt niettemin voller en krachtiger, al is mij niet duidelijk waarom – zo gaat dat met huis-, tuin- en keukenopnames, misschien stond gewoon de wind anders. Stilistisch is deze LP even verscheiden met naast rockabilly ook melodieuze rock ‘n’ roll (They Oughta Call You Miss Heartbreak, Ain’t Gonna Let It Happen), medium tempo country ballads (The Lovin’ I Crave, Memories), opnieuw die Mexicaanse invloed (I Love You A Thousand Ways) en veel swamp stuff (Lulu, She Rocks Me, de uptempo bluesy stroll Walkin’ Cryin’ Blues - volgens mij moet dit het Polk Salad Annie tijdperk geweest zijn). Opvallend bij dit alles: 19 van de 24 nummers zijn eigen composities van Jackie Lee Cochran. In 1997 verscheen op HMG/ Hightone (USA) al de 20 track Jackie Lee Cochran Rollin’ Rock compilatie Rockabilly Music (CDHM6604) maar daarvan staat slechts iets meer dan de helft op deze Part CD, dus we zijn blij dat we deze twee platen met Jack The Cat in topvorm eindelijk netjes in volgorde op CD hebben, maar waarom staan Cochran’s drie Rollin’ Rock singles hier in hemelsnaam niet op? Of wil Andy Widder van alle Rollin’ Rock restjes een aparte CD maken? Soit, Jackie Lee Cochran ruste in vrede, en moge zijn naam mede door deze opnames nog lang verder leven. Info: www.part-records.de
(Frantic Franky)


LET THE BELLS KEEP RINGING 1956
Richard Weize Archives, ACD 12516

Ach, we hadden een half uurtje niks te doen dus snel nog even een volume van deze reeks over het New Yorkse budget label Bell Records erdoor gejaagd, zie in deze onze recensies van de volumes 1951 tot 1955. We zijn inmiddels in 1956 aanbeland en dat betekent dat de rock ‘n’ roll in volle kracht opkwam en Bell Records, het ”top song hit favorites” label met op de hoesjes in grote letters de titel van het liedje en in piepkleine of helemaal géén letters de naam van de uitvoerende artiesten, met spoed op zoek diende naar zangers die ook die nieuwe rock ‘n’ roll orkaan aankonden. Die vonden ze, maar de hoofdmoot blijkt in 1956 nog steeds pop- en croonermuziek geweest te zijn met Edna McGriff’s Just Walking In The Rain (van The Prisonaires in 1953 op Sun Records!), de natuurgetrouwe Que Sera Sera door Elise Rhodes, de Pat Boone ballade I’ll Be Home (oorspronkelijk een zwart nummer van doo-woppers The Flamingos) door Barry Frank, en een croonerversie van wat wij vooral kennen als Ivory Joe Hunter’s doo-wop ballade I Almost Lost My Mind door Dottie Evans. Memories Are Made Of This is female pop en ook Priscilla (de hit was van Eddie Cooley & the Dimples) is pop, ook al wordt het gebracht door veteraan rhythm ‘n’ blues tenorsaxofonist Buddy Lucas. Rock Island Line wordt door de manier van zingen van Jimmy Leyden (die na de tweede wereldoorlog nog bij het orkest van Glen Miller zong) bijna meer een parodie dan skiffle (Lonnie Donegan haalde er als Brit in Amerika zelfs de Top 10 mee). Ook In The Middle Of The House (Vaughn Monroe en Rusty Draper nagedaan door Peter Marshall & Tommy Farrell) is pophumor, Green Door van Jim Lowe kan je in de cover van Artie Malvin met wat goeie wil nog big band rock ‘n’ roll noemen en Blueberry Hill mag dan wel een noot voor noot cover door opnieuw Buddy Lucas zijn, de magie van Fats Domino ontbreekt. Ene Bruce Adams fluit Guy Mitchell’s Singing The Blues en tot slot is het volgens ons nooit Johnny Cash’s bedoeling geweest dat I Walk The Line door het Michael Stewart Quartet zo plechtstatig gezongen en netjes nagespeeld zou worden met zo te horen een wasbord. All in a day’s work voor Bell Records! Het geheel wordt geduid middels het in deze reeks traditionele CD booklet van 13 pagina’s met track per track info en illustraties. Info: www.rock-star-records.co.uk (Frantic Franky)

naar boven



Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina