(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!

 

CD Recensies

31 december 2015

LET’S DANCE/ ROCKET 75
Rocket 75, géén cat. nr.

Na Buzz Buzz Buzz uit 2014 is dit het vierde album van het in 2008 begonnen Bossche trio (eerder brachten ze al twee garagerock albums uit) waarover Hans Jacobs (drums), Fon Versteeg (contrabas) en Dirk van Veldhoven (zang/gitaar) zelf zeggen dat het wat ruiger is en er meer met andere invloeden wordt geëxperimenteerd, zoals het gebruik van piano in een aantal nummers. In concreto betekent dit 10 compacte pretentieloze eigen energieke nummers met springerige structuren en chaotische gitaarsolo’s in een kruisbestuiving tussen jaren ’50 rock ‘n’ roll en wat we jaren ’70/’80 poprock zouden noemen moest dat woordje “pop” niet zo’n negatieve connotatie hebben: wat we bedoelen is dat Rocket 75 niet-rock ‘n’ roll speelt op een rock ‘n’ roll gerelateerde manier, waardoor het uiteraard weer wel rock ‘n’ roll wordt, of op zijn minst een soort rock ‘n’ roll of rootsrock, ’t hangt allemaal van je eigen definitie af. Geen rockabilly, dat is zeker, maar daar maalt Rocket 75 dan ook niet om. Jammer is helaas dat dit gewoon door de band zelf is opgenomen en het eindresultaat nogal hoekig klinkt, volgens mij omdat er enkel een engineer op de knopjes drukte zonder producer die hier een visie of stempel op kon drukken. Contrabas, drums en gitaar lopen niet altijd rechtlijnig in de pas, wat de dynamiek in de weg staat waardoor het geheel tegenwringt. Maar wellicht is dit een band die je vooral live moet zien om compleet overdonderd te worden. Met andere woorden: check de speellijst op www.rocket75.com, gelijk de handigste plaats om deze release in eigen beheer aan te schaffen.
(Frantic Franky)


TRAVELLIN’ HEAVY WITH/ THE DOEL BROTHERS
El Toro, ETCD6067

De vorige CD van The Doel Brothers (GB) op El Toro was een succes en met deze opvolger bewijzen de vier baardmensen (drie van de vier Doel Brothers zijn échte broers) die hun sporen verdienden bij The Western Aces, The Radio Ramblers en The Westernaires (maar bij The Doel Brothers van instrument wisselden) waarom: een stijl die je een mix tussen Dave & Deke Combo (de samenzang, de verhalende songteksten, de hillbilly humor) en de western swing van Big Sandy zou kunnen noemen, maar dan twangier en met diepere zang en in een huis-, tuin- en keukensound klinkend alsof het bij hen in de schuur werd opgenomen. Tennessee Ernie Ford meets Johnny Horton maar dan lolliger, zoiets. De rockahillbilly bop krijgt op vier songs een jazzy injectie door de bibberende steel (special guest Phil Morgan van Lynette Morgan & the Blackwater Valley Boys, Tennessee Rhythm Riders, Shooting Stars), Oh Boy met banjo biedt een vleugje bluegrass, op Liquid Lover halen ze fingerpicking boven, Gone But Not Forgotten is western romantiek. Perfect is dit zeker niet maar deze 12 eigen nummers (geen covers) hebben wel dat beetje extra naïeve recht-van-de-boerderij charme en onhandigheid die deze muziek onweerstaanbaar maakt. Wild Wild Woman heeft een slok tequila in de solo en Who Needs You leunt melodiegewijs aan tegen Curtis Gordon’s Sittin’ On Top Of The World, maar dat maakt ons helemaal niks uit als het resultaat zo gezellig is.
De Bullseye LP versie LPBE116 (waar je de CD gratis bijkrijgt) heeft vier bonustracks die eerder op hun debuut-CD Oh Brother It’s The Doel Brothers stonden, wellicht omdat die niet op vinyl verscheen. De twee tracks van hun El Toro single Scream And Bop/ I Left My Wife In Las Vegas of de Rumble single Gone But Not Forgotten/ Laughin’ & Jokin’ (2013) ware mooier geweest, maar de Gone But Not Forgotten op deze CD is wel een alternatieve versie en het feit dat alle Doel Brothers releases tot nu toe hetzelfde uniforme design hebben is ook veel waard. Excellente release om een feestje op de boerderie op te vrolijken! Info: www.eltororecords.com en www.thedoelbrothers.co.uk
(Frantic Franky)

naar boven

Vinyl Recensie

26 december 2015

DADDY’s COMIN’ HOME FOR XMAS/
ROY P-CAT & THE V8 DADDIES

8 Ball Productions, géén cat.nr.

Wij mochten van Roy P-Cat & the V8 Daddies enkele exemplaren van hun nieuwe vinyl single weggeven en zelf kregen we er ook eentje, waarvoor dank, zeker omdat we van kerst rock ‘n’ roll houden om de donkere dagen en stille nachten op te pimpen. De vijfmansformatie bestaande uit Roy Piket (zang, gitaar), Jeroen van Halem (contrabas, twintig jaar geleden samen met Roy Piket in The Rumble Cats), Elco Stalknecht (piano), Willem Alink (tenor- en baritonsax) en Ben van der Bunt (drums) noemt hun muziek zelf garage swing maar dat woordje “garage” is misleidend want ze spelen een mix van jaren ’50 rhythm ‘n’ blues, rockabilly en jump en samen vormt dat swingende ouderwetsche rock ‘n’ roll die niets met garagerock van doen heeft.
Na Spanish Stroll/ Makin’ Whoopee van een jaar geleden is dit hun tweede vinylsingle, volledig analoog opgenomen en uitgebracht in mono, en het mooie is dat dit een kerstsingle is geworden met twee gloednieuwe kerstnummers geschreven door Roy Piket, wat altijd beter is dan de honderdduizendste versie van dezelfde kerststandaards. Daddy’s Comin’ Home For Xmas opent met jinglebelletjes en handclaps terwijl een barrelhouse piano boogiet en een diepe sax Shake Ratlle And Roll blaast (doet wat denken aan Just Rockin’ And Rollin’ van Ronnie Dawson maar die had dat ook maar gepikt) en een onweerstaanbare maar niet te snelle jiveswing op gang trekken, relaxt gezongen met een non stop refrein waarin de band rock rock rock’s en roll roll roll’s scandeert dat zich na één keer in je hoofd verankert als een kater op tweede kerstdag. Zelfs de kerkklokken doen mee en spelen Big Ben!
B-kant Blue Xmas is niet het Elvis nummer maar maakt daar toch enkele knipogen naar in deze medium tempo op de slappende contrabas steunende strollende boogie waarin de sax opgewekt meewandelt en we recht hebben op een piano solo. De zang had van mij wat vetter gemogen waar voor de rest hoort u ons niet klagen: mooi full colour hoesje, dik onbreekbaar vinyl, wat wil een mens nog meer? Nou, kerstrood vinyl ware helemaal knap geweest, maar we kunnen ons voorstellen dat dit op zich al een risicovolle investering is, waarvoor hulde. Met andere woorden: kopen, niet alleen omdat dit goed spul made in Nederland is, maar ook opdat vinyl ook in de toekomst blijft verschijnen. Info: www.roypcatandthev8daddies.nl
(Frantic Franky)

CD Recensies

ROCK, JIVE AND STROLL WITH ME/ RAY ALLEN
Rhythm Bomb, RBR 5822

Minstens het vierde album op Rhythm Bomb sinds 2007 van deze band uit het voormalige Oost-Duitsland door Rhythm Bomb aanbevolen als teen rock. Teen rock my ass, dit is gewoon rock ‘n’ roll en zelfs hele goeie rock ‘n’ roll: late fifties early sixties rock ‘n’ roll met name, het soort rock ‘n’ roll dat je op Bear Family’s That’ll Flat Get It reeks vindt waar het dan weer verkocht wordt als rockabilly. Deze CD werd opgenomen door Axel Praefcke en Ike Stoye in de Lightning Recorders studio in Berlijn en omdat het daar boordevol materiaal staat dat volgens mij ook nog uit Oost-Duitsland stamt mag je zeker zijn dat het geluid zo snor zit als een flink uit de kluiten gewassen knevel fris van bij Schorem Haarsnijder en Barbier, al loopt die vergelijking mank omdat we hier geen baardmensen aantreffen, integendeel: Ray Allen alias Mathias Arnold (zang, gitaar), Gerd Vorwerk (contrabas), Sylvio Lau (drums, deze drie zitten ook in Juliet & the Janglers) en Martin Wauer (piano, mét Roddy Jackson pose aan de piano) zijn fris geschoren, kort geknipt, proper gewassen en in net pak gehesen. De royale 15 tracks (11 eigen nummers) bieden voldoende variatie met die in de bandsound gebeitelde piano die af en toe de solo’s overneemt van de gitaar en naast knisperende rock ‘n’ roll (She’s Wild) ook strollers (Happy End), ballads (Beyond My Reach), de gemene gitaarinstrumental Heat Wave die begint als Link Wray die Be-Bop-A-Lula onder handen neemt, enkele nummers die angstaanjagend dicht de Sun sound benaderen (Belly Button Baby) én een paar tracks die door de stem en de backing vocals zo op een Elvis soundtrack hadden gekund (Ruby Red Lips). Ook de covers verwijzen naar het muzikale tijdperk waaruit Ray Allen inspiratie put: Rocking Mama (Shelby Smith in 1962), Hang Out (Lloyd Arnold in 1960), het geweldige Baby Love (Howard Bingham & the Rockets in 1958) en het sexy Bubble Gum (Johnny Redd in 1962). A Kiss From You is van Marcel Riesco van Truly Lover Trio maar (nog?) niet door Riesco zelf opgenomen.
Het enige minpunt op deze CD lijkt ons dat sommige eindes wat ongeïnspireerd zijn, maar voor de rest niets dan lof. Wij bevelen dit aan als excellente rock ‘n‘ roll! Info: www.rhythmbomb.com en www.c-a-t-enterprises.de
(Frantic Franky)


DOWNTOWN MEMPHIS/
JAKE CALYPSO & HIS RED HOT

Chickens Records/ Rock Paradise, RPR CD 36

Het blijft opvallend hoeveel bands er een erezaak van maken te willen opnemen in de Sun studio in Memphis, 60 jaar geleden de verloskamer van de rockabilly. Nu is het op zich heus niet moeilijk om daar op te nemen want die studio is nog steeds of beter gezegd opnieuw actief, dus het volstaat studiotijd te boeken en netjes je rekening te betalen. Wat de ervaring evenwel leert is dat al die bands gewoon als zichzelf blijven klinken en niet als Sun zestig jaar geleden, want de Sun studio mag dan wel naar het schijnt in zijn oude glorie hersteld zijn, een magische Sun knop op het mengpaneel is vooralsnog niet uitgevonden. In elk geval: ook Jake Calypso (F) maakte zijn droom waar met twee bezoekjes aan Sun waarbij hij met zijn band gelijk wat nummers inblikte waarvan er eerder al vier verschenen op de mini CD Babe Babe Baby, ook uit als vinyl-EP, nu wordt de rest van de opnames op de wereld losgelaten. Jake Calypso klinkt op deze CD dus vooral als Jake Calypso, maar desalniettemin is het Singing The Blues-achtige Plans Of Love typische Sun shuffle in tegentijd en staan hier – noblesse oblige – drie Sun Covers op, That’s All Right Mama, Blue Moon Of Kentucky en Trouble Bound, uiteraard in Calypso’s onevenaarbare stijl. Opvallende gast op dit album is de nu 78-jarige Jimmy Van Eaton, bij Sun drummer op zowat alles van Jerry Lee Lewis (Great Balls Of Fire, Whole Lotta Shakin’ Going On, High School Confidential, Breathless), Charlie Rich (Lonely Weekends, Rebound, Philadelphia Baby) én Billy Lee Riley (Red Hot, Flying Saucer Rock ‘n’ Roll), die hier nog één keer zijn shuffle mag doen op die Trouble Bound. De laatste track op de CD is trouwens geen song maar een twee minuten durende babbel met Van Eaton. Jake Calypso bracht al verschillende albums uit en als we uit die diverse releases conclusies kunnen trekken dan is het dat Calypso in de loop der jaren beheerster is geworden, zie bijvoorbeeld hier de aandacht aan backing vocals, al ontsnapt er op tijd en stond uiteraard een jodel en blijven nummers als Turn Me Loose, When The Pretty Girl Bop en Babe Babe Baby ongetemde rockabilly, en dat hij naast de pure rockabilly ook steeds meer andere rock ‘n’ roll genres aansnijdt: To Love Away is een geflipte countryballad, titeltrack Downtown Memphis is een early sixties rechtdoor meezinger met honky tonk piano en You Killing Me is zelfs mooie vrolijke begin jaren ’60 poprock met helaas digitaal geslis in de backing vocals. Goed getimed: Lovin’ Heart met Sergio Panigada van The Starliters (I) op steel is kerstbilly. De intussen 50-jarige Jake Calypso blijft tot nader order de Clark Kent van de rockabilly: naast het podium welgemanierd, vriendelijk en met een dikke hoornen bril, op het podium een losgeslagen maniak. Op CD blijft hij een van de eigenzinnigste, meest intense en merkwaardigste en daardoor mee van de beste en interessantste rock ‘n’ roll bands van dit moment. Alsmede een van de eerlijkste: de negen nummers die niet op de vinyl-EP Babe Babe Baby stonden (minus dat praatje met Jimmy Van Eaton) zijn intussen ook netjes uit op de 10-inch vinyl RPR LP 109, wat betekent dat er noch op CD noch op vinyl dubbels of ontbrekende nummers zijn. Info: www.jakecalypso.com en www.rockparadise.fr (Frantic Franky)


YOU GOTTA DO MORE/ JOAKIM TINDERHOLT
Rhythm Bomb, RBR 5821

Joakim Tinderholt speelde in december twee data in Nederland en twee data in België, maar ik ben niet gaan kijken: een snelle check deed me besluiten dat dit blues betrof. Exact vier dagen later ligt deze CD op mijn bureau, de heruitgave met nieuw artwork van een album dat in 2014 verscheen in Noorwegen op Big H Records. De in 2005 in Oslo opgerichte band van Joakim Tinderholt bestaat uit muzikanten die in allerlei bluesbands speelden en verschillende internationale artiesten begeleidden en sleepte doorheen de jaren diverse blues awards en nominaties in de wacht. Gek genoeg lijkt niet zanger/ leadgitarist Joakim Tinderholt de grote man, wel Håkon Høye die niet alleen ritmegitaar en baritongitaar speelt (en op één nummer lead speelde), maar ook vier van de vijf eigen nummers (op 11 tracks) schreef, de backing vocals voor zijn rekening neemt en dit album produceerde, engineerde en mixte. De gewone line up contrabas en piano werd op dit album uitgebreid met extra tenor- en baritonsax (ingspeeld door dezelfde saxofonist) en mondharmonica. En het is inderdaad blues, rhythm ‘n’ blues meer bepaald, het soort rhythm ‘n’ blues dat door de blazers en de piano soms R ‘n’ B swing wordt genoemd, maar wel degelijk met de nadruk op de blues: langgerekte gitaarsolo’s, alles erop en eraan, door de inleving in zijn genre zeker goed gebracht, maar waarom dit nu zo nodig als rock ‘n’ roll dient gemarket is me een raadsel, want ik heb dit al een miljoen keer eerder gehoord en toen noemde ik het ook geen rock ‘n’ roll. Toch is dit niet enkel kommer en kwel want gek genoeg staan hier ook vijf nummers op die wél goed zijn: het door Willie Dixon gepende I Don’t Care Who Knows (origineel van Harold Burrage uit 1957?) is wel degelijk rock ‘n’ roll, I Got Loaded (Little Bob Camille & the Lollipops in 1966, ook gedaan door Los Lobos) en het eigen You Gotta Do More zijn helemaal in de gedreven aanstekelijke uptempo stijl van JD McPherson (die dit natuurlijk evenmin uitvond), Those Lonely Lonely Nights (van Earl King uit 1955, dat jaar ook gedaan door Johnny Guitar Watson en later door Dale Hawkins en Warren Storm) knoopt aan bij de ten onrechte in de vergetelheid geraakte en soms zelfs verguisde traditie van de swamp pomp ballad (het betere balorkest van begin jaren ’60) en It’s Your Voodoo Working van Charles Sheffield uit 1960 kennen we in de versies van Imelda May én van The Seatsniffers (B): de uitvoering van Tinderholt is meer soulvol. Tinderholt kàn het dus wel degelijk als hij wil en een heel album in de stijl van deze vijf songs ware wellicht fantastisch geweest. Of Tinderholt op tour ook die mondharmonica en sax (en de piano) meebrengt is me helaas door mijn eigen schuld dikke bult onbekend, maar daarvan zal allicht afhangen wat hij live on stage doet. Moest dat niet het geval zijn is het me eerlijk gezegd een raadsel waarom hij volgend jaar op Screamin’ (E) en de Rhythm Riot (GB) staat. Als u niet zo ver wil gaan: op zaterdag 20 februari speelt Tinderholt in Zonhoven (B) op Rolmo’s Roots Rock.
Hebt u overigens de nieuwe visitekaartjes van Rhythm Bomb al gezien? Dat zijn minihoesjes van 5 op 5 cm en er zijn er minstens vijf verschillende waaronder deze van Jaokim Tinderholt. You Gotta Do More is ook uit op Rhythm Bomb LP RBR 5921 (500 stuks) met exact dezelfde tracks maar een andere hoes. Info: www.rhythmbomb.com en www.joakimtinderholt.com
(Frantic Franky)


SOUL FOR DANCERS
Fantastic Voyage, FVDD227

Soul voor dansers? Sinds wanneer luisteren wij naar soul, laat staan dat we erop dansen? De ondertitel van deze dubbel CD stemt ons iets milder: “Out On The Floor Firecrackers That Ignited The Northern Soul Boom”, en dat treft want zo af en toe hoor ik uitstekende nummers die ik niet ken en als ik dan informeer naar titel en uitvoerder krijg ik steevast een meewarige blik vergezeld van de opmerking “ja, maar dat is northern soul. Keep the faith, Franky, keep the faith”. Zou dit nu mijn gedroomde introductie zijn tot het genre dat later als de northern soul bekend zou staan? Het antwoord luidt neen, want deze CD bevat geen northern soul, wel de inspiratiebronnen daarvan, de voorlopers zeg maar. Van de 61 tracks van 52 artiesten ken ik er 11 en die zijn wat mij betreft rock ‘n’ roll, en van de overige artiesten hebben er minstens 10 ook rock ‘n ‘roll opgenomen. De tracks omvatten de tijdspanne 1959-1962 met enkele vroege uitlopers naar 1956 en 1957 en een enkele keer zelfs 1951. Het leeuwenaandeel speelt zich echter af van 1960 tot 1962 en waar deze CD uiteindelijk op neer komt is dat ie boordevol staat met het soort tracks dat ik vroeger op LP’s na één beluistering opzijschoof als te sixties en dus niet genoeg rock ‘n’ roll. Nu ben ik ouder, zij het niet noodzakelijk wijzer, maar kan ik die nummers wél waarderen wegens deels gestoeld op rock ‘n’ roll, deels op rhythm ‘n’ blues, doo-wop, gospel en soul, met daarbij grote namen als de onuitputtelijke Etta James, de goddelijke Jackie Wilson, de wonderbaarlijke Sam Cooke en de zelden geëvenaarde Ray Charles. Ook op deze dubbelaar: Ray Charles doch met Raelette Margie Hendrix in de hoofdrol (Tell The Truth), doorslagjes van bekende hits (You Better Come Home van The Isley Brothers bouwt verder op hun Shout, Little Baby van Howlin’ Wolf is gewoon Little Walter’s My Babe (allebei dan ook geschreven door Willie Dixon die het zelf had gepikt van This Train Is Bound For Glory van Sister Rosetta Tharpe), het Stand By Me-achtige See About Me van Don Covay) én hitmakers (Soothe Me van The Sims Twins is twee druppels water Sam Cooke – het werd dan ook geschreven en geproduced door Sam Cooke), geflipte (Pop-Eye Stroll van The Mar-Keys) en groovy (All Nite Long van Robert Parker) instrumentals, het origineel van Chills And Fever door Ronnie Love (op het oorspronkelijke Startime label stond Johnny Love) uit 1960, en nog maar eens goeie Linda Lou’s (Roy Head, de enige blanke in dit gezelschap?) en Sticks And Stones (opnieuw Ray Charles). Door de onwaarschijnlijke muzikaliteit gekenmerkt door krachtige dan wel zoetgevooisde stemmen, rhythm ‘n’ blues gitaren, vrolijk toeterende saxofoons en ongelooflijk verfijnde drummers klinkt deze muziek erg fris en opent ze nieuwe perspectieven, zeker omdat ik meer op de hoogte ben van de blanke muziek van begin jaren ’60 dan van de zwarte equivalent. Of om het anders te stellen: ik kan deze twee en een half uur met veel genoegen uitzitten zonder te skippen, al is “zitten” natuurlijk ironisch voor een CD bestemd voor dansers. Ten bewijze: in diverse recensies van dit album lees ik dat dit weinig tot niets met soul te maken heeft maar gewoon zwarte pop is. Het CD booklet van 16 pagina’s bevat 46 labelscans en hoesjes in full colour + nota’s per track. Er zou al een Volume 2 op stapel staan en 32 van de 61 tracks zijn ook uit op dubbel-LP FVDV227. Info: www.fantasticvoyagemusic.com (Frantic Franky)

naar boven

10 december 2015

SAME SAME BUT DIFFERENT/
STORIES FROM SHAMEHILL

Stories From Shamehill, géén cat.nr.

Kenners beweren dat de surfhype en de grote surfboem nu wel echt helemaal passé zijn, ons liefhebbers doet het genoegen dat er nog steeds nieuwe surfbands opborrelen, ook bij ons: zo zagen wij begin dit jaar een gesmaakt optreden van The Aloha Sluts uit Venlo, Tilburg en Middelburg, nu kregen wij het debuut toegestuurd van het eind 2012 opgerichte Ilpendams/ Purmerendse surftrio Stories From Shamehill, samen met twee stickers erbij heel mooi verpakt in wit/ groen geschenkpapier met een roze wasstempeltje met een palmboompje. Het oog wil ook wat, en niet alleen bassiste Marit Stam die samen met drummer Arend Keeman en gitarist Joris de Haan de dienst uitmaakt bij Stories From Shamehill.
Deze vier geheel analoog opgenomen en gemixte eigen tracks worden gekenmerkt door een rechtlijnige vlijmscherpe sound met een basgitaar die de grondslag legt voor de melodie, veel accentverschillen binnen hetzelfde nummer, wat spielerei tussen rechter- en linkerspeaker (Kahuna Haha) en af en toe enkele fikse trappen richting reverb unit, met respect voor en knipogen naar de traditionele klassieke surf. Meanwhile Back At The Farm is meer filmisch gericht. Het resultaat is hypnotisch melodieus en daardoor de aandacht van elke rechtgeaarde surficionado waard, want Stories From Shamehill heeft niet alleen de power maar ook de melodie én de subtiliteit, een zeldzame combinatie. Een mooie aanwinst voor de surfscene in de Benelux, en dan hebben we het heus niet alleen over de bassiste. Deze release in eigen beheer is bij de band te koop voor 5 euro, info: www.storiesfromshamehill.nl
(Frantic Franky)


A GOOD ROCKING CHRISTMAS/
RED WEST & MARY WEST WITH HOT RHYTHM

Red West Productions, RWP07

Van de nog net geen 50-jarige Red West (bij de burgerlijke stand in het verre Zweden geregistreerd als Jörgen Westman) werden in het verleden door onze diensten reeds albums gerecenseerd door Frans van Dongen en Henri Smeets (op hun recensiepagina verengelst tot Henry Smith), nu ben ik aan de beurt want ik hou het meest van kerstplaten om de silent holy night de nodige luister mee te geven. Aan de binnenkant staan zo maar liefst 15 hoesjes van eerdere Red West releases waarvan drie als Red West, vier van zijn hardere band The Buckshots en acht van de ons onbekende Psychotic Youth dat er nogal jaren ’60 garage uitziet. Deze A Good Rocking Christmas is een echt kerstalbum in de ware zin des woords: veel rood, groen en goud, jinglebelletjes en ho ho ho’s alom, en bovendien 16 gloednieuwe eigen kerstliedjes, dus niet hetzelfde dozijn snertkerstliedjes dat op élke kerst-CD staan. Nee, West schudt ze zo uit de mouw van zijn kerstmanpak. De stijl zouden we commerciële rock ‘n’ roll noemen moest dat bij een deel van ons hooggeacht publiek geen pejoratieve bijklank hebben, want we bedoelen gewoon dat West goed gebrachte aanstekelijke, kwalitatieve, doch breed toegankelijke consumptie- en radiovriendelijke feel good rock ‘n’ roll en rockabilly maakt, nu eens glad, dan weer snel en hard, daarbij gebruik makend van zowat elke rock ‘n’ roll stijl inclusief ballads (Man Below), jazzy crooner zo over the top dat het bijna een parodie lijkt (Holiday Fool) en country (Christmas Time). Hot Rhythm bestaat sinds 2008 uit contrabassist Henrik Hellberg-Lizama en drummer Tommy Olsson maar wordt hier voor de kerstgelegenheid uitgebreid met piano, sax, steel en zelfs accordeon, alleen ben ik niet zo gek van de klankkleur van die saxofoon: bij momenten klinkt ze me te plat, te veel als in het thema van een Amerikaanse TV-reeks en daar hou ik niet zo van. Zes nummers worden gezongen door echtgenote Mary West die op haar best klinkt als de rock ‘n’ roll zangeressen eind ’50 begin ’60 die geen flauw idee hadden hoeveel sex appeal ze stemgewijs uitstraalden en op haar slechtst gevaarlijk dicht richting popballad overhelt: van Christmas Without You kan ik me voorstellen dat Tracey Ullman zo had geklonken moest ze ooit een kerstliedje hebben opgenomen. Wat ze ongetwijfeld heeft gedaan, maar ik hoef het niet per sé te horen. Maakt allemaal niet uit want we zouden Mary West onder de mistletoe een dikke bees geven en aangezien wij mensen van goede wil zijn – met kerstmis toch – laten wij tracks als A Cadillac For Christmas, Santa Bring My Buick Back To Me en Good As Gold dezer dagen met plezier non stop door onze kerststal schallen. Info: www.redwest.se (Frantic Franky)


MERRY CHRISTMAS/ THE UNKOOL HILLBILLIES
Unkool Music, UNKOOL201501

Deze Zweüden zijn al 15 jaar wel degelijk cool maar allesbehalve hillbilly want hun muziekstijl houdt het midden tussen bluesrock en rechtdoor gitaar rock ‘n’ roll met een piano boogie woogie fundering. Nu is bluesrock zowat het meest vermaledijde muziekgenre ooit maar The Unkool Hillbillies houden het ondanks covers van de klassiekers, R ‘n’ B geïnspireerde gitaarsolo’s en de occasionele mondharmonica toch al verschillende albums fris en spannend door veel pianosolo’s, flink de gas erop te houden en in het algemeen prima te rocken.
Deze nieuwe CD is ondanks de titel geen echte kerst-CD omdat we op de 10 tracks maar drie kerstliedjes tellen waarvan er één trouwens al in 2002 op vinylsingle verscheen, meer bepaald het eigen Honey Merry Christmas, een leuke meezinger op een Carl Mann gitaartje. Nog drie andere songs stonden al eerder op de albums Evil Times (2009) en Pause ‘n’ Rewind (2011), wat dus wil zeggen dat op deze nieuwe CD slechts zes nieuwe songs staan, waaronder dus nog twee kerstliedjes. Nu ken ik witte en blauwe kersten, maar van een Green Christmas had ik nog nooit gehoord en ook na herhaalde beluistering blijft me onduidelijk wat ze met deze al even leuke eigen bijdrage met echo’s van bekende kerstliedjes in de piano- en gitaarsolo bedoelen. Merry Christmas Baby tenslotte is het bekende nummer uit 1947 van Johnny Moore's Three Blazers met Charles Brown aan de piano en voor de microfoon dat werd gecoverd door Chuck Berry (1958), Elvis (1971) en zelfs Mae West (1966). The Unkool Hillbillies enten het hier meer op medium tempo pianoblues. De zeven andere songs zijn in de bekende Unkool Hillbillies stijl met rock ‘n’ roll (Jello Sal van Benny Ingram, het eigen Hip Hop) en bluesrock (een goeie Drinkin’ Wine Spo Dee O Dee, I Ain’t Mad At You met mondharmonica). Little Richard’s Send Me Some Lovin’ krijgt een geslaagde rechtdoor bluesrockversie met mondharmonica, het eigen You’re The One wordt gezongen door Karin Johansson die met haar dijk van een stem al meerdere albums van The Unkool Hillbillies opvrolijkte, is met sax en heeft – vreemd – wat poppy overgangen waardoor de saxsolo in die overgangen slangenbezweerderig wordt. Green Christmas en Merry Christmas Baby zouden ook uit zijn op single, al is ons onbekend of dit een daadwerkelijke fysieke single dan wel een digitale release (Spotify, iTunes etcetera) betreft. Als je deze door de band zelf uitgebrachte CD nergens vindt kan je ’m altijd bij de heren zelf bestellen via www.unkool.se
(Frantic Franky)

naar boven

26 november 2015

WAY TO SURVIVE/ JACK SCOTT
Bluelight Records, BLR 33176 2

Jack Scott is onze held. ook al nam hij slechts een handvol rock 'n' roll songs op naast stápels ballads. Fantastische ballads, dat wel, en dat handvol rock 'n' roll songs is van een eenzame hoogte. Leroy, The Way I Walk, Midget, Geraldine, Baby She's Gone, Two Timin' Woman. We bedoelen maar: hoeveel mensen zijn gecoverd door Robert Gordon, Shakin' Stevens én The Cramps? Scott's status berust deels op het feit dat ie slechts heel sporadisch in Europa optreedt (zelf zagen we hem één keer op een Rockhouse Meeting in Oss in 1994) en in tegenstelling tot veel van zijn collega’s nooit foute platen opnam, om de eenvoudige reden dat hij zo goed als nooit meer opnam, die ene live-LP met The Class Of 58 (van diezelfde Rockhouse Meeting in Oss) niet nagelaten. Groot was dan ook het nieuws dat Scott een nieuw album zou opnemen voor Bluelight Records (FI), en nog groter het nieuws dat die plaat eenmaal opgenomen Scott ze niet wou uitbrengen omdat hij niet tevreden was over het resultaat. Geen flauw idee wat ze toen gedaan hebben, maar nu is die plaat er, Scott's eerste studio album sinds Burning Bridges op RCA sublabel Groove uit... 1964! Onze verwachtingen waren dan ook hooggespannen, maar worden helaas niet helemaal ingelost: dit album is goed, dit is okee, maar had - zo hoopten wij althans - veel beter kunnen zijn. Dat de rock 'n' roll hier de duimen legt voor ballads en medium tempo country rock hadden we verwacht want zo kennen we Scott nu eenmaal, en daar is op zich helemaal niets mis mee. Dat zijn rijke, diepe baritonstem zachter en vooral breekbaarder klinkt (Scott praat hier meer dan hij zingt) kunnen wij begrijpen: Scott is intussen 79 jaar. Met de covers is niks mis: geen kwaad woord over Red Foley's Tennessee Saturday Night, Hank Williams' Honky Tonk Blues, de bluesy workout van Elvis’ Trouble, de hoempapa van Little Jimmy Dickens’ Hillbilly Fever, Gordon Lightfoot's Early Morning Rain-achtige Ribbon Of Darkness, Ral Donner’s ultieme ballade You Don't Know What You've Got (Until You Lose It), Don Gibson’s Woman (Sensuous Woman) uit 1972 en Cal Smith’s I Just Came Home To Count The Memories uit 1977, origineel van Bobby Wright (de zoon van Kitty Wells) van twee jaar eerder. Scott covert ook één keer zichzelf met een heropname van zijn eigen Wiggle On Out dat origineel op die Groove LP stond in een lichtjes ander arrangement en anno 2015 niet beter of slechter klinkt. Maar wat ons stoort is dat de Finse muzikanten, nochtans dezelfde die eerder "comeback" albums opnamen met Hayden Thompson en Mac Curtis, teveel op veilig spelen. Dit is allemaal heel knap ingespeeld maar het resultaat klinkt te standaard, te mainstream, te middle of the road. Geen enkel nummer hier kan de intensiteit evenaren van - om een van onze favoriete Jack Scott ballades uit 1966 (!) te noemen - Insane. We worden er niet minder fan om en we zijn dolblij dat we deze plaat hebben, maar het blijft jammer. Ook uit op LP met evenveel tracks maar één ander nummer, damn!
Deze maand stond Jack Scott nog op de Rhythm Riot in Engeland. Info: www.jackscott.com en www.facebook.com/bluelightrecords
(Frantic Franky)


DON’T JUST CRUISE/ RACE WITH THE DEVIL
Bop-A-Lula Records, RWTD001

Race With The Devil is de bandnaam van een nieuwe Engelse rockabillygroep. Bij de namen van dit viertal, dat in 2013 besloot om de band op te starten, gaat er alleen bij gitarist Dave Elliot een klein belletje rinkelen, want misschien ken je hem nog van Cottie & the Alleycats van ruim voor de tijd dat ik een leesbrilletje nodig had om linernotes te lezen. Anton Pace (zang/slaggitaar), Garin Nel (contrabas) en Luke Grainger (drums) hebben ook al in diverse bands gezeten, waarbij het opvallend is dat Pace ook nu nog in een doo-wop/swinggroep zingt, The 45 Men.
Race With The Devil staat voor rockabilly en/of aan rockabilly aanverwante rock ‘n’ roll (het is maar net waar je de scheidslijn wil leggen). Ze doen dit met – voor ons – overbekend materiaal van – voor ons – overbekende rockers: Johnny Burnette, Buddy Holly, Gene Vincent, Elvis Presley en Vince Taylor. En nu gewoon verder lezen, want de band die net nog op Hemsby stond is voor vele doorgewinterde rock ‘n’ roll fanaten (mezelf incluis) toch een lust om naar te luisteren. Er is werkelijk helemaal niks mis mee hoe de jongens het spelen: even goed als de originelen namelijk. Ik bespeur maar twee verschillen: zanger Pace imiteert geen enkele van zijn helden én de sound is van deze tijd, waarmee ik niet bedoel dat ze het modern spelen (het tegendeel is dus waar) maar dat de moderne technische geluidsmiddelen positief zijn benut. Dit is alleen maar goed voor de rock ‘n’ roll, want zeg nou zelf: welke huidige muziekliefhebber zal ooit van Johnny Burnette gehoord hebben? Ik hoop van ganser harte dat áls ze kennis maken met rockabilly dat met zo’n CD als deze gaat gebeuren. Het kan toch haast niet anders dat ze zullen worden opgezweept door Train Kept A-Rollin’, Race With The Devil, Mystery Train, Lonesome Train, Rock Around With Ollie Vee, Brand New Cadillac en al die andere songs waarbij de minst bekende van Rusty & Dough Kershaw is: het nummer Hey Mae ken je misschien nog eerder van Shakin’ Stevens.
Authentiek en toch verfrissend. Dat is de kort en bondige samenvatting van deze CD die nagenoeg overal online te koop of te beluisteren is. Check anders www.racewiththedevil.co.uk (Frans ‘Writers Block’ van Dongen)


FLIP A COIN/ WILLIAM SMULDERS
William Smulders Productions, géén cat.nr.

Voor u Zij Is Van Mij denkt: lees verder want dit is heus een goeie single van William Smulders. Zanger-gitarist Smulders grossiert al meer dan ruim 20 jaar in een rock 'n' roll repertoire dat varieert van lichte jazz tot instrumentale Spaanse gitaarmuziek, maar wie erin slaagt Wanda Jackson en Linda Gail Lewis te strikken voor duetten krijgt bij ons een streepje voor. Deze nieuwe 1-track CD-single wordt gekenmerkt door goeie relaxte zang opgehangen aan een Chuck Berry gitaarhook met rockende piano (Martijn Schok!) throughout en doo-wa-doo-wappende male én female meezingkoortjes tegen een achtergrond van discrete blazers die gaandeweg de bovenhand krijgen in een klassieke rock 'n' roll structuur met enkele moderne wendingen. Kortom: een nummer waar werkelijk àlles inzit én er hoort een leuke videoclip bij. Uiteraard is dit geen authentieke rockabilly of de stuff waarvan hepcats dromen, maar als het dan toch commerciële rock 'n' roll moet zijn zonder negatieve bijklank voor een algemeen publiek ruimer dan ons eigen inteelt kringetje, dan graag deze. Het nummer is uiterst radiovriendelijk en het zou mooi zijn als Smulders hiermee airplay krijgt of een hit zou scoren, want het wordt intussen wel weer eens dringend tijd dat er rock 'n' roll in de hitparade te horen is. Deze eigen release downloaden kan via de geijkte kanalen als iTunes, maar dit is ook gewoon uit als fysieke CD single, info: www.williamsmulders.nl (Frantic Franky)

Vinyl Recensies

DOGGONE BLUE/
NELSON CARRERA & THE SCOUNDRELS

Tessy Records, Tessy 204

Nelson Carrera (P), actief sinds eind jaren '70 en dat vooral vanuit Frankrijk, bracht eind 2013 de CD Love Is A Trap uit op Tessy Records (D) en blijkbaar verkocht die zo goed dat er nu een vervolg aan wordt gebreid met een 4-track vinyl-EP. Carrera maakte eerder al CD’s met The Hot Rocks (F) en The Dixie Boys (P), maar sinds hij opnieuw in Frankrijk woont heeft ie een nieuwe band op poten gezet luisterend naar de naam Nelson Carrera & the Scoundrels met Mario Jorge Pires (contrabas, vroeger bij de ons compleet onbekende Spykers) en Raphaël Decaix (Pete &The Atomics, Orville Nash & the Gamblers, maar in 2001 al van de partij op Carrera's debuut CD Everybody’s Rockin’ With met de Franse band Hollister). Zonder drummer dus, al hebben wij Carrera recent al wel mét drummer aan het werk gezien. Deze EP is in elk geval opgenomen zonder drummer. Een drumloos trio moet het meer hebben van subtiliteit dan van power en dat is hier zeker het geval: de vier eigen nummers van de hand van Nelson Carrera navigeren tussen catchy uptempo fingerpickende rockabilly (titeltrack Doggone Blue dat qua melodie wat weg heeft van Am I Blue van Eddie Cochran), rustigere verhalende rockabilly (Quit That Drinkin') en klassieke traditionale rockabilly (Red Hot Baby en I Was Wrong). Dit alles is goed ingespeeld en goed gezongen en dus een goeie EP die bovendien gegarandeerd een collector's item wordt: er zijn er exactamundo 356 geperst op zwart vinyl en 159 genummerde op blauw vinyl, die smurfen enkel te koop bij Tessy Records en bij de band zelf. Dat zijn rare aantallen maar Tessy werkt altijd met oplages van 500, vandaar. Info: www.tessyrecords.de (distributie via www.rhythmbomb.com ) en www.facebook.com/nelsoncarrerascoundrels (Frantic Franky)

naar boven

19 november 2015

MY ADVISE/ THE THREE FARMERS BOYS
Rompin' Stompin', RP02

Nieuwe titelloze orthofonische high fidelty 4-track vinyl-EP van Leeuwarden's finest en in zulk geval bezigen wij steevast de titel van het eerste nummer van de A-kant, in casu My Advise, alleen is dat een knoert van een taalfout want die song van Billy Fury's eerste LP The Sound Of Fury uit 1960 (trouwens een van de beste Britse LP’s ooit) is My Advice met een -c. Soit, de nieuwe Three Farmers Boys EP ligt helemaal in de lijn van hun Jamboree Baby CD uit 2013, hoewel opgenomen met een compleet andere bezetting: opperfarmer Ronnie Pietersma weet zich hier omringd door Gert Top (Highway 54, Uncle Luke's Cousins) op gitaar en Roel Huizinga (Highway 54, Hayride Silvertones) op contrabas. Als drumloos trio klink je altijd ongevéér hetzelfde, ook al legt elke gitarist uiteraard andere accenten, maar dat leidt op deze EP gelukkig niet tot een stijlbreuk. Gelukkig, want de boer ploegt immer voort en wat The Three Farmers Boys doen doen ze goed, en wat ze doen is klassieke medium tempo rockabilly, welluidend en melodieus en mooi vol klinkend waarbij die afwezigheid van drums totaal niet opvalt. Opener My Advice van Billy Fury is opgehangen aan een Everly Brothers gitaarrif en een beetje in Ricky Nelson stijl, Big Heart van Jack Grisham boom-chicka-boomt in Johnny Cash stijl maar blijft boppende rockabilly, Maybe Little Baby van George Jones houdt het perfecte midden tussen countrybilly en rockabilly. Het eigen Say Baby is catchy, doordrongen van het rockabilly idioom en had zo uit de fifties kunnen komen. De EP heeft een hele zuivere klank (best zeldzaam voor singles), alleen doet net als bij Jamboree Baby het hoesje afbreuk aan de muziek: met de computer uitgerekte foto’s in combinatie met drie spelfouten tegen het Engels ogen een pak minder fris dan de muziek klinkt. Volgende keer een grafisch ontwerper onder de arm nemen? En de volgende keer zal maart 2016 zijn want dan gaan The Three Farmers Boys naar de grote stad om een weekend op te nemen bij Lightning Recorders in Berlijn. Wij kijken al uit naar het resultaat! Rompin' Stompin' is Pietersma's eigen label (en tevens de naam van zijn programma op Leo FM 106.1 elke dinsdagavond van 21 tot 22 uur, te beluisteren via www.omroepleo.nl/live-radio) en dus is dit het makkelijkst verkrijgbaar bij hun optredens, zolang de voorraad strekt natuurlijk want bij vinyl geldt altijd op is op. Snellemans is dus de boodschap. Niet overtuigd? Beluister dan de vier songs op www.reverbnation.com/thethreefarmersboys (Frantic Franky)


BLUE SUEDE SHOES/
LONG JOHN & HIS BALLROOM KINGS FEATURING HUELYN DUVALL

Rydell's Records, RR 721

Long John & his Ballroom Kings zijn een Duits sextet onder aanvoering van – we kid you not – Johannes Sebastian Strauss die al sinds begin jaren '80 rock 'n' roll speelt, onder meer bij The Sundowners en Doc Thomas. De band, al naargelang uw budget beschikbaar als sextet of uitgebreid met extra blazers, piano en zangeressen tot een heuse big band, omschrijft zichzelf als "jazz in het hoofd, rockabilly in het hart en swing in beide voeten" en speelt muziek uit de jaren '30 tot de jaren '50 van Duke Ellington tot Bill Haley. De groepsleden spelen of speelden bij Al Tuscan & the Lumberjacks, Mike Penny & the Moonshiners, Rio The Voice Of Elvis, The Swing Dance Orchestra, cajun band Colinda en de blazerssectie van The Boss Hoss. Als u Long John & his Ballroom Kings niet kent is dat geen schande want ze spelen meer op bedrijfsfeesten dan op rock 'n' roll festivals, opnieuw geen schande want een muzikant moet ook eten en liefst niet elke dag diezelfde spaghetti backstage. Wij kennen Long John & his Ballroom Kings in elk geval van hun Hep Cat Baby/ Dragnet single op Migraine Records (D) uit 2012 en hun Rip It Up op de Part (D) verzamel CD van de Walldorf Weekender 2010.
Deze nieuwe vinyl single werd niet zoals gewoonlijk bij Rydell's Records (F) zelf opgenomen maar bevat twee oudere opnames waarvan de A-kant in 2014 werd opgenomen in Dallas met fifties rockabilly Huelyn Duvall als producer. Om een uitgekauwd nummer als Blue Suede Shoes nog enige schwung mee te geven moet je er wat mee doen en dat doet Long John, meer bepaald er een western swing draai aan geven met een leuke haak in het refrein en blazers in de hoofdrol, refererend naar maar geen kopie van de versie van Pee Wee King uit 1956 (die Dragnet was overigens ook gebaseerd op de Pee Wee King versie). Knap is dat Long John Huelyn Duvall strikte voor een duet, al is het niet echt een duet: Long John en Huelyn Duvall zingen om beurten een strofe waarbij Duvall meer tijd toegemeten krijgt. Bij ons weten is dit Duvall's recentste opname en hij klinkt een pak dieper en ouder - niet verrassend want hij is inmiddels de 75 gepasseerd. Met trompet, sax, piano, steel gitaar en swingende drums en contrabas heeft dit een mooie warme volle sound, en met 3:25 minuten, een dubbele én een driedubbele solo waarin alle instrumenten aan bod komen is dit best lang maar dat mag in zulk uiterst jivebaar arrangement.
Op de B-kant nemen Long John & his Ballroom Kings een andere gouwe ouwe onder handen die toen Bill Haley het in 1957 opnam al een oldie was, Is It True What They Say About Dixie, andermaal uitstekende jive, dit keer gebaseerd op Bill Haley met meer nadruk op contrabas en drums waarbij de rock 'n' roll gitaar afwisselt met steel. Twee kantjes voor de dansers! In maart spelen Long John & his Ballroom Kings twee data in België in het kader van Radio Modern in Borgerhout en Genk, zie uiteraard onze onmisbare Be There (c). Info: www.ballroomkings.de, verdeling via www.recordsfreight.com
(Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

15 oktober 2015

A WILD NIGHT WITH/ THE DOWNBEATS
Wild Records, géén cat.nr.

The Downbeats uit Los Angeles zijn een van de jongste bands ooit op Wild (ze zijn alle vier jonger dan 21), lieten eind vorig jaar voor het eerst van zich horen op de Wild Party Volume 2 10-inch en waren in augustus voor het eerst bij ons op tour. Dit is hun albumdebuut en vanaf de eerste noten is het duidelijk: dit is klassieke rockabilly met referenties naar de Memphis rockabilly (Wild Night), uitgevoerd met een goeie, opvallend hoge stem die verrassend genoeg soms aan de jonge Roy Orbison ten tijde van Sun doet denken (Let’s Go), pittig, intens en flitsend gebracht (When We Kiss, Something’s Going On), en af en toe door de eenvoud van de opnames refererend naar de Sun sound. Nowhere To Go is een al even klassieke stroll tussen deze vakkundig gemaakte gitaar rockabilly en alleen al door de muziekstijl is deze CD een buitenbeentje in de Wild stal. De opnamesound zelf is dan weer verbazingwekkend clean voor Wild. Helemaal ongewoon voor Wild zijn de Mexicaanse gypsy ballade Another Time, het rustige When You Smile dat niet zozeer door de stem maar wel qua sfeertje doet denken aan Ricky Nelson, en het Ral Donner-achtige Tonight I’m Gonna Make You Mine. Wat meteen weer de vraag doet stellen: zijn dit eigen songs of covers? Choppin’ And Changin’ herkennen we in elk geval van Cliff Richard, in de thank you’s Cliff Richards met een -s genoemd. Meer dan 55 jaar carrière en dan kunnen de Amerikanen je naam nòg niet spellen!
A Wild Night With The Downbeats is minder wild dan je reguliere Wild release, maar voor één keer is dat dan wel heel positief! Info: www.wildrecordseurope.com en www.facebook.com/thedownbeatswildrecords
(Frantic Franky)


LA DIABLA/ WILL & THE HI-ROLLERS
Wild Records, géén cat.nr.

Dit is na Do The Town uit 2005 alweer de tweede CD van deze band uit Las Vegas gevuld met rockabilly (Give Your Heart To Me), bluesbop patronen (True), strollers (No Puedo Mas, Gonna Leave You Woman), white rock vermengd met twist (Un Nuevo Amor), Johnny Burnette (Put You Down), verhalende countrybilly (Grito De Medianoche) en jaren ’60 Bo Diddley bluesbop met mondharmonica (Gonna Love You Baby). Will Lizarraga heeft de juiste dosis gezonde wanhoop in de stem, vijf van de 13 songs zijn in het Spaans gezongen, Mi Amor Se Fue bevat opvallende interessante gitaarovergangen, in Gonna Leave You Woman en Un Nuevo Amor toetert een platte sax mee, en hoor ik daar een elektrische bas in enkele nummers? Luistertip: Cockroach Crawl, zo perfect dat het, euh, perfect op een Boppin’ By The Bayou CD zou kunnen passen, wat me gelijk de vraag doet stellen of dit een eigen song dan wel een cover is aangezien Wild de ergerlijke gewoonte heeft nooit componisten op hun CD’s te zetten. Eén nummer herken ik: La Diabla is Up Jumped The Devil van Ronnie Dawson met een Spaanse tekst in een uitvoering die ik als Ronnie Dawson light zou omschrijven. Voor Wild heeft dit een opvallend cleane sound die niets ontneemt aan de hevigheid en gedrevenheid eigen aan de overmoed van de jeugd. Moest u hun Do The Town gemist hebben, die is vorig jaar heruitgebracht. Info: www.wildrecordseurope.com en www.facebook.com/willandthehirollers (Frantic Franky)


A MAN AND THREE CHICKS/
THE STOMPIN’ RIFFRAFFS

Wild Records, géén cat.nr.

Deze band uit Tokyo speelde eind augustus op Béthune Retro (F) en mensen aan wiens oordeel wij niet twijfelen omschreven hen toen als “het slechtste wat we in 10 jaar zagen”. U kent mij: in zulk geval wil ik zeker de CD horen! The Stompin’ Riffraffs, bestaande uit een zanger-gitarist en drie gefroufroude, gezorromaskerde en in gouden go go jurkjes gehesen meisjes op basgitaar, drums en piano (ik bespaar u hun Japanse namen), brachten sinds 2009 al een 4 track-demo, de full-CD Horror Show (2011, op Radio Underground) en divers vinyl uit op labels als Miz Liz, Norton, Sleazy, Sailor Lars, Mondo Erostika en Bizarremen, en als ik die discografie bekijk valt me op dat meer dan de helft van de 12 tracks hier al eerder werden opgenomen door de band.
Deze nieuwe CD werd opgenomen bij Wild Records in Hollywood en bevat jaren ’60 rock ‘n’ roll, in concreto een cocktail van instrumentale strummin’ mental surf (Parabellum waarop een theremin meedoet, Screaming On Wheels), early sixties rechtdoor rock ‘n’ roll (Bizarre, Knock Down, What a Shame) en jungle exotica/vegas grind/frolic dinner (Buxotic). Geen idee waar we het over gaat? Zijzelf waarschijnlijk ook niet, maar misschien doen klassiekers als Dance Franny Dance (Floyd Dakil), Ghost Train (The Swanks) en You Shake Me (Bobby Lane), hier gecoverd, een belletje rinkelen. Het geheel wordt gekenmerkt door vrouwelijke backingkoortjes, elektrische bas, een meetingelende speelgoedpiano en schabouwelijk Engels, rommelig gespeeld en rommelig opgenomen, niet bepaald gesofisticeerd maar wel in hoge mate fun. Met andere woorden: nu wil ik ze zeker live zien! Info: www.wildrecordseurope.com en www.soundjp/stompin (Frantic Franky)


WON’T BE BROKEN/ THE DESPERADOS
Wild Records, géén cat.nr.

Kijk, een CD zonder titel of groepsnaam op het hoesje, dat kan enkel Wild Records zijn! Dit is na On The Rampage (2011) de tweede CD van deze band uit Los Angeles en de eerste nummers (opener Dame Tu Amor is in het Spaans gezongen) zijn krachtige hedendaagse gitaar rockabilly, daarna zijn de nummers vooral gebaseerd op Mexicaanse Blue Moon Baby-achtige ritmes. Het geheel klinkt opwindend maar blijkt snel weinig meer om het lijf te hebben dan eindeloos in dezelfde rifjes blijven hangen en de eindes zijn meestal gewoon stoppen. Je moet er dan ook voor open staan anders zal dit vrij snel eentonig worden.
Info: www.wildrecordseurope.com en www.facebook.com/ocdesperados (Frantic Franky)


GOLD STAR ROCKERS/ EDDIE COCHRAN & FRIENDS
Fantastic Voyage, FVTD228

Eddie Cochran blijft een bron van inspiratie, niet enkel voor beginnende bands maar ook voor liefhebbers en verzamelaars, en dus wordt elke noot die Cochran ooit speelde ijverig in kaart gebracht. Alles bij elkaar zijn dat nogal wat noten want in de zeven jaar dat hij actief was, was Cochran ook een drukbezet sessiegitarist die bij vele opnames een handje of tandje bijstak, al mogen we ook niet overdrijven: volgens sommige researchers doet ie mee op haast élke opnamesessie in California tussen 1956 en 1960. De titel van deze 3 CD-box verwijst naar de in 1950 geopende onafhankelijke Gold Star Studio op Santa Monica Boulevard 6252 vlakbij Vine Street in Hollywood (gesloten in 1984, daarna afgebrand en daarna platgebulldozerd om plaats te maken voor een shopping center) waar iedereen van Ritchie Valens, Don & Dewey en Duane Eddy over Dick Dale en The Champs tot Bobby Darin en producer Phil Spector opnam, en bevat 104 tracks waarop Cochran meespeelt (Buddy Dee, Al Casey’s Willa Mae, Troyce Key, Jay Johnston, Barry Martin, Johnny Burnette’s overgang tussen hardcore rockabilly en teen pop getiteld Me And The Bear, Dorsey Burnette’s Misery, Buddy Lowe, Bob Orrison, New Shoes van Lee Denson alias Jesse James, dezelfde Jesse James van de ook hier aanwezige South’s Gonna Rise Again en Red Hot Rockin’ Blues) of zelfs meezingt (met name op Git It, Teenage Partner, Somebody Help Me en Five Feet Of Lovin’ van Gene Vincent), maar ook nummers waarop hij misschién speelt (Eddie Miller, Gene Brown’s Big Door, Gary Hodge, Kip Tyler’s geniale She’s My Witch) en we kunnen ons de levendige discussies tussen de academici zó voorstellen: luister nou eens naar die 15 seconden gitaar daar! Dat kan toch alleen Eddie Cochran! Vind je? Ik dacht van niet hoor, die laatste vijf seconden klinken helemaal anders! Tja, het wordt er natuurlijk niet makkelijker op wanneer de Eddie van Jewel & Eddie niet Eddie Cochran maar de recent herontdekte Eddie Daniels blijkt en Cochran wel meedeed met Mamie Van Doren in de film Untamed Youth (1957, drie songs) maar niet op de studioversies van die nummers. Een deel van de nummers waarop Cochran meespeelt zijn welbekend dankzij het pionierswerk van Rockstar Records (GB) en al vaker toegevoegd aan Cochran compilaties (bijvoorbeeld Heart-Breakin’ Mama en You Oughta See Grandma Rock van Skeets McDonald, Let’s Coast Awhile van Bo Davis en zijn vroege Cochran Brothers pré-rockabilly met Hank Cochran, nochtans geen familie, zoals Latch On, I’m Ready, Slow Down en Tired And Sleepy), andere songs-met-Cochran staan er dan weer niét op wegens recent al op andere Fantastic Voyage CD’s gestaan zoals I Want Elvis For Christmas (Holly Twins) en Eddie Daniels’ I Wanna Know. Gold Star Rockers bevat bovendien nummers waarop Eddie Cochran zeker niét meespeelt (Elroy Peace, Nick Greene, zelfs Sam Butera), opgenomen door artiesten die Cochran’s pad kruisten (Don Deal, Ray “Love Charms” Stanley), met Eddie Cochran bevriend (Bob Denton, Baker Knight die had moeten meespelen op Summertime Blues maar zich versliep) of samenwerkend, bijvoorbeeld omdat ze samen toerden (Alis Lesley) of ooit als zijn begeleidingsband fungeerden (Dick D’Agostin & the Swingers), covers door andere artiesten van minder bekende Eddie Cochran nummers (Little Lou door John Ashley, Jeannie Jeannie Jeannie door Jimmie Maddin), nummers die het eindproduct zijn van demo’s waaraan Cochran meewerkte (John Ashley‘s Born To Rock) en zelfs nummers die helemaal niet in Los Angeles zijn opgenomen! Zo kan je natuurlijk eindeloos verder breien, maar in principe heeft alles hier dus een Cochran connectie. Interessant is zeker ook dat artiesten waar je (of wij in elk geval) slechts een of twee nummers van kent hier vertegenwoordigd zijn met veel meer, zoals Lee Denson (5 tracks) en Ray Stanley (9 tracks).
De CD-nota’s van Dave Penny hadden intensiever gekund (een track per track bespreking ware mooi geweest), maar als pintje bij paaltje komt krijg je hier – we kunnen het niet genoeg benadrukken – voor de prijs van één CD 104 nummers met minder bekende rock ‘n’ roll (meer rock ‘n’ roll dan rockabilly) boordevol verrassingen (Dick D’Agostin’s geweldige Nancy Lynne, zijn sleazy gitaar/sax instro Night Walk), de meeste positief, want The Tender Age van The Holly Twins is echt wel flauw en Opportunity en Who Can I Count On van Jewel & Eddie blijken bijna Beatle-esque pop te zijn, verwonderlijk voor het jaar onzes Heren 1960. Toch dat blij dat we die hebben, voor de volledigheid en omdat ze gecompenseerd worden door straf spul als Bob Denton’s Thinkin’ About You, Gary Hodges’ Not For Love Or Money, Sherman Scott’s How‘Dja Do en Bo Davis’ klassieke rockabilly Drownin’ All My Sorrows. En een mens steekt er nog es wat van op, bijvoorbeeld dat Cochran’s manager Jerry Capehart, nochtans mede-componist van Summertime Blues en C’Mon Everybody, allesbehalve een goeie zanger was getuige zijn Rollin’ en Heart Of A Fool. Info: www.fantasticvoyagemusic.com (Frantic Franky)

naar boven

8 oktober 2015

THINGS IN THE MIRROR/ SMOOTH & THE BULLY BOYS
Smooth & the Bully Boys, géén cat.nr.

Onze Waalse vrienden Smooth & the Bully Boys zijn al 15 jaar lang een van de hardst werkende trio’s in het hardere rock ‘n’ roll segment: op dit eigenste ogenblik zijn ze hun vierde Amerikaanse tour aan het afwerken met onder meer drie optredens in Jerry Lee Lewis’ Café & Honky Tonk in Beale Street in Memphis op het menu. Dit moet hun zevende release of daaromtrent zijn die minder Reverend Horton Heat maar meer rock klinkt zoals evident in I Think Of You, This Kind Of Person, Problems en titeltrack Things In The Mirror. Is dat erg? Nee, want het blijft rockend genoeg en dit album biedt voldoende variatie met rockabilly (Don’t Touch My Guitar), rechtdoor rock ‘n’ roll (I’m Wrong), country (Be Yourself) en hoempapa (Chicken Blues). In Seven Days zitten enkele Stray Cats akkoorden en de instrumental Cassie (van de Belgische jazzgitarist Mayki Ferro) bevat een flard surf. SBB klinken op deze CD heel Amerikaans in de stijl van de hardere Amerikaanse rock ‘n’ roll en rockabilly bands. Een pluspunt is bovendien dat zanger-gitarist Michel Brasseur nu eens géén Frans accent heeft. Voeg daarbij een vleugje humor in de teksten, 11 eigen songs van Brasseur, contrabassist Gus Doublebass en drummer Yann Pèr Brezhoneg De Plerguer (u mag ook Jam zeggen), en je krijgt een waardige toevoeging aan de SBB discografie. Info: www.smoothandthebullyboys.be (Frantic Franky)


BOSSA NOVA AND GRITS:
R ‘n’ B HIPSHAKERS VOLUME 4

Vampi Soul, VAMPI CD 164

Bossa nova? “R ‘n’ B and early soul” op een label getiteld Vampi Soul? Moet kunnen? Moet kunnen! En waarom moet dat kunnen? Omdat dat genrebenamingen zijn, en we schreven al eerder: kijk en luister voorbij die genres, want genres vloeien in elkaar over. Laat je niet beperken, want in àlle muzieken zijn goeie nummers en het komt er op aan uit alle muziekjes die parels te halen.
Op deze CD staan 20 tracks uit de archieven van King Records en King sublabel Federal en die 20 tracks dateren uit de periode 1953-1967 met slechts vier tracks uit 1963 of later, en als dat niet volstaat om uw interesse te wekken, kijk dan welke artiesten hier vertegenwoordigd zijn en weet dat het Grote Kleppers zijn als Wynonie Harris (Good Mambo Tonight uit 1955 oftewel zijn Good Rockin’ Tonight met een andere beat en mambo percussie), Roy Brown, Johnny Guitar Watson toen hij nog Young John Watson heette met zijn buitenaardse gitaar/sax instrumental Space Guitar uit 1954, de kleine klepster Little Esther Phillips,Titus Turner, The 5 Royales (doo-wop meets bluesgitaar in Don’t Be Ashamed uit 1958), The Midnighters onder aanvoering van Hank Ballard, The Lamplighters onder aanvoering van Thurston Harris (een doo-woppende Be-Bop Wino uit 1953), Freddy King en de in 2014 op 88-jarige leeftijd overleden castraat Jimmy Scott die in 1958 klonk als een zangeres en daarna 20 jaar van het toneel zou verdwijnen alvorens opnieuw op te duiken als jazzcrooner en het zelfs tot in Twin Peaks schopte. Een tegenvaller is dat ene funky nummer uit 1967 (nochtans de grote Amos Milburn) wat wordt goedgemaakt door verrassingen als de bijna ska van Clarence Paul’s Baby Don’t You Leave Poor Me uit 1961 en kleine klepper Little Willie John’s Mister Glenn, een eerbetoon aan John Glenn, in 1962 de eerste Amerikaan in een baan om de aarde. Doo-wop, smachtende ballades en pikzwarte rock ‘n’ roll kruisen de degens met mambo ritmes en elementen uit rhythm ‘n’ blues tot een stijl die inderdaad zou evolueren tot vroege soul (gitarist Jimmy Nolen, hier met het sfeervolle oosters getinte gezongen The Way You Do uit 1956, speelde 10 jaar later bij James Brown) en latere popcorn en momenteel erg populair is in onze rock ‘n’ roll scene, getuige ook het succes van artiesten als Jai Malano (USA) en Nico Duportal (F), maar ook echoënd wat bijvoorbeeld Ruby Ann (P) tegenwoordig maakt. Of wat dacht u dat Mike Sanchez (GB) eigenlijk al zijn hele carrière doet? Geniet er van, want de geluidskwaliteit is meestal uitstekend, geen evidentie met dit soort verzamelaars. En over verzamelaars gesproken: dit is ook te koop als collector’s item in de vorm van een setje van 10 vinyl singles (VAMPI 45064) bij Munster Records te bestellen à 56 euro. Info: www.munster-records.com, Nederlandse verdeling via www.sonicrendezvous.com
(Frantic Franky)

naar boven

1 oktober 2015

OUT FOR BLOOD/ X-RAY CAT TRIO
Gin House Records, géén cat. nr.

X-Ray Cat Trio is een – u had het geraden – trio uit Leeds dat sinds 2009 diverse releases uitbracht waaronder de 4-track CD Hail Hail, een 4-track live-CD en de 7-track CD Bloody Deeds (2014, ook uit op LP gelimiteerd op 200 stuks). Dit is evenwel hun full album debuut gewoon door de band zelf opgenomen op 4 track en gelijk onze eerste kennismaking met Joe Love (drums), Adam Richards (contrabas) en Nicolas Carew (gitaar + zang) al kennen we Carew nog als gitarist van de band Aces & Eights die een album uitbrachten op Raucous Records. Woorden als psychobilly, rockabilly en tex mex surf punk worden kwistig in het rond gestrooid maar als je enigszins wil opvallen dien je uiteraard zoveel mogelijk genres te verpakken in je omschrijving. Vroeger waren ze inderdaad meer psychobilly, nu kan je X-Ray Cat Trio best als surf betitelen en dan is de term vampyre surf die we ook ergens oppikten geen slechte omschrijving, want door het veelvuldige gebruik van mineur akkoorden baadt dit inderdaad in een gothisch sfeertje. Surf dus, maar Out For Blood is meer dan enkel surf. In het surfnummer Surfin’ Sasquatch geeft een theremin sci-fi spfx, Wolfcop is een variatie op Experiment In Terror, The Buzzard’s Claw is traag met corrida invloed en Mexicaanse blazers die terugkeren in Rockero Fantasma. Pants Party is trage striptease gebaseerd op het draaien aan de stemknoppen van de gitaar met een sax solo en rustend op een bedje van mambo bongos, en ook op When True Love Dies/ The Pink Room is het kleren uitdoen geblazen. Er zit dus niet alleen een Mexicaans sfeertje in deze CD (en trouwens ook gastbijdrages op sax en trompet en verrassender: veel militaire drumroffels) maar ook een vleugje sleazy Cramps symboliek, en door het geheel dreunt het dreigende van Link Wray (Blue Drag en Berenice). Naast tien instrumentals bevat de CD drie gezongen nummers: 13 is punky, Cramped Up klinkt als Link Wray die op de folktour gaat (een leuke variante op al die Mexicaanse gunfighter ballads) en Whatcha Gonna Do is een geslaagde snellere en viezere cover van Hayden Thompson’s Mexicaans geïnspireerde origineel. Dit is muziek voor donkere steegjes waar je moet oppassen om niet in glasscherven te trappen, maar zoals u weet begeven wij ons daar regelmatig wegens de kortste weg naar de leukste feestjes. De CD verschijnt op 31 oktober (halloween!) op Gin House Records, een onafhankelijk label uit Leeds.
info www.facebook.com/xraycattrio en www.ginhouserecords.co.uk. Op maadag 9 november speelt X-Ray Cat Trio in Joe’s Garage in Amsterdam en wellicht worden daar dat weekend nog een of twee optredens in Nederland rond gebreid.
(Frantic Franky)


TEENAGE TIME VOLUME 13
Classics Records, Classics CLCD 759

Daar waar Classics Records‘ Teenage Rockin‘ Party reeks over het algemeen de ruwere rockers bevat is de Teenage Time serie weggelegd voor liefhebbers van highschool rock en fifties en early sixties teeny bop en teen pop: beheerste rock ‘n’ roll, strijkorkestje, zoete leadzang en teen girls in het achtergrondkoortje zijn hier bijna verplicht.
Eddie Lee voldoet aan een deel van deze criteria en in 1961 legde hij The Wrong Kind Of Love vast op plaat, een song die qua ritme en zang heel erg richting Narvel Felts gaat. Oewahoe, daar zijn de teenie meiskes en lover boy Steve Mitchell die de teen rocker Changeable You uit 1962 op een levendige wijze met Buddy Holly hiccups ten gehore brengt, voor de liefhebbers van het genre een top song. Crooner Weldon Myrick zingt op een bovenbehoorlijke wijze Because I Wanted You, een pakkend nummer uit 1961 dat je graag op repeat zet, net als de voorgaande song van Steve Mitchell. Frisse teen country van Jimmy Jay is Run Wild, geschreven door Merle Kilgore. I’m Not Ashamed van de in 2014 overleden Bruce Porter is een typische coole fifties teen rocker zoals je die van amateurbands uit die tijd gewend bent. Na de eerste tonen hoor je al dat de volgende plaat een Britse productie is: een zwoele Joe Meek sound weerkaatst tegen mijn oorschelpen in Seventeen Come Sunday uit 1961 van Gerry Temple die het Britse antwoord op Buddy Holly moest voorstellen maar dik in de schaduw van Mike Berry stond. Hij versliep zich en kon daardoor niet meerijden in de auto waarin Eddie Cochran dodelijk verongelukte en hij speelde mondharmonica op Millie Small’s My Boy Lollipop. What Do I Say uit 1959 van Bobby & his Orbits is een fantastische calypso rocker zoals we die kennen van Italiaanse teenage zangers en zangeressen uit de fifties en early sixties, compleet met zoet meespelend orgeltje op de achtergrond, jamjamjam, goeie droevige zang en eigenlijk een muzikale variant op het verhaaltje vertellen voor het slapen gaan. Overbodig te vermelden dat deze New Yorkse boys en girl zoons en dochter van Italiaanse immigranten zijn. Ook het vaktijdschrift Cash Box was lovend en dacht dat What Do I Say het wel enkele weken zou uithouden in de charts maar zover is het nooit gekomen, ook niet met de paar andere singles die ze opnamen, jammer. Candy Sue uit 1962 van Jeff Lerner heeft een drum/gitaar intro als Buddy Holly maar is voor de rest allesbehalve een Holly song, wel een mainstream highschool rockertje die desondanks geen seconde verveelt. Howard & the Darts gooien geen pijltjes en zelfs Cupido heeft er geen zin in luisterend naar het droeve Lightning, een demo uit 1962 van een behoorlijke ballad die via Starday in distributie ging doch door de reeds muzikaal verzadigde teenagers genegeerd werd. Bubba Jordan met het prachtige Aware Of You uit 1960 laat highschool rock liefhebbers kwijlen: heerlijk toch als je hoort wat je met slechts drie akkoorden aan heerlijke songs kunt maken. Sowieso valt het op hoeveel variatie er door de jaren heen is opgenomen met die luttele drie akkoordjes en al helemaal met vier. Tot die laatste categorie behoort Mindy van Marty Wilson, opgenomen in 1959, de tijd dat je nog kon scoren met meidennamen. Dat deed Marty niet maar de song is er niet minder om, typische late fifties rock ‘n’ roll. Het multivocale A Love Like Yours van The Hogan Brothers uit 1961 is in de kenmerkende duo stijl uit de periode 1958-1961 en een aardige song. Sir Walter is als solo zanger vermeld maar wordt niettemin begeleid door enkele andere teens in zijn super song Sentimental Reasons die veel weg heeft van een uptempo versie van het trio The Teddy Bears. De backing vocals luisteren blijkbaar naar de naam The De Jays (geen tikfout) with The Tornadoes, want zo staat het op de afgebeelde single. We blijven bij topsongs als Lessons Of Love (1962) in Everly Brothers stijl van een duo luisterend naar de naam Jim & Dan Bowlin. Girl Bride van Geoff Goddard (GB) moet zeker een kruising tussen The Four Seasons en Buddy Holly voorstellen. Goddard speelde piano op het eerder vermelde Seventeen Come Sunday van Gerry Temple en dus is het niet verwonderlijk dat hij de Buddy Holly sound adoreerde. Producer Joe Meek wilde hem op het podium brengen als Anton Hollywood maar Goddard voelde zich meer thuis in de studio. Voor hij in 1961 Girl Bride opnam schreef hij nog ‘gauw‘ enkele hits voor anderen, met name Johnny Remember Me en Wild Wind voor Johnny Leyton en de chart kraker Tribute To Buddy Holly voor Mike Berry. Daarnaast is hij te horen op tal van andere songs die in Joe Meek‘s studio werden opgenomen waaronder Jungle Fever van The Tornadoes en hij schreef andermaal een reeks hits als Just Like Eddie voor Heinz. Welk betere titel kun je bedenken voor een teeny bop CD als natuurlijk Teenage Bob zelf en het zijn The Starliters die daaraan dachten. Ook zij waren net als de Britten enigszins in de ban van de Buddy Holly sound, alleen iets eerder, in 1959. Beduidend duidelijker is de Holly sound te horen in Annaballe Lee van Steve Monahan met een bijna opera-achtig achtergrondkoor van mid-veertigers zoals je ook hoort in Amerikaanse cowboy films. Anyway: een topnummer, en Holly fans zullen er hun lol aan beleven. Een ijzersterk nummer is de country pop ballade Your Love van LaVerne Stovall en de mooiste nummers zijn vaak de kortste: deze song klokt af op 1:41. Stovall had de looks van Jerry Lee Lewis en opende ook shows voor The Killer, net als voor Gene Vincent, en Your Love is een subtiel nummer met sterke gevoelige zang en een catchy ritme. Ricky Vac & the Rock-A-Ways groeten u met de doo-wopper Colleen uit 1961, zij het dat de leadzang erg onzeker, bijna verveeld overkomt maar de song is op zich best aardig. De Australische rockende superstar Johnny Devlin is ongetwijfeld de beste Buddy Holly vertolker (of Bobby Vee-alike) op dit album met zijn eigen compo What Comes Over You uit 1960, een ware vingeraflikker voor echte pure Holly fans! Rick Jarrard, zo onbekend als hij was, nam in 1962 de geweldige ballad Tell Me Not op. Hoe kan het toch dat dit soort songs nooit hits zijn geweest? De film waarvoor hij de muziek schreef is onder trashy B-film liefhebbers beduidend bekender dan componist Jarrard zelf, namelijk Faster Pussycat Kill! Kill! uit 1965 van ‘big boobs‘ grootmeester Russ Meyer. The Ideals zijn complete klonen (op atoom niveau zelfs) van de Italiaanse balladeer en twistkoning Peppino di Capri (e i Suoi Rockers). Hun calypso rocker met doo-wop inslag Please Jan uit 1959 is smullen geblazen voor liefhebbers van tearjerkers - tranentrekkers klinkt zo l.llig. Darlin‘ van vocal group The Corvairs klinkt alsof het is opgenomen ergens achterin een megagrote badkamer waar de zang wat ‘naar achteren/in de achtergrond‘ klinkt, net als de begeleidingsmuziek. Dat klinkt vreemd, wat niet wegneemt dat het een dijk van een song is. Johnny Albert & Bobby Wayne tekenen voor Roll Clean Out Of Your Life, weer zo’n typische duo sound zoals we die kennen uit de periode 1958-1961, en hebben iets weg van de pakkende zang van The Coasters. Please Don’t Leave Me Now van The Royal-Aires klinkt bijna als de Pat Boone onder de doo-wop groepen: crooner-achtige zang in doo-wop formaat. Zoiets hoor je niet alle dagen, maar teeny? Laten we zeggen tralalalaaaaa rock ‘n’ roll voor liefhebbers. Randy Robins meende dit voorbeeld te moeten volgen en doet zangmatig bijna hetzelfde in Wishing Star, een aardig nummer. Marty Hill (CAN) bracht in 1960 Oh It Isn’t Fair uit dat noch Paul Anka noch Ronnie Hawkins invloeden bevat en zelfs niet eens Jackie Wilson, zijn favoriete zanger, maar wel een Britse sound op deze zeker niet onaardige self penned song. Wat een machtig mooie songs werden er toen toch opgenomen, nummers waar je niet genoeg van krijgt zoals andermaal een ballad met klasse gitaarsound door Greg Scott en de jongedame die aanbeden wordt heet Cheryl. Hoe is het toch mogelijk dat het grote publiek dergelijke songs aan haar neus voorbij liet gaan? Als een song kop en schouders kon hebben zou deze torenhoog boven andere songs uit die tijd uitsteken. Waar Greg Scott nog ligt te kwijnen zingt playboy Frankie Staro vrolijk You I Like, een typische late fifties mid tempo teen rocker. Johnny Rocker (?) zingt tenor-achtig Besame Senorita als een soort Jackie Wilson met stembreuk. De rocker is ver te zoeken in dit nummer, ook al is het een sterke teen pop ballade.
Resumerend is dit een album dat als een zeer goede compilatie beschouwd mag worden en liefhebbers van de late fifties/early sixties highschool rock en teen pop vast en zeker vlindertjes in de buik zal bezorgen. Classics Records overtreft zichzelf!
Info: www.facebook.com/classics-records (Henri Smeets)


ROCKIN’ COUNTRY STYLE:
1956-1962 COUNTRY ROCKERS

Classics Records, Classics CLCD 756

Rockin’ Country Style is de eerste verzamelaar van dit Zweedse retro label met die titel (er is op internet tevens een gelijknamige mega-uitgebreide database, een must voor elke zichzelf respecterende vintage rockabilly fan) en bevat precies wat die titel zegt: rockende country muziek.
Tommy Carpenter bijt het spits af met de hillbilly stomper That’s My Style (1961) en Jimmy Ringo smijt de mix van country boogie/stompin‘ hillbilly I Like This Kind Of Music de ruimte in. Dit in 1958 voor Dot Records ingespeelde nummer geeft goed de crossover tussen rock ‘n’ roll en country weer waarmee tal van rockers in de begindagen van de rock ‘n’ roll en vooral tijdens de overgangsfase 1955-1956 behept waren. De totaal onbekende Nitehawkers spelen met veel enthousiasme Cut That Out, een puur uptempo rock ‘n’ roll nummer dat een opgevoerde versie is van People Purple Eater van Sheb Wooley, klasse song. Ook Larry McGill’s uptempo country rocker I Want A True Love uit 1961 kan behoorlijk bekoren. Stompin‘ your feet, dude! We blijven in country boogie stijl met Rock Bottom Luck van Coy Werley & the Travellers uit 1962, rockende country is Our Love Won’t Die uit 1960 waarop Eldon Rice geflankeerd wordt door biggies als Scotty Moore (producer), Roland Janes en Jimmy Wilson. Down In The Hollow van Bill Browning bevat een rockabilly ondertoon maar is voor mij toch te veel country dan dat ik het als rockabilly zou betitelen wegens meer te vergelijken met de vroege Buddy Holly (& Bob Montgomery) voordat hij via true rockabilly de overstap maakte naar teen rock ‘n’ roll en teeny pop. Echte rockabilly daarentegen is in tegenstelling tot wat de titel suggereert Out Honky Tonkin‘ Again van Dude Standphill uit 1962, opgenomen in Californië in de tijd dat rockabillies als Cochran en Vincent déjà vu waren en de surf al aardig wat teens op de waterplanken in haar greep had. Vreemd om dan een basgitaar te horen in plaats van een slappin‘ bass. Dick Rich‘s It’s All Over is rockabilly met een stem die nog zoekende is naar de echte rockabillystijl die na elke break in de song te horen is maar dan elke keer al zingend weer terugvalt in country… eigenaardig! Dick Rich was overigens anno 1967 frontman voor Bill Haley’s Comets in Wilmington, Delaware, niet verkeerd als je dat op je bio kunt schrijven. Het fifties sounding Nite Beat uit 1961 is een aardige rocker van Slim Edwards, een teenager met tandenbeugel, zo klinkt het althans. Het schijnt alsof hij niet te hard mocht zingen vanwege de buren want het hele uptempo nummer wordt ingehouden verlegen gezongen. Why? This is rock ‘n’ roll, man! Shout it out! Minpuntje, jammer. Cocaine Blues is langdradige country polka van Freddy Countryman die aanhoort alsof hij zelf high was tijdens het zingen en dus te skippen, net als Lynn Cramer, ondanks dat die menige crooner direct naar de sterren zou verwijzen met zijn behoorlijke zang: Craymer kan niet bekoren in de pure honky tonk Hey Mister die nul komma nul rockin‘ is. Een CD vullertje? Billy Jack Hale heeft beter opgepast toen hij voor de radio zat en Elvis hoorde zingen, want zijn coole country bopper Danger Moved West spettert van alle kanten, er zit pit in en het straalt een rockend sfeertje uit. Aanvankelijk begonnen met zijn broer Charles als country duo The Hale Brothers ging Billy Jack in 1959 solo met deze ronduit acceptabele song. Meer dan acceptabel is de coole rockabilly stomper No Good Baby van Slim Dusty & his Country Rockers waarin duidelijke invloeden van Johnny Cash en Carl Mann hoorbaar zijn. De meesten zullen deze man indirect kennen van zijn song A Pub With No Beer, in het Nederlands bekend van Bobbejaan Schoepen als Café Zonder Bier uit de Belgische speelfilm De Ordonnans (1962), film waarvan tevens een door de Belgische acteurs in het Engels gesproken versie van bestaat getiteld At The Drop Of A Head. In die film is ook een live versie van Kili Watch te horen van The Cousins die anders is dan de plaatversie. Jammer dat dit soort films nog altijd niet op DVD verschijnt. Het country popnummer Uh Huh van Johnny Wiggins wordt vooral gedragen door het achtergrondkoor. Mama Laid The Law Down is poppy rockabilly van Dub Dickerson die anno 1955 al voor Decca, Imperial en Capitol enkele country singles had uitgebracht en zelf nooit het grote succes kende maar wel via Ricky Nelson een hit scoorde met het door hem geschreven Stood Up. True rockabilly met scheurende saxofoon zelfs is te horen in I’ll Never Let It Show van Charlie Walker dat aan het begin sterk doet denken aan de “pom-pom-sch“ Caterpillar sound van Ray Campi. Nadat Charlie Walker labels als Mercury-Sunday waarvoor hij in 1957 dit nummer opnam en Decca versleet belandde hij in 1958 op Columbia. Rusty & Doug Kershaw zingen hier samen met Wiley Barkdull een middelmatige popcountry song uit 1958 met de titel The Love I Want. Charlie Rife’s One Little Heart is een teeny bopper uit 1962 die best aardig klinkt. Verderop komt Charlie Rife nog een keertje terug met de country rocker Here’s The Key. De true fifties Sun styled rockabilly Opal Lee van Earl Scott doet me heel sterk denken aan overbekende songs als Rockin’ Daddy (Eddie Bond, Sonny Fisher). Top nummer anyway en haast niet te geloven dat in 1961 in de tijd dat alle teenagers inmiddels twisten Scott deze schitterende rockabilly opnam. Ook country zanger Lee Elliot had de rockabillies goed bestudeerd zoals te horen in The Devil And The Deep Blue Sea, een goed nummer. Carl Sauceman & the Green Valley Boys haakten in op de novelty songs van die tijd, Purple People Eater en Witch Doctor voorop, met de ronduit aardige mid tempo rockabilly Who-Ah uit 1958. Bye Bye Love is het bekende nummer gezongen door een ten tijde van de opname 33-jarige T. Tommy die zich toen al in de tweede teens gevoeld moet hebben met een stem die met het grootste gemak aan een mid-vijftiger had kunnen toebehoren. De begeleiding daarentegen is beduidend rockiger. Deze cover is pittiger dan The Everly Brothers en de background zang is in Jordanaires stijl wat het nummer een sterke Elvis flair geeft. Het gitaarwerk is eveneens behoorlijk rockig, alleen de croonerige stem van T. Tommy past niet geheel bij het geheel, en Billboard durfde destijds warempel te beweren “vocal sounds more rock ‘n’ roll than country“. Zeker de plaat op een hoger tempo afgespeeld want zelfs Pat Boone is rockiger dan deze stem! Georgie Porgie van Brad Reynolds is een vrolijke countrypop song van een Canadees die succesvol was in Canada maar miskend in de USA. Dick Damron zingt wat voor zich heen in I Guess That’s Life, een megazwakke kloon van de superversie van Buddy Holly’s Blue Days Black Nights. Bill Browning honky tonkt in het overigens pianoloze (karakteristiek voor honky tonk) Breaking Hearts uit 1958. Classics Records neemt rockin‘ country wel erg ruim, zeg: alleen al de zang is zo mega jengelig country dat er geen spatje rock in te bekennen valt. Een andere Bill daarentegen, Bill Anderson, is een genot om naar te luisteren, dat is pas een rockige stem! No Song To Sing is zijn bijdrage, met een lichte Elvis invloed in de zang van deze coole song. Alone With You is wederom een vrolijk klinkende country polka van Donny Miller, en we gaan slapen met Wally & Don’s Please Don’t uit 1959. Niet dat de song slaapverwekkend zou zijn, dit is integendeel een top rocker!
Samenvattend: een album, vanuit rock ‘n’ roll optiek beluisterd, met hoogtepunten en dieptepunten. Het Zweedse label neemt de term rock ‘n’ roll en rockin‘ country af en toe toch echt te ruim. Als rock ‘n’ roll fan zit je immers niet op country gejengel te wachten. Crossovers als rockabilly, country boogie en eventueel honky tonk: okay. Countrypop kan ook nog, maar geen bluegrass of pure traditionele country svp. Wie van deze verzamel CD een rockabilly en country boogie album verwacht zal zeker teleurgesteld zijn, wie echter country muziek in al haar facetten graag hoort zal vingers te kort komen om af te likken.
Info: www.facebook.com/classics-records (Henri Smeets)

naar boven

24 september 2015

CANTINA GASOLINA/ CASA DE LA MUERTE
Casa De La Muerte, géén cat. nr.

Met rootsmuziek kan je alle kanten uit: begin vorig jaar recenseerden wij het debuut van deze band uit Alkmaar over wier zelfomschreven “hellbillymexicanbalkan-nederbeatrock” met contrabas en orgeltje gedrenkt in Mexicaans artwork wij toen schreven dat de in de perspromo gehuldigde referenties naar rockabilly en country niet van toepassing waren. Op deze tweede vervloeien ska-ritmes en kasatjok met de klanken van een theremin, wah wah effecten op de gitaar en Russische accordeons tot eigenzinnige rock die beurtelings doet denken aan Shocking Blue (door het stemgeluid van de zangeres) en de pretrock van The B-52’s. Binnen dat genre lijkt ons dit heel knap gedaan, maar met rockabilly of country heeft het nog steeds niets te maken. Gitarist Dimitri de Jong zat vroeger bij psychobilly band Asmodeus.
Verdeling via www.sonicrendezvous.com, info www.casadelamuerte.net (Frantic Franky)


OPEN LETTER TO THE BLUES/
THE COUNTRY SIDE OF HARMONICA SAM

El Toro Records, ETCD 6068

Harmonica Sam (Zweden) leerden wij kennen als de mondharmonicaman in het kielzog van The Domestic Bumblebees en Boppin’ Steve, u kent dat clubje wel, en The Country Side Of Harmonica Sam leerden wij kennen in 2013 via hun single Changing Her Thinking/ Your Old Standby. En wat is The Country Side Of Harmonica Sam? Exact wat de naam belooft en daarmee exact het tegenovergestelde van wat ie normaal doet, namelijk pure country zoals die medio jaren ’60 met miljoenen stuks tegelijk in Nashville en omstreken aan de lopende band werd ingeblikt. Alle 14 nummers hier volgen hetzelfde stramien: steel wisselt af met (vaak twangy) leadgitaar, geen noot te veel, spaarzaamheid troef, in de refreinen wordt de zang tweestemmig. Harmonica Sam’s stem klinkt niet echt fifties of sixties maar is meer een Dwight Yoakam snik, wat niets aan het luisterplezier ontneemt. Twee nummers hebben extra fiddle, één nummer heeft extra piano. Deze muziekstijl is een heel eigen idioom dat Harmonica Sam en zijn country kornuiten perfect onder de gecowboylaarsde knie hebben en ik daag u uit de vijf eigen nummers uit de covers van Joe Carson (Forbidden Wine), Freddie Hart (Farther Than My Eyes Can See), Ned Miller (That’s Why I Sing In A Honky Tonk), Ray Price (I’m Walkin’ Slow), Hank Locklin (Followed Closely By My Teardrops) of Billy Walker (The Storm Within My Heart, I’m Down To My Last Cigarette) te vissen. Het enige min of meer bekende nummer is trouwens It’s Such A Pretty World Today van Wynn Stewart uit 1967. Het album werd opgenomen door Axel Praefcke en Ike Stoye bij Lightning Recorders in Berlijn en het resultaat klinkt dan ook uitstekend, ook omdat ze zo verstandig zijn geweest de uptempo nummers en two steps de bovenhand te laten houden op de trage nummers en de wandeltempo’s. Ik zag The Country Side Of Harmonica Sam deze zomer op Sjock (B) en live evenzeer als op CD is dit de ideale muziek om in te pilsen. Ook uit op vinyl als El Toro Bullseye LP BE117, zo lezen wij op het hoesje, al hebben we die LP nog niet met eigen ogen gezien. Info: www.eltororecords.com en www.thecountrysideofharmonicasam.com (Frantic Franky)


TEEN ROCKIN’ PARTY VOLUME 11
Classics Records, Classics CLCD 757

Wat zou de vintage rock ‘n’ roll geweest zijn zonder de honderdduizenden amateurbandjes wereldwijd? Je hoeft maar naar deze verzamelaar te luisteren om het antwoord te horen! Frank DiPaola alias zijn rockiger alter ego Frankie Dee was één van hen en hij nam in 1958 het uitnodigende Let’s Whirl op, een tamme dansbare toffe uptempo rocker. Ook hij mocht zoals vele amateurs de ‘roster‘ van platenfirma RCA vullen om in de archieven te verstoffen totdat Classics Records voorbij kwam. Jim Hardin daarentegen kwam niet verder dan één single op een onbekend labeltje waarvoor hij in 1961 het verdienstelijke Mountain Girl met typische Carl Mann Mexicaanse flair opnam. Pittige rock ‘n’ roll horen we in Out Yonder uit 1960 van Ray Mitchan, een bijna verlegen zingende knaap die hier en daar niet in de toon met de band zingt en daardoor het spetterende nummer net dat ontneemt wat het tot een kraker had kunnen maken. Glenn & Jerry, de zoveelste klonen van The Everly Brothers en The Kalin Twins met exact dezelfde sound als laatstgenoemden, namen in 1957 het behoorlijke Hello A New Love op. Dick Barton & the Rebels klinken wat beheerst voor rebellen maar hun PS I Love You uit 1962 is desondanks toch een goede mid tempo rocker met een voortreffelijke stevige ronkende beat en met wat fantasie doet het denken aan een uptempo versie van Honky Tonk Part 2 van Bill Doggett uit 1956. Opvallend aan de singles van deze band is dat er steeds een andere leadzanger zong, namelijk Jimmy Payne, Bill Gaida en de hier te horen Teddy Bear. Pure rock ‘n’ roll presenteert Zing Zing Parker in Roberta, een klasse song opgenomen als demo in een legendarische studio, ook al zal bij velen Criteria Studios geen lichtje laten branden. Toch heeft deze studio die onder meer door King Records werd gebruikt meer dan 250 gouden en platina platen voortgebracht! Johnny Ferg nam in 1957 voor Decca zijn debuutsingle Candy Love op, een Johnny Horton-achtig nummer dat qua sound en interpretatie ook wat weg heeft van Terry Dene (GB). Classy Baby was de uitsmijter van Paul Hampton in Britse stijl opgenomen door een Amerikaan die soundgewijs wat lijkt op Bill Craddock, een echte latin teeny bopper, yep. Blacky Vale (de poederversie van Narvel Felts) presenteert hier toch de alleraardigste mid tempo rocker Star Of Love uit 1958. It‘s rockin‘ time met Let’s Go Steady van Frankie Dee, want dàt zijn de coole rockers waarvoor je een dergelijke CD aanschaft.
Tot nu toe kan al gezegd worden dat deze CD verreweg het beste album is dat ik tot nu toe mocht recenseren voor Classics Records. Ook de zangmatig ietwat jazzy aandoende rocker If I Can doet daar niets aan af en de credits gaan naar de jazzy scatter Big Jack Horner. It’s party time met Danny & the Saints die Peggy’s Party door de ether wervelen, een rock ‘n’ roll festijn opgenomen in 1959 voor Warner Brothers. Tony & Johnny (Tony Passarella en Johnny Moccia) galmen er lustig op los in in denderend trein ritme in Here I Go Again, een typische vocale duo country rocker uit 1960. You Must Be Mine is de top doo-wop-achtige bijdrage van The 4 Counts. Muzikaal gaan we van het oosten van Amerika naar het zuiden met de country (Cash-style) Be My Tears van Dave Allison, een rustige break tussen het rock ‘n’ roll geweld waarvan we meteen weer gaan smullen in de mid tempo tearjerker Janie van Terry Roberts & the Deans. Why Can’t You Stay van Buddy Walker is zowel produktiematig als muzikaal van een andere planeet: de song klinkt heel professioneel met een stevige stompin‘ beat uit de late fifties teen periode maar allesbehalve droog en gepolijst, klasse highschool rock zoals die moet zijn. We verkeren andermaal in hogere doo-wop sferen met The Choppers die in 1960 La Chop door het luchtruim schalden, een doorsnee doch lekker in het gehoor liggende uptempo doo-wopper. Icky Renrut‘s (ren je rot? Nee, Turner achterstevoren) In Your Eyes is een exponent van de zwarte rock ‘n’ roll, logisch, want achter Icky Renrut verbergt zich Ike Turner, de wederhelft van Anna Mae Bullock oftewel Tina Turner die in 1959 hun eerste hit scoorden met A Fool In Love. Ike die op dat moment nog concurreerde met Chuck Berry nam In Your Eyes eveneens op in 1959. The Naughty Fly van Dave Denny suggereert na de eerste klanken een pittig nummer te worden maar zakt weg in middelmatige country met een drumritme dat we kennen van Britse en Schotse harmonieën die door de straat trekken op het moment dat er even geen muziek gespeeld wordt en alleen tromgeroffel te horen is. Dan is Running Wild van de eerste en enige vrouwelijke vertegenwoordiging op deze CD, Doll Dawn, beduidend frisser en fruitiger, ondanks dat de jongedame 40 lentes telde toen ze deze song opnam die ook te horen is in de Marilyn Monroe film Some Like It Hot. Doll Dawn was de inspirator voor Ella Fitzgerald en werd opgenomen in The Big Band Hall Of Fame, ook al is het hier aangehaalde nummer een toffe rocker. What Do You Want From Me van The Lancers is typische gepolijste rock ‘n’ roll zoals van Guy Mitchell maar desondanks zeker niet onaardig, een meerstemmige song met voldoende variatie. The Lancers scoorden hun eerste hit in 1953 met Sweet Mama Tree Top Tall (# 63) en namen tal van singles op voor Coral, Imperial en Warner Brothers. The Rebelaires samen met Earl Dukes zijn grote onbekenden die een verdienstelijk mid tempo Lovelorn Lonely Heart ten gehore brengen. Pittige rock ‘n’ roll horen we andermaal in de goeie song Jason Fleming van Roger ‘King Of The Road‘ Miller uit 1958 met partygangers op de achtergrond voor een live effect. Call My Name van The Saints is een aardige mid tempo rocker met galm op muziek en zang. Les Anderson met het leuk voortkabbelende Cashy Johnny Sorrow klinkt alsof het een filmsong is waarin vooral de zang en het gitaarwerk positief opvallen. The Lonely One van Paul Gibson is een behoorlijke country song maar niet een song die ik op een teen rockin‘ party verwacht, het lijkt wel alsof Classics door de rock ‘n’ roll platen heen is. Gelukkig toch niet want ook Freddie Canon heeft zijn eigen kloontje genaamd Key Larsen die A Little Lovin‘ in een ongedwongen jongensachtige stijl zingt. Wie Freddie Cannon goed vindt zal ook dit nummer weten te waarderen. The Terrifics doen hun naam alle eer aan want de meerstemmige enigzins doo-wop rocker I Don’t Care How Yuh Do It uit 1959 is gewoon een vet nummer, punt. Ook de afsluiter van dit album, Khrushchev Twister uit 1961 van Melvin Gayle, mag er zijn: een propaganda song rondom de Russische minister-president Nikita Chruschtschow (in het Engels: Khrushchev) die in de jaren ‘50 en ‘60 voor veel oostelijke politieke storm zorgde en by the way ook de rock ‘n’ roll in de Soviet Unie de nek omdraaide of dat althans probeerde want de zwarte markt aldaar floreerde met bone records oftewel afgedankte röntgenplaten waarin gleuven werden gesneden, uiteraard met verderfelijke westerse rock ‘n’ roll.
Deze CD zal een tornado veroorzaken wanneer je hem draait in je CD player want dit is met afstand de beste Classics verzamelaar tot nu toe! En dat is eerder onderdreven!
Info: www.facebook.com/classics-records (Henri Smeets)


SODA POP BABIES VOLUME 5
Classics Records, Classics CLCD 760

Yeah, the girls are gonna rock, yeehaaaw. Met aanstekelijke stemmen bewerken ze de mannenoren van jullie redacteur, reeds dertig jaar de teens achter zich latend en nog steeds niet ongevoelig voor aanlokkelijke vrouwenklanken. Zoals men destijds playboys naar voor schoof om de meiden te paaien probeerde men de jongens te bewerken met lieftallige schoonheden. Als ze dan ook nog konden zingen was dat mooi meegenomen. Debbie Woods, niet alleen good looks maar ook een goeie stem, start het meidengala met Like I Gotta Get Away, een song uit 1962 echter reeds met de sound van 1963! Toni Eden is een all time favourite met Teen Street. Ik hoorde dit nummer voor het eerst eind jaren ‘70 op de vinyl verzamel LP Rockin‘ At The 2 I‘s die ik nog steeds heb. Toen al vond ik het een dijk van een uptempo rocker zoals je die te weinig van vrouwelijke rockers hoort. De Britse Antoinette Chippendale (nee dames, we hebben het hier over een meiden CD) nam het al op in 1960 en later datzelfde jaar zou ook rockabilly gal Janis Martin hetzelfde doen. Wat konden die meiden vroeger zingen zeg, wat een verschil toch met die pop huppeltrutjes van tegenwoordig. Op het werk word ik gedwongen, virtueel vastgeketend en wel, dit naar binnen te werken omdat zo nodig een nationale popzender (zeg maar flopzender) door de ether moet schallen. Dan hoor ik toch liever de Connie Francis lookalike Cathie Taylor: als je haar fruitige Two Straws And A Soda hoort voel je je weer een 17-jarige snotaap die met z’n neus geplakt staat tegen het etalageraam met fotos van Olivia Newton-John in de film Grease. Tja, toen was ik nog bescheiden. Het is alsof hier Connie Francis zingt met een rockabilly background. Wat een stem! Heel leuk om in het booklet te lezen hoe Kathy Young standvastig als veertienjarige een platencontract bemachtigde en haar Du Du’nt Du uit 1961 begeleid door The Innocents eindigde op nummer 80 in de Billboard Hot 100. Kathy Young heeft wederom een gave stem en dat geldt voor alle zangeressen op deze CD. Daar waar Kathy Young apetrots was het eindelijk bereikt te hebben dat ze platen mocht opnemen, had Damita Jo het al helemaal gemaakt (en misschien al helemaal gehad) in de muziek business. Damita Jo nam het tin pan alley-achtige Joey met hoogstaande vocaliteit op in 1962 voor Mercury Records. Het overbekende Here Comes That Feeling van Brenda Lee werd begin jaren ’60 in een pittige uptempo rocker omgetoverd door Donna Lynn die in 1957 begon in The Glitters die in 1958 The Rockers werden. In 1963 was haar korte zangcarrière alweer voorbij. Shari Drake gaat op haar knieën in het aanbidderige Please Be Mine, een typische teen ballad uit 1962. De bloedmooie Bobbi Martin met een mannelijke ondertoon in de stem lijkt de Amerikaanse versie van Rita Pavone met net iets meer spreekwoordelijke ballen… in haar stem. Als ze aan het einde van de song Brenda Brenda zegt ’Did you hear me, Brenda, you better leave him alone‘ klinkt ze als een 200 kilo zware worstelaarster: Brenda Lee is gewaarschuwd! Barbara Anne Martin nam deze wat merkwaardige song met een kinderlijk (geen kind, maar kinderlijk) achtergrondkoor maar alleszins een zeer behoorlijke mid tempo rocker op voor Coral en was in de jaren ‘60 mee van de partij in de TV show American Bandstand. Ook Petula Clark, ooit nog de Britse Shirley Temple genoemd, zou zo menige poedergezicht van een knul die nog op zijn stembreuk wacht de hoek in zingen. We horen haar hier op het moment dat ze al enkele hits achter haar naam had en in Frankrijk reeds vlijtig aan het twisten was met de topsong Jumble Sale uit 1962, een dijk van een teen pop rocker. Apropos twisten, Betty Dell die klinkt alsof ze zelf net pas in haar teens is beland kon er ook wat van: haar Little Miss Twist uit 1962 klinkt als twist met fifties feeling, een echt klasse kontendraaier! De oogverblindende Andrea Carroll die in 1955 nog de Walt Disney National Talent Contest had gewonnen nam in 1961 de stevige teen rocker Gee Dad op die naar meer smaakt. De mooie blondine Kellie Douglas zingt een zwarte teen rocker luisterend naar de titel My Mama Don’t Like Him uit 1962, andermaal een ijzersterk nummer. Douglas heeft de perfecte stem voor dit nummer en samen met de met haar voortreffelijk afwisselende background zang geeft dat een klasse song vol creativiteit. Achter de naam Kellie Douglas verbergt zich overigens de top songwritester Ellie Greenwich die de fameuze Brill Building in New York bevolkte met tal van andere topcomponisten uit die tijd. Kitty Dee nam in 1958 het frisse Oh La La La op, een coole teen rocker. Een piepjonge Robin Clarke laat horen waarom Capitol haar onder contract nam en Billboard dacht dat haar For Your Sake een grote hit zou worden. Helaas bleef dat beperkt tot lokaal succes nadat ze ervòòr net niet de Hot 100 had gehaald met een andere song, en daarmee zijn gelijk al haar muzikale wapenfeiten verteld. Judy White, ondanks haar naam een zwarte zangeres, zingt een typische zwarte sixties rocker getiteld I’m On The Wagon. Ook Tina Turner en Millie Small zongen in die stijl begin jaren zestig en dat swingt lekker. Tja, wie kan Connie Francis zangmatig evenaren? Deze all time favourite onder de zangeressen genaamd is hier helaas niet met haar sterkste song vertegenwoordigd, maar in Zweden vond men de teen rocker Playin’ Games met kinderlijk achtergrondkoortje wel aantrekkelijk hetgeen niet alleen Connie Francis maar ook Siw Malmkvist een hit bezorgde aldaar, geen onaardige song maar ze heeft sterkere nummers. Dan maken we virtueel een reis naar de mid fifties toen zwarte doo-wop groepen overheerlijke ballads opnamen als You’ve Broken My Heart van Terri & the Velveteens uit 1962 toen deze song reeds prehistorisch moet hebben geklonken, een supergave doo-wop ballad met Terri Bonilla op leadzang. Peggy Gaines coverde in 1962 Little Eva’s Loco-Motion in een schattige versie. Carol Slade nam in 1962 I Wanna Know Right Now op nadat ze reeds meermaal The Drifters had begeleid had in een achtergrondkoortje genaamd The Gospelaires. Andermaal Kellie Douglas alias Ellie Greenwich met de coole zwart klinkende rocker Big Honky Baby waaruit we besluiten dat ze kon niet alleen goed kon schrijven maar ook voortreffelijk zingen. De Canadese meidengroep The Valentines mag misschien wel als de tegenhanger van The Poni-Tails worden gezien en bestond van 1959 tot 1962. Hier zijn ze vertegenwoordigd met het behoorlijke Sixteen Senoritas uit 1960. De catchy mid tempo rocker Lavender Doll werd in 1961 opgenomen door Johanna Valente. Pocket Transistor is een volle verrockte kloon van Itsy Bitsy Teeny Weenie Yellow Polka Dot Bikini van Brian Hyland, een mid tempo novelty rocker voor rekening van Alma Cogan. Meidengroep The Rosettes was in die tijd één van de vele zwarte meidengroepen met de klasse latin rocker You Broke My Heart, maar helaas stalen The Shirelles, The Chiffons en The Ronettes de show. Little miss unknown Lori Taylor rockt er goed op los met Closer doch Janie Grant kabbelt ondanks de zeer acceptabele zang maar wat voort in de mainstream mid tempo rocker Roller Coaster. The Angel Sisters zijn muzikaal gezien dikke zussen van The Poni-Tails en Tonight Tonight is een klasse calypso rocker in exact dezelfde stijl van voornoemd top trio. Joanne Engel klinkt als twintig druppels water als de jongere zus van Jo-Ann Campbell of de blanke versie van de jonge early sixties Millie Small in het lekkere You’re Fine You’re Mine uit 1961, een heerlijke teen rocker. Kan Merlene Garner muzikaal bekoren? The Answer Is Yes (1962), een behoorlijke rocker uit de tijd dat menige teenager reeds stond te twisten. Het schattige Um-Golly-Gee uit 1962 dat in 1963 met medewerking van Jack Nitsche nogmaals overdubbed werd en in een opgepepte versie andermaal het daglicht zag wordt gezongen door een nóg schattiger Leanne Leyden. ‘Dan is Leiden in last‘ zeg je hierbij zeker niet! Al met al een super CD: wie wil wegsmelten bij rockende vrouwenstemmen kan maar beter zorgen dat hij dit album in huis haalt. Een echt geslaagde compilatie, absoluut.

Info: www.facebook.com/classics-records (Henri Smeets)

naar boven

10 september 2015

ROCK ‘N’ ROLL WEEKENDER SOUNDTRACK 2015
Part Records, PART-CD 650.018

Verzamel CD’s: laat ze maar komen! Zowat elk zichzelf respecterend festival brengt tegenwoordig een “soundtrack”-CD uit en zo ook de Walldorf Weekender, dit voorjaar voor de zestiende keer georganiseerd door het Duitse rockabilly label Part Records, en dan is het mooie aan zowel dat weekendfestival als deze CD dat ze zich niet beperken tot bands van hun eigen label: pakweg 1/3de van de tracks hier komen van Part CD’s, de overige van onder meer hun directe concurrent Rhythm Bomb (D) en kleinere, minder in het straatbeeld aanwezige labels als Empire (bestaat dat nog? Al jàren niks meer van Marc Fenech gehoord), Vintjarn, Atenzia en Atomic Cowboy. Een vijftal tracks kan ik niet meteen lokaliseren en zijn dus mogelijk nog niet officieel verschenen, door de bands zelf in eigen beheer uitgebracht of een “digitales eigenrelease” zoals dat in het Duits zo mooi heet. De linernotes zijn evenwel niet altijd duidelijk met betrekking tot de origine van de tracks: van één track zonder bronvermelding heb ik thuis de CD, mogelijk verschenen na dèze compilatie. Ook zijn The Doel Brothers niet uit Duitsland zoals vermeld achteraan op de CD maar uit Engeland (binnenin staat het wel correct). De CD bevat 22 tracks van de 22 acts uit Amerika, Australië, Engeland, Italië, Zweden, Frankrijk, Duitsland én Nederland die daar optraden – alleen stonden The Bugalettes op de affiche en niet op deze CD, wel Lil' Esther & her Tinstars die dan weer niet op de affiche stonden, waarmee u gelijk weet dat het ons zoals steeds genoegen doet dat in dit internationale gezelschap ook Nederland is vertegenwoordigd: 44 Shakedown toetert er ouderwets vrolijk op los in Gonna Be Your Man, het door Big Sandy (USA) voor Lil' Esther & her Tinstars geschreven Love That Man blijft wonderschoon en CC Jerome & his Savoys brengen een goeie cover van So Long Baby Goodbye van The Blasters, maar da’s dan ook een wereldnummer. Alle 22 tracks zijn studio-opnames behalve Come Back To Me van Blackberry & Mr Boo-Hoo dat komt van hun album Live At La Part-Queterie. Die Blackberry & Mr Boo-Hoo zijn bluesbop maar alle rock ‘n’ roll stijlen zijn vertegenwoordigd met rock ‘n’ roll (Emmy Lou & the Rhythm Boys, Johnny Falstaff, Billy & the Two-Tones), rockabilly (William T & the Black 50‘s , John Lewis Trio), harde billy (Out Of Luck), hillbilly (Wheels Fargo & the Nightingale in Maddox Bros & Rose modus), muziek tussen rockabilly en hillbilly (Doel Brothers), zwarte jive (Rusty Pinto) en pure swing (Dirty Mac & the Filthy Five, Hot Jumpin’ 6). De opvallendste songs zijn Dreamlover van Bobby Darin als in het Duits (!) gezongen highschool doo-wop onder de titel Tagträumer, terwijl I Hear You Talkin' van Faron Young door The Tupelo Highshots knap wordt uitgevoerd als uptempo highschool (afkomstig van een vinyl single trouwens). De bluesbop garage van The Frantic Rockers stretcht de limieten, het enige echt misplaatste nummer is de pure ryhthm ‘n’ blues van Tscheky & the Blues Kings. Ondanks de aanwezigheid van geinige stuff als de Bill Haley cover Me Rock-A-Hula als Hawaiiaanse rockabilly door I Belli Di Waikiki en de Italiaanse rockabilly nonsens Rock A Du Du van The Western Spaghetti kan ik me toch niet aan de indruk onttrekken dat de songkeuze op deze compilatie wat minder geïnspireerd en evenwichtig is, misschien ook voor een stuk omdat de sound van een aantal nummers gecomprimeerd klinkt. Het booklet bevat promofoto’s van alle bands (deels in kleur) en sfeerbeelden van het festival. Info: www.part-records.de
(Frantic Franky)


PERFECT FOR PARTIES VOLUME 3
Rhythm Bomb Records, RBR 5820

Verzamel CD’s: laat ze maar komen! Het derde deel in Rhythm Bomb’s Perfect For Parties sampler serie biedt maar liefst 31 tracks van 31 bands uit pakweg 12 landen afkomstig van 31 recente CD’s op Rhythm Bomb, het Duitse label dat op dit ogenblik wereldwijd misschien de meeste nieuwe rock ‘n’ roll releases per jaar uitbrengt. En dan doet het ons steevast plezier dat we ook één Belgische band aantreffen, met name Crystal & Runnin’ Wild met het erg modern klinkend You Gotta Go, een stevig nummer doch ons inziens niet de beste showcase voor Crystal’s stem wegens te schreeuwerig. De CD omvat de hele reutemeteut aan rock ‘n’ roll stijlen van swing (Jai Malano, Gone Hepsville) en rhythm ‘n’ blues jive annex zwarte rock ‘n’ roll (Rusty Pinto, Gone Hepsville, Cherry Casino & the Gamblers) over hillbilly boogie (Fia Sco & the Majestics) en zelfs piano boogie (Ezra Lee) tot uiteraard rockabilly (Kabooms, Levi Dexter), zowel traditioneel (Spo-Dee-O-Dee, Dale Rocka & the Volcanos, Roy Kay Trio tijdens wie onze CD even skipt) als ruraal (Hank’s Jalopy Demons) als modern (en vaak met bluesbop inslag: Twisted Rod, Frantic Rockers, Ati Edge & the Shadowbirds, Marc & the Wild Ones) tot white rock (Playboys), begin jaren ’60 rock ‘n’ roll met garage invloed (Rip Em Ups, Jittery Jack), instrumentale (Sabres) én vokale surf (Margraves) en bluesbop (Blackberry & Mr Boo-Hoo, Boners, Backseat Boogie, Carolina & her Rhythm Rockets). De CD reflecteert ook de hedendaagse rock ‘n’ roll tendensen als early sixties countrybilly (Shadowmen), soulbop (Ruby Ann - soulbop! we hebben een nieuw genre bedacht!), soulvolle country (Rob Ryan Roadshow) en countryrock (Ricky Fabian in duet met Ruby Ann). Variatie alom dus met ook zangeressen en instrumentals en eigenlijk evenveel stijlen als nummers op de CD omdat geen twee nummers hetzelfde klinken, en omdat al die stijlen mekaar natuurlijk ook overlappen is het handig dat die nummers zo’n beetje genregewijs bij elkaar gegroepeerd staan, wat er een logische luisterervaring van maakt. Rhythm Bomb brengt dit perfecte visitekaartje van de actuele scene uit als reclame, dus een beetje fatsoenlijke platenboer biedt dit aan voor een vriendenprijsje, en als u ergens goeie klant bent moet u dit zelfs gratis kunnen krijgen (zoals een tijd terug via de gedrukte Boppin' Around - FvD). Zolang de voorhuid strekt, uiteraard. Voor de volledige tracklisting zie www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


FIREBIRDS FESTIVAL COMPILATION 2015
Part Records, PART-CD 650.019

Verzamel CD’s: laat ze maar komen! Zowat elk zichzelf respecterend festival brengt tegenwoordig een “soundtrack” CD uit en ook het door The Firebirds (D) georganiseerde en makkelijkshalve naar zichzelf genoemde Firebirds Festival waarvan de vierde editie plaats vond van 3 tot 5 juli jongstleden in Schloss Trebsen in Leipzig (D) doet mee met deze compilatie met 25 studiotracks van 14 van de 20 bands die daar op de affiche stonden – wellicht konden of wilden of mochten niet alle bands nummers ter beschikking stellen. Op deze CD geeft dat 14 bands uit acht landen, waaronder uiteraard The Firebirds zelf. Bij vijf tracks staat niet vermeld van welk album ze komen, vier daarvan kan ik niet meteen lokaliseren en zijn dus mogelijk nog niet officieel verschenen of enkel door de bands zelf in eigen beheer uitgebracht. De muziekkeuze kan grosso modo opgedeeld worden in pittige rockabilly (B & the Bops, Twisted Rod, Bill Fadden & the Rhythmbusters) en rock ‘n’ roll (Marcel Riesco, Cherry Casino, Jack Baymoore, Jumpin’ Up) met weinig uitstapjes naar andere rock ‘n’ roll genres, want ook de rock ‘n’ roll nummers met sax zijn meer rock ‘n’ roll dan swing (zet je schrap voor Mike Sanchez geruggesteund door The Beat From Palookaville want hun Everybody's Got A Buick blaast je regelrecht van je sokken), al is bijvoorbeeld Keep Your Hand On The Pillow van Sister Cookie wel een zijpaadje naar gypsy gospel en nemen The Starliters en The Hidden Charms de afslag richting rockende hillbilly snelweg (All Of This van Rockin’ Bonnie is zelfs een pure hillbilly ballad). Samen geeft dat een mooi en kwalitatief beeld van hoe rock ‘n’ roll anno 2015 klinkt, want uiteraard klinken rock ‘n’ roll en rockabilly, ook traditioneel gespeeld, nu anders dan in de jaren ’50 zelf. Uitschieters zijn er met hopen want zoals gezegd is zo goed als alles hier goed, de enige uitschuiver is gek genoeg de bijdrage van The Firebirds zelf, een in het Duits gezongen nummer dat ik gewoon pop noem. Om eerlijk te zijn ken ik The Firebirds eigenlijk totaal niet, maar zo te horen willen ze The Baseballs naar de popkroon spannen. Skip hun Zweite Wahl (wil dat niet “tweede keus” zeggen, hahaha) en je houdt een eerste klas compilatie over. Info: www.firebirds-festival.de en www.part-records.de
(Frantic Franky)


TALES FROM THE NORTH:
TEDS & ROCKERS INC VOLUME 1

Part Records, PART-CD 650.011

Verzamel CD’s: laat ze maar komen… of toch niet altijd, want op deze valt een en ander aan te merken. Het was nochtans een goed idee van Mario Oehlmann (Foggy Mountain Rockers) en Steve Riot (Wild Rooster) om bevriende ted bands nieuwe songs rond het thema “vikings” te verzoeken, resulterend in 19 nummers van 11 bands uit Duitsland, Zweden, Noorwegen, Polen én Nederland op het eerste deel van wat een nieuwe ted thema reeks moet worden. Geen slecht woord over ted muziek in het algemeen (ik ben er zelf in opgegroeid en heb nog steeds mijn zebra drape in de kast hangen), maar ofwel is de favoriete muziek van de teds geëvolueerd doorheen de jaren ofwel was kwaliteit geen top vereiste bij het samenstellen van deze CD. Of beide, want dat zijn uiteraard twee verschillende criteria. Kijk, voor mij is teddyboy muziek rechtdoor gitaar rock ‘n’ roll met elektrische bas en veel klik klak en aan die maatstaf voldoen bijvoorbeeld Wild Rooster en Snakebite. Maar ik hoor ook piano rock ‘n’ roll, een nummer dat bijna psycho is, hoempapa rock ‘n’ roll en Chuck Berry gitaren, terwijl Monkey & the Baboons rechtdoor rock ‘n’ roll brengen met een zangeres, sax en poppy overgangen. Het goede nieuws daarentegen is dat ook Nederland vertegenwoordigd is in dit internationale viking gezelschap en dat met name de bijdrage van Ronnie Nightingale & The Haydocks zonder positieve discriminatie bij de beste nummers op deze CD hoort. Naast Ronnie Nightingale & The Haydocks komen we ook twee half-Nederlandse bands tegen: 2I’s Special is een (inmiddels opgeheven) Nederlands/Duits trio rond zanger-gitarist Kees van Bemmel (Wildcats, Hot Rock) met twee goeie tracks, en ook Backdraft is een Nederlands–Duits samenwerkingsverband met Ronnie Nightingale, Mario Oehlmann (gitaar), Richard Schuurs (’57 Fairlane, drums) en Mikel Müller (Lou Cifer & the Hellions, bas). Hun We Are Vikings is prima, Angel Of My Heart is helaas te melodieus, te country, haast poppy. Het valt trouwens op dat wel meer bands hier op staan met een goed en een minder goed nummer: Berserk van Johnny Knife & his Rippers is okee, hun Midnight Sun klinkt als Johnny Remember Me met Shadows gitaren. Rock 'n' Roll Vikings van Foggy Mountain Rockers is prima teddyboy, hun Kingdom Chair is countryrock, en zo zijn er nog enkele voorbeelden te noemen. Het ene nummer tegenover het andere verschilt nogal in geluidskwaliteit en een aantal teksten hebben weinig of totaal niets (Big Fat Mama van The Midnight Teds) met het hoge noorden te maken, alsof in een bestaande tekst enkele kunstgrepen werden toegepast om het toch maar op dit onderwerp te betrekken. Nee, de Wickie de Viking in mij had van deze CD iets totaal anders – en beter – verwacht. Info: www.part-records.de en www.facebook.com/tedsrockersinc (Frantic Franky)

naar boven

3 september 2015

HITS FOR TEEN-AGERS/ THE ROUND UP BOYS
Rhythm Bomb Records, RBR 5814

De namen van Round Up Boys (en van hun alter ego Cherry Casino & the Gamblers) Michael Kirscht, Axel Praefcke en Ike Stoye vallen hier zo vaak dat wij welhaast denken dat ze als ze niet zelf optreden of andere artiesten zonder eigen band begeleiden ze continu in hun eigenhandig gebouwde Lightning Recorders studio in een verlaten Berlijns fabriekspand bivakkeren om CD’s op te nemen met een eindeloze stroom rock ‘n’ roll bandjes, en als er eens toevallig niemand staat aan te schuiven ze hun eigen ding inblikken. Het zal er in werkelijkheid allicht iets minder prozaïsch aan toe gaan, maar feit is dat Round Up Boys en Cherry Casino al een hele stapel releases uit hebben, of lijkt dat alleen maar zo, want de laatste Round Up Boys, Another Night Another Town, blijkt inmiddels zowaar al uit 2007 te dateren.
Op deze nieuwe zoeken ze het in de label rockabilly (Jukebox Baby, Mean Hearted Baby) en vooral in de rustigere blanke late 50s rock ‘n’ roll (Let’s Pitch A Little Whoo, House Party) en dat klinkt perfect: de sound van de gitaar, de echo op de zang, subtiele klankverschillen van nummer tot nummer, hier een Gene Vincent gitaar in I Own Your Heart, daar een Cliff & the Shadows drive in Meanest Woman I’ve Seen, zelfs een knipoog naar Fabian in Come Back To Me. Weet u waar deze CD mij nog het meest aan doet denken? Aan Bear Family’s That’ll Flat Get It labelserie, of beter gezegd aan de vergeten meersterwerkjes op die CD’s, inclusief compleet geflipte tracks als Guinea Pig Mama. Uitgezonderd Angel Child van Peppermint Harris uit 1960 zijn alle 15 tracks eigen nummers van Michael Kirscht en Axel Praefcke en daarom is het des te opvallender dat ze meteen heel “bekend” in de oren klinken, wat komt door de sfeer en de sound die hier gecreëerd worden, niet omdat ze kopiëren of jatten. Neem I Just Can’t Get No Love: klinkt helemaal als Lover’s Curse van Bracey Everett, maar ís niet Lover’s Curse.
Op zoek naar de wildste rockabilly van 2015? Laat dan deze parel gerust aan u voorbijgaan. Maar als u gaat voor kwaliteitsvolle rock ‘n’ roll moet niet twijfelen. Info: www.rhythmbomb.com en www.theroundupboys.de
(Frantic Franky)


ALL TANGLED UP/ B & THE BOPS
Rhythm Bomb Records, RBR 5768

Aha, onze favoriete krawaten uit Kroatië, frontman Branco Radovancevic van The Mad Men en drummer Josip Adam van Adam & the Nuclear Rockets, samen met Damir Dimic op leadgitaar en Marko Markoc op contrabas, dezelfde B & the Bops bezetting als op Don’t Stop The Rock Bop, hun eerste Rhythm Bomb (RBR 5734 CD) uit 2013.
B & the Bops vingerknippen zich moeiteloos doorheen een variatie aan stijlen van rockabilly (Crazy Over You, Take My Hat Off To The Blues) en rock ‘n’ roll (Weekend) tot zwaardere late fifties early sixties rock ‘n’ roll en knipogen (The Man From The Other Side is Johnny Cash spielerei, de Bo Diddley instrumental Wrangle, de early sixties Buddy Holly drive van I’ll Just Keep On Loving You) waarbij de spitsvondige gitaar het verschil maakt met haar gevarieerde slimme snappy peppy interventies. Zie in deze ook hoe één song er twee worden in een heel andere versie: Breathin’ Down My Neck als wilde rocker én als stroll. En waarschijnlijk omdat de gitaar het ‘em doet staan hier naast die Wrangle nog twee gitaarinstrumentals op waarvan vooral Spitzmaus uit de band springt, een leuk springerig ideetje in de stijl van de honderden Amerikaanse gitaarinstrumentals van begin jaren ’60.
Alle 15 eigen songs zijn ultrakort (ze klokken bijna allemaal af onder de twee minuten chrono) en – wat bijdraagt aan de sound van deze CD – naargelang het nummer vereist met contrabas dan wel elektrische bas. Deze CD is geen wereldwonder maar zeker even goed als Don’t Stop The Rock Bop: leuke accenten, frisse ideeën en originele invalshoeken creëren opwindend klinkende oerdegelijke kwaliteit, met kennis van zaken gespeeld en opgenomen. Er is een hoop slechter spul te koop dezer dagen. Luistertips: Rockin’ Rhythm Mama, de snelle Breathin’ Down My Neck, Tangled Boogie, Spitzmaus, Ill’ Just Keep On Loving You en de alle metertjes in het rood Hot To Trot. Info: www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)


MOTOR HEAD BABY/ EZRA LEE
Rhythm Bomb Records, RBR 5809

Ezra Lee is een Australische pianist die sinds 2009 CD’s uitbrengt doch ondanks die Lee in zijn naam op dit album niet voor de makkelijkste weg kiest door zich als Jerry Lee Lewis imitator op te stellen (in tegenstelling met zijn Rhythm Bomb RBR 5739 CD Coal Fired Man uit 2013) - hij heeft dan ook een totaal andere stem. Toch heeft opener Rock Little Baby een hoog Sun gehalte (klinkt als een medium tempo Sun sessie met de piano, stem en drums heel erg op de voorgrond, gitaar en contrabas rammelen wat mee in de verte, de gitaar komt enkel naar voor in de gitaarsolo’s), en ook in A Little Unfair kan Lee zich niet aan een Jerry Lee sfeertje onttrekken. De hele CD klinkt alsof ze de nummers één keer hebben doorgenomen en dan gelijk in één keer op band gezet, wat er bijvoorbeeld in It’s You Baby toe leidt dat de gitarist een solo inzet terwijl Lee wil doorzingen en na de pianosolo de gitaar te laat invalt met haar solo. Het klinkt dan ook allemaal heel spontaan (om niet te zeggen geïmproviseerd) maar de band doet weinig meer dan volgen. Het lijkt ook allemaal op elkaar en de grootste variatie in de 15 nummers is de opdeling in snel, medium tempo, wat meer bluesy en wat meer country. Links en rechts weerklinkt in de hoge regionen een valse noot alsof de piano niet helemaal juist was gestemd, soms gaat de gitaar te veel richting bluesgitaar, en de drums zijn dan weer eerder rock als swing. Gek eigenlijk, omdat we in het Firebird Trio uit Melbourne dat Lee op deze CD begeleidt (en dat vorig jaar nog op eigen kracht in Nederland optrad) toch contrabassist Chris D’Rozario (Brian Setzer’s Rockabilly Riot) en gitarist Pete Belair (in 2007-2008 bij Nekromantix) terugvinden.
Componisten staan nergens vermeld, maar Last Date is de easy listening standaard van country pianist Floyd Cramer, Rocker is AC/DC’s (!) Chuck Berry pastiche en The Entertainer is uiteraard de ragtime klassieker van Scott Joplin. Motor Head Baby lijkt me gebaseerd op (maar is veel sneller dan) de Motor Head Baby van Johnny Guitar Watson (Young John Watson, zo heette die in 1953 nog), en Wow Wow heeft veel weg van Stagger Lee.
Dit is meer een geslaagde generale repetitie dan een geweldige CD, maar allicht interessant voor de talrijke liefhebbers van piano rock ‘n’ roll. Info: www.rhythmbomb.com en www.ezralee.weebly.com
(Frantic Franky)


BLUE SWINGIN’ MAMA/ THE HOUSEROCKERS
Rhythm Bomb Records, RBR 5819

Drie jaar na Shake Around With is er alweer een nieuwe Houserockers CD op Rhythm Bomb (D) in dezelfde bezetting met Nick Hoadley (contrabas) en Nick Simonon (drums), en voor een band die het live vooral moet hebben van rauwe primitieve power en onderdrukte woede klinkt deze CD opvallend beheerst, maar daarin schuilt misschien juist de sterkte: alles wordt ontdaan van elke overbodige franje en gestript tot de pure essentie. Rocky Road Blues heeft nog nooit zo dreigend exotisch geklonken en past daardoor perfect tussen in deze context meer voor de hand liggende nummers als I’m So Lonesome Baby, Blue Moon Baby, Trapped Love en een hele snelle Susie Q. Dàt, gekoppeld aan de vreemd vibrerende gruizige oerstem van Rob Glazebrook (nu met baard), een in your face sound en de verschroeiende rock ‘n’ roll van Slippin’ In, Blue Swingin’ Mama en If I Had Me A Woman zorgt voor een waardige aanvulling van de Houserockers output. Van de vier eigen songs zijn Baby’s Got Two Left Feet, Nuthin’ I Can Do en Keep Her Cool rockabilly, Tell Me Why is bluesschema rock ‘n’ roll.
Samengevat: het beest komt op deze CD niet vaak uit zijn kooi maar gromt daarom niet minder gevaarlijk. Info: www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)

naar boven

6 augustus 2015

ONE MORE TIME/
RUSTY PINTO WITH CC JEROME & HIS SAVOYS

Rhythm Bomb Records, RBR 5813

En alweer een uiterst geslaagde Nederlandse release of in elk geval half-Nederlands: Rusty Pinto komt uiteraard van bij de kangoeroes in Australië maar begeleidingsband CC Jerome & his Savoys komen gewoon uit ons eigen kikkerlandje en Jeroen van Gasteren mag zelfs mee op het hoesje staan. Of zitten, hahaha. De CD werd trouwens in Nederland opgenomen en nadien gemasterd door Axel Praefcke bij Lightning Recorders in Berlijn. Wie Pinto enkel kent van Wild Records (Rusty & the Dragstrip Trio) zal verbaasd horen dat de muziek op One More Time geen rockabilly maar zwarte rock ‘n’ roll, zeg maar gerust jumpende jive is, en zijn doorrookt klinkende relaxt melodieuze stem, hoewel niet echt zwart, leent zich bij uitstek tot dit genre. Pinto zingt bovendien voluit en da’s mooi om horen. CC Jerome & his Savoys (Jeroen van Gasteren op gitaar, Hans Nelemans en Dickie de Wit op contrabas, Aeilko van der Wagen op drums, Martijn van Toor op tenor- en baritonsax en Dick Elsendoorn op piano) creëren een gelaagd geluid met diepe baritonsaxen en wat een heel regiment blazers lijkt (al heeft dus slechts één saxofonist alles ingeblazen) en bescheiden doch deugddoende backing vocals. Soms gaat het resultaat richting Big Time Playboys (Just One More Time van Billy Gayles & Ike Turner’s Rhythm Rockers) en hun frontman Mike Sanchez (Am I van Nappy Brown), soms doet het denken aan The Seatsniffers (Pinto’s Hold My Hand en het door CC Jerome samen met Rockin’ Ryan gepend en eerder door Rockin’ Ryan & the Real Goners opgenomen Deacon Jones’ Wife). Naast respectvolle versies van Shirley (John Fred & the Playboys, met een leuk ska-accent erin) en Mary Lou (Young Jessie) is er ook plaats voor zwarte bluesbop rock ‘n’ roll (Stumbling Block Blues van Champion Jack Dupree) en de met slechts 10 tracks te korte CD eindigt met de vette rockabilly Flirty Mae, opnieuw een Rockin’ Ryan & the Real Goners song gepend door CC Jerome en Rockin’ Ryan. Aangezien het onze job is kritiek te geven zouden we eventueel kunnen zeggen dat de leadgitaar in Just One More Time en BB King’s Woke Up This Morning net iets te veel richting rhythm ‘n’ blues gaat, maar dat detail stoort niet en ontrieft niets aan het luisterplezier van deze CD. Alle 10 goed! Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


THE ROLLIN’ ROCK RECORDINGS/ JOHNNY LEGEND
Part Records, PART-CD 6118.001

Na Mac Curtis en Ray Campi is het de beurt aan Johnny Legend om zijn complete Rollin’ Rock recordings uit de jaren ’70 heruitgegeven te zien door Part Records (D), in het kielzog van zijn “comeback” CD I Itch van vorig jaar op Bluelight Records (FIN) en net op tijd voor zijn optreden op de door Part Records georganiseerde Walldorf Weekender in Duitsland. It’s only rock ‘n’ roll maar het blijft wel allemaal business, dat weet Legend, die al zijn hele leven lang (en dat is lang, hij is er nu 67) in de entertainment industrie werkt, als geen ander. In 1994 verscheen op Rollin’ Rock Zwitserland de CD-verzamelaar Rockabilly Rumble met 20 tracks en in 1997 in Amerika op Hightone The Best Of Johnny Legend Volume None met 19 tracks, deze complete CD bevat er maar liefst 29. Waar, wanneer en met wie (en in sommige gevallen: waarom) ze werden opgenomen staat helaas nergens in het 24 pagina’s tellende boekje dat vooral bestaat uit kleurenfoto’s met worstelaars en herinneringen door Rollin’ Rock collega’s als Ray Campi, Jimmie Lee Maslon en Rip Masters, wel waar ze oorspronkelijk verschenen, met name op de LP’s Are You Hep To Me (1979), Rockabilly Rumble (1980) en Soakin’ The Bone (1981) die ook zijn twee Rollin’ Rock singles bevatten, plus vier nummers die op twee Rollin’ Rock compilaties stonden. Vreemd genoeg staat hier ook één nummer op dat in 1991 verscheen op een Dionysus single, Rubber Room, maar de B-kant daarvan, Night Of The Sadist, staat hier dan weer niét op. En waar is Bo Diddley's Crackin' Up van die Hightone Best Of gebleven? Ik mis trouwens nog een stuk of vijf andere nummers, of werden die dan weer door andere artiesten ingezongen, een bij Rollin’ Rock courante praktijk omdat de deur van Ronny Weiser altijd open stond?
Legend tapte bij Rollin’ Rock uit alle rock ‘n’ roll vaatjes: de muziek hier valt onder zowel rockabilly als rock ‘n’ roll (veel saxen trouwens op deze CD) maar haalt evengoed inspiratie bij swing (Hit That Jive Jack), gospel (The Holy Beat), semi-akoestische hillbilly blues (Stalin Kicked The Bucket van Ray Anderson uit 1953) en gunfighter ballads (Running Gun), tot zelfs poppy revival rock ‘n’ roll (Let’s Get Goin’, Brand New Baby, Long Long Lonely Hours), allemaal met Legend’s onnavolgbare stempel. En zoals gebruikelijk bij Rollin’ Rock staan hier enkele odes op ter meerdere eer en glorie van hunzelf zoals Rollin’ The Rock en California Rockabilly. De muziek zelf lijkt wat op Ray Campi’s homemade huis-, tuin- en keuken rock ‘n’ roll maar dan met nog meer instrumenten, geluidjes, stemmetjes en hiccups waardoor het resultaat soms de knutsel rock ‘n’ roll van Hank C Burnette wordt. Bij Legend is de muziek evenwel nooit het belangrijkste geweest, wel de show, want zingen kan hij nauwelijks, wat in zijn geval de pret niet mag drukken, en ook de teksten zijn gewoon karamellenverzen.
The South’s Gonna Rise Again (Legend placht op te treden in een geconfedereerd uniform) klinkt in politiek correcte tijden, waarin de confederate flag in verschillende Amerikaanse staten van de officiële gebouwen dient verwijderd omdat een gek die ooit met een rebelvlag stond te zwaaien negen zwarten doodschoot in een kerk, nog steeds fris en opzwepend, expliciete of dubbelzinnige teksten alom getuige songs en titels als Soakin’ The Bone, Guess Who Ain’t Getting Laid Tonight, Instead Of Me en Mad Dog Mama, en Legend slaagt er zelfs in om mooie, normale liedjes als Midnight Blues en Nightbird bizar te doen klinken.
Deze muziek klinkt anno 2015 nog even opwindend, een bewijs voor Legend’s, euh, kwaliteit. Zoals Johnny Legend is en blijft er maar één. Ik ben en blijf fan. Wij kregen geen bericht van een vinylversie maar zagen wel al een advertentie voor de Part LP 3118.002 Johnny Legend: The Rollin’ Rock Recordings Volume 1 die 14 van de 29 tracks hier bevat. Info: www.part-records.de (Frantic Franky)


MUSIC ON THE UP BEAT/ HANK’S JALOPY DEMONS
Rhythm Bomb Records, RBR 5808

Nooit gehoord van dit kwartet uit Melbourne? Zou toch moeten: ze bestaan al sinds 1996, speelden op de Rockabilly Rave (GB) en dit is hun tweede CD. De vier bandleden deden ook afzonderlijk flink wat ervaring op: zanger Hank Ferguson bij The Starliners, gitarist Dave Cantrell bij The Stringbusters, The Straight 8s en The Starliners, contrabassist Til “Snappy” Vex bij The Black Slacks, The Rockin’ Bandits, The Roadsters en The Straight 8s, en drummer Andrew Lindsay bij The Roadsters, The Dancehall Racketeers, The Moonie Valley Drifters, The Starliners en Benny & the Flybyniters, en samen of ten dele hebben ze Scotty Baker en Kieron McDonald begeleid in de studio. Zoals gezegd hebben ze al twee CD’s uit en deze nieuwe op Rhythm Bomb is een heruitgave met een ander hoesje van de recentste van die twee, Music On The Up Beat op Flipster Records. En het is een hele goeie zaak dat Rhythm Bomb dit heruitbrengt want zo is de kans veel groter dat u deze CD kan aanschaffen. Het zou immers zonde zijn als zo’n straffe CD tussen de plooien zou vallen!
Hank’s Jalopy Demons gaan helemaal back to basics met een hele aardse sound die focust op de spooky kant van de rockabilly uit de jaren ’50 (onheilspellende melodieën, huilende zang) en een nieuwe dimensie geeft aan het begrip authentiek. 13 van de 15 tracks zijn eigen songs maar ze klinken alsof ze in de fifties zijn opgenomen, zo’n sterke nummers zijn het en zo fascinerend authentiek klinkt het. Neem I’m All Yours: countrybop van een onwaarschijnlijke magnitude. Of Rock Old Sputnik van Nelson Young, samen met Ooh You Bring Out The Wolf In Me van blues shouter Piney Brown dus de enige cover: zondermeer magistraal. Wie kan dit nog van echte fifties opnames onderscheiden? U prefereert wilde rauwe rockabilly? Wat dacht u van The Pressure’s On? Het zit ‘em in het onderdrukt beheerste, in de stalen klank van de steelgitaar in een handvol nummers, in het nasale stemgeluid en de frasering, in de manier waarop Ferguson zijn stem rónd de toon weeft in plaats van óp de toon te zingen. Kortom: het zit ìn Hank’s Jalopy Demons, en het is goed dat het er middels deze CD uitkomt. En wat hebben wij hierop te criticasteren? Niets, mijn beste, helemaal niets, alleen vermelden we nog dat op één nummer pianist Ezra Lee meespeelt. In september verschijnt een vinyl versie. Info: www.hanksjalopydemons.com.au en
www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)


TEEN ROCKIN’ PARTY VOLUME 12
Classics Records, CLCD 758

De schitterende en treffende binnenkomer in de liner notes van deze compilatie van de Zweedse rock ‘n’ roll diehards platenfirma is mij een uit het hart gegrepen opmerking: “this is the great era of music just before four mop-heads from Lipton land [= The Beatles] ruined it forever“. Hoe waar! Andermaal worden de vergeten teenies uit lang vervlogen tijden nieuw leven ingeblazen en ondergaan ze een muzikale verjongingskuur, en de eerste gelukkige die dat ten deel valt is Eddie Bell die behoorlijk rockt in Wear My Class Ring On A Ribbon, één van de vele obscure teeners wier naam nooit in neon verscheen maar zonder wie we evenmin een complete rock ‘n’ roll stroming zouden hebben gehad. Hij zou nog de plaat sieren met The Belvederes alvorens in 1963 zijn eigen label Bel-Aire Records op te richten. Randy Robins alias Steve Waltner met Night Life (1960) is een stuk softer ondanks dat het een uptempo song is. In 1958 formeerde hij zijn eerste groep The Top Tones en in 1960 zong hij bij The Silverwoods. Zoals vele teenagers was ook hij enkele malen op TV te zien, maar nadat de fifties/early sixties teen boom voorbij was werd ook van hem niet veel meer vernomen. Teen Doll van David Starr klinkt als een raketversie van Cliff Richard’s Move It. Chris Rainer die klinkt als een kruising tussen een rockende kerkkoorjongen en een mislukte Spanjaard heeft desondanks een aardige melodieuze rocker voor ons nagelaten in de stijl van wat hier in Europa toen gebruikelijk was, begeleid door The Elrods met wie hij in 1960 dit aardige nummer opnam. The Fanatic’s’ Is There Still A Chance (1961) is een complete kloon van Carl Mann’s Ain’t Got No Home (1961). Buzz Clifford, de man achter Baby Sittin‘ Boogie, kon dat succes niet evenaren met het desondanks zeer behoorlijke ruw gezongen Moving Day, een goeie rocker uit 1961. Hey Pretty Girl is de aftandse titel van een coole teenrocker van Eddie McGlin & the Kingsmen. Zo onbekend als de naam Eddie McGlin ook klinken mag, zo groot zijn de namen die hij op zijn pad ontmoette: Jack Scott adviseerde hem in 1958 al om een teensong te schrijven, in 1961 nam hij zijn eerste platen op en in 1962 deze song hier, en het leverde hem optredens op naast rock ‘n’ roll grootheden als Johnny & the Hurricanes, Del Shannon en Chubby Checker. Uptempo rockin’ is I Cried van Steve Purdy die klinkt als een bepuisde teenager van zestien, doch de song met zijn band The Studs ligt lekker in het gehoor en doet erg fifties aan voor een song uit 1962. I’m Not That Kind Of Guy is van The Fairlanes die in 1958 werden opgericht door Rick Hall en Berry Sherrill. In 1962 dook het vijftal de studio in om deze coole uptempo rocker op te nemen. Heel andere muzikale koek is Big Times Ladies Man van Gene Evans uit Lubbock, Texas, een mid tempo countryrocker opgenomen in Norman Petty’s Nor-Va-Jak studio met een melodielijn die sterk doet denken aan een Amerikaans volkswijsje. Eindelijk een teenage girl: Mary Petti zingt The Passing Parade uit 1962 dat veel weg heeft van de vrouwelijke versie van Tommy Steele, iemand die de eigenaardigheid bezat musical met rock ‘n’ roll te vermengen. De song hier is een teenybopper maar door de trombones krijgt het een musical feel. Vacation Time van Ritchie Hart alias Charlie Gearhart is een typische rocker zoals we die ook kennen van Fabian. Het duo Al & Jet brengt C’Mon Baby uit 1958 ten gehore, een klassieke teenbopper met ronkende sax. Achter het mierzoete You Made Me Fall (1962) zou je nooit de zanger Marty Balin van de latere Jefferson Airplane vermoeden! Charles Vanell produceert een middelmatig Knowing The Port dat ondanks de goede zang en sax/gitaar solos toch te lang voortkabbelt en nooit echt ontlaadt in extase. Jammer: teens zijn nog jong en willen wat. Ze willen pittige wilde rock ‘n’ roll! Dat moet ook Billy DeMarco in 1960 hebben gedacht en hij nam het dito How Sweet It Is op dat een record hop goed van de grond zou krijgen. Toen ik de eerste noten van de volgende song, Bye Bye Baby Goodbye van Perry Ford annex Bryan Pugh, hoorde dacht ik: typisch Britse rock ‘n’ roll uit de koker van Norrie Paramor, echt de stijl van Terry Dene, Craig Douglas and the likes, heerlijke melodieuze swingende rock ‘n’ roll van een zanger die qua uiterlijk de tweelingbroer van Ray Peterson kon zijn. Perry die in deze song allesbehalve de pianorocker uithangt was echter wel een toetsenrammer en in die hoedanigheid begon hij in 1958 in de band van Tommy Steele’s broer Colin Hicks genaamd The Cabin Boys. In 1959 verwisselde hij deze band voor Vince Taylor’s Playboys (hier noemde hij zich toen Lou Bryan) en hij werkte ook met The Echoes die de vermaarde Britse gitarist Bert “Guitar Boogie Shuffle” Weedon begeleidden. In 1959 ging hij onder de naam Perry Ford solo en nam hij dit nummer op, en hij is te zien in vier speelfilms uit de periode 1960-1963.
Een midtempo rocker ietwat in de stijl van Ronnie Hawkins komen we tegen in Since Our Wedding Night van Sonny Boykin. Hij richtte in 1959 een band op met de naam Tommy A & the Invaders die tijdens enkele shows Roy Orbison begeleidden. Anno 1962 was de twist razend populair en bands haakten wereldwijd in op deze rage, zo ook The Thunder Rocks met Hollywood Twist, een wilde twistsong die behoorlijk rockt! De jongens achter The Thunder Rocks hadden hun eigen Sabre Records label waarop dit wilde twistnummer in 1961 verscheen. Gabriel (nee, geen meiske maar een echte vent) nam het arrogant aandoende I’m Gabriel (1961) op, ware het niet dat zijn echte naam Richard Kellis was. De groep die hier helemaal uit zijn dak gaat en de tent lijkt af te breken noemde zich Gabriel & the Angels (engeltjes?!). De song is een volledige kopie van I’m Ready van Fats Domino, alleen wat spetterender dan Domino’s toch wat gepolijste versie. Niet alleen voornoemde wilde rockers zijn echte favorieten, maar zeker ook het wat zoetere tienerrockertje Teenagers In Love uit 1961, niet te verwisselen met andere songs met die titel. Woody Thorne heeft hiermee een klasse song voor ons achtergelaten, je voelt je in één klap een bepukkelde zestiener met verliefde troebele oogjes. William Rosenauer, zoals zijn echte naam luidde, had in 1958 zelfs de voorkeur gekregen boven David “Witch Doctor” Seville die datzelfde jaar zijn million seller scoorde! En zo koos producer Gertrude Hall in 1961 dus niet voor een grote naam maar voor een onbekend gebleven talent. Zelfs de geldzuchtige bussiness kent nog muzikale wonderen! Het is ook vreemd dat deze song van Woody Thorne nooit een hit, zelfs geen hitje is geweest, maar hij kreeg tenminste een kans, waardoor wij nog steeds van dit pareltje kunnen genieten. O ja, Gertrude was de vrouw van Rene Hall! Er gaat nog steeds geen belletje rinkelen? Rene Hall was verantwoordelijk voor diverse successen van Connie Francis (Who’s Sorry Now) en Sam Cooke (You Send Me). De song van Woody Thorne werd overigens in Europa door Vogue op de markt gebracht en deed het best aardig, maar niet genoeg voor een hit. En als klap op de vuurpijl is de song te horen in Quentin Tarantino’s Pulp Fiction, eindelijk een verlate erkenning voor een klasse song. The Crewnecks breken hun nek over de toffe uptempo rocker Crewnecks And Khakis met coole achtergrondzang. Qua uiterlijk lijkt het vijftal op Danny & The Juniors (met wie ze overigens op de planken stonden, net als met de legendarische meidengroep The “Born Too Late” Poni-Tails) en ook qua sound gaat het in die richting. In 1961 was de lol voorbij en vond Uncle Sam dat ze beter konden gaan schieten in plaats van zingen. The Montagues klinken als de rocked up versie van The Blue Diamonds in het zeer aangename Foolish One. Top! Mama Says No (dat zal zeker het geval zijn geweest in die dagen) is de bijdrage van Bobby Lance uit 1960, en in de tijd dat de de grote platenindustrie vakkundig de scherpe kantjes van de eerste wilde ruwe rock ’n’ roll had afgehaald nam Lance een wilde rocker op die zo uit 1957 had kunnen zijn geweest. Dat geldt zelfs nog meer voor Eddy Bell’s regelrechte van de pot rukker Knock Knock Knock, een keiharde kopie van Little Richard’s Keep A Knockin‘: cool cool cool, that’s rock ‘n’ roll, babe! Andermaal Steve Purdy die met blinkende wit gepoetste tandjes Johnny’s Steady zingt, een middelmatige rocker die ondanks het lekkere ritme toch niet echt weet te boeien wegens te weinig variatie in de song, jammer. 24 Hours In A Day is weer een typisch Britse rocker uit 1962 met strijkorkestje op de achtergrond uitgevoerd door de Engelse acteur (in maar liefst 67 speelfilms) Brian Weske. Het is geen geheim dat Amerikanen goed kunnen rocken en dat geldt al helemaal voor Carlo (Gerace) & the Secrets die met Pony Party een wilde kruising tussen twist en doo-wop opnamen. Andermaal een uptempo teenrocker is Guy Crazy van Frankie Dee annex Frankie DeTrano uit 1962 waarin je al de invloed van The Four Seasons in de zang hoort, ook al klinkt de falsetto hier beduidend mannelijker dan bij The Four Seaons of The Beach Boys. Eddie Oceans zingt voor het slapen gaan nog een rock ‘n’ roll song waarvan je rechtop in je bed gaat zitten, Kentucky Baby.
Al met al een 100% geslaagde compilatie die het waard is om een deel van je vakantiegeld aan te besteden. Geen vreemde eenden of buitenbeentjes maar pure rock ‘n’ roll die we dertig maal op dit album horen.
Info: www.facebook.com/classics-records (Henri Smeets)

naar boven

30 juli 2015

GOLLY GOSH DARN/ GOLLY GOSH DARN
Golly Gosh Darn, geen cat. nr.

15 maart van dit jaar werd het debuut album gepresenteerd van een brand new rockabilly band uit Dordrecht luisterend naar de naam Golly Gosh Darn. Daar waar “gee whiz” nog een nadrukkelijke uitschreeuwende uiting van aangename verwondering is, is “golly gosh” eerder in toom gehouden verbazing en in combinatie met “darn” (verdomd, in de context van verdomde goed alias “darn good”) is de groepsnaam Golly Gosh Darn wellicht een treffende afspiegeling van de band: ingehouden verbazing betreffende een best aardige band en verwondering dat er toch nog +dertigers zijn die naast een vervelende ordinaire baan de tijd vinden om ons te plezieren met toffe rockabilly. Zoals dat met nieuwkomers gaat (ongeacht genre, maar vooral ‘ouderwetse‘ rockabilly heeft er last van) mogen ze radiostilte en lege plekken in de TV programmering vullen, en de kunst is om die kansen te benutten om toch al die Top 100 freakies die denken dat muziek pas in de jaren ’90 werd uitgevonden te laten horen waar onze ouders in de fifties en sixties en wij in de seventies en eighties revivaljaren naar luisterden.
Ingrid Wassing (membraantriller), Terral Bouman (upright bass snaarslapper), Marc Burger (trommelstokswinger) en Jan-Kees Groeneveld (gitaarsnaarsmeerder) zijn aardig op weg dat voor elkaar te krijgen. Enthousiast zijn niet alleen de toeschouwers maar ook de trilharen van mijn oren bij het horen van deze 6 track promo. De sensuele rokerige stem van Ingrid blaast het rookgordijn in de bar weg om het zicht te vergroten naar het gehele viertal dat Beautifool speelt met de speelse souplesse van onbevangen rockabilly lovers, een mid tempo song met Memphisbilly sfeer, jazzy feel en een goed samenspel van zang en muziek die volledig in de schaduw van het uptempo Sugar Sugar staat. Met wat galm op de achtergrondzang die erg droog klinkt zou dit compleet zijn geweest, maar ook nu al is het een tongenlikker. Hey kids, that’s rockabilly! De leadzang is dus zeer behoorlijk maar zou met een vleugje galm nog meer tot haar recht komen. Crazy, andermaal met Memphis feeling, gaat er met speels gemak in als koek. Gewoon goed! Voodoo (Chris Isaak was er al wars van) straalt een achterkamersfeer uit (de politiek kan er nog wat van leren) van rokende sigaretten en sigaren gehuld in de alcoholgeur van outlaws die zich bewust afzonderen van de mainstream om Voodoo Magic op zich te laten inwerken. Hey man, it’s magic! Ik blijf erbij, instrumentaal en qua leadzang niks op aan te merken, maar ik mis die broodnodige beheerste hoeveelheid galm die het geheel vetter zou maken en net iets meer diepte zou geven. Maar het is wel een song die de doorsnee overstijgt, wat al helemaal geldt voor Hit Another Punk, oppervlakkig beluisterd een song die we al honderd keer gehoord hebben, maar het venijn zit ‘m in de (duck)tail: een lekker ritme dat met de pakkende zang (echt goed, Ingrid!) en juist getime-de versnellingen een heel dynamisch nummer oplevert dat geen seconde verveelt. Mijn geheime tip van de promo! Gelukkig duurt de song bijna 4,5 minuut - meestal zijn dit soort nummers veel te kort, hier gelukkig niet. Darn good, man! Ook de afsluiter voldoet aan alle verwachtingen van verwende rockabilly oren: gevoelige samenzang met oppeppend ritme.
Bandmembers, kruip uit jullie schaduw en verlaat deze om te schitteren in de spotlights van de grotere festivals. See ya over there, we gaan jullie gegarandeerd daar zien, want het zit allemaal goed in elkaar. Mijn spaarvarkentje heeft al twee vingers in zijn snoet gestoken om in het diepe te springen. Nu de band nog. Misschien de naam toch maar veranderen in Gee Whiz Darn Good ?
Info: www.facebook.com/gollygoshdarnmusic (Henri Smeets)


AFTER THE ROOSTER CROWS/ THE MYSTERY TRIO
Rhythm Bomb Records, RBR 5817

De inlay biedt bitter weinig info over dit trio (ze blijven dan ook een mysterie, hahaha) behalve dat ze uit Curitiba in Brazilië komen (je zou daar niet meteen traditionele rockabilly verwachten maar ’t is op zich niet gekker dan bijvoorbeeld rockabilly uit Venlo) en bestaan uit Elvis Martinatto (zang, akoestische gitaar), Beto Glaser (gitaar) en Luiz Costa (contrabas). Nu zijn er wel meer drumloze trio’s en die klinken uit de aard der zaken allemaal ongevéér hetzelfde, maar het verschil met The Mystery Trio zit ‘em in het feit dat zij ook de country/hillbilly onderbuik van de rockabilly exploreren. Just Awaitin’ van Lattie Moore of het eigen Black Coffee bijvoorbeeld: mooie trage country, het soort nummers waar de Bear Family CD’s van artiesten die ooit één rockabilly nummer hebben opgenomen mee volstaan, en volgens mij is dat de bron waaraan Mystery Trio zich laaft. De 12 nummers zijn dan ook een uitstekende mix van zeven eigen composities en vijf obscure covers als Pretending Is A Game (Sleepy Jeffers & the Davis Twins), Eternity (Jack Rhodes & Jimmy Johnson) en Geisha Girl (Hank Locklin). Het geheel werd voorbeeldig ingespeeld én opgenomen in Brazilië (en vervolgens analoog gemasterd bij Black Shack in Calw) in een goeie sound met de vocalen mooi op de voorgrond, al heeft dat dan weer als nadeel dat Martinatto’s accent erg opvalt, accent dat dan weer goedgemaakt wordt door de juiste snik in de stem. Een goeie CD dus, al kan geen enkel drumloos trio de intensiteit van het debuut van High Noon (USA) uit 1990 benaderen. Die vergelijking blijven maken is evenwel niet eerlijk, zeker niet tegenover deze CD die zeker zijn merites heeft. Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/mysterytrio (Frantic Franky)


IT’S THE GIRLS/ BETTE MIDLER
East-West Records/Warner Music, 825646215331

Wie rock ‘n’ roll zegt, zegt niet automatisch Bette Midler. Ik was dan ook zeer verbaasd opeens een CD van haar in mijn handen te houden met een sixties looking hoesje. De achterkant bekijkend zag ik ware sixties hit titels van toenmalige girl groups voorbijflitsen en mijn interesse was gewekt. Bette Midler, die reeds in de jaren 1964 en 1965 op TV met een behoorlijk goede stem easy listening en jazzy stuff zong en in 1966 haar filmdebuut maakte, gaat nu met dit album terug naar de periode waarin haar vrouwelijke leeftijdsgenotes in groepjes van drie de longen uit het lijf zongen in wat later de girlgroup sound of wall of sound is gaan heten. In de liner notes geeft Midler aan dat ze altijd al in de ban was van de female close harmony zang, maar waarom ze dan daar in de sixties zelf niet aan heeft deelgenomen is mij een raadsel. Dit album maakt dat gemis van toen 50 jaar na dato weer enigszins goed! Be My Baby van The Ronettes uit 1963 start de terugreis naar het verleden middels een acceptabele cover, maar toch iets te modern voor mijn gevoel. Eveneens uit 1963 maar van The Chiffons is One Fine Day, goed sixties gehouden behalve de in het origineel niet aanwezige stops in het one-fine-day refrein. Bei Mir Bist Du Schön van The Andrew Sisters is weliswaar geen rock ‘n’ roll (1937) maar toch altijd weer graag gehoord in deze waardige cover. Ook al begint Baby It’s You van The Shirelles uit 1961 ietwat modern in Richard Kleidermann piano stijl, na een minuut gaat het over in een prachtige calypso ballade in ware sixties stijl. Natuurlijk mis je de frisse zang van de teenies destijds bij de nu inmiddels 70-jarige Midler, maar haar stem is alleszins bekoorlijk. Tell Him van The Exciters (1962) straalt nog mooi de sixties sfeer uit, want waar je bij Midler wellicht jazzy of popmuziek invloeden zou verwachten is dit album grotendeels toch mooi in die retro sixties sound gehouden. Een pure rocker in Midler’s steengoede remake is The Crystals‘ He’s Sure The Boy I Love uit 1963 met op zang tevens Darlene Love van de (nadat ze in 1957 al bij The Echoes zong) in 1962 opgerichte Blossoms die de ten onrechte aan The Crystals toegekende hits He’s A Rebel en He’s Sure The Boy I Love inzongen. Mr. Sandman van The Chordettes uit 1954 dat ik voor het eerst hoorde en zag (Avro’s Top Pop) in de versie uit 1981 van Emmylou Harris (nummer 9 in de Nederlandse hitlijst) komt aardig in de buurt van het origineel, maar Come And Get These Memories en Too Many Fish In The Sea zijn nummers die we gauw kunnen skippen wegens veel te modern. Teach Me Tonight (DeCastro Sisters, 1955) is een heerlijke wegdromer, maar het rustige Waterfalls van de meidenband TLC uit 1995 past totaal niet op dit album, en waarom You Can’t Hurry Love (bekendst van Phil Collins uit 1981 maar origineel van The Supremes uit 1966) hier op staat in een gospel/folk versie ontgaat me volledig. In de behoorlijk goede cover Give Him A Great Big Kiss (Shangri-La’s, 1965) herinnert Bette Midler zich eindelijk weer de essentie van dit album: sixties girl group sound, en tevens een van de weinige nummers waar de toevoeging van een jong fris achtergrondkoortje je echt het gevoel geeft weer met beide benen in de jaren ’60 te staan. Wat er gebeurt met Will You Still Love Me Tomorrow grenst aan verkrachting zonder scrupules: een supertrage ballade die in het repertoire van Phil Collins of Richard Kleidermann wellicht een ereplaats zou verwerven maar eens te meer toont dat je een bekend origineel niet een ander tempo moet meegeven, dat kan alleen maar tegenvallen. De jaren ’20 aandoende polka en dixieland mix It‘s The Girl is wellicht leuk voor hepcats.
Samengevat: er staan genoeg geslaagde songs op die het interessant maken deze CD aan te schaffen, zeker als je muzikaal zelfs nog wat ruimer aangelegd bent dan jullie redacteur. Info: www.bettemidler.com (Henri Smeets)


OLD CARS, TATTOOS, BAD GIRLS AND WILD GUITARS/ ATI EDGE & THE SHADOWBIRDS
Rhythm Bomb Records, RBR 5816

“En nu iets helemaal anders”, aldus Rhythm Bomb big boss Ralph Braband, “voor fans van wilde rockabilly en garage rock ‘n’ roll met een vleugje old time psychobilly, een goeie crossover tussen rockabilly en psychobilly”. Ati Edge is frontman van de Hongaarse psychobilly groep The Silver Shine en het gekke is dat dit album van zijn toch ook al jaren bestaande zijproject Ati Edge & the Shadowbirds is opgenomen met dezelfde of in elk geval een vroegere bezetting van The Sliver Shine. De 11 eigen nummers op deze CD zou ik geen psychobilly willen noemen maar neo is het zeker, met simplistische teksten (geen erg, het hoeft niet altijd Shakespeare te zijn) gezongen met een zwaar accent op de ruwe stem, surfy twangy gitaar, een neo sound met veel klik klak op drums en contrabas, en rechtlijnige stramienen: I’ve Been Searching, Baddest Girl In Town en Rockabilly Bash Tonight zijn zo rechtdoor dat zelfs de teds dit goed gaan vinden. Kijk Ralph, als het dan toch modern moet zijn hebben wij met Ati Edge & the Shadowbirds geen enkel probleem, hoor. Info: www.rhythmbomb.com en www.atiedge.com (Frantic Franky)


THE SABRES/ THE SABRES
Rhythm Bomb Records, RBR 5815

De groepsnaam doet denken aan Britse rock ‘n’ roll, de piratenvlag aan The Delta Bombers (USA), maar niets van dit alles: The Sabres zijn een project van Chris Casello (USA), bekend als gitarist van Jack Scott en van The Original Elvis Tribute, en uiteraard ook van de CD die hij opnam met onze eigen Sue Moreno. The Sabres spelen surf in trio bezetting en doen dat prima: de stijl is gericht op de wat hardere hedendaagse surf (Stink Bomb, Ride The Savage) maar ripcurlt ook traditioneel met de klassieke cover Mr Moto, het naar The Ventures refererende Pussy Footin’ (van The Prodigals uit 1995) en Jack The Ripper van Link Wray in klassieke surfstijl. Alle gimmicks van het genre komen aan bod zoals Chinese rock ‘n’ roll in Tsunami, zijstapjes zijn een goeie gitaarversie van de klassieke pianorocker Nutrocker, de chicken picker Chicken Pluckin’ die doet denken aan Eddie Angel en Los Straitjackets, de van een orgeltje voorziene sixties grinder Hamhocks, de uptempo Hawaiiaanse gitaarboogie Chin Tiki Swing met extra ragtime piano, en het rustige bijna jazzy en van piano voorziene intermezzo Always Blue. Minder origineel is de nochtans eigen standaard gitaar-piano boogie 2040 Stomp. De CD is gevarieerd, net iets meer dan de helft van de 12 instro’s zijn eigen composities, en mede-daders Loney Charles (drums) en Rudy Varner (bas, waar nodig met contrabas) kwijten zich gedegen van hun taak, dus deze CD is zeker interessant voor de liefhebbers van kwalitatief gitaarwerk. Info: www.rhythmbomb.com en www.chriscasello.com (Frantic Franky)

naar boven

DVD Recensie

LIVE AT ROCKPALAST/ THE STRAY CATS
MIG-Music, 90627 DVD

Afdeling jeugdsentiment: The Stray Cats op Rockpalast! Laat ik ten behoeve van Den Hedendaagschen Jonkheid dus nog maar eens de situatie schetsen ten tijde van de succesdagen van The Stray Cats: we hadden de singles en de LP’s, en wie verdere Stray Cats info wou was aangewezen op artikels met paginagrote kleurenfoto’s in popbladen als Hitweek en Joepie. En je kon bij je plaatselijke jeansboer een poster afhalen waarop The Stray Cats poseerden in Lois jeans en jackets. Wie heeft ‘em nog? Om maar te zeggen: het was een hele belevenis toen de Duitse TV-zender WDR twee liveconcerten van The Stray Cats uitzond, spul dat sindsdien in diverse versies de ronde deed als bootleg, eerst op video en daarna op DVD, en nu voor het eerst officiëel wordt uitgebracht. Het betreft meer bepaald hun set op het Loreley openluchtfestival op 20 augustus 1983 (een gigantisch rockfestival waar ze voor een publiek dat in de tienduizenden vooral niet-rockers lijkt te lopen de affiche deelden met Joe Cocker en U2, een concert dat wij ons levendig herinneren tot en met die kuif in zijn mouwloos rebel shirt die wanneer The Stray Cats tijdens Sexy And 17 front row gaan de security verschalkt, tussen de band springt en daar als een gek begint te boppen, en we herinneren ons dat zo levendig omdat we dat concert destijds zelf nog opgenomen hebben van TV), alsmede het clubconcert op 16 juli 1981 (halfweg tussen hun eerste twee LP’s Stray Cats en Gonna Ball) in de Satory Säle in Keulen, en wie daar het podium bestormde werd er gelijk terug afgehaald. De twee shows op één DVD stelt je in staat nummer per nummer te vergelijken hoe The Stray Cats evolueerden van 1981 (ze konden inmiddels spelen, wat ze ten tijde van hun debuutsingle Runaway Boys naar verluidt amper konden) tot het verschijnen van hun derde LP Rant ‘n’ Rave in 1983. De DVD bevat de opnames exact zoals ze destijds op TV te zien waren, inclusief de songtitels onderaan in het scherm in het originele jaren ‘70/’80 lettertype doch helaas zonder extra’s, en toont een band op zijn hoogtepunt: de piepjonge doch hogelijk branievolle Stray Cats in de vorm van hun leven – eind 1984 spatte het trio uit elkaar. Op Look At That Cadillac en Lonely Summer Nights speelt Mel Collins (saxofonist op de LP Rant ‘n’ Rave) mee, op The Race Is On zingt Dave Edmunds (producer van twee van hun eerste drie LP’s) en speelt hij tweede leadgitaar, op Tear It Up speelt Edmunds enkel mee op gitaar.
De geluidskwaliteit is redelijk, vooral als je over een beetje degelijke geluidsinstallatie voor je TV beschikt, de beeldkwaliteit is helaas nagenoeg dezelfde als de video van onze oude TV opname: flou en onscherp beeld, hier en daar verticale lijnen op het scherm, te felle kleuren, te veel donker in de shots van het publiek en die paar backstage beelden als The Stray Cats het podium verlaten, links en rechts wiebelt een camera op en neer. Het woord “digitaal” moest in 1983 duidelijk nog worden uitgevonden. De totale speelduur is 135 minuten en je kan alle nummers individueel selecteren via het menu, alleen heeft een of andere idioot enkele spelfouten gemaakt in de songtitels: het is niet Runaway Boy in het enkelvoud maar Runaway Boys en omgekeerd niet Stray Cats Strut in het meervoud maar Stray Cat Strut. Voor wie te jong is om de opkomst van The Stray Cats nog zelf te hebben meegemaakt is dit wellicht leerzaam om de impact van de band te kunnen inschatten, voor wie nog steeds trots is op zijn Stray Cat tattoo is dit verplichte kost. Er is ook een versie uit met de DVD + 2 CD’s (MIG 90622) en in Japan verscheen een speciale editie met een “Stray Cats vintage t-shirt replica”.
Info: www.mig-music.de (Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

2 juli 2015

BABE BABE BABY/ JAKE CALYPSO & HIS RED HOT
Chickens Records, EP SUN 103

Wat een kerel, die Jake Calypso (F): al 35 jaar bezig in bandjes (de bekendste waren Hot Chickens en Mystery Train), al die jaren onvermoeibaar rock ‘n’ roll ambassadeur (onder meer als bezieler van het Béthune Retro festival in Noord-Frankrijk), en intussen zichzelf heruitgevonden als Jake Calypso. Voor zijn vijftigste verjaardag trakteerde Calypso alias Hervé Loison zichzelf op een reisje naar de States in het kielzog van zijn grote rock ‘n’ roll en blueshelden en uiteraard mocht een stop in de Sun studio niet ontbreken: op 24 mei 2014 nam hij er een aantal songs op onder leiding van engineer Matt Ross Spang die momenteel de Sun studio in haar oude opnameglorie herstelt en dus theoretisch de opvolger van James Lott die Jack Clement en Roland Janes opvolgde. De eerste resultaten zijn nu te horen op deze mini CD (ook uit als vinyl EP), al zijn dit technisch gezien (of gehoord) niet 100 % Sun recordings: Calypso nam bij Sun stem + akoestische gitaar op, de rest van de Red Hot speelde zijn partijen thuis in Frankrijk in, daarna mixte Matt Ross Spang het geheel bij Sun. Twee eigen nummers (de voor Jake Calypso vrij beheerste rockabilly bopper Babe Babe Baby en de jodelende medium tempo countrybilly kerstsong Lovin’ Heart, van steel gitaar voorzien door special guest Sergio Panigada van The Starliters uit Italië) worden gekoppeld aan twee eigenzinnige bewerkingen van – symbolisch - Elvis’ debuutsingle op Sun: That’s All Right als rockabilly bopper met lichte bluesbop inslag en Blue Moon Of Kentucky als medium tempo rockabilly met gejodel in de frasering. Het geheel klinkt beheerster en meer medium tempo dan gewoonlijk bij Jake Calypso maar daarom misschien wel des te beter: muzikaliteit in combinatie met een stemgeluid dat het geblaat van John Lewis van The Rimshots en het gejodel van Slim Whitman aan elkaar plakt met een zwaar Frans accent – maar dan nog extremer.
Let op: deze CD versie (het CD logo is een bewerking van het Sun logo, maar de kraaiende haan – remember, dit is uit op Loison’s eigen Chickens label - is niét weerhouden) heeft ten opzichte van de vinyl EP een bonustrack, een demo (al klinkt in Jake Calypso’s geval een demo even goed als een afgewerkte opname) met enkel akoestische gitaar en leadgitaar van When The Pretty Girl Bop – wilder en rauwer dan de vier andere songs – als voorproefje op het in september te verschijnen nieuwe album Downtown Memphis, opgenomen bij Sun. Info: www.jakecalypso.com
(Frantic Franky)

naar boven

Vinyl Recensies

MY NAME IS CHRIS/ CHRIS ALMOADA
Squoodge Records, CC 10-7

Echt een specialleke, deze: Squoodge Records werd 10 jaar geleden opgestart in Oostenrijk maar opereert tegenwoordig vanuit Berlijn en is gespecialiseerd in audiofiele uitgaves; lees gelimiteerde vinyl releases. Héél gelimiteerde vinyl releases: van deze single verschenen slechts 100 exemplaren plus 10 testpersingen en 10 exemplaren voor Chris Almoada, alle 120 één per één met de hand gelabeld en genummerd. Bovendien kan je deze single niet zómaar kopen: Squoodge Records blies namelijk het reeds lang vergeten concept van de platenclub nieuw leven in. Wie kent de platenclub nog? De platenclub, niet de parenclub, domoor. Op de platenclub moest je destijds op voorhand intekenen en kreeg je daaarna platen thuisbezorgd, zonder te weten wat je ging krijgen. En nu doet Squoodge dus exact hetzelfde: in hun Collectors Club betaal je op voorhand en krijg je daarna een jaar lang elke maand een nagelnieuwe single toegestuurd, dus 12 singles in totaal, domoor. In juli is Chris Almoada aan de beurt, de Fransman die wij leerden kennen als gitarist van Easy Lazy C & his Silver Slippers maar sindsdien onder eigen naam twee erg geslaagde solo albums uitbracht, Come To New Orleans (2010) en On The Great River Road (2014).
A-kant My Name Is Chris, een cover van My Name Is Jimmy van Jimmy Wolford uit 1957 (recenter ook gecoverd door Deke Dickerson) is onwaarschijnlijk authentiek klinkende wilde rockabilly met vlijmscherpe gitaar, geprononceerde contrabas, alerte drums, brutale vocals, een mooie echo, contrabasbreaks en slechts één gitaarsolo maar wel een hele klassieke dubbele (of is het een driedubbele?) gitaarsolo die halfweg nog een tandje bijsteekt. B-kant Curiosity, een eigen compositie, is minder snelle countrybilly (en daardoor al evenzeer klassieke rockabilly van het rustigere type) met luie zang en jazzy gitaarlicks met een leuke kromme weerhaak die in je hoofd blijft hangen. Sound en mix zijn even goed als de A-kant en doen bij momenten aan Gene Vincent & the Blue Caps denken. Samen zijn het twee uitstekende kantjes die daarenboven nog extra fifties klinken door het simpele feit dat dit vinyl is. Daarom is het des te jammer dat hier wellicht moeilijk aan te komen valt, want of die in totaal 12 singles 166,80 euro waard zijn dient ieder voor zich uit te maken, zeker omdat er naast Bill Fadden (GB) en Fia Sco & the Majestics (AU) in de Collectors Club ook garagerock, punk en sixties beat verscheen of nog zal verschijnen. Deze single van Chris Almoada verschijnt op 17 juli en de verzamelaars mogen nu al slinkse plannen beginnen uitdokteren om er toch aan te geraken. Info: www.squoodge.de en www.facebook.com/chris.almoada.official
(Frantic Franky)


BORN AND DIE/ JAKE CALYPSO & HIS RED HOT
Chickens Records, EP CR 010114

Titelloze EP dus noemen we hem maar Born And Die (die titel staat het grootst op het hoesje) met vier eigen composities van de CD Father & Sons (Rock Paradise Records RPRCD31 uit 2014) die toen ook op LP verscheen, maar van de vier nummers hier stond alleen Cause You’re My Baby op die LP, Poor Little Fool (een eigen nummer, niet de Ricky Nelson song), de alternatieve I’m Fed Up en de gesproken versie van Born And Die niet. Die drie stonden dus wél op de CD uitgave van Father & Sons die daarbovenop nog twee extra CD tracks telde, Please Baby Don't Cry en Indian Boppin', reeds daarvòòr op single verschenen. Dat klinkt heel ingewikkeld maar komt er op neer dat de volledige Father & Sons nu uit is op vinyl, maar dan moet je wel de LP, één single en één vinyl EP kopen.
Calypso alias Hervé Loison (F) kreunt, steunt, hikt, jodelt en babbelt zich een weg doorheen de songs in zijn eigengereide eigenzinnige stijl, geruggesteund door vakkundige muzikanten, en het is die combinatie van muzikale kwaliteit en Calypso’s geheel eigen rock ‘n’ roll universum die zijn releases zo goed maakt voor wie houdt van knettergekke rock ‘n’ roll, dat alles uiteraard gekoppeld aan zijn uitzinnige stage act waarvan u trouwens in juli getuige kan zijn op Sjock (B). Born And Die is langzame countrybilly, beetje in Johnny Cash stijl, waarin Calypso een aantal van zijn rockabilly en country helden oplijst met songtitels en geboorte- en sterfdata en gelijk voorspelt dat hij zelf het tijdelijke voor het eeuwige zal inruilen op 80-jarige leeftijd. We zullen eens zien in 2044, zie! I’m Fed Up is de meer afgeknepen uitvoering van dit rockabillynummer in Starday/Dixie stijl, Cause You’re My Baby is een inktzwarte rechtdoor rock ‘n’ roll screamer met extra piano en een sax die toetert als een stoomboot, Poor Little Fool tenslotte is melodieuze highschool of tenminste zo close als een “fool” als Jake Calypso dat kan benaderen.
Een erg gevarieerde EP! Let ook op het artwork: de achterzijde van het hoesje is een soort ganzenbord met puzzelvragen over rock ‘n’ roll!
Info:
www.jakecalypso.com (Frantic Franky)

naar boven



Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina