(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!

 

CD Recensies

18 juni 2015

TWANG KITCHEN/ DON DIEGO TRIO
Rydell’s Records, RR 720

Het Don Diego Trio is een – u had het al geraden – trio, ze komen uit Sicilië, bestaan uit Diego Geraci (gitaar, zang), Sandro Pittari (drums) en Luca Chiappara (contrabas), en zijn daarmee volgens mij The Adels met een andere contrabassist. De CD (overigens niét bij Rydell’s zelf opgenomen zoals gebruikelijk bij dat Franse label) opent met een stukje instrumentale fingerpicking waarover Mouse Zinn (Red Hot ‘n’ Blue, Space Cadets) bij wijze van intro wat babbelt en doo-bie-doo-wapt alvorens de CD losbarst met enkele nummers twangy truckin’ country in pure Junior Brown stijl: zelfde countrybilly, zelfde diepe stem, zelfde diepe gitaar, zelfde improvisaties, beetje lap steel. Dat vinden wij niet erg want het klinkt best lekker, gewoon contrabas, drums, gitaar en zang opgenomen met een uitstekende klank. Ook Don’t Wanna Be Like You is luie Junior Brown country op z’n Singing The Blues, maar de CD varieert wel degelijk: Good Guy is een rechtdoor kruising van Rockin’ Daddy en Rockabilly Guy (Polecats) en door de sound bijna ted, I Hate You is zigeunerswing én een geinig duetje met een zangeres, El Mamba is een in deze omgeving niet echt passend Smokestack Lightnin’ meets Sue Moreno rumba duet met een andere (Spaanstalige) zangeres. De meeste nummers zijn van de hand van Geraci, covers Red Hot Mama, Chattanoogie Shoe Shine Boy (als een soort Les Paul experiment), Honky Tonk Mind (de echte titel is The Woman I Need, hier sneller dan Johnny Horton) en Barking Up The Wrong Tree zijn zondermeer goed, het eigen Howl lijkt dan weer verdacht veel op datzelfde Barking Up The Wrong Tree. Something is een overbodig bluesje dat er enkel lijkt op te staan om te bewijzen dat Geraci dat ook kan, maar dat hij een uitstekend gitarist is was al duidelijk uit het instrumentale Guitar Gods waarin hij Paul Burlison, Luther Perkins, Cliff Gallup, Les Paul en Arthur Smith channelt, al zullen de Joe Sixpacks onder u er allicht nog andere gitaargoden uithalen. Helaas is Geraci’s stem niet zo goed wanneer hij niet diep zingt, wat vooral opvalt in de rustigere nummers zoals het kalm fingerpickend Your Cheatin’ Heart, omdat de stem heel dicht op de microfoon zit en je daarmee de minste oneffenheid hoort, alsmede in de twee duetten met die twee zangeressen: Geraci’s stem is okee, die van de zangeressen is beter.
Verdict: niet overal even geslaagd maar wel door de voorrondes. Info: www.facebook.com/dondiegoproject
, www.recordsfreight.com en www.facebook.com/rydellrecords (Frantic Franky)

naar boven

4 juni 2015

PICTURES/ RICKY FABIAN
Rhythm Bomb Records, RBR 5812

Tweede album van Ricky Fabian die inmiddels van Zwitserland naar Berlijn verhuisde, zo lezen wij, aldaar opgenomen bij Lightning Recorders en omschreven als een “early sixties Elvis stijl soundtrack”, wat ons inziens eerder slaat op lay-out en artwork van het CD boekje dan op de CD zelf, want tussen deze 12 “Hits From The Movies” zoals de ondertitel luidt is thematisch geen samenhang te vinden. Dat soundtrack gegeven is dus meer een kapstok dan een referentie kader, en maar goed ook want bij het woord soundtrack denken wij inderdaad aan Elvis soundtracks van midden jaren ‘60, of erger nog, aan Cliff Richard soundtracks! Gelukkig heeft dit album dus met geen van beide iets van doen, al was het maar omdat Fabian’s stem helemaal niet Elvis klinkt, en trouwens evenmin Ricky Nelson, de troefkaart die hij volop uitspeelde op zijn eerste album, Big Bang Boogie. Een van de slechts twee covers is dan toch weer wel van Ricky Nelson, Get Along Home Cindy Cindy, in 1959 in de western Rio Bravo een leuk westernduetje met Dean Martin, hier opgewekte beschaafde rockabilly. Links en rechts doet er inderdaad wel iets denken aan de Elvis soundtracks, in casu de de snellere nummers daarop, het soort nummers waarvan je denkt “sympathiek, maar geen Jailhouse Rock”, maar ook aan seventies Elvis. Zo zijn Believe In Me en Put A Spell On Me seventies rock ‘n’ roll met wat klinkt als elektrische bas, vrolijke gitaren en saxen en veel – teveel – female koortjes. When I’m Gone swingt op een gospel piano, Hideaway Blues is een Wondrous Place-achtig twangy duet met Ruby Ann (P). Try Again is countrypop, Starlight is highschool toen highschool al pop was, en A Thing Of The Past (de tweede cover hier, van The Shirelles uit 1962) is zelfs een pure popballad. Is dit daarom slecht? Nee, hoegenaamd niet: wij beoordelen elke release op zijn eigen merites, niet op onze eigen smaak, en het grote pluspunt van deze CD is niet enkel dat het allemaal uptempo is maar vooral dat het bijzonder goed is uitgevoerd. Groot was dan ook onze verrassing toen we lazen dat dit werd ingespeeld door het vaste Lightning Recorders clubje bestaande uit Axel Praefcke (gitaar) en Michael Kirscht (gitaar, bas), hier aangevuld met een aantal ons onbekende namen. Hulde aan de muzikanten én aan Ricky Fabian om eens iets totaal anders te doen! Info: www.rickyfabian.com en www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


TEEN ANGELS AND OTHER LOVERS/ MARK DINNING
Jasmine Records, JASCD 799

Mark Dinning: Teen Angel uit 1959, niet alleen een hit in wier pathos wij als hormonaal uitgedaagde tiener mateloos zwelgden, maar vooral een van de eerste “death discs”, want Teen Angel was een hit vòòr Tell Laura I Love Her, Ebony Eyes en Johnny Remember Me. Maar heeft Dinning nog andere goeie songs? Heeft ie überhaupt nog wat anders gedaan? Jazeker, minstens twee LP’s en een hele stapel singles, getuige deze dubbelaar op het Britse re-issue label Jasmine, gespecialiseerd in het oplijsten van singles en LP’s. Teen Angel was zo’n grote hit (nummer 1 in Amerika en nummer 37 in Engeland terwijl het daar geeneens op de radio mocht omwille van het morbide onderwerp) dat Dinning inderdaad twee LP’s mocht uitbrengen en het zal niet verwonderen dat de eerste, uiteraard Teen Angel getiteld, in 1960 voornamelijk uit traag materiaal bestond: er staan welgeteld twee uptempo nummers op waarvan The Blackeyed Gypsy uptempo teen pop is. Dinning begon zijn carrière met country en dus krijgen we twee Hank Williams covers, I’m So Lonesome I Could Cry en You Win Again, uitgevoerd als een soort tiener country crooner. De plaat houdt het midden tussen crooners (Danny Boy, Do You Know (There’s A Someone Who Loves You), Remember), medium tempo teen pop (You Thrill Me Through And Through) en teen ballads (A Life Of Love, I Lost), kortom teen pop met alles erop en eraan: strijkers, achtergrondkoortjes, noem maar op. Niet verwonderlijk: Little Angel is een soort vervolg op Teen Angel. Het tweede en laatste uptempo nummer op die plaat, I’m Too Young To Die, is een gunfighter ballad en daarmee een voorafspiegeling van Dinning’s tweede LP, Wanderin’, ook uit 1960, ook teen stuff en ook allemaal traag maar zoals de hoes al hint (Dinning hangt met zijn gitaar om de nek aan een boxcar) meer richting folk georiënteerd (1960 was dan ook het begin van de doorbraak en het succes van het Kingston Trio), niet zozeer muzikaal maar wel thematisch met nummers als The Japanese Farewell Song en de calypso Jamaica Farewell, aangevuld met western dramatiek als het uptempo Roving Gambler met banjo en The Streets Of Laredo. Dat soort songs mogen we ook situeren in het succes dat Johnny Cash in die tijd oogste met zijn thema LP’s die voorlopers van de americana werden. Ook hier trouwens twee Hank Wiliams covers, Ramblin’ Man en een suikerzoete Lost Highway.
Die twee LP’s staan op CD2, CD1 bevat 25 single tracks 1957-1962 (geeneens àl zijn singles), dus reeds van vòòr Teen Angel, maar wie had gehoopt dat Dinning vòòr Teen Angel rock ‘n’ roll opnam is er aan voor de moeite: ook deze nummers zijn voornamelijk traag (Do You Know (There’s A Someone Who Loves You), When You’re Tired Of Breaking Other Hearts) en medium tempo (School Fool, You Thrill Me). The Lovin’ Touch, Come Back To Me (My Love) en Another Lonely Girl zijn highschool, Bye Now Baby is een ballade met Hawaiiaanse gitaar, het trage Secretly In Love With You is voorzien van een mooie twangy gitaar die helaas verdrinkt in het overdadige arrangement. En kijk, daar komen we toch één highschool rock ‘n’ roll nummer tegen, Cutie Cutie. Ook tussen dit singlemateriaal ontdekken we weer lichte invloeden van country, folk en western romantiek. Dinning zat trouwens op MGM Records en er zitten vier Roy Orbison composities tussen waarvan Orbison er bij ons weten drie nooit zelf opnam. Andere nummers zijn van de hand van John D. Loudermilk, Felice & Boudleaux Bryant en Carole King & Gerry Goffin, en de geinigste tekst is uiteraard van Loudermilk, meer bepaald het liedje Top Forty News, Weather And Sport met zinsnedes als “I had Lumumba doing the rhumba to the tune of the Blue Tango, I had abom'nable snow man hunters a-bringing in Fidel Castro, I had president Ike up at the mike singing Are You Lonesome Tonight and Khrushchev squealing You Talk Too Much”. Het resultaat is helaas minder goed dan we op basis van de tekst verhoopten.
Er zijn bij ons weten slechts twee andere Mark Dinning compilaties in omloop en aangezien dit de enige dubbel-CD is, is het logisch dat heel wat tracks hun CD debuut maken, maar helaas is het geheel niet compleet: als onze ultrageheime archieven kloppen ontbreken vijf MGM single tracks. Daarom is het des te vreemder dat twee nummers hier twee keer opstaan bij de singles én bij de LP tracks, namelijk Teen Angel en The Blackeyed Gypsy. Bij Teen Angel horen wij geen enkel verschil, bij The Blackeyed Gypsy wél, maar de opname lijkt exact dezelfde, dus we veronderstellen dat het verschil in sound te wijten is aan de remastering. En wat dat betreft: CD2 klinkt uitstekend, een aantal nummers van CD1 niét wegens te veel diep, te weinig treble en te veel onzuiverheden te wijten aan fouten tijdens het digitale remasteren. Toch jammer.
Na dit materiaal voor MGM nam Dinning nog op voor Cameo, United Artists en Hickory, maar naar Hemsby zal hij niet meer komen: Dinning overleed na een alcoholverslaving in 1986 op 52-jarige leeftijd aan een hartaanval.
Deze budget dubbel-CD is zeker een aanrader voor verzamelaars van teen pop en uiteraard voor fans van Mark Dinning, maar hou er rekening mee dat de info in het booklet héél summier is en het rock ‘n’ roll gehalte nihil: één (highschool) rocker op 48 tracks is 2,083 % rock ‘n’ roll. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


AINT GONNA HUSH:
THE QUEENS OF RHYTHM ‘N’ BLUES

Fantastic Voyage, FVTD217

Wie had ooit gedacht dat we nog eens een CD zouden recenseren met Aretha Franklin op het hoesje? Eerder bracht Fantastic Voyage (GB) al Voodoo Voodoo: Feisty Fifties Females uit met zwarte zangeressen in het tijdsbestek 1949-1959, deze Ain’t Gonna Hush is wat er allemaal uit voortkwam: zwarte rock ‘n’ roll madammen van 1952 tot 1962 en dus niet tot 1965 wat je volgens het out-of-copyright principe zou verwachten, maar net dat maakt deze driedubbelaar zo goed. Er zit immers deels jaren ‘60 invloed in, het soort jaren ’60 invloed dat op dit ogenblik erg aanslaat in de rockin’ scene, maar de modernste nummers klinken “slechts” als Ray Charles, bijvoorbeeld Rough Lover (Aretha Franklin), Put On My Shoes (Mary Ann Fisher) en Love Me Right (LaVern Baker). Grote namen worden afgewisseld met minder bekende maar daarom niet minder begenadigde godinnen (zelfs de blanke rockabillyzangeres Joyce Harris uit Kentucky die hier op No Way Out pekzwart klinkt) op bekende (Specialty, Capitol, United Artists, Okeh, London, Atlantic, Modern) en onbekendere labels als Triumph, Dra, Club 51, Harlem, Glad-Hamp, Neptune en Cobra, klassiekers en semi-klassiekers als Tough Lover (Etta James), Scorched (Varetta Dillard) en Till The Well Runs Dry (Wynona Carr) dansen hand in hand met obscuriteiten. De ondertitel van de drie CD’s had evengoed Queens Of Black Rock ‘n’ Roll kunnen zijn want je kan geen zwarte rock ‘n’ roll stijl bedenken of hij is van de partij: doo-wop en de daaruit voortvloeiende meidengroepen (Oop Shoop van Shirley Gunter), doo-woppende mambo (of mambo-ënde doo-wop, ’t is maar zoals je verkiest met Ruth Brown’s Mambo Baby), rhythm ‘n’ blues (Big Mama’s Coming Home van Big Mama Thornton), uptempo bluesharpen (You Did Me Wrong van diezelfde Big Mama Thornton), big band swing (Blue And Lonesome van Jimmie Lee), opzwepende gospel (Didn’t It Rain van Evelyn Freeman, The Devil Is Mad van Dorothea Fleming), dansrages (If You Wanna van Baby Jean), rechtdoor rockers vermomd als twist (Louisiana Twist van June Bug Bailey), strollers (Puddentane van Lula Reed), voodoo stuff (Medicine Man van Baby Washington), veel trage sleazy nightclub crooners (Ain’t No Need van – de naam alleen al - Honey Brown, Wild As You Can Be van Mary Ann Fisher), het soort muziek dat inderdaad uiteindelijk zou evolueren tot soul (You Never Could Be Mine van Baby Washington) en zelfs vooruitliep op Burt Bacharach (Love For Sale van Ernestine Allen), tot en met pure rock ‘n’ roll (John John van Aggie Dukes, G’wan About Your Business van Annisteen Allen, My Baby Has Gone van Little Miss Jessie, Killer Diller van Betty Everett, Right To Love You van Myrtle Jones, Don’t Freeze On Me van Jessie Mae), en natuurlijk een hoop spul waar verzamelaars van dromen, originals als de inktzwarte Whole Lotta Shakin’ Goin’ On van Big Maybelle en de veel minder bekende originele Fujiyama Mama door Annisteen Allen twee jaar vòòr Wanda Jackson), onverwachte covers (My Babe in big band versie door Dakota Staton, A Rockin’ Good Way door Odessa Harris, Hound Dog door Little Esther op z’n Bear Cat’s), en antwoordsongs (You Ain’t So Such A Much van Blanche Thomas als antwoord op Hound Dog, Ding Dong van Carmen Taylor ook als antwoord op Hound Dog, Ain’t Gonna Hush van Cordella De Milo als antwoord op Honey Hush, I’ve Got Nothing Working Now van Ann Cole als antwoord op haar eigen Got My Mojo Working (jazeker, haar eigen Got My Mojo Working, want Muddy Waters coverde het van hààr!), I’ve Got A Man van Annie Williams als antwoord op I Got A Woman van Ray Charles, I’m Wise van Ruth Durand als antwoord op Slippin’ And Slidin’). En wat is Don’t Talk Back van Big Mama Thornton eigenlijk, een antwoord op of een kopie van Don’t Let Go? Benieuwd waar Jai Malano (USA) de mosterd haalt op haar Rocket Girl CD? Koop dan voor de prijs van amper één CD deze in totaal 76 tracks waarbij de liefhebbers van het genre duimen, vingers en andere lichaamsdelen zullen aflikken. 32 tracks werden ook uitgebracht op vinyl als dubbel LP FVDV217. Info: www.fantasticvoyagemusic.com (Frantic Franky)

naar boven

21 mei 2015

UPTOWN AND BACK AGAIN/ THE BABOONS
Starman Records, SMR047

Derde van The Baboons, toch een van België’s top bands, en een album waarover wij links en rechts hoorden zeggen dat het op geen kl*ten trok. Daardoor laten wij ons evenwel niet beïnvloeden. Wij zijn en blijven geheel onafhankelijk en doen niet aan vriendjespolitiek: we proberen immer positief te zijn maar als iets ons niet zint zeggen we het gewoon, anders hebt u er als consument ook niets aan. Dit gezegd zijnde stelt deze CD zich nadrukkelijk niet-rock ‘n’ roll op: een retro lettertype maar géén groepsfoto of andere rock ‘n’ roll verwijzingen en in tegenstelling tot hun eerste twee uit op een niet-rock ‘n‘ roll label. We zullen eens luisteren, zie!
Let Me Be, Hard To Cool Down en Texas Sun zijn rechtdoor rockers, titeltrack Uptown And Back Again is één lange Bo Diddley jam. Where Do You Get Your Love is uptempo rootsblues maar stoort niet, net als Hangin’ On of het soulvolle Rain. No Way Out doet Rollin’ And Tumblin’ -gewijs iets snels met slide. De enige cover op deze 13 nummers, I’m Just A Fool To Care van Art Neville eind jaren ’50, is een swamp ballad, mogelijk het meest miskende rock ‘n’ roll genre. En aan het andere spectrum noteren we de uptempo alt country Deepest Shade Of Blue. Als je het zo opsomt is dit album meer rootsrock als rock ‘n’ roll, maar wel degelijk in positieve zin, rootsrock bij uitbreiding van rock ‘n’ roll, niet als beperking daarvan. Op geen kl*ten trekken? Een plaat mét kl*ten, zullen ze bedoelen. Toch kan Uptown And Back Again zich niet onttrekken aan gelijkenissen met The Seatsniffers zaliger, zeker in den beginne de grootste inspiratiebron van The Baboons. Die gelijkenissen uiten zich met name in de frasering van frontman Arthur De Winter, in de gelaagdheid van de muziek (die piano doet wonderen), en in het soort nummers: verschillende songs hadden zo uit de Sniffers koker van Walter Broes kunnen komen. Is dat erg? Nee, dat is niet erg, want het betreft invloeden , geen copy/paste. En wat zegt dat dan allemaal live? Onze Jiving Walter zag hen nog begin mei en als Walter het goed vindt, vinden wij dat ook ! Info: www.starmanrecords.com en www.baboons.be (Frantic Franky)


THAT’S US/ HOT JUMPIN’ 6
Part Records, PART-CD 6115.001

Wij houden van jump ‘n’ jive, rockende rhythm ‘n’ blues of hoe je dat soort zwarte swing ook wil noemen en gelukkig zijn er nog steeds veel bands actief in dat subgenre. Sterker, het lijken er zelfs steeds meer te worden. Deze Hot Jumpin’ 6 werden opgericht in Berlijn in 2009 en staan merkwaardig genoeg met zeven op het hoesje. De bezetting bestaat uit zang/ritmegitaar, piano (Sascha Körner, als ik mij niet bedrieg speelde die vroeger contrabas bij Little Neal & the Blue Flames), gitaar, drums, tenorsax, baritonsax en contrabas (Sascha Haack van Ray Collins’ Hot-Club) en als wij nog goed kunnen tellen zijn dat er inderdaad zeven, op deze CD nog aangevuld met een extra achtste man op extra tenorsax.
Op hun debuut-CD leven de muzikanten zich uit op een non-stop-bedje van boogie piano dat hier en daar in de solo’s iets te elektrisch resoneert, met alle vrijheid voor de blazers en de piano en slechts een beperkte rol voor de gitaar. De relaxte zang is misschien wat minder sterk maar da’s op zich niet zo erg want het plaatje klopt. En dat plaatje is meer rock ‘n’ roll met blazers als swing, waardoor het weer meer jump ‘n’ jive dan rockende rhythm ‘n’ blues is. Van ons hadden de saxen meer mogen scheuren (een kwestie van smaak, dat geef ik toe) maar dat maakt allemaal niks uit zolang het maar rockt, en rocken doet het, op zijn best als een mini-combo versie van Ray Collins’ Hot-Club in bijvoorbeeld titelnummer That’s Us, maar er staan nog leuke dingen op zoals die uptempo Summertime die zo uptempo is dat ie bijna ska wordt, en zoals u weet is de ska de limit! En baritonsolo’s! Die gezellig swingende blazers! En baritonsolo’s! Passende en geslaagde covers van Rocket 88 (Jackie Brenston), Slow Down (Larry Williams), I’ll Be Satisfied (Jackie Wilson) en verrassend genoeg Born To Cry (Dion en het werkt zelfs) wisselen af met een meerderheid aan goeie eigen nummers waaronder dramatische (tongue in cheeck?) ballades als Lone Walk en Oh Caroline en zelfs een bluesbopper, Hands Off, en dat pompt lekker door, zo’n bluesbopper met blazers. Cover van de week: de geweldige Shot Down In Flames, origineel van… AC/DC! Om nog maar te zwijgen van die baritonsolo’s! Info: www.facebook.com/hotjumpin6 en www.part-records.de
(Frantic Franky)


THE THIRD/ KITTY, DAISY & LEWIS
Sunday Best Record Company, SBESTCD064

Om eerlijk te zijn: ik ben geen fan van Kitty, Daisy & Lewis (GB). En om ter zake te komen: hun derde CD zal daar geen verandering in brengen. Natuurlijk is het gegeven van twee retro tienerzusjes en -broertje begeleid door mama en papa gefundeness fressen om een hype te creëren en als dat allemaal op prime time TV komt is dat ongetwijfeld een goede zaak voor ons allemaal, maar de rock ‘n’ roll op hun eerste twee CD’s klonk in mijn oren vrij rommelig en te onbeholpen, en er stond ook teveel niet-rock ‘n’ roll op. Op The Third is het echter zoeken met een vergrootglas naar een goeie rock ‘n’ roll song. Wat zeg ik: het is zoeken naar een rock ‘n’ roll song tout court. Ja, het geheel baadt in een retro sfeertje, maar dan funky mid-jaren ’60. Ja, er staat blues op (Good Looking Woman, It Ain’t Your Business) en een akoestische country blues (Developer’s Disease) en drie ska/calypso-achtige dingen (Baby Bye Bye, Turkish Delight, Ain’t Always Better Your Way), maar daarmee is dan ook alles gezegd. Als u hun eerste twee hebt, zal dat volstaan. Als u nog niks van Kitty, Daisy & Lewis hebt, beperk u dan tot die eerste twee. Info: www.kittydaisyandlewis.com en www.sundaybest.net (Frantic Franky)


ROCK THAT SWING FESTIVAL COMPILATION 2015
Part Records, PART-CD 650.017

Tweede Rock That Swing sampler, naar aanleiding van de 10de editie van dit swingfestival dat plaats vond van 12 tot 16 februari in München met in totaal 16 studiotracks (+ één live track van Gordon Webster) van 10 van de internationale bands die daar aantraden, samen 53 minuten swing in alle mogelijke verschijningsvormen.
Het festival claimt alle stijlvarianten van de swing te omarmen vertrekkende van de roaring twenties tot de rocking fifties en dus passeren ook op deze CD zowel swing als rock ‘n‘ roll, rhythm ’n’ blues, boogie woogie, jump blues en jazz. Op compilaties vallen altijd ontdekkingen te doen en voor ons waren dat hier The Souvenirs (D). Ze spelen veel met stemmetjes (die hoge stem!) en hun bijna semi-akoestische Hit The Road Jack steunt op een Stray Cat Strut riff terwijl het Duitstalige Ich Hab Das Fräulein Helen Baden Seh’n met zijn klarinetten in de cabaretwereld van Kurt Weill en Bertolt Brecht springt. Nog meer relaxte klarinetten duiken op in de luie jazz van Gordon Webster (CAN) waar ze aanschurken tegen trompetten en de geest van Cab Calloway, terwijl The Nine Pennies (I) moderne charleston mogen worden genoemd in een verrocktere versie van dixieland jazz. Boogie woogie piano blijft populair en is hier vertegenwoordigd door Richie Loidl, Franz Tattner & Rocky Knauer (Oostenrijk) in de stokoude Pinetop’s Boogie. Verrassender én interessanter is ook eens Blue Suede Shoes in die stijl te horen. Big band crooner swing is uiteraard ook present met de NP Big Band (Italië) en voor de rock ‘n’ roll zorgen The Rockin’ Midgets (D) met een heel aardse sound op hun Rock ‘n’ Roll Guitar cover en daarom is het jammer dat hun versie van het massaal gecoverde My Babe meer naar de rhythm ‘n’ blues overhelt. De bekende namen hier Si Cranstoun (Big Bess), Jackson Sloan (Ghost Train, I Want All That You Got) en Ray Collins’ Hot-Club (Out In The Blue) stellen niet teleur. Voor rockabillies wellicht een te ver van mijn bed show, voor liefhebbers een fascinerende rondleiding, voor geïnteresseerde leken een goeie introductie. Info: www.rockthatswing.com en www.part-records.de
(Frantic Franky)

naar boven

7 mei 2015

STRANGER THAN FICTION
Fantastic Voyage, FVTD219

Nieuwe Fantastic Voyage 3 CD-set, nieuwe invalshoek: dit keer wordt de rockabilly belicht vanuit het oogpunt van de jaren ’70. De allereerste rock ‘n’ roll revival eind jaren ’60 in Amerika leidde in Engeland in de jaren ’70 tot de eerste rockabilly revival, en laat ik voor de jonkies onder u even kort de toenmalige situatie schetsen. Héél kort, want er was toen namelijk niéts. Geen CD’s, geen internet, geen YouTube, geen rock ‘n’ roll magazines, geen e-mail, niks. Alleen greatest hits LP’s van de grote rock ‘n’ roll supersterren. Originele platen werden toen verkocht via opbod per mail order: je kreeg een getypte en gefotokopieerde (en dààrvoor nog een gestencilde) lijst toegestuurd, schreef terug met een bod op wat je wou (waarbij je gewoon intuïtief afging op labels, namen en titels), en dan was het maanden wachten om te zien wat je in de wacht sleepte. En met wat geluk kreeg je dan enkele maanden later die plaatjes ook nog thuis, al dan niet in één stuk. Wat dat laatste betreft is er trouwens sindsdien niet veel veranderd. De rockabilly werd mondjesmaat herontdekt door verzamelaars en platenhandelaren die ter plekke in de States op onderzoek gingen en werd binnen de kortste keren heruitgegeven in Engeland – en ook in Nederland: White Label (het latere Collector Records) heeft in deze vanuit ons eigen kikkerlandje een pioniersrol gespeeld. Maar we hadden het dus over het Engeland van de jaren ’70 waar heel wat nieuwe releases met oude rockabilly het licht zagen, vaak illegaal, soms semi-legaal in overleg met de originele Amerikaanse labeltjes, al valt de wettelijkheid daarvan ook nog te betwijfelen – ik heb zo’n idee dat de artiesten in kwestie rond wie het uiteindelijk allemaal draaide nooit een cent gezien hebben voor hun werk, niet in de jaren ’50 en niet in de jaren ’70. In het beste geval leidde het voor de artiesten uiteindelijk tot nieuwe opnames en optredens in Europa, terwijl het voor ons Europeanen leidde tot het ontdekken van een massa muziek die tot dan toe compleet onbekend was, soms zelfs letterlijk want ook in de jaren ’50 onuitgebracht gebleven materiaal vond zijn weg naar de Europese re-issue labels. En ook in Amerika zelf waren re-issue labels actief waarvan het bekendste wellicht Rollin’ Rock was. Vòòr Rollin’ Rock Records nieuwe opnames uitbracht van artiesten als Ray Campi, Johnny Carroll, Jackie Lee Cochran en Mac Curtis was het immers al actief als re-issue label: al in 1972 bracht Ronny Weiser zijn eerste Rollin’ Rock EP uit van met name Jimmy Patton. Weiser zat bij de bron en spoorde ter plekke al die fifties artiesten en labels op, wat leidde tot heruitgaves op single en LP van labels als Sage & Sand, Excel, Aggie, RPM, Yucca, Lin/ Kliff, Security, Hob Nob en Westport, en pas vanaf 1975 begon hij met de bekende eigen nieuwe Rollin’ Rock opnames van Ray Campi en co.
CD 1 hier is volledig gewijd aan Rollin’ Rock, CD 2 behandelt de heruitgave van fifties materiaal op het Record Mart label (GB) dat van 1975 tot 1982 46 singles uitbracht, CD 3 behandelt de “best of the rest”, zijnde kleinere Britse (Injun, Spade) en Amerikaanse (Boogie-Boy, Rockin’ Stars, Olympic) re-issue labels. Dat is voer voor statistici en mensen die discografieën bestuderen, ons gaat het simpelweg om de muziek zelf. Hoewel de grens tussen rockabilly, rock ‘n’ roll, hillbilly, countryrock en white rock natuurlijk vaag is mag je toch stellen dat pakweg 70 % hier pure rockabilly is, en alleen al de namen van de artiesten tonen aan dat dit kwaliteit is: geen kwaad woord van helden als Pat Cupp, Alvis Wayne, Bob Luman, Ray Campi, Mac Curtis, Groovy Joe Poovey, Andy Starr, Gene Summers, Art Adams, Jackie Lee Cochran, Vern Pullens, Tooter Boatman, Royce Porter, Jackie Morningstar, Andy Anderson, Jack Earls, Johnny Powers en noem ze maar op. Belangrijker: van deze 105 (!!!) tracks bij elkaar gesprokkeld door de weledele Dave Penny mag minstens 40% (we hebben ze afgepunt) als klassieker worden bestempeld, van Boppin’ High School Baby (Don Willis) tot Blue Swingin’ Mama (Larry Dowd & the Rock-a-Tones) en van de Oakie Boogie (Hank Swatley) tot Rocket Trip (Jackie Lowell), al is de definitie van klassieker uiteraard ook afhankelijk van je eigen smaak. Stilistische buitenbeentjes op deze compilatie zijn dan ook de pikzwarte rockabilly Down On The Farm (Big Al Downing), de blanke schreeuwlelijkerd Bip Bop Boom (Mickey Hawks), doo-wop jiver Alrightee van The Teenos en Midnighter, een fantastische instrumental van The Champs maar zeker géén rockabilly. Hou er wel rekening mee dat een deel van dit materiaal kraakt dat het vriest. En als u ons nu wil excuseren gaan wij nog één keertje for old times’ sake de Wash Machine Boogie doen. Info: www.fantasticvoyagemusic.com
(Frantic Franky)


SUN’S FIRST BOOGIE-WOOGIE COUNTRY MAN/
SMOKEY JOE

El Toro Records, ETCD 1071

Zijn er nog Sun artiesten wier carrière nog niet in geuren en kleuren in kaart is gebracht? Ja, zoals deze Joseph E. Baugh, bijgenaamd Smokey Joe wegens zijn doorrookte stem, die twee singles uitbracht op Sun en één op het minder bekende Sun sublabel Flip, minder bekend omdat Sam Phillips na zeven Flip singles een proces aan zijn broek kreeg van een Flip Records uit Los Angeles. Drie Smokey Joe singles dus, of eigenlijk drie-en-een-half want zijn naam staat ook op de B-kant van een Flip single van Bill Taylor waarover later meer, en die drie-en-een-halve single kunnen we dan weer terugbrengen tot anderhalf want het gekke is dat die Flip single en die twee Sun singles drie keer dezelfde single was: Listen To Me Baby (uptempo rock ‘n’ roll) met op de B-kant het gesproken nummer The Signifying Monkey waarin hij zijn vreemdste stem bovenhaalt verscheen eerst in 1955 als Flip 228, dan als Sun 228, en tenslotte nog een keer in 1964 als Sun 393 omdat Sam The Sham toen The Signifying Monkey had gecoverd. Zijn andere Sun opnames die destijds onuitgebracht bleven maar intussen reeds elders verschenen staan hier ook op, met name het uitstekende Hula Bop (uptempo Sun rock ‘n’ roll met steel, hier in twee versies), het tragere maar evenzeer typisch Sun She’s A Woman (in twee erg verschillende uitvoeringen) en het uptempo gesproken The Midnight Ride Of Paul Revere. Heel andere koek is dat duet met Bill Taylor: Split Personality is een medium tempo hillbilly weeper waarbij Smokey Joe uiteraard de slechte kant van die gespleten persoonlijkheid voor zijn rekening neemt. A-kant Lonesome Sweetheart (zonder zang van Smokey Joe maar allicht wel met hem in de band) is trage ouderwetse country. Daarnaast bracht Smokey Joe in de jaren ’50 nog één single uit op Fonovox: Start All Over Again is primitieve doch ten zeerste effectieve swing rock ‘n’ roll gedeclameerd met een kapotte wolfachtige inktzwarte stem terwijl Baugh gewoon blank was, in een soort krankjorum uitvoering van The Big Bopper. Die stem leende zich uitstekend tot novelties zoals Perfect Girl, de B-kant van Start All Over Again. En wat Sam Phillips van Sun Records zocht was toch een blanke die kon zingen met het charisma van een zwarte, niet? Daarnaast speelde Baugh ook nog een tijdje piano voor bluesman Howlin’ Wolf, met Paul Burlison pré Johnny Burnette op gitaar. Kan tellen qua interraciaal samenwerkingsverband! Baugh staat trouwens mee op foto’s van het Million Dollar Quartet maar speelde blijkbaar niet mee op die jamsessie.
Deze 11 tracks vormen zijn volledige fities output (en misschien wel zijn volledige output tout court aangezien hier niet meer wordt gesproken van latere opnames) en de CD wordt The Sun Years, Plus-gewijs (maar die titel konden ze natuurlijk niet gebruiken omdat dat een Bear Family reeks is) aangevuld met 19 nummers waarop Smokey Joe meespeelt als sessiepianist, -gitarist of -drummer opgenomen voor niet alleen Sun sessies van Warren Smith (Ubangi Stomp, Rock ‘n’ Roll Ruby in twee versies, Who Took My Baby, het trage I’d Rather Be Safe Than Sorry in twee versies), Barbara Pittman (I Need A Man, Sentimental Fool en de ballades No Matter Who’s To Blame en Voice Of A Fool) en Onie Wheeler (Tell ‘Em Off, Jump Right Out Of This Jukebox), maar ook voor andere labels in Memphis als Meteor (Charcoal Suit van Brad Suggs met op de B-kant de hillbilly waanzin Bop Baby Bop + de R ‘n’ B jve Chilly Willy van Mary Edwards & the Saxons waarvan B-kant Oh Oh Mama een al even curieuze kruising tussen R ‘n’ B en hillbilly is), en Sun imitaties op Fernwood (Patience Baby van Eddie Collins) en Crystal (Nothing On My Mind van Jimmy Pritchett). De hele CD samen is goed poeder! Smokey Joe’s verhaal kende geen happy end: begin jaren ’60 zat hij nog even bij het Bill Black Combo maar daarna verdwijnt zijn naam in de mist van de muziekgeschiedenis wegens te onstabiel en te hongerig naar drank en pillen. Naar Hemsby zal hij niet meer komen, want hij overleed in 1999 - misschien typerend voor hem - nadat hij werd overvallen. Het booklet van Dave Penny telt 8 pagina’s. Info: www.eltororecords.com
(Frantic Franky)


THE ROLLIN’ ROCK RECORDINGS VOLUME 2/
MAC CURTIS

Part Records, PART-CD 692.002

Voor Volume 1 schreef Mac Curtis in 2012 nog een inleidend woordje, Volume 2 heeft ie helaas niet meer mogen meemaken: Curtis overleed op 16 september 2013 op 74-jarige leeftijd aan de gevolgen van een auto-ongeval. Van het handjevol fifties rockers dat in de jaren ’70 opnieuw op de rockabilly radar kwam door nieuwe opnames op het Amerikaanse label Rollin’ Rock was Mac Curtis met drie LP’s waarschijnlijk de productiefste artiest na Ray Campi. Die eerste twee platen, Ruffabilly (1973) en Good Rockin’ Tomorrow (1975), stonden op Volume 1, nu is Rock Me (1978) aan de beurt aangevuld met het resterende materiaal, opgenomen tussen 1972 en 1979: 11 nummers die op zes singles verschenen (één ervan was een split met op de andere kant Ray Campi) + drie tracks op de verzamelLPs Rollin’ The Rock Volume 2 en 3. Is dit nu alles? Op het eerste gehoor wel, maar de voortreffelijke Mac Curtis discografie op de Fin-A-Billy website van Tapio Väisänen vermeldt twee onuitgebrachte songs en de nummers Hungry Hill en More Love Where That Came From waarvan het eerste in 1979 op Curtis’ Britse Radarscope LP Rockin’ Mother met Rollin’ Rock materiaal stond en het tweede in 1997 op de CD Rockabilly Uprising: The Best Of Mac Curtis (van zijn Rollin’ Rock jaren, bedoelen ze) op Hightone HGM. De LP Rock Me klinkt een pak gestroomlijnder dan het gebruikelijke rammelende woonkamer geluid van Rollin’ Rock met Mac Curtis in goeie vorm terwijl de leadgitaar er op los improviseert. De songs zijn soms gebaseerd op bluesschema’s maar steevast rockabilly met country feel, ondanks de aanwezigheid van een redelijk platte sax in I’d Run A Mile To You wat in essentie toch een countryballad is. De losse nummers klinken stevig maar toch typerender Rollin’ Rock en zijn doorspekt met hiccuppende rockabilly (Ducktail). Niet ongewoon zijn heropnames van Curtis’ eigen fifties songs als Grandaddy’s Rockin’, Don’t You Love Me, If I Had Me A Woman en That Ain’t Nothin’ But Right en covers van klassiekers als You Oughta See Grandma Rock, How Come It en Slip Slip Slippin’ In, opvallender zijn de odes aan labelgenoot en mede-fifties artiest Johnny Carroll en aan het Rollin’ Rock label zelf, gemakshalve Johnny Carroll Rock en Rollin’ Rock Rock getiteld. Waarom de zaken moeilijk maken? Die Rollin’ Rock Rock was trouwens een cover: het origineel is van een Brit genaamd Bobby Clifford. Dit materiaal verscheen in de loop der jaren al eerder op diverse LP’s en CD’s maar om alles in één klap bijeen te krijgen zit u gebeiteld met deze twee volumes, en dat bovendien in een verzorgde uitgave: net als bij Volume 1 zit hier een mooi boekje bij van 24 pagina’s met kleurenfoto’s, een sessiegrafie en herinneringen door mensen die met Mac Curtis samenwerkten waaronder Rollin’ Rock gitarist Kevin Fennell, boekingsagent Paul Barrett (GB), John Lewis van The Rimshots, Mario Cobo van The Nu Niles én onze eigen Junior Marvel! Info: www.part-records.de (Frantic Franky)

naar boven

30 april 2015

HEY DOLL BABY/ SHORTY LONG
El Toro Records, ETCD 1027

Als de naam Shorty Long al een belletje doet rinkelen is dat wellicht door zijn I Got Nine Little Kisses uit 1953, een hillbilly jiver die Bill Haley echoot (de tussenwerping “kiss kiss kiss verybody” - hoewel in een heel andere muzikale setting - klinkt verdacht als “rock rock rock everybody”: beide artiesten kenden elkaar, zo lezen we in het informatieve booklet van samensteller Dave Penny) en al sinds de jaren ’70 wordt gebezigd door bijdehande deejays. Of als u net als wij hoesnotas doorploetert: omdat Shorty Long de componist is van Buddy Holly’s Rock Me My Baby, al heeft hij dat bij ons weten nooit zelf opgenomen. Nu zijn wij van het slag dat zich dan meer dan goed is voor een normaal mens afvraagt wie die Shorty Long dan toch wel mag zijn. El Toro biedt het antwoord met deze allereerste compilatie van Shorty Long die zijn hele carrière overloopt en begint met zijn debuutopnames als fiddler en accordeonist bij The Santa Fe Rangers, niet verwonderlijk hele oude oldtimey country over dode moedertjes (Sweeter Than The Flowers) helemaal uit 1947 maar nòg ouder klinkend en daardoor enkel voor de aanhangers ter zake. Ook Long’s eerste opnames onder eigen naam vallen onder de banier stokoude accordeon country en zijn zelfs ten dele – kan tellen qua pathetische dramatiek – in het Italiaans gezongen (Mama). DezeCD bevat zeker niet Long’s complete opnames maar dit zal ruimschoots volstaan: een 5-CD-box zou teveel van het trage geweest zijn. Pas vanaf track 10 komt er schot in de zaak met uptempo stuff zoals Goodbye Cincinnati Good Morning Tennessee (1951) en de Hillbilly Wedding (1951, met zijn echtgenote Dolly Dimple) die omgetoverd wordt in een squaredans hoedown in de stijl van de opgewekte duetten van Tennessee Ernie Ford, terwijl Who Said I Said That (1953) dan weer duidelijk beïnvloed is door trage rhythm ‘n’ blues swing. Inmiddels zijn we in 1956 aanbeland en is Long getekend door RCA die hem zo te horen merkwaardig genoeg lanceerden als all round entertainer: zijn output op RCA houdt het midden tussen variété big band swing (hoewel nog steeds duidelijk geworteld in de country zoals Luscious), verleidelijke jazz swing (Burnt Toast And Black Coffee), big label big band big budget rock ‘n’ roll pogingen (Vacation Rock), songs die we kennen van andere artiesten (Hey Doll Baby twee jaar vòòr The Everly Brothers – het origineel is van The Clovers) en zelf wat toen als pop werd aangeduid zoals You Don’t Have To A Baby To Cry waarin Long zijn best Johnnie Ray imitatie bovenhaalt. Tegelijkertijd werd Long bij RCA net als eerder bij King Records benut als studiomuzikant en de CD sluit af met acht bonustracks die hij verluchtigt met zijn pianospel en die het complete gamma van boppende hillbilly tot rock ‘n’ roll omvatten gaande van The Davis Sisters (Fiddle Diddle Boogie, Gotta Git A-Goin’), Bob Newman (Hangover Boogie, de Pistol Packin’ Mama kopie Rover Rover) en Janis Martin (Barefoot Baby) tot zelfs een sessie met Elvis (One Sided Love Affair, I’m Gonna Sit Right Down And Cry, So Glad You’re Mine). Hoewel (die sessietracks niet meetelt want de kans is groot dat u die al hebt) het aantal échte rock ‘n’ roll tracks hier op de vingers van één hand te tellen is zijn wij blij dat we eindelijk weten wie Shorty Long is. Naar Hemsby zal hij niet meer komen, want hij overleed in 1991. Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


YIELD TO TEMPTATION/ THE TEMPTATIONS
El Toro Records, EL TORO R&B124

Wie had ooit gedacht dat wij een CD van The Temptations zouden recenseren? The Temptations is immers toch die soulgroep die in 1965 en 1966 scoorde met My Girl en Get Ready? Klopt, maar wie er onze overlijdensrubriek op napluist weet dat daarin regelmatig leden van soul-, funk- en discogroepen opduiken omdat de roots van al die soul, funk en discogroepen in de doo-wop lagen en dat geldt evenzeer voor The Tempations. Ondertitel The Early Works Of The Temptations Before Becoming Motown's #1 Group is volkomen terecht: hierop staan de twee eerste singles van The Temptations uit 1961 (Oh Mother Of Mine/ Romance Without Finance en Check Yourself/ Your Wonderful Love) die verschenen op Motown sublabel Miracle + 21 opnames uit de periode 1959-1962 van de klassieke Temptations bezetting David Ruffin, Melvin Franklin, Paul Williams, Otis Williams en Eddie Kendricks + later groepslid Richard Street, solo en in diverse andere bands en configuraties onder de namen (Ty Hunter &) The Voice Masters, The Distants en The Pirates. De sound situeert zich in het begin jaren ’60 shop shop doo wop idoom met die typerende vocale stylings die inderdaad niet alleen de soul maar ook de popcorn aankondigden: hoge stemmetjes alom dus. Als u zich daarbij weinig tot niets kan bij voorstellen: denk Twist And Shout voor de snelle nummers en wat The Drifters in die dagen deden voor het tragere werk. Op de 25 tracks vinden we iets meer uptempo dan trage nummers in een mooie verdeling met hier en daar een pareltje (Your Wonderful Love van The Temptations zelf) maar evengoed een paar miskleunen (Hope And Pray van The Voice Masters, en dat rare (dwars?)fluitje op sommige van hun nummers doet ook geen goed), samen een tijdsbeeld van zwart Amerika begin jaren ’60: zie Mr Bus Driver (Hurry) van David Ruffin over naar je date gaan met de bus. Over de muzikale kwaliteit van het gebodene wil ik me niet uitspreken wegens geen kenner (mijn voorkeur gaat uit naar de humoristische jaren ’50 doo-wop) maar een historisch document is het zeker. De broodnodige wegwijzers in deze Temptations doolhof vind je in het 16 paginas tellend booklet. Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)

naar boven

25 april 2015

RETURN OF/ THE PLANET ROCKERS
Witchcraft International, WCICD 106

De in 1989 opgerichte Planet Rockers (“100 % Tennessee rock ‘n’ roll”) waren begin jaren ’90 heel eventjes de populairste band in de rockabilly maar vielen even snel uit elkaar wegens wel hopen succes maar geen centen aan overgehouden. Frontman Sonny George maakte nog drie geslaagde solo LP’s en verdween daarna in de bossen van Tennessee, gitarist Eddie Angel richtte het nu nog steeds succesvolle Los Straitjackets op, contrabassist Mark Winchester mocht bij Brian Setzer gaan bassen en dummer Bill Swartz speelde bij country-artiesten Tom T. Hall en Hank Williams’ dochter Jett Williams, met achterlating van een gezamnelijke indrukwekkende reputatie en – gek eigenlijk in retrospect - slechts twee LP’s en de fantastische single Rampage. Jarenlang hoorden we niks meer van Sonny George tot geruchten de ronde deden dat ie al naargelang het verhaal was opgeblazen tot zeppelin formaat, een baard tot op zijn knieën had, zorgde voor zijn oude zieke moedertje en/of in een zware depressie dan wel in een instelling zat. Wat er ook van zij: eind 2011 kwamen The Planet Rockers opnieuw bij elkaar in originele bezetting en uiteraard stonden ze in geen tijd opnieuw op Europese podia. Wie ze al aan het werk zag zal het met me eens zijn dat Sonny George, nooit echt wat je op vestimentair gebied een voorbeeld noemt, er nu inderdaad helemààl niet meer uitziet (de term “rock ‘n’ roll hippie” lijkt voor hem te zijn uitgevonden) maar zijn rijke diepe stem gevormd door jarenlang naar de maan te huilen is nog steeds intact en de Planet Rockers sound staat bijna 20 jaar later nog steeds als een mansion op een plantage in het diepe zuiden. Dat moest zich vertalen naar nieuw plaatwerk en dat gebeurde – typisch – op voorspraak van Europa, met name Witchcraft International, het label van de Duitse DJ Lucky Shooter. Eind vorig jaar was er de single Voodoo Woman / Snakebit (WCI-113) en die staat nu ook op deze CD, zij het met Voodoo Woman in een andere versie. Het geheel werd opgenomen in de Sam Phillips Recording Service op Madison Avenue 639 in Memphis, maar wel met een Duitse producer, met name die andere rock ‘n’ roll hippie Bernie Batke, frontman van Smokestack Lightnin’ (D). De heren kennen elkaar al langer: wij zagen ooit een optreden van “The Planet Rockers” die toen bleken te bestaan uit Sonny George, Eddie Angel, Bernie Batke en Smokestack drummer Michael Kargel.
Terzake: de nieuwe CD is een mengvorm van rechtdoor rock ‘n’ roll, relaxte rockabilly en swamp rock gekoppeld aan de finesse van, jawel, Smokestack Lightnin’: nummers als bijvoorbeeld Voodoo Woman, Whatcha Gonna Do of Hold On kan ik me zo voorstellen uitgevoerd door Smokestack. Zie in deze ook het coverbeleid, want het meeste materiaal hier zijn covers maar niet het voor de hand liggende werk: de enige bekende cover is Dateless Night van Allen Page & the Deltones, de rest is obscuur spul van Pat Kelly (The Stranger Dressed In Black uit 1957), Dale Oliver (Long Gone Daddy), Charles K & the Southern Winds (South Wind), Hayden Thompson (Whatcha Gonna Do uit 1961) en Dale Hawkins (Heavy On My Mind uit 1969 oftewel 10 jaar ná Susie Q) en vooral van niet-rock ‘n’ roll artiesten als Frankie Laine (Man Without A Star uit de gelijknamige western met Kirk Douglas uit 1955), Tony Joe White (Saturday Night In Oak Grove Louisiana uit 1973), Electric Light Orchestra (Showdown uit 1973), Simon Stokes & the Nighthawks (Voodoo Woman uit 1970) en Glenn Lonsdale & Morning Reign (Nashville Woman uit 1973, dat jaar ook gedaan door Jerry Reed). De typische Eddie Angel instro Snakebit is de Rampage van deze plaat, de andere instrumental, Indian Giver van The Rockin’ Ramrods, had evengoed van Los Straitjackets kunnen zijn, en Moon Over Memphis van Mark Winchester stond in 2012 op diens album Upright. Het enige verschil met vroeger lijkt me dat dit album iets melodieuzer en rustiger is, wat melancholischer misschien, al kan dat ook zijn omdat zij ouder zijn en wij ouder zijn of wij gewoon van destijds alleen de uptempo songs hebben onthouden. Wij nemen evenwel niemand iets kwalijk als het resultaat zo goed is: deze Return is niet enkel Planet Rockers grand cru maar tegelijk het beste album dat Smokestack Lightnin’ nooit maakte. Let op: de vinylversie WCILP 106 bevat drie tracks minder! Info: www.witchcraft-international.de
(Frantic Franky)


BY MY SIDE/ CAROLINA & HER RHYTHM ROCKETS
Rhythm Bomb Records, RBR5806

Het is pakweg acht jaar geleden dat ik de laatste keer een album van Rhythm Bomb gerecenseerd heb, en nu meteen twee: deze Carolina en in een andere recensie The Kabooms (E). Waarom Ralph Braband, bijgestaan door Janice Braband, nog steeds London op zijn CD’s zet ofschoon het label sinds 2005 aan de zee in Cuxhaven ten noorden van Bremen en ten westen van Hamburg resideert, zal wel een goed bewaard geheim blijven. Daarentegen gaan we hier de secrets rond een 20-jarige zangeres-gitariste ontsluieren. Ze is het zusje van gitarist René Rottmann van Marc & the Wild Ones, luistert naar de naam Carolin (voor haar artiestennaam gemakshalve verengelst naar Carolina), nam vanaf 2006 zangles en dat klinkt absoluut niet rot, man! Carolina komt helemaal uit het zuiden van Duitsland, namelijk Kirchlauter bij Bamberg bij Nürnberg oftewel Beieren. Daar heeft de jeugd in de vijftiger jaren reeds de lederhose verwisseld voor rock ‘n’ roll en München behoorde samen met Berlijn en Hamburg al tot de rock ’n’ roll bolwerken in het Duitse Wirtschafswunder (economisch wonder) van na de oorlog. Die jeanstraditie is overigens net als de lederhose bijgehouden tot de dag van vandaag. Wie het eerste, titelloze album van Carolina & her Rhythm Rockets (RBR 5744) heeft gehoord weet dat we de sound meer in de authentieke bluesy rockabilly moeten zoeken. De band die in 2011 het levenslicht zag is op dit nieuwe album bestukt met naast Carolina Rottmann (zang, ritmegitaar) Sebastian Rottmann (leadgitaar), Marco Maas (staande bas) en Stefan Dürrbeck (drums).
Jullie redacteur heeft nogal de neiging om zangeressen/ zangers te vergelijken met anderen om een idee van de kwaliteit en sound te geven, maar in dit geval vind ik dat haar stem geen recht doen. Ook al is de stem niet origineel in de zin dat we die niet al eens eerder gehoord zouden hebben, maar ze is wel zeer goed, zeker voor een jong ding van amper 20 stormachtige lentes, ware zang gecombineerd met typisch vrouwelijke ruwheid. Bands zomaar klakkeloos de rock ‘n’ roll hemel in prijzen heeft geen zin, dat zou bedrog aan de bands en onze lezers zijn, en ook al zijn mijn recensies meestal positief, ik sta er steeds volledig achter. Vandaag treed ik andermaal in herhaling. Je zou kunnen zeggen dat Ralph Braband aan zijn stand verplicht is top notch acts te presenteren en bands worden gewoonlijk beter met de jaren, maar dat het ook anders kan bewijzen deze jonge gasten hier. De sound is weliswaar niet wereldschokkend nieuw, maar het past gewoon, rockabilly met hier een daar een ruwe blues touch. Daar waar de band op het eerste album nog wat terughoudend klinkt opent Carolina hier meteen met ‘ballen‘ en de bluesy rockabily sound die ze op het vorige album nog naar achteren hadden geschoven vormt hier de start van 13 tracks met pep. De titeltrack By My Side is de deknaam van dit met slidegitaar doorspekt black rockabilly nummer en vormt de teneur van dit tweede album: waar het voorheen puurdere rockabilly was is het nu meer fifties styled verbluesde rockabilly waarin de ruwere stem van Carolina nog beter tot haar recht komt als op het eerste album. Can’t Let You Go is daar een goed voorbeeld van en kon zo uit de vaults van King Records stammen. Dit keer eens geen hole in my pocket maar (ass?)Hole In My Heart, en wie zangmatig houdt van geweldige ‘dikke negerinnen‘ als Big Mama Thornton of Lavern Baker zal kwijlen want Carolina heeft geen uiterlijk vertoon nodig om mannenharten een bouncing hole in their heart te bezorgen. Van een goed ogende meid mag je natuurlijk ook melancholische noten verwachten en die zingt ze met dezelfde rauwheid in de ballad I’ll Find A Way. Zelfs goede dictie zoals het vroeger nog door zangpedagogen erin gestampt werd is haar niet vreemd en ook het Engels is behoorlijk, dus Lift Off, qua structuur meer surfabilly, instrumentaal echter gewoon een lekkere handclapper en footstomper zonder reverb of snelle gitaar riffs. Rust dus voor Carolina die na deze amper twee minuten weer mag aantreden in You Don’t Care, overduidelijk beïnvloed door de zwarte duos, in dit geval Mickey & Sylvia en een zeer behoorlijk nummer. Bijgestaan door broerlief René op gitaar is de cover Got A Lot Of Rhythm In My Soul van Patsy Cline zuivere midtempo rockabilly. Een Real Good Man plakt aan zijn chick, althans lipmatig in deze pittige rockabilly, maar helaas horen we dat te weinig bij hen. Oeps, ben ik te voorbarig? Carolina verbrijzelt mijn trommelvel met haar vocale intro in de up- en uptempo boogie rocker I’m Gonna Leave You, zangmatige ruwheid tot kunst verheven! Niet alleen pittige songs zijn goed om de zweetdruppels langs je lichaam te laten glijden naar de uiterste punten van je pointed toe shoes, ook van een slow calypso rocker als Pretty Baby kun je het behoorlijk warm krijgen, een nummer dat zich kenmerkt door subtiliteit in de zang en instrumentatie, geen bombastisch gedoe maar fijngevoeligheid, waar je de emotie proeft als het zoete sap van een gele meloen. De smaakpapillen functioneren nog en 35 jaar rock ‘n’ roll fan zijn heeft mijn smaak niet verwend tot de acceptatie van alleen maar muziekculinaire hoogstandjes. Waarom de zanger op Jungle King zijn naam niet vermeldt is me een raadsel want het past precies in de lijn van dit album: coole jonge frisse mannelijke authentieke rockabilly. You’ve Done Me Wrong is een wat afgezaagde titel voor alleszins respectabele midtempo female billy, en met I’m Going Done gaan we de nacht in en blazen het door Carolina en haar mannen ontvlamde vuur weer uit. In Duitsland noemde men in de jaren ’50 rock ‘n’ roll ‘heisse Musik‘ (hete muziek) en die betiteling slaat ook op dit album! Info: www.rhythmbomb.com (Henri Smeets)


SHAKE IT BABY/ WILLIAM T. & THE BLACK 50’s
Part Records, PART-CD 6117.001

William T & the Black 50’s komen uit Italië, zijn met vier in klassieke rockabilybezetting en werden opgericht in 2004, jaar waarin hun debuut That’s It verscheen, en pas tien jaar later is er deze opvolger. Op basis van de bandnaam verwachtte ik zwarte rock ‘n’ roll, maar niets is minder waar. William Telser heeft een Elvis-achtige stem (en inderdaad een verleden als Elvis imitator, lezen we in de hoesnota’s) die soms te geforceerd aandoet: luister naar het verschil in stem met bijvoorbeeld What I Feel waarin hij volgens mij met zijn natuurlijke stem zingt. De muziekstructuren van de 12 eigen composities zijn eenvoudig, arrangementen blijven beperkt. Hoewel alles door die eenvoud wat in dezelfde lijn loopt is niettemin gepoogd variatie te brengen: Come With Us is uptempo travellin’ country stijl met jaren ’70 Gentle On My Mind gitaarlicks, (het Engelstalige) Rock Am Tore is meer rechtdoor met een meebrul refein en ongetwijfeld een wereldhit in de gelijknamige kroeg in Merano, Italië. Vanaf de popballade What I Feel volgen enkele songs als Albeline en Baby Look die wat meer richting pop gaan. Bizar zijn de drie live tracks op het einde: dit soort uitgekauwde versies van klassiekers als Great Balls Of Fire, Tutti Frutti en zelfs Suspicious Minds hebben we al veel te vaak gehoord, zijn plat en overbodig en doen de band geen recht.
Willen William T & the Black 50’s het ontbrekende puzzelstukje zijn tussen The Lennerockers, rechtdoor Ruhrpot rockabilly en de gladdere commerciële Duitse bands? Zou kunnen, maar in dat geval suggereer ik beter uitgewerkte songs en de inschakeling van een producer met visie om het resultaat meer glans te geven. Maar oordeelt u vooral zelf op www.williamt.net en www.part-records.de
(Frantic Franky)


THE SUGARHILLS/ THE SUGARHILLS
Meyer Records, 203

Over Peggy Sugarhill (destijds een debuutalbum samen met Dick Brave’s Backbeats) heb ik in 2011 reeds geschreven. Intussen is ze mammie geworden en heeft ze de draad weer opgepakt als Peggy Sugarhill & the Eldorado Tigerettes voordat ze nu met haar man Till Kersting een singer-songwriter duo vormt dat zich graag presenteert als onbevangen en experimenteel. Desondanks zijn ze niet vies van coveren en zoals ook andere acts tegenwoordig proberen ze een brug te slaan tussen oud en nieuw.
Minder experimenteel is dit volledig analoog opgenomen debuutalbum dat in combinatie met authentieke apparatuur een vintage sound geeft. Rock ‘n’ Roll Queen van The Subways met transistorradio intro en sobere instrumentatie inclusief vurige samenzang is ondanks de energie in het nummer voor mij toch een wat magere binnenkomer, wat ruimschoots gecompenseerd wordt door de pure rockabilly Scratching Circles zoals we die eigenlijk alleen gewend zijn van bands uit de rockabillyscene, waarmee het duo duidelijk feeling heeft. Opvallend dat dit label dat buiten hen geen rockabillyacts op het rooster heeft staan het toch aandurft dit duo naar voor te schuiven. De vrij Amerikaans aandoende sound is minder glad dan je van andere Duitse bands gewend bent en dat is precies wat het duo wil uitstralen. De eigen compo She Don’t Love You komen we hier tegen met minder galm als op Peggy’s versie met The Backbeats destijds maar klinkt wel vetter en is een song die gewoon klinkt als een hit. Het unplugged klinkende Why met zang van Till Kersting is een buitenbeentje dat meer in de categorie americana of modernere singer-songwriter country valt, kwestie van smaak. Tainted Love van Soft Cell (origineel al uit 1964 van Gloria Jones) blijft sinds de rockabilly versie van Dave Phillips & the Hot Rod Gang uit 1982 een geliefde cover in de rockabillyscene en het duo brengt een ronduit klasse, coole versie waarin te horen is wat voor het hele album geldt, namelijk dat Peggy wat rustiger geworden is in haar zang. De rauwheid klinkt minder ongedwongen, speels, maar eerder professioneler. Hun zelfgeschreven pianorocker Lie On Me oogt qua sound en performance als een kloon van René Shuman & Angel-Eye en ook qua uiterlijk zijn er met toch niet al te veel fantasie wat parallellen. Ook Tennessee Ernie Ford’s grote hit Sixteen Tons uit 1955 is na 60 jaar nog altijd een genot voor de oren, ook in de bewerking van het Keulse duo hier. De instrumentatie is enigszins sober gehouden (gitaar, bas, zang) maar klinkt met de pakkende zang van mevrouw Sugarhill suikersmeltend. Ook ‘single ladies‘ zijn niet per definitie van suiker en het bewijs wordt andermaal zangmatig geleverd door Peggy in de song met dezelfde titel van Beyoncé. Juist de diepere gitaartonen geven deze song de juiste ruwheid die het origineel sowieso laat verbleken. Deze versie hier is vette rockabilly, waar je het vet van het hoofd druipt en samen met Tainted Love en She Don’t Love You mijn favorieten en geheimtips van het album. Meneer Sugarhill laat een tweede maal van zich horen in Unknown Stuntman, wederom een singer-songwriter song die pas na 1 minuut en 20 seconden ontaardt in iets wat je Memphis rockabilly met Sun touch zou mogen noemen. Niettemin, de eigen compo Rockabilly Music Is Bad dat we eveneens kennen in een beduidend vollere en betere versie van Peggy Sugarhill & the Backbeats klinkt hier gewoon droger waardoor deze song niet tot zijn recht komt. Het nummer an sich is niet slecht maar je mist gewoon een vette volle sound. Beluister de versie uit 2011 met The Backbeats en de versie hier niet na elkaar want dan valt de laatste nóg meer tegen. Try A Little Bit Harder is weer zo’n singer-songwriter song die wellicht net als de andere twee eerder genoemde exemplaren Why en Unknown Stuntman meer bedoeld zijn voor airplay op de moderne radiozenders dan voor de rockabilly scene. Mercy (in de originele versie van Booker T & the MG’s een instro maar toen al in 1964 door Don Covay opgenomen als vocale versie met een jonge Jimi Hendrix op gitaar) is hier in een spetterende uptempo versie te horen. Al met al een aardig album dat echter de professionele productie van het album van Peggy Sugarhill & the Backbeats mist maar dit compenseert door onconventioneel en zonder ‘grote label limiteiten‘ de muziek te brengen op de wijze zoals zij die in hun hart voelen: eerlijke muziek… die ook op eerlijke oren stuit. Info: www.thesugarhills.com (Henri Smeets)


GUITAR PLAYER/
NICO DUPORTAL & HIS RHYTHM DUDES

Rhythm Bomb Records, RBR 5800

Waar komt Nico Duportal eigenlijk vandaan? Uit Frankrijk, dat weet ik ook, maar vanwáár? Geen idee, hij was er gewoon ineens en hij was verdomde goed. Nu ja, ineens, Nico Duportal (gitaar, zang), Arnaud Desprez (tenorsax), Alex Bertein (baritonsax), Olivier Cantrelle (piano), Thibaut Chopin (contrabas) en Pascal Mucci (drums) spelen toch al een jaar of vijf samen en daarvòòr maakte Duportal tussen 2002 en 2007 al drie CD’s met de band Rosebud Blue Sauce alvorens in 2009 zijn debuut met The Rhythm Dudes onder de titel Meet Me In The Basement in eigen beheer op de nietsvermoedende wereld los te laten. Daarna waren er Goin’ Back To Ya (2011) en Real Rockin’ Papa (2013) en vorig jaar bracht Rhythm Bomb (D) al de 4-track vinyl-EP When I’m Gone uit met vier nummers die nu ook op deze CD staan, namelijk When I'm Gone, Real Good Lovin’ Tonight, Much Later en Polish Woman dat in 2009 ook al op Meet Me In The Basement stond. Live is Duportal aanbevelenswaard en ook deze CD is uitmuntend, dat hoor je zodra het eerste nummer losbarst, de onweerstaanbare zwarte uptempo jiver When I’m Gone. Lost In The Game is academisch beschouwd rhythm ‘n’ blues, maar nog steeds rockend. Polish Woman is trager en baadt in een zompig relaxte New Orleans sfeer. Snelle, tragere en ja, ook meer bluesy nummers dus, in een voortreffelijk samenspel tussen de muzikanten met evenveel ruimte voor de blazers als voor de piano als voor de gitaar, gekoppeld aan Duportal’s onwaarschijnlijk zwarte stem. Geen flauw idee in welke gitaarstijlen hij zich hier allemaal uitleeft (Tiny Grimes, T-Bone Walker, Clarence Gatemouth Brown, de West Coast sound, in een recenter tijdskader Hollywood Fats? Ik vrees dat ik niet zo thuis ben in al die bluesgitaristen), maar zijn uitmuntend gitaarspel klinkt fascinerend goed en de fantasievolle arrangementen staan volledig ten dienste van het geheel. Voor wie geen idee heeft van het belang van arrangementen inzake sfeerschepping: hoor het verschil tussen de twee versies van Polish Woman hier. Het geheel zal links en rechts wel als blues bestempeld worden, zeker omdat in Can’t Afford To Lose Her ook een mondharmonica meeblaast, maar verrek, als alle “blues” zo goed was zouden wij nogal eens bluesfans zijn! Nee, ik noem dit gewoon een staalkaart van alle zwarte muziekstijlen van de jaren ’40 tot begin jaren’ 60 en daarmee dus gewoon rock ‘n’ roll. Zeven eigen nummers gaan de confrontatie aan met vijf covers van het kaliber van Eddie Bo’s Oh Oh, Johnny Guitar Watson’s Oh Baby en Much Later van Jackie Brenston & Ike Turner en komen daar zeker niet als verliezer uit: het na The Paladins nog aandurven van Big Mary’s te spelen en dan nog zo goed voor de dag komen is chapeau. Weet u wat ik eens zou willen zien? Een battle of the bands tussen Nico Duportal, Mike Sanchez en Ray Collins’ Hot-Club. Vuurwerk verzekerd! Zoals ze bij ons in het café zeggen: straffen toebak! Binnenkort ook op vinyl, belooft www.rhythmbomb.com. Info: www.nicoduportal.com (Frantic Franky)


THE KABOOMS/ THE KABOOMS
Rhythm Bomb Records, RBR 5807

Dit album is zo’n typisch voorbeeld van niet in je CD-player in de auto plaatsen (gelukkig hebben de vintage cars dat niet… of alsnog toch? Foei!) omdat je anders een gepimpte wagen zou hebben met een gewelfde carrosserie en ook anderszins zouden onze overheidsdienaars van de goede orde allicht weinig waardering kunnen opbrengen voor ophitsende kwaliteitsmuziek. We cruisen door het hete Spanje waar tijdens de siësta geen kip op de weg is maar desondanks ook geen ruimte voor slaapverwekkende muziek, ook al klinkt leadzanger Matt Oliviera in de openingssong Beggin‘ On My Knees als Demis Roussos met een stembreuk in een Charlie Feathers sfeertje, mid-tempo billy met Charlie Feathers hiccups. Een wijde jurk zoals Demis die destijds droeg hoef je bij deze vetkuif niet te verwachten, wel strakke jeans en een behoorlijke portie vet, althans in zijn haren want de stem is minder gesmeerd en dat moet ook! Matt is ‘m vervolgens gesmeerd met Only Mine (blijf af!) dat klinkt als een achtervolging met de nodige knarsende piepende remmen, stevige rockabilly zoals we die graag horen. Haast niet te geloven dat dit een debuutalbum is! Black Days toont waarom ik dit schrijf: dit is goed in elkaar gedraaide rockabilly waar zelfs Beethoven nog jaloers op wordt. Roll over, Beethoven en take you rocket, Johnny! Het viertal rondom Matt en yeehaw schreeuwend bij het horen van hun namen zijn El Lega (leadgitaar), Javier Carrasco (staande bas) en Alex Granero (drums) en nemen voorgaande letterlijk in Johnny Rocket, vettige rockabilly, yeah. Pretty Baby, een geliefde titel die we in de muziekhistorie tig keren tegenkomen (recent nog bij Carolina & the Rhythm Rockets, daar was het melancholisch, hier pittig), is dirty rockabilly zoals het betaamt. Let’s Do It waarin het goede Engels van de Spanjaard opvalt doet denken aan begin jaren zestig toen tal van dansen over de teenagers werden uitgestort, ook al is deze song hier met een behoorlijke smak rockabilly overgoten. Het zou zo een nieuwe dansrage kunnen ontketenen als de juiste radiozenders met deejays die nog gevoel hebben voor vakmanschap hen een kans zouden geven. Lekker swingen around the dance floor met One More Time, wat zou het cool zijn als auto’s op muziek zouden rijden, ik zou dit nummer er x keer ingooien en met gemak 300 PK uit mijn Oldsmobile halen! Of ik dan nog omringd ben door ramen en deuren is een ander verhaal. Ik ben in ieder geval niet Always Late, mid-fifties rockabilly met een catchy beat die naar meer smaakt en dat krijgen we in Burn The House, ook al is het wat rustiger, een vingeraflikker voor liefhebbers van top fifties styled rockabilly, net als Point Blank Range. Mocht je een vriendin hebben die niet van rock ‘n’ roll houdt, draai dan het turbonummer My Baby Don‘t Bop, het zou wel eens kunnen dat je daarna je moeizaam opgebouwde platenverzameling moet verstoppen omdat die niet langer meer van jou alleen is! Lekker stiekem genieten van je collector items is voorbij, maar daar staat wel tegenover dat je eindelijk ook rock ‘n’ roll-matig kunt zeggen She’s My Woman. Deze song ligt in dezelfde lijn als zijn voorganger op dit album, alleen ietwat rustiger. Pack Your Things And Go: daar is Demis weer met rockabilly boots aan. Het voortkabbelende nummer is van een dusdanig niveau dat we ons voorlopig in ieder geval geen zorgen hoeven maken dat goeie rockabilly zal uitsterven. De fifties blijven voortleven!
Hunter With No Gun, andermaal zoals bijna het hele album klasse fifties rockabilly, zet de deur wagenwijd open voor een tweede album! Het viertal heeft op indrukwekkende wijze haar visitekaartje afgegeven en dat is nog onderdreven. Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/thekabooms (Henri Smeets)

naar boven

2 april 2015

GOOD TASTE IN BAD FRIENDS/
CRYSTAL & RUNNIN’ WILD
Rhythm Bomb Records, RBR 5810

Na de titelloze 6-track mini in min of meer eigen beheer van vorig jaar is dit het full album debuut van de slechts 21-jarige Crystal Dawn, dochter van Patrick Ouchène van en daarmee uiteraard begeleid door de Belgische rockabilly band Runnin’ Wild, voor deze gelegenheid uitgebreid met gastmuzikanten op lap steel en dobro (Tom Beardslee, een Amerikaan die als hij in België is regelmatig Runnin’ Wild bijstaat op het podium), trompet en fiddle. Die uitstekende mini deed ons stiekem de hoop koesteren dat Crystal in het kielzog van het hitsucces van Imelda May zou opgepikt worden door een major maar het is dus het Duitse rock ‘n’ roll label Rhythm Bomb geworden, misschien niet eens zo slecht want beter groot in een kleine scene dan helemaal opnieuw moeten beginnen in de pop-/ rockwereld waar de competitie honderdvoudig is en die majors je toch even snel uitspuwen als ze niet hun beoogde verkoopcijfers halen. Het voordeel van Rhythm Bomb is immers dat ze een uitgebreide distributie én een afdeling in Amerika hebben, wat er gelijk toe leidde dat Crystal onder auspiciën van Rhythm Bomb in april haar CD mag gaan voorstellen op Viva Las Vegas, waar uiteraard een toertje aan gebreid wordt.
Het goeie aan deze CD is dat Crystal alle opties open houdt en zich niet laat vastpinnen in één hokje: net als veel van de Runnin’ Wild albums is dit een amalgaam van stijlen dat zo breed gaat dat je deze Good Taste In Bad Friends eerder als rootsrock dan als rock ‘n’ roll of rockabilly dient te klasseren. Dit is geen revival en geen retro, wel jonge, hedendaagse power gebaseerd op elementen uit gypsy swing (Rainy Night, titeltrack Good Taste In Bad Friends), hottentot jazz (de stokoude vaudeville song Oh By Jingo, recent nog gedaan door Reverend Horton Heat), countryrock in de stijl van The Byrds (Did You Ever), twangy western dramatiek (Tired Of Your Lies waarin de geest van Nancy Sinatra & Lee Hazlewood rondwaart, een referentie die ik vaker terughoor op deze CD) en Mexicaanse spaghetti westerns (Blood On The Kitchen Floor), dat alles uiteraard door de rockabilly cementmixer gedraaid. Op White Trash Valentine vonden ze op het mengpaneel de Hank Williams knop alvorens om te schakelen naar hoempabilly oftewel een redneck hillbilly versie van Nancy & Lee. Maar ze gaan veel verder, tot rock (You Gotta Go) en poppy doo wop (Oh Gee Oh Gosh van The Kodaks, het eigen Bad Boy, je kan je zo drummer Koen Verbeek’s gekke bekken voorstellen),terwijl het hardste nummer hier, What A Way To Die van mid jaren ’60 garage meidenband The Pleasure Seekers, herinnert aan het vuur van Koen’s vorige band met een zangeres, Sin Alley.
Crystal heeft een, euh, kristalhelder klaterende stem en zingt écht, een zeldzaamheid onder rock ‘n’ roll zangeressen (let op die hoge eindnoot van Tired Of Your Lies), en voor de liefhebbers van Runnin’ Wild staan er ook enkele duetten op met Koen (die zijn diepste Sleepy LaBeef grafstem mag opgraven) en Patrick. De meeste van de 15 songs zijn van de hand van Patrick en Koen waarbij Crystal meeschreef aan één nummer. Haar enige volledig zelfgeschreven nummer Mermaid Blues is dan weer iets teveel een kruisbestuiving tussen Fever, Sixteen Tons en Stray Cat Strut, maar als piepjong kuiken in dit wereldje moet je natuurlijk èrgens beginnen. Van de vier covers mag enkel de, euh, duivels rockende Up Above My Head van Sister Rosetta Tharpe als bekend worden beschouwd. Het resultaat is vlot, vrolijk en vooral tongue-in-cheeck: dit is erg goed maar neemt zichzelf overduidelijk niet te au serieux. België zet gelijk het jaar in met een straffe release! Info: www.carw.be en www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)


CAN’T SADDLE ME/ THE LO-LITES
B-Top Records, BTOP005

The Lo-Lites komen uit Helsinki, bestaan uit Miku Majuri (zang, gitaar), Jate Haro (electrische bas) en Harri Nieminen (drums), en brachten sinds 2010 drie CD’s en twee singles (The Knock en Baton Rouge) uit, allemaal op B-Top, dus we gaan er van uit dat dat hun eigen label is. De muziek is van origine voornamelijk zwarte rock ‘n’ roll (You Can’t Catch Me, Can’t Judge A Book By Its Cover, Rock ‘n’ Roll Deacon van Screamin’ Joe Neal, She’s My Baby Doll van Terry Clement & the Tune Tunes, Monkey’s Uncle van Ray Sharpe, als evengoed Mexicali Baby dat we nog nooit zo snel hebben gehoord) maar hier gewoon rechtdoor gespeeld, gas erop en niet omkijken. Uitgespuwde vocals, geen tijd voor breaks, finesse staat niet in hun woordenboek en op de paar wat minder snelle nummers zoals City Boy kunnen de teds strollen. De eigen nummers I Got The Diddleys, Can’t Saddle Me en Low Lights passen naadloos in het rijtje wegens toch alles in dezelfde toonaard. Maracca’s volstaan ter variatie en om de schijn hoog te houden dat ze ook rhythm ‘n’ blues spelen, en dan luidt onze conclusie dat dit een kruising is tussen rockende café rhythm ’n blues en Screaming Lord Sutch. Wij zijn met dit soort muziek groot geworden (en met koffiekoeken en af en toe een stevig pak op ons bakkes) en soms moet het inderdaad niet meer zijn. Niet te veel woorden aan vuilmaken: dit is krachtvoer voor de liefhebber! En anders: op uw bakkes! Info: www.lo-lites.com (Frantic Franky)


KILLSWITCH/ THE RIP ‘EM UPS
Rhythm Bomb Records, RBR 5798

Vijf Mexicanen uit Los Angeles, dan kom je haast automatisch bij Wild Records uit, zeker als je wilde rock ‘n’ roll speelt, maar The Rip ‘Em Ups zijn daarvoor wellicht te gestructureerd en te weinig chaotisch. Maakt niet uit: Rhythm Bomb is ook goed omdat die nu toch een afdeling in de stad der engelen hebben. Wilde muziek, yep, maar toch weer net iets anders: The Rip ‘Em Ups knopen aan bij hun eigen roots, in casu de rijke traditie van Chicano rockers als Chan Romero en Ritchie Valens (I Wanna Love You, Comprendeme Nena oftewel Ooh My Head van Ritchie Valens in het Spaans), vermengd met zwarte rock ‘n’ roll zoals Don & Dewey (Spitfire) en early sixties (de instrumentale rechtdoor rocker Killswitch) tot mid sixties (The Game, een kruising tussen Louie Louie en The Sonics). Het tweede Spaanstalige nummer Bailamos Rock ‘n’ Roll bevat een flinke scheet fratrock en het geheel is overgoten met een Little Richard saus. Javier De La Rosa’s hoge stem past verschrikkelijk goed bij hun muziek, een scherpe leadgitaar verkent alle maar vooral de hogere regionen, en de non stop meetoeterende sax laat in haar solo’s horen niettemin erg veelzijdig uit de hoek te kunnen komen. Ook goed: een aantal pianosolo’s (Carl Sonny Leyland werd bereid gevonden zijn pianola te dienste van deze CD te stellen) alsmede het gebruik van elektrische bas in plaats van contrabas wegens perfect passend bij deze muziek. De 11 zelfgepende nummers + 1 cover worden erdoor gejaagd in 28 minuten, slechts één keer wordt het tempo vertraagd op Wild Savage Woman, een sleazy south of the border grinder, en omdat authenticiteit alles is werd dit opgenomen door Wally Hersom in zijn Wallyphonic Studio in Pasadena. U hebt graag een referentie voor deze niet aflatende uitputtingsslag? Doe dan maar The Playboys (GB), die nemen ook geen gevangenen. Als u van recht voor de raapse rock ‘n’ roll houdt: dit is héél goed. Info: www.facebook.com/theripemups en www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


DOWN IN A HOLE/THE HAILBAILS
Gin House Records, GH00015 HBEP #1

- En? Nog wat nieuws gehoord?
- Tuurlijk. The Hailbails. Ken je die?
- The Hairballs?
- Nee, lullo, The Haílbaíls!
- Nooit van gehoord.
- Uit Leeds. In 2012 begonnen met vier man maar intussen een trio met Bruce Renshaw op drums, Michael Rossiter op gitaar en zang en David Broad op contrabas en zang. Eentje deed vroeger iets onduidelijks bij een bandje genaamd The Lovesick Cowboys. Die Hailbails hebben dus net een EP uit op Gin House Records, een Engels labeltje.
- En? Goed?
- Valt mee. Vier eigen nummers. Klinkt heel down to earth maar toch speciaal want erg druk. De akkoordenprogressie is zeker niet je standaard rockabilly maar het werkt wel degelijk binnen het rockabilly idioom. De gitaar is vernuftig zoals in neo, net als het tempo en de zang in met name Rocket Ship, maar toch mag je het resultaat niet echt neo noemen. ’t Is brutaal, ’t heeft pit en ik zou het eerder als rock ‘n’ roll dan als rockabilly betitelen.
- Vreemd. Is het goed gezongen?
- Redelijk. Zo’n typisch Engelse stem, weet je, beetje een plat accent. Het eerste nummer, Down In A Hole, doet me wat aan Johnny Powers denken, maar die Rocket Ship is wilder en sneller en meer rechtdoorder. Wildfire heeft zo’n modernere akkoordenprogressie en een bijna neo rif, en In het nochtans uptempo You Set Me On Fire zit dan weer een bluesy Paladins rocksfeertje.
- Kijk eens aan. Je zei dat’ t een EP was. Is het op vinyl dan?
- Dat weet ik dus eigenlijk niet. Ik heb het op een CD’tje, maar ze zeggen dat het ook uit is op vinyl op www.ginhouserecords.co.uk , alleen moet je inloggen om op die site te geraken. Ik heb in elk geval nog geen vinyl versie gezien. Als het je interesseert, op www.hailbails.co.uk staat meer info.
- Ik zal eens kijken. Nog een biertje?
- Nou, ééntje, maar snel dan. Ik moet nog gaan werken.
(Frantic Franky)

naar boven

Single Recensies

SMOOTH & THE BULLY BOYS /
SMOOTH & THE BULLY BOYS
Smooth & the Bully Boys, WPWA/69.743

Misschien wel de hardwerkendste Belgische band maar helaas hier wat minder bekend, wellicht omdat ze van bezuiden de taalgrens komen en in het powerbilly genre zitten. Ten onrechte minder bekend: het trio rond zanger- gitarist Michel Brasseur rockt al sinds 2001 en heeft minstens vier CD’s op hun conto. En dan vinden wij het mooi dat ze toch nog de moeite doen naar wij aannemen louter voor het prestige (want voor het geld moet je het niet doen) in eigen beheer een vinyl-EP uit te brengen met vier eigen nummers (denken we toch, componisten staan niet vermeld) ingeblikt op 21 oktober 2014 op amper twee uur tijd in de legendarische Sun studio in Memphis (ze waren er toch in de buurt voor hun derde Amerikaanse toertje) met in de productiestoel Matt Ross-Spang, de recording engineer die momenteel probeert Sun al zijn glorie te herstellen.
Het resultaat van die sessie is niet bepaald het typerende Sun geluid, wel een back to basics sound zonder al te veel gemix, rauw en primitief, en in die zin wel degelijk refererend naar het Sun Records van destijds. You Don’t Love Me is voor SBB verbazingwekkend beheerst, haast sereen in Johnny Cash stijl, Rock Me Baby is hiccuppende rockabilly waanzin in je ware Sun spirit. If You See My Baby is een rechtdoor gitaarrocker in Strummin’ Mental stijl met surfy rif, zo’n beetje als al die indianen op het oorlogspad instro’s maar dan vocaal, en Moonlight Like Sunshine tenslotte klinkt als Link Wray die besluit een Mexicaanse gitaarballad te maken en daarbij vijf keer van tempo wisselt. Het resultaat is SBB als het ware unplugged (ook eens leuk voor de verandering) maar toch gebracht met evenveel vuur en vlam. Een must voor de fans en voor alle liefhebbers van authentieke vinyl rock ‘n’ roll tout court!
Info: www.smoothandthebullyboys.be
(Frantic Franky)


ROCKABILLY STROLL/
ROCKIN’ JOHNNY AUSTIN & DARREL HIGHAM
EL Toro Records, ET-15.044

Handen omhoog wie Johnny Austin kent! Rockin’ Johnny Austin is een minder bekende naam uit het revival circuit van wie wij exact vijf songs kennen, allemaal op Nervous Records (GB) en allemaal op vinyl om de simpele reden dat ze dateren uit begin jaren ’80 toen de CD nog niet was uitgevonden: All The Time en Born To Be A Raver op de split EP Johnny Austin Meets The Feds (1980), deze City Lights/ Rockabilly Stroll, oorspronkelijk uit 1981 met City Lights als A-kant, en het nummer Hit Man (begeleid door The Ricochets) op de verzamel LP Stack-A-Records uit 1983. In 1992 was Austin te gast bij psychobilly band The Klingonz (GB) op hun 10-inch Jobot die het tempo van zijn Rockabilly Stroll na enkele strofes optrokken tot overdrive als Klingabilly Stroll. Sindsdien haalde Austin voornamelijk de lokale pers met voetballiedjes voor het goede doel en in 2010 was er zelfs een Santa Stroll. En nu helemaal uit het niets deze onuitgegeven opnames uit 1995 met gitarist Darrel Higham in even grote letters en mét foto op het hoesje aangezien Higham nu eenmaal veel bekender is dan Austin. Beetje een onduidelijk verhaal, deze opnames, ook al zijn de hoesnota’s van de hand van wandelende encyclopedie Marc Fenech en dus zeer uitgebreid, maar helaas laat zijn geheugen hem 20 jaar na de feiten lichtelijk in de steek - wij citeren: “Nick Hoadley op bas, ik denk Darrel Higham op gitaar {nvdr: aan de klank van de gitaar te horen is dat wel zeker, zouden wij zo zeggen}, en op drums moet het dan Les Curtis geweest zijn aangezien die drie toen samen in Bob & the Bearcats zaten”.
A-kant Rockabilly Stroll is uiteraard een stroll, met geprononceerde slap en Higham’s kenmerkende vinnig venijnige gitaarsound en daarmee een pak minder afgeknepen dan op de originele versie, misschien omdat daarop alle instrumenten door één man werden ingespeeld, Preston Rumbaugh, later bassist voor The Shakin Pyramids (op de Reeferbilly Blowout live), Dale Watson (op I Hate These Songs) en zelfs Ronnie Dawson (het album More Bad Habits). Austin’s stem is niks bijzonders en zit opvallend genoeg niet vooraan in de mix. B-kant City Lights is standaard, zeg maar gerust cliché rockabilly doch desondanks – of juist daarom - erg bopbaar. Leuk, maar niet wereldschokkend. Met beide tracks is niks mis maar deze single is zeker niet uitzonderlijk. Als cult te beschouwen dan maar? Nog twee vragen tot slot: hoe komen deze opnames nu op El Toro terecht? Geen flauw idee. En Johnny Austin? Die moet rond de 73 jaar zijn, heeft een lange witte baard en maakt af en toe nog steeds singles voor het goede doel. Benieuwd of El Toro hem naar aanleiding van deze re-release zal kunnen overhalen eens te komen optreden op hun Screamin’ festival. Schenk zijn gage desnoods aan een goed doel! De single is uit op doorschijnend wit, appelblauwzeegroen en ordinair zwart vinyl, info: www.eltororecords.com
(Frantic Franky)


I GOT A MAN/ SANDY LEE
Rydell’s Records, RR 719

Het principe van de Rockabilly Queens Serie op Rydell’s Records (F): producer Steve Rydell lokt minder bekende buitenlandse zangeressen naar zijn studio om ze daar niet met hun eigen band maar met zijn eigen vaste studiomuzikanten op te nemen – waarbij de muziek zeker niet gelimiteerd wordt tot rockabilly – en ze daarna te delen met de wereld. Zo ook op deze Volume 5 met de 32-jarige Sandra Lehmann die in Duitsland niet één maar twee eigen bands heeft, Sandy Lee & the Wantons en The Candy Bombers (beide ons totaal onbekend, en ze schijnt in Duitsland ook in TV-reeksen te spelen), hier gekoppeld aan de Rydell crew Bruno Longo (gitaar), Pascal Freyche (contrabas), Gaël Pétetin (drums), Jean-Pierre Cardot (piano) en Freddy Pohardy Riteau (sax).
Het eigen I Got A Man is rock ‘n’ roll met blazers die vanaf het refrein swing wordt, met de eerste solo voor gitaar en piano, de tweede voor piano en sax. De B-kant, een cover van Bye Bye Young Men van Ruth Brown uit 1955, is klassieke rock ‘n’ roll met rollende piano, een saxofoon solo en doo-woppende mannelijke backing vocals. Sandy Lee heeft een beschaafde stem en de muziek hier is beheerste maar oerdegelijke swing, waaruit wij concluderen dat ze ofwel een rustige meid is ofwel niet het achterste van haar tong toont. In elk geval is dit een uitstekende single en absoluut een sympathieke kennismaking, dus zijn we benieuwd naar wat Sandy Lee nog in haar mars heeft. Zoals steeds bij Rydell’s is dit een mooi verzorgde uitgave met de kleurenfoto van Sandy Lee op het label, een full colour kartonnen hoesje en een wit papieren singlehoesje binnenin. Maak je collectie compleet! Verdeling via www.recordsfreight.com , info www.facebook.com/sandyleewantons en www.facebook.com/rydellrecords
(Frantic Franky)


BOP AND STROLL WITH/ THE WISE GUYZ
El Toro Records, ET-15.037

Wij vinden The Wise Guyz een van de betere rockabilly bands anno nu, en wij zijn blijkbaar niet de enige: het Spaanse label El Toro bracht al vier CD’s en minstens één vinyl splitsingle uit van het kwartet uit Oekraïne. Met deze Bop And Stroll doen ze er nog een vinyl-EP bovenop met drie nummers die eerder op hun eerste drie CD’s verschenen en één nummer waarvan de origine minder evident is. Do The Crab Bop (van de CD Stay Cool) is boppende rockabilly om mee wild te gaan op de dansvloer (niet dat dat in uw geval een mooi zicht is) voorzien van alle benodigde ingrediënten om een instant classic te maken: geprononceerd ritme, een goeie gitaarrif, breaks en gitaarsolo’s waarin ze er nog een schep bovenop doen. Do It Slow (van de CD Let’s Rock The Floor) mag ondanks de titel als uptempo stroller beschouwd worden met een beetje een early sixties British effect, en de B-kant opent met Hey Hey Little Chick (van de CD Don’t Touch My Greasy Hair), authentieke rockabilly uit de Johnny Burnette school. Wie fan is van The Wise Guyz zal deze drie nummers waarschijnlijk al hebben, het laatste nummer daarentegen is een zeldzaamheidje: Naked Beach komt uit Non-Stop Boogie uit 2008, voor zover wij weten hun allereerste CD, want voor ze tekenden bij El Toro hadden ze zelf al enkele CD’s uitgebracht en daar kan je natuurlijker een pak moeilijker je klauwen op leggen. Bovendien bewijst deze Naked Beach, een medium tempo gitaar/ sax instrumental met veel gesleur aan de Bigsby tremolo hendel wat een surf effect geeft (vandaar allicht de titel), dat The Wise Guyz toen ook al goed waren. Eveneens om op te strollen, dames. Naakt, graag. Zoals de titel aangeeft: twee boppers en twee strollers, en voor één keer hebben wij daar nu eens niets op aan te merken, zie! Waar gaan we dàt schrijven? Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

19 maart 2015

DJ AT’S CRAZY RECORD HOP PRESENTS FOOT TAPPIN’ AND DANCE AT THE SCREAMIN’ FESTIVAL Vol. 5 El Toro Records, ETCD 1060

Deze lijkt ons al even uit maar hey, ‘t is een CD van DJ At en die dragen we in ons hart – zowel de man als zijn CD’s. At Koning is immers niet alleen een all round prima peer, ’t is ook nog eens een verdomd goeie DJ met slechts één missie: de mensen aan het dansen krijgen. Daar slaagt hij in omdat hij voldoet aan DJ vereiste nummer één: ken je platen. Ik durf namelijk wedden dat u thuis zelf een paar nummers van deze CD hebt zonder het te weten, omdat ze weggestopt zijn op platen die u nooit draait. Een DJ die naam waardig ként zijn platen, een goeie DJ kweekt een instinct dat hem leidt bij het kiezen van de plaatjes die hij draait. En het verschil tussen een goeie DJ en At’s Crazy Record Hop is dat At élke dansplaat draait, zich niet te verheven boven het plebs voelt om daar klassiekers tussen te steken (teveel DJ’s willen zo obscuur mogelijk draaien, maar er is wel degelijk een reden dat die klassiekers klassiekers werden), en hij zich niet beperkt tot rock ‘n’ roll, zowel live on stage achter zijn draaitafels als op zijn compilaties. Ook op dit Volume 5 leidt dat tot At’s vertrouwde concept van een handvol klassiekers (Love Bug Crawl van Jimmy Edwards, Ain’t Nobody Here But Us Chickens van The Jaye Brothers, Tootsie van Carl McVoy, de ultieme bluesbopper Rock Everybody Rock van McKinley Mitchell) vermengd met uiterst dansbare jive (Jackpot van Mike Pedicin), piano boogie, hillbilly (Payday Saturday Night van Zeke Clements), swing en vocal harmony, daarbij heel vaak terugharkend naar materiaal dat aan de muzikale stijl en aan het gekraak te horen meer jaren ’40 dan jaren ’50 is (Red Norvo met How Can I Thank You). Het leuke daarbij is dat het vaak gaat om artiesten die je niet meteen met rock ‘n’ roll en aanverwanten associeert: wij schuiven in de platenbakken mensen als Teresa Brewer (Gonna Get Along Without You Now), Joe Loss (Are You Having Any Fun) en zelfs Eddy Arnold (Hep Cat Baby) steevast opzij ten voordele van de Glenn Millers en Porter Wagoners dezer wereld – soms ten onrechte, zo blijkt hier. Altijd geinig zijn artiesten die niet zijn wie ze zijn: Jitterbug Special van The Shadows zijn niét Cliff’s Shadows. Ook typisch At: onbekende nummers die onmiddellijk vertrouwd aandoen wegens in de stijl vàn: Bobby Day’s Gotta New Girl werd duidelijk gefabriceerd in het kielzog van het hitsucces van Little Bitty Pretty One en Lazy Mazy van Budd Hobbs & his Trail Herders lijkt verdacht veel op Pistol Packin’ Mama. Sowieso opteert At vaak voor minder bekende opnames: Train Of Love van Paul Anka, Almost 12 O’ Clock van Gene Summers, You Got A Heart Like A Rock van Charlie Gracie, Let’s Do It (The Chicken Scratch) van Jimmy McCracklin of Walk My Way Back Home van Dwight “Whitey” Pullen zijn niet de meest voor de hand liggende titels van deze toch bekende artiesten. Tot slot komt ook de thematische verzamelaar aan zijn/ haar trekken met onverwachte covers (I Don’t Care If The Sun Don’t Shine als swing door Georgia Gibbs) en Chinese (Sing Song Sing van Ella Fitzgerald), Hawaiiaanse (Hopahula Boogie van Chuck Miller) en antwoord songs (The Son Of Old Casey van Johnny Bond).
Alweer 27 tracks in een prachtreeks voor wie ook graag jaren ’40 swing hoort en rock ‘n’ roll beschaafd mag zijn, dus deze zomer Volume 6? Laat maar komen, At! Info: www.eltororecords.com en www.crazyrecordhop.com
(Frantic Franky)


ROCKET GIRL/ JAI MALANO
Rhythm Bomb Records, RBR 5758

Begin 2013 recenseerden wij de CD Shuck And Jive van The Royal Rhythmaires (USA) waarbij we over zangeres Jai Malano schreven dat haar stem “hoewel voorzien van alle benodigde grollen en behoorlijk zwart toch iets te weinig doorleefd klonk”. Dit is een solo CD van Jai Malano (bestaan The Royal Rhythmaires eigenlijk nog?) en hierop gaat ze tot onze verrassing en vreugde voluit en zingt ze erg zelfbewust. Malano is duidelijk gegroeid als zangeres (verhip, we lijken wel échte muziekjournalisten) en hoewel dat voorlopig nog niet resulteert in een stem met de kracht van een orkaan zoals de big fat rock ‘n’ roll mamas van weleer levert het wel een uitstekende CD op waarop Malano’s stem nog meer tot haar recht komt omdat ze oerdegelijk wordt geruggesteund door Nico Duportal & his Rhythm Dudes, notabene uit Frankrijk maar momenteel wel een van de betere fifties rhythm ‘n’ blues, zeg maar zwarte rock ‘n’ roll bands. Duportal’s gemene rhythm ‘n’ blues gitaar vuurt een batterij blazers aan en het geheel staat volledig ten dienste van Jai Malano. Daarenboven doet deze CD zijn voordeel met goeie arrangementen in zowat alle zwarte rock ‘n’ roll stijlen, handig verweven met een vleugje soul en een schep jungle voodoo. Ook straf: maar liefst acht van de 12 tracks zijn eigen composities van Jai Malano, waarmee ze bewijst het idioom heel goed onder de knie te hebben, al kan je dat eigenlijk ook al concluderen aan de hand van de kwaliteit van haar succulente covers van Hound Dog (zoals Big Mama Thornton’s gegromde origineel), Ike Turner's Matchbox (I'm Gonna Forget About You), Joe Tex's Ain't I A Mess en Big Maybelle’s So Good To My Baby. De CD werd opgenomen bij Black Shack in Calw (D) maar dat had evengoed bij Cosimo Mattasa in New Orleans kunnen zijn geweest, zo authentiek klinkt het. Zonder enige twijfel het betere werk voor wie smelt voor zwarte sax rock ‘n’ roll met piepende rhythm ‘n’ blues gitaar. Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


LORRAINE EXOTICA/ KING AUTOMATIC
Voodoo Rhythm Records, VRCD87

Op de hoes staat vijf man, maar da’s vijf keer dezelfde: King Automatic is een Franse one-man-band, al klopt dat technisch gezien niet: hij bespeelt niet tegelijkertijd verschillende instrumenten maar speelt zelf gitaar, keyboards, drums, percussie en accordeon in, met daarbovenop op deze CD extra gasten op backing vocals, banjo en trombone. Geen flauw idee wat dat live geeft, maar zijn vierde Voodoo Rhythm release sinds 2006 opent met moderne trashy rock en sixties garagerock waarbij de stem ons doet denken aan Nigel Lewis (GB). Die lijn wordt evenwel niet doorgetrokken want binnen de kortste keren vermengt King Automatic die genres met Sonics, bluesrock, sixties orgeltjes, flamenco beat, easy tunes, Franse sixties pop met echos van Jacques Dutronc en protestzanger Antoine, ska en rocksteady, waarbij Oost-Euopese melodielijnen worden verweven met Franse chanson accordeons. Als je dat zo leest denk je “onmogelijk”, maar het werkt wel degelijk en is veel minder trashy dan je zou verwachten, al heeft het uiteraard geen sikkepit met rock ‘n’ roll te maken, laat dat duidelijk zijn. Ook uit op LP VR1287, Nederlandse en Belgische verdeling via Clear Spot. Info: www.voodoorhythm.com (Frantic Franky)


HOT SUMMER NIGHTS/ THE WISE GUYZ
El Toro Records, ETCD 3028

Oekraïne lijkt me momenteel niet de meest gezellige plaats om te wonen, maar ze hebben er in elk geval rockabilly: van The Wise Guyz bespraken wij in 2011 Don’t Touch My Greasy Hair en deze Hot Summer Nights blijkt al hun vierde album op het Spaanse label El Toro! Wij vonden Don’t Touch My Greasy Hair prima omdat het puik gespeelde hedendaagse fifties rockabilly was (een contradictie, we weten het, maar u begrijpt wat we bedoelen: in essentie fifties rockabilly doch zo pittig gespeeld en opgenomen dat het heel fris en modern klinkt) vermengd met invloeden van doo-wop en met een gastsax. En misschien is hun muziek wel zo goed omdat de roots van de band eind jaren ’90 in de neo en psychobilly lagen! De sax, ingespeeld door de niet onbekende Ruki ‘V’ Briuki, is opnieuw in een paar nummers te gast op Hot Summer Nights, een CD die even goed en even gevariëerd is: Crash is een gemene instrumentale gitaar/ sax stroll, Don’t Break Your Poor Heart is fingerpicking billy, titeltrack Hot Summer Nights rockabilly’t én surft op mambo ritmes, Way That I Love is meer een western ballade en Catch Your Wave is Mexicaans à la Carlos & the Bandidos (GB), terwijl Rude Bad Boy (een heropname met sax van een nummer dat in 2012 al op Stay Cool stond) dan weer fifties rhythm ‘n’ blues geïnspireerd is. De enige covers op de 16 nummers, Do It Bop van Billy Prager & his Caravans en Diggin’ The Boogie van Roy Hall, zijn prima omdat ze er iets mee doén, daarnaast staat hier ook een hedendaagse cover op van Bop Disease van The Mad Men (Kroatië). Qua invloeden gaan The Wise Guys op Hot Summer Nights breder maar het resultaat is even goed en daarmee meer van hetzelfde, maar hun geval absoluut niet slecht, want ze blijven een uitstekende band met goeie ideeën die weet waar ze mee bezig zijn, luister bijvoorbeeld naar het nummer Sad. Eind augustus staan ze in Schijndel op Drive In Barn. El Toro bracht ook een nieuwe 4 track vinyl EP van The Wise Guyz uit getiteld Bop And Stroll. Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


BOOGIE PIMPS/ THE JUKE JOINT PIMPS
Voodoo Rhythm VRCD86

Na Boogie The House Down Juke Joint Style (2008) en Boogie The Church Down (2011) is dit de op zijn minst derde CD van een duo uit Keulen dat grossiert in electroblues gebracht met slidegitaar, mondharmonica en drums (en soms een bas en een tweede gitaar overgedubd?) en zo rauw en gemeen mogelijk uitgevoerd. Een enkele keer doen ze het akoestisch country blues, en over het geheel werd een pollepel zompige moerasmodder gekieperd. Terzake: deze CD geeft aan waarom The Juke Joint Pimps ook op rock ‘n’ roll festivals spelen: dit is opwindend. En het feit dat ze maar met twee zijn scheelt natuurlijk in de kosten. Distributie via Clear Spot en naar goede Voodoo Rhythm gewoonte ook uit op vinyl (VR1286). Info: www.voodoorhythm.com
(Frantic Franky)


IT’S A SCREAM
El Toro Records, ETCD-1070

“Original soundtrack of the Screamin’ festival”: een leuk excuus voor het zomerfestival in Calella, Barcelona om acht resident DJ’s elk drie nummers te laten kiezen. At’s Crazy Record Hop is daar niet bij (die heeft op El Toro gewoon zijn eigen CD reeks) maar wel een andere Nederlander, Willie “The Kid” Storm, en dan zijn wij toch altijd een heel klein beetje trots! Zijn drie keuzes zijn de nog steeds buitenaards klinkende bona fide rockabilly classic annex schoolvoorbeeld van rockabilly echo You Gotta Have A Ducktail van Billy Adams (zowat het enige echte 100 % rockabilly nummer op deze CD!), de doo-woppende zwarte sax jiver Don’t Change Your Pretty Ways (The Midnighters) en de bluesy gitaarstroll Hey Then There Now (Jackie Burns). Daar kunnen wij best mee leven. De wilde garage gitaarrocker Scream van Ralph Nielsen & the Chancellors opent dit feest van vooral minder bekende tracks van bekende namen als Big Al Downing (Yes I’m In Love With You Baby), Wynonie Harris (Sweet Lucy Brown), Bull Moose Jackson (Watch My Signals) en Little Esther (If It’s News To You), en zo hoort het want zo leren we tenminste nog eens wat nieuws kennen, al is het leven cirkelvormig en komen bepaalde zaken altijd terug: Hoots Mon van Lord Rockingham’s XI en Leopard Man van Joe Wallace doen al járen de ronde, om maar aan te geven dat dom en grappig nooit uit de mode raakt. Evenzeer dom en geinig: de afsluitende gitaarinstrumentaal Lasseon van Bob Hill. Anderzijds blijven covers en vooral sixties covers een onuitputtelijke bron van inspiratie: Gray Criss maakt van Good Golly Miss Molly een geslaagde rechtdoor gitaarrocker. Wie had gedacht dat bluesknakker Howlin’ Wolf of soul hogepriester Solomon Burke nog rock ‘n’ roll zouden hebben opgenomen? Luister naar respectievelijk de rockende bluesbopper You’ll Be Mine en de pure sax jive Be Bop Grandma en buig nederig uw gevetkuifde hoofd. Wat krijgen we nog voorgeschoteld: inktzwarte rock ‘n’ roll shouters (Your Line Was Busy van Big Bob), uptempo early sixties country beat (There’s Been A Change In Me van Bill Phillips), uiteraard bluesbop (Big Legged Woman van one-man-band Joe Hill Louis, in 1951 opgenomen bij de Memphis Recording Service doch niet verschenen op Sun, wel op Modern), maar ook het soort tragere, zwoelere nummers met exotica invloed die dicht in de buurt van sleaze komen zoals Hey Boba Lou van Ronnie Hawkins of zelfs Wanna Be Loved van die doodbrave Ricky Nelson. En wat te denken van Jo Ann Campbell’s Nervous, eerder variété met een backbeat dan rock ‘n’ roll? Wordt dit soort nummers tegenwoordig als stroller benut? En vallen hier nu conclusies uit te trekken, met andere woorden: wat zijn de huidige dansvloertendenzen?
Ach, laten we maar niet te diep graven. DJ’s hebben altijd geplukt uit het beschikbare aanbod, en dat is vandaag de dag veel diverser en uitgebreider dan pakweg 15 jaar geleden. De tijden zijn ook harder geworden en de gekozen muziek is gevolgd want die reflecteert nu eenmaal de heersende tijdgeest. Deze CD is een lukrake en gevarieerde momentopname aan minder bekend maar goed spul, met een licht overwicht aan dansbare jive die heel vol klinkt met een stevige beat, wat harder en luider dan de jiveplaten die vroeger de dienst uitmaakten op de dansvloer. En misschien met meer elektrische bas dan contrabas als vroeger, want dat pompt maar door. Net wat wij en zo te horen iederéén tegenwoordig graag hoort om de beentjes op uit te slaan. Ene Henry Strogin zingt op deze CD dat de Old Folks Boogie While The Young Ones Twist (ook weer een bluesbopper), en zo is het maar net: nieuwe generaties ontdekken deze muziek en doen er hun ding op. En het gekke is dan die muziek pakweg 60 jaar oud is maar je deze uitstekende compilatie anno 2015 kan kopen via iTunes, Emusic, Spotify, Google Play, Facebook, YouTube, Twitter en nog meer platforms die wij niet kennen. Info: www.eltororecords.com
(Frantic Franky)

naar boven

5 maart 2015

CUTTING OUT/ RAY COLLINS’ HOT-CLUB
Brisk Records, BRCD004

Ray Collins’ Hot-Cub (D) is al jarenlang onze favoriete jump ‘n’ jive band en kan ons dan ook stijlsgewijs niet meer verrassen. Of toch? Jazekerst, want de ondertitel van deze CD luidt “the big 40 piece big band recording” en daar is geen woord van gelogen: dit werd opgenomen met contrabas, gitaar, drums, twee baritonsaxen, twee tenorsaxen, één altsax, vijf trompetten, vijf trombones, fluit, piano, harp, pauken, drie violen, twee altviolen, twee cello’s en een koor van 11 stemmen, dat alles onder leiding van twee dirigenten en zes arrangeurs! Het resultaat: een crooner album in pure Frank Sinatra stijl, meer bepaald in Sinatra’s Capitol stijl van midden jaren ’50 tot begin ’60, stilistisch gezien zijn vruchtbaarste periode. Krek dezelfde arrangementen, krek dezelfde romantische benadering, krek dezelfde melancholie in de stem. Bovendien werd niet voor de standaard, euh, standaards gekozen want ik ken deze Sinatra nummers helemaal niet. En dan blijkt dat alle 13 tracks werden geschreven door… Ray Collins zelf! Out In The Blue is heel filmisch, beetje een bossa nova sfeer in James Bond stijl, Tell Me is een croonerballad gekoppeld aan de zoetgevooisde Ray Conniff Singers, en slechts twee nummers kunnen als rock ‘n’ roll betiteld worden: Summer Jamboree is een hele mooie ode aan het gelijknamige festival in Italië uitgevoerd in Louis Prima stijl, Little House (remake van een nummer dat in 2009 al op Goes International stond) is met enkel rock ‘n’ roll gitaar, drumborsteltjes, contrabas en backing vocals herleid tot zijn pure essentie en wordt Dean Martin die beschaafd rock ‘n’ rollt - het resultaat klinkt fantastisch. De wat korrelige zwart-wit foto’s in het tekstboekje van deze openklapbare digipack zijn helemaal in de stijl van de foto’s op oude platenhoezen en maken het plaatje helemáál af. Over platen gesproken: dit is ook uit op LP. Brisk is hun eigen label dus check www.the-hot-club.com en www.briskrecords.com (Frantic Franky)


HELL YEAH/ THE BONERS
Rhythm Bomb Records, RBR5803

Met zulk een hoesje, titel en bandnaam denk je gelijk: dit wordt punky, maar dat valt best mee: de CD van dit kwartet uit Leicestershire (GB) bevat diverse muziekjes maar geen punk, trash of psychobilly. De CD opent met een moderne uitvoering van de bluesbop met mondharmonica (Baby Talks In Tongues, Babyshaker) om daarna over te gaan in fun-abilly (Muchacha, My Baby Don’t Like My Car, Hotel With No Name), terwijl andere nummers dan weer erg rock (Driving) of bluesrock (Lockdown), zeg maar moderne rock ‘n’ roll klinken. Een cleane powersound, goeie muzikanten en expressieve zang met extra punten voor de geinige maar niet boertige teksten zorgen samen voor een CD met 12 eigen songs die er dankzij zijn rock attitude bij het jonge grut wel zal ingaan als koek. Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/themboners (Frantic Franky)


BACK TO STREET HARMONIES/
FREDDY VELAS & THE SILVERTONES

EL Toro Records, ETCD 6066

Doo wop: vroeger een steunpilaar in de rock ‘n’ roll, nu een niche markt. Er zijn nog wel doo-wop groepen, maar ze zijn op de vingers van één hand te tellen. Daarom zijn we zo blij dat er nog eens een doo-wop bandje bijkomt, zeker als ie zo goed is als deze Freddy Velas & the Silvertones uit (denk ik) Italië, hetzelfde Italië waar de raciale roots lagen van zoveel blanke doo-wop groepen dat Italo doo-wop zelfs een eigen subgenre werd. Vroeger hadden wij met ex- (en nu ere-)hoofdredacteur Frans van Dongen een doo-wop expert eerste klas in huis, maar sinds hij zich terugtrok op een Duitse bergtop (daar is de echo het puurst) om het verzamelde werk van Dion Di Mucci te bestuderen komt die taak op mijn schouders. Ik hoor – voor zover ik er iets van ken - niet echt Italo doo-wop, want hoewel de band meer blank dan zwart klinkt lijkt me dit wel degelijk een kruising tussen blanke en zwarte doo-wop (en daarmee wat Marcels-achtig) met veel diddly wop shoo wop zanglijnen maar ook met invloed van close harmony, Sh Boom, The Three Chuckles, een beetje zoals de doo-wop die The Be-Bop’s (B, maar tegelijk halve Italianen) die in hun prille begin wel eens opnamen. Ook muzikaal zit alles snor: het hoofdinstrument is een sax die soms Sam Butera-achtig klinkt, terwijl er ook een gitaar en een piano doorheen rammelen. Ook een pluspunt voor de niet-fanatieke doo-wopper: op 13 tracks vinden we slechts twee ballads, Valerie en Shouldn’t I. Drie eigen songs is niet veel maar wat maakt het me uit want behalve Sorry (I Ran All The Way Home) van The Impalas ken ik geen enkele cover hier. Weet ik immers veel hoe de originelen van Dance Girl van The Charts, Looking For My Baby van Tony Morra & the Du-Wells (en van The Encounters en van The Earls), Crazy Over You van The Calvanes, Tell The World I Do van Nino & the Ebb-Tides, Life Is But A Dream van The Harptones (en van The Earls en van The Four Seasons en van Dion – ik hoop maar dat ik ze allemaal goed heb) tot zelfs Si Si So van crooner Domenico Modugno (die van Volare) klinken. Op het einde van de rit is het perfecte aan deze CD is dat ie net niét perfect is. We verklaren ons nader: de samenzang is niet perfect, de stemmen vibreren soms te veel en de hoge noten worden niet altijd gehaald… maar zo klinken ze wel exact hetzelfde als die letterlijk duizenden doo-wop plaatjes van eind ’50 begin ’60, en als pintje bij paaltje komt bruist deze CD van levenslust. Geniaal! Kom terug, Frans, dit moét je horen! Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


NO MILK NO SUGAR/BLACK PATTI
Rhythm Bomb records, RBR 5805

Eerder kondigde Rhythm Bomb (D) al aan dat ze meer rhythm ‘n’ blues gingen uitbrengen en dit is er zo eentje: het debuutalbum van het in 2011 opgerichte Black Patti, een Duits akoestisch duo gespecialiseerd in diverse pré-war bluesstijlen uitgevoerd met metalen gitaar, mondharmonica, mandoline en twee roestige stemmen. Heel mooi gedaan en qua blues ongetwijfeld een huzarenstukje, maar het blijft blues en geen rock ‘n’ roll, al bewijst het in de maalstroom van het mainstream succes van CW Stoneking (Australië) en Pokey LaFarge (USA) wel dat de hier gecoverde artiesten als Sonny Boy Williamson I (The New Early in The Morning uit 1940), Muddy Waters (You Got To Take Sick And Die Some Of These Days, 1942), Kokomo Arnold (Busy Bootin’, 1935 doch verrassend sterk aanleunend bij Keep A Knockin’ van Little Richard), Willie Brown (Future Blues, 1930), The Mississippi Sheiks (Please Baby, 1931 en The New Shake That Thing, 1932) en Charley Patton (I’m Goin’ Home, 1929) driekwart eeuw later nog steeds muzikale relevantie hebben. Info: www.rhythmbomb.com en www.black-patti.de (Frantic Franky)

naar boven

Boek Recensie

26 februari 2015


GRACE AND GLORY/ PAULA KOPZCYNSKI
Uitgave Paula Kopczynski, 164 pagina’s, Engelstalig
ISBN 978-3-00-048172-7

Boeken over rockabilly zijn er niet veel en fotoboeken over rockabilly nog dunner gezaaid, en daarom zijn we zo blij met dit boek van Paula Kopzcynski (D), een professionele fotografe die in 2011 al het boek Rock ‘n’ Hair uitbracht, een doe-het-zelf boek voor dames én heren over vintage haarstijlen van de jaren ’40 tot begin jaren ’60 dat zowel in het Duits als het Engels verscheen. De foto’s in het gebonden boek Grace And Glory werden gemaakt tussen 2009 en 2014 in Europa (zo te zien op die weekenders in Spanje), Amerika, Australië, Zuid-Afrika en Rusland, zowel digitaal, analoog als met polaroid. Het boek op Din A4 horizontaal formaat 21 x 30 cm bevat zo’n 200 foto’s, bijna allemaal in kleur, en het mooie is dat het niet gaat om professionele modellen (een enkele uitzondering niet te na gesproken: links en rechts herkennen we iemand van het vrouwelijke geslacht die zo’n beetje actief is als semi-professionele retro pin up) maar om gewone dames en heren en jongens en meisjes en kerels en meiden uit onze scene. Het bewijs: wij kennen toevallig een van de meisjes in dit boek en da’s een heel gewone rockabilly chick, zij het een beeldschone rockabilly chick. Alle meisjes die wij kennen zijn trouwens beeldschoon. Daarnaast zie ik in dit boek ook mensen die we gewoon kennen van ziens, zoals Koen Verbeek alias Johnny Trash (B) en die Nederlander die je op alle festivals ziet met zijn Grolsch bierkrat waarin een geluidsinstallatie is gebouwd en zijn zoon op klompen. Daarenboven werden niet noodzakelijk de mooiste of perfectste exemplaren onder onze rock ‘n’ rollende medemens gekozen maar wel “karakterkoppen”, maar nu ook weer niet de meest extreme figuren. En al die rockabilly mensen zijn inderdaad zoals Kopzcynski zegt cool, stijlvol en echt.
Het boek is onderverdeeld in een dames- en herensectie en de foto’s zijn netjes gegroepeerd volgens thema’s als aan het zwembad/op het strand, verleidelijke pin up/ burlesque stijl, koppels, en meestal gewoon poserend bij classic cars en hot rods. Dat geopteerd werd voor ouderwets uitziende of tijdloze locaties is logisch, maar dat neemt niet weg dat op sommige foto’s bijvoorbeeld de wolkenformaties er verbazingwekkend ouderwets uitzien, wat ons niet zozeer de verdienste van die wolken lijkt maar wel degelijk van de fotografe. En da’s misschien het mooiste compliment dat wij Paula Kopzcynski kunnen geven: dat een aantal van deze foto’s er effectief uitzien alsof ze in de jaren ’50 werden gemaakt! Dit zijn foto’s om te bekijken en te herbekijken, om langzaam op je te laten inwerken, om te genieten van de kleurschakeringen, om de details te bestuderen. Gratie en glorie, inderdaad. Dit boek kost € 25,- maar ons is niet meteen duidelijk waar je dit kan kopen, behalve op www.amazon.de en bij Kopzcynski zelf maar dan moet de betaling via Paypal in Duitsland. Info: www.paularyszard.com
(Frantic Franky)


naar boven

CD Recensies

HONKERS/ 44 SHAKEDOWN
44 Shakedown, geen cat. nr.

In 2011 verscheen Atomic Jump, het debuut van 44 Shakedown, en toen stelden we dat de Rotterdammers thuishoorden op het podium van de Rhythm Riot (GB). Het doet ons te melden dat ze er inmiddels hebben gespeeld! Nu zijn we vier jaar later en is de opvolger van Atomic Jump er – eindelijk. Maar goed, wij preferen kwaliteit boven kwantiteit, en die kwaliteit is in torenhoge stapels aanwezig op dit schijfje. Al even geweldig: we vonden Atomic Jump met zijn slechts 11 nummers wat aan de korte kant, nu staan er 15 songs op deze Honkers. Het grootste technisch verschil tussen de twee albums is dat 44 Shakedown inmiddels is uitvergroot van vier tot vijf man, wat niet zo handig is bij het kaarten, maar met Lodewijk Reijs is er een tweede saxofonist in de rangen die de alt-, tenor- en baritonsax kan blowen en samen klinkt dat bijzonder vol. De instrumentale opener Hokin’ van Willie Mitchell zet gelijk de toon: de twee saxen wandelen tegen elkaar aanschurend zij aan zij en gaan crescendo op tegen de gitaar, een gitaar die de hele CD uiterst bescheiden maar oerdegelijk haar vooral ondersteunende ding doet, soms rockend in enkele solo’s, soms in de hoofdrol als rhythm ‘n’ blues gitaar piepend en knarsend als een oude schuurdeur (Hot Little Mama van Johnny Guitar Watson), maar telkens ander klinkend. Net zoals de hele CD trouwens een enorme stijlvariatie biedt: Honkers is niet een muzikale rondreis van Hello, Arkansas tot New Orleans (de Fats Domino sound in het eigen Gonna Be Your Man) maar vooral een staalkaart van zowat alle zwarte muziekstijlen van de jaren ’40 tot begin jaren ’60, mét voldoende rock ‘n’ roll én met voldoende rustpunten zoals Can’t Believe You Wanna Leave van Little Richard en Americano, dat laatste niet wild en exuberant zoals Brian Setzer Orchestra maar slow, als slangenbezweerderige exotica. Twee eigen nummers op 15 tracks is niet veel maar who cares als het bekendste nummer “slechts” Saturday Night Fish Fry van Louis Jordan is, een artiest aan wie de vrolijk opgewekte sfeer van 44 Shakedown sterk doet denken (ze coveren ook zijn Oil Well, Texas), al halen wij in deze ook Cab Calloway aan, bijvoorbeeld in het veelvuldig gebruik van vraag en antwoord patronen. Op haar relaxst klinkt de sax haast als een klarinet, en het roffelende Yes I’m Loving You van Big Al Downing rollt in een JD McPherson sfeertje, maar die haalt zijn mosterd uiteraard in dezelfde visvijver. Bijkomende troef van de band is dat ze twee zangers met een totaal verschillend stemgeluid in de gelederen hebben, de ene stem raunchy, knipogend brutaal, de andere heel tegenovergesteld kalm en helder en uitermate beschaafd zoals al die zangers in de big bands vroeger. Voeg daarbij dat alles werd opgenomen met een heel warm geluid en dan durven wij nu al voorspellen dat dit een van de beste Nederlandse CD’s van 2015 wordt. De CD werd door de band zelf uitgebracht en is dus het makkelijkst te koop bij hun gigs, maar als u het vriendelijk vraagt sturen ze hem via vintage postbode naar je thuis, info www.44shakedown.com (Frantic Franky)


SAX ATTACK/
DANI NEL-LO & BARCELONA BIG BLUES BAND

El Toro Records, ETCD 6065

Dani Nel-lo was van 1985 tot 1997 tenorsaxofonist van Los Rebeldes, zowat de belangrijkste Spaanse rockabilly revival groep. Daarna deed ie veel rhythm ‘n’ blues en jazz, en de jongeren kennen hem misschien wel van zijn huidige band Los Mambo Jambo. De Barcelona Big Blues Band komt uit – u raadt het nooit – Barcelona en is een – u raadt het nòg minder – big band bestaande uit een kop of 13 inclusief contrabas, piano, drums, gitaar, twee trompetten, trombone, bastrombone (!), baritonsax en zo maar eventjes viér tenorsaxen, gekickstart in pakweg 2012 en in het verleden reeds Ray Gelato en Mike Sanchez begeleid.
In opener Marshall Plan van Al Sears fungeert de blazerssectie als contrapunt voor een jazzy piano waarna de sax het hele zaakje overneemt en letterlijk de toon zet voor de rest van dit album. Het eigen Please Mr Plas (uiteraard referend naar jazzsaxofonist Plas Johnson) is gebaseerd op Pink Panther-achtige structuren en met een gelijkaardige klankkleur van de saxofoon maar helemaal anders uitgewerkt dan dat overbekende deuntje waarop trouwens Plas Johnson aan de sax slurpte. Wat ons dan weer brengt bij (onze gedachten vallen om als dominostenen) het eigen Pomez Stone dat aan Pink Panther componist Henry Mancini doet denken, want het is dat soort speelse filmische thema’s dat deze big band bezigt. Een andere inspiratie is allicht jazz en rhythm ‘n’ blues tenorsaxofonist Red Prysock van wie twee nummers worden gecoverd, Jump For George en Zip. Die Jump For George is kalm aan maar indringend met scheurende sax, logischerwijs het belangrijkste instrument op deze CD - de piano neemt slechts een bescheiden plaats in in het geheel, soms stapt een trompet naar de voorgrond die er dan bovenuit , euh, trompettert, af en toe een rock ‘n’ roll gitaar, want rocken kunnen ze ook wel degelijk: die aloude Hot Rod van Hal Singer krijgt nog eens een onderhoudsbeurt, en in zulk geval doen ze ons wat denken aan ons eigen Jzzzzzp. De melodielijn van het “eigen” Rhumambo is dan weer helemaal gepikt van Lucille van Little Richard. Deze volledig instrumentale CD is heel goed, maar of jij daar met je guitige flaporen ‘em goed gaat vinden valt nog maar te bezien. Als swing voor jou een opstapje naar rock ‘n’ roll betekent zal je deze Sax Attack wellicht te jazzy vinden, maar als je houdt van jazzswing heb je hier een hele k(l)uif aan. Maar wel twee vetkuiven op het hoesje zetten, hahaha. Info: www.eltororecords.com , www.barcelonabigbluesband.com en www.daninello.com
(Frantic Franky)

naar boven

21 februari 2015

IF YOU GIVE ME ONE MORE TRY/
TERRY O’CONNEL & HIS PILOTS

El Toro Records, ETCD 6060

Zweden 2015, maar als u had gezegd Starday-Dixie 1955 hadden we toch even getwijfeld, want zodra je de CD opzet van dit Zweedse kwartet in klassieke rockabilly opstelling (opgericht in 2008, eerder brachten ze in eigen beheer de CD Hot ‘n’ Back (2012) en de single The Bomb (2013) uit) weerklinkt rurale rockabilly (ruraal zoals in “hetgeen den landbouw betreft”) van het zuiverste water, in dit geval nog met de emmer opgetrokken uit de waterput op het erf. Denk Sneaky Pete van Sonny Fisher en Ice Water van Glenn Barber en dan heb je Terry O’Connel’s universum: medium tempo doch indringend, slome langgerekte aanslagen op de gitaar, en een stem die vibreert tussen lichtjes off key en compleet vals. Die sfeer wordt niet de hele CD aangehouden want naarmate de CD vordert voegen ze er elementen uit swing (Put’em In A Pot, Rag Top), gitaarboogie (The Bomb) en Cash-abilly (Cupid I Blame You) aan toe, en hun Hot Rod Mama dendert voort op het ritme van uptempo indianen op het oorlogspad. De zang is dus niet bepaald geweldig (maar wel ten zeerste effectief), de gitaar daarentegen is onwaarschijnlijk: ze doet weinig, maar wàt ze doet en hoe ze klinkt is spectaculair. U kan zich bij dit alles niks voorstellen? Koop dan deze CD, opgenomen in de ons volstrekt onbekende Kolsundet vintage studio, want ze geeft een geheel nieuwe dimensie aan het begrip authentiek. Alle nummers zijn eigen composities, zes nummers, met andere woorden de helft van deze CD, verschenen ook op de gelijknamige 33 toeren 7 inch vinyl EP ET-15.043 en vormen een mooie samenvatting van de CD. Da’s nog eens een idee, zie: gewoon àlle CD’s op twee of drie EPs uitbrengen… net als vroeger! Info: www.terryoconnel.com en
www.eltororecords.com
(Frantic Franky)


THE SPACE SESSIONS/ THE SATELLITES
El Toro Records, ETCD 6059

Deze Satellites komen uit Duitsland, werden opgericht in 2009, zijn met vijf waaronder twee elektrische gitaren, en de stijl is late fifties gitaar rock ‘n’ roll net voor die white rock werd, gebaseerd op poepsimpele doch effectieve opgaande rifjes, met solo’s gespeeld met losse noten in plaats van akkoorden, en met veel aandacht voor nonsensicale backing vocals. Dat klinkt allemaal heel leuk en ouderwets en enthousiast, waarbij drie geslaagde eigen nummers als Crazy Child en Satellite Bop worden afgewisseld met covers als Ding Dong (The Dreamers), Pretty Linda (Rudy Owen), Baggie Maggie (Henry Henry) en Betty Jo (Nicky Brazell & the – jawel - Satellites) die echter in een enkel geval eerder gekozen lijken omwille van het feit dat ze passen binnen het space concept dan dat ze fantastabilly zijn: Tiny Space Man van Bill Carlisle is nu niet bepaald de allerbeste rock ‘n’ roll song ter wereld. Maar op hun best lijken The Satellites door de rond zinderende sound en de schreeuwerige vocalen tienerbroertjes van The Playboys (GB)! De CD bevat slechts 11 nummers en daarom valt het des te meer op dat daar ook vier meer bluesy getinte songs tussen zitten. Met de eigen bluesbopper Wild Girl kunnen wij leven, Farmer John van Don & Dewey wordt rock ‘n‘ roll zoals de Britse rock ‘n’ rollers die begin jaren ’60 graag speelden, Keep Your Arms Around Me van Joe Hill Louis is pure mondharmonica blues en daarom niet ons kopje thee, en One More Chance With You van Little Walter valt ondanks de mondharmonica nog mee door het hoge swamp pop gehalte. Satellite Bop en Tiny Space Man verschenen ook op de El Toro vinylsingle ET-15.041 in een oplage van 500 met de hand genummerde exemplaren. Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)

naar boven

12 februari 2015

GRANDE Y SUCIO/ JAKE & THE LAWLESSMEN
Wild Records, géén cat. nr.

Wild Records brengt steeds meer CD’s uit die eigenlijk geen Wild CD’s zijn omdat ze niet bij Wild in Hollywood werden opgenomen. Daar is op zich niks mis mee want dat doet élke platenfirma, alleen wordt Wild dan inderdaad een platenfirma zoals elke andere platenfirma en gaat dat unieke Wild karakter toch wat verloren: al roept Wild baas Reb Kennedy op zijn hoesjes nog zo hard dat het gaat om bands die “met hun intense en woeste live shows en eigen songs alle capaciteiten hebben om een Wild artiest te zijn”, ze klinken simpelweg ànders. Maar er wel een Mexicaanse CD titel op plakken, hahaha. Deze van Jake & the Lawlessmen bijvoorbeeld, een Brits trio (contrabassist Garry Tyrell Lynch zat/zit ook bij The Excellos, en samen met Jake Allen speelt/speelde hij bij Craig Shaw & the Illuminators én een actuele versie van Johnny & the Jailbirds) opgenomen in Engeland in de bezetting zang/gitaar, contrabas en drums: de melodielijnen en hun uitwerking vallen onder hedendaagse en niet onder fifties rock ‘n’ roll, terwijl de afgemeten en wat gecomprimeerd klinkende sound van de CD en de klank van drums en contrabas dan weer richting Neo gaat. Jake Allen zingt op een gelijkaardige manier als Paul Ansell in bijvoorbeeld Boom Boom en doet bij momenten heel erg zijn best om ook zo te klinken. This Night is dan weer zo’n zware bluesbop dat het bijna bluesrock wordt. Wél typisch Wild is het niet vermelden van de componisten: “all tracks by Jake Allen except 1 + 5 unknown”… Ik bedoel: je moet geen genie zijn om te weten dat de instrumental Stampede van The Scarlets uit 1959 is en Learn To Love Again een cover van de hit van de Britse popband Lawson uit 2013 maar dan nog Paul Anseller uitgevoerd dan Ansell zelf het zou kunnen. Bij Sex Appeal, een cover van een àndere Wild artiest namelijk Santos, staan de componisten dan weer wel netjes vermeld, hahaha. Onafgezien daarvan: best een okee CD’tje voor wie het ietwat modern mag zijn. en
Info:
www.facebook.com/thelawlessmen en www.wildrecordsusa.com (Frantic Franky)


LET THE FUN BEGIN/BEBO & THE GOODTIME BOYS
Wild Records, géén cat. nr.

Deze band komt uit El Monte, California en speelt rockabilly in de traditionele viermansbezetting. Sloppy bop en primitieve sleazy swampy ryhthms, zo wordt hun muziek omschreven in de hoesnotas, wat na beluistering staat voor repetitieve zware gitaarrockabilly zoals veel Wild bands die spelen. Muzikaal doet de band wat denken aan The Delta Bombers maar Bebo Garcia’s stem is minder getraind, om niet te zeggen dat hij de hoge noten soms niet haalt en er dan compleet naast zit, wat een slordige indruk nalaat. Ik hoor te weinig echte songs met een begin, overgangen, bruggetjes en een einde zoals Long Way From Home, de stroller On A String en de niet vermelde bonustrack 14 dat wel zijn, in plaats van enkel aanzetten tot songs en tempo variaties op Nobody’s Guy van The Recalls. Deze release is OK maar springt er niet uit tussen de immer hoger wordende stapel Wild releases.
Info: www.reverbnation.com/bebothegoodtimeboys en www.wildrecordsusa.com (Frantic Franky)


FRICK’S LAMENT/ ANDY DALE PETTY
Voodoo Rhythm Records, VRCD84

Een banjomens op de hoes staat voor ons gelijk met bluegrass, maar deze Andy Dale Petty is een Amerikaander die vrolijk en blijgezind door het folk landschap dartelt. Folk is ten dele mede ontstaan uit bluegrass dus die invloed hoor je wel degelijk in bijvoorbeeld Train On A Island (het gaat dan ook terug tot een opname van JP Nestor tijdens de Bristol sessies uit 1927) maar The Building Is Doomed bevat dan weer oosterse melodieën en That Ol’ Day resulteert in poppy rock. Petty bezigt op dit album ook de akoestische gitaar en het zou Voodoo Rhythm niet zijn als er geen hoek af was, maar het resultaat is voor dit trashlabel opvallend sober en clean. Met rock ‘n’ roll heeft het evenwel geen sikkepit te maken. Volgende! Info: www.voodoorhythm.com (Frantic Franky)

naar boven

5 februari 2015

DRINKIN WINE/ SPO-DEE-O-DEE
Rhythm Bomb Records, RBR 5746

Ook al lang bezig, deze Berlijnse beren, al sinds de tijd dat vinyl op Tail Records (Zweden) het coolste was dat een band kon uitbrengen, en da’s exact wat Spo-Dee-O-Dee eind jaren ’90 deed met hun Solid Tail Wailers EP en de LP High Voltage. Daarna volgden releases op onder meer On The Hill (JP), Crazy Gator (F), Sleazy (E) en Part (D), maar om eerlijk te zijn wist ik geeneens dat Spo-Dee-O-Dee nog bestond tot ik hen in +/- 2013 plots op een festival zag en daar hadden ze een CD bij uit 2010, Go Ahead On. Nu is er opnieuw een nieuwe CD in dezelfde Go Ahead On bezetting met Andy Warner (zang, gitaar), krullebol Ralf Summers (contrabas), Ike Stoye van Ike & the Capers (gitaar, groepslid sinds 2001) en Gregor Gast (drums, groepslid sinds 2002). Ike Stoye is een van de drijvende krachten achter de authentieke Lightning Recorders Studio in Berlijn waar deze CD werd opgenomen, en die klinkt verrassend genoeg meer rock ‘n’ roll dan de rockabilly die we gewend zijn van Spo-Dee-O-Dee. Die rock ‘n’ roll zat bij herbeluistering voor een heel klein stukje ook al in Go Ahead On, maar op Drinkin Wine wordt de lijn doorgetrokken naar kalmere rockabilly volgens de Johnny Carroll definitie (Black Slacks Pink Skirt), samenzang in de stijl van de broertjes Burnette en Everly (Sweet Woman met in de gitaarsolo een vonk Well All Right van Buddy Holly) en de vroege Buddy Holly (Little Baby Of Mine), countryrock (Jeannie Come A Running, voor hen geschreven door Axel Praefcke alias Cherry Casino) met steel gitaar (Let’s Walk Walk Walk), wat twangier gitaren (Why Won’t You Set Me Free, voor hen geschreven door Lloyd Tripp), doo-woppende melodielijnen (I Told A Lie), rhythm ‘n’ blues invloeden (Messin’ With The Kid, onder meer gedaan door Junior Wells) en rustige rechtdoor rock ‘n’ roll (Sally Was A Good Ole Girl, onder meer gedaan door Fats Domino). Afsluiten doen ze met een herschreven eigen interpretatie van de song waaraan ze hun naam ontleenden, Drinkin’ Wine Spo Dee O Dee, in de stijl van de uitvoering van Johnny Burnette, maar toch liggen nadruk, sfeer en melodietjes op deze CD helemaal anders. Een echte stijlbreuk zou ik het niet noemen want het is meer een evolutie, en er is absoluut niks mis mee: dit is gewoon een goeie CD. Info: www.spo-dee-o-dee.org en www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


DOWN THE LINE/
ROBB SHENTON & THE SHENTONES

Hoodwink Recordings, HEP001

Nog levende rock ‘n’ roll veteranen zijn steeds dunner gezaaid en de laatste die er nog zijn koesteren we dan ook nog zolang het kan. Tot die categorie, weliswaar minder bekend bij het grote publiek, behoort de Brit Robb Shenton (die dit jaar overigens een Europese tour plant) en deel uitmaakte van van bands als The Crusaders (1960), Rob Deka & The Strangers (1960), The Falcons (1962) en The Prestons (1964). In 1964 trad hij op in de legendarische Star Club in Hamburg en in die tijd was hij als studio artiest stamgast in de befaamde studio van producer Joe Meek, vooral bekend van Telstar van The Tornados. Tientallen jaren van optreden en een samenwerking met drummer Clem Cattini (Johnny Kidd & the Pirates, The Tornados) gingen vooraf aan zijn laatste recentelijk grotere optreden op het prestigieuze Americana festival in Engeland en een performance in het bekende Ace Cafe in Londen. Reden genoeg om weer eens de studio in te duiken na zijn single Lonely Joe (1980, in 2009 opnieuw uitgebracht naar aanleiding van de biografische film over Joe Meek getiteld Telstar) en het reeds in Boppin‘ Around besproken album We‘re Gonna Rock (2011).
Het resultaat van de opnamesessie in de zomer van 2014 ligt nu in de CD-speler en begeleid door gelegenheidsband The Shentones klinkt het spetterende Down The Line, origineel van Roy Orbison & the Teen Kings (1956), uit de luidsprekers, een goed geproduceerde song met een stevig strakke beat en mijn favoriet van dit mini album met vijf revival songs. Robb zingt geroutineerd en met een zekere frisheid zonder echter overdreven de tiener in zijn tweede jeugd uit te hangen. Little Walter’s My Babe uit 1955 (onder meer bekend in de vertolking van Gene Vincent) schittert dankzij de stevige stompende baslijn en Robb’s stem past perfect bij deze song met de juiste timing in de droevige intonaties - geen aanstellerig kwijnerig James Brown gedoe zoals in andere versies van dit nummer. Conway Twitty’s hit Lonely Blue Boy kan natuurlijk niet overtroffen worden maar de versie hier haalt met het leuk bedachte shalalala achtergrondkoortje toch een aardige benadering van de klassieker uit 1960. Een andere parel op dit album is de herleving van de Coasters hit I’m A Hog For You Baby uit 1959. Ook al klinkt deze versie als een rolstoelvariant van de door het wilde landschap toerende Triumph of Harley van The Coasters (ze hebben de song als mid tempo én uptempo opgenomen), toch heeft het zijn charme. Het ligt lekker in het gehoor en stilzitten is onmogelijk. Jimmy Roby’s Be Boppin‘ Baby bezit niet de pit van het origineel maar laat oudere tieners toch weer over het parket schuifelen. Voor deze versies draaien de originelen zich zeker niet om in het graf, integendeel, ze zullen er zelfs uit komen om mee te spelen: skelet rock op zijn best! Wie wil kennismaken met Robb Shenton’s beluisterenswaardige en ronduit aardige mini album kan terecht op www.hoodwinkrecordings.co.uk (Henri Smeets)


COMMON GROUND/ DAVE ALVIN & PHIL ALVIN
Yep Roc Records, YEP-2384

Dave en Phil Alvin zullen altijd wel een beetje onze helden blijven omdat zij de oprichters, de ruggegraat en de smoel van The Blasters waren, begin jaren ’80 de enige Amerikaanse rock ‘n’ roll band die het in hun thuisland een klein beetje wist te maken buiten de rockabilly scene. En natuurlijk omdat zij Marie Marie schreven en als eerste opnamen! Dat betekent evenwel niet dat wij alles wat de broers deden sinds The Blasters stopten en opnieuw begonnen (en opnieuw stopten en opnieuw begonnen, ad infinitum) zomaar klakkeloos adoreren – met name Dave maakte vooral carrière met muziek die eerder als singer-songwriter rootsrock dient bestempeld. Ook deze Common Ground, het eerste “solo” album van de broers samen én het eerste album waarop ze samenwerken in bijna 30 jaar, heeft niets met The Blasters van doen, want zoals ondertitel Dave Alvin & Phil Alvin Play And Sing The Songs Of Big Bill Broonzy al aangeeft is dit een blues CD. Broonzy was immers een blueszanger, en een van de eerste artiesten van wie de broers als prille tiener platen begonnen te verzamelen, wat allicht werd vergemakkelijkt door het feit dat Broonzy een lange carrière had (hij bracht platen uit van 1927 tot 1954), en door die lange carrière is zijn output ook erg gevarieerd, zoals blijkt uit de 12 Big Bill Broonzy songs op deze tribute, opgenomen met sessiemuzikanten en muzikanten uit Dave’s band van wie wij enkel drumster Lisa Pankratz kennen. Blues dus, maar het zal niemand verwonderen dat het geheel onvermijdelijk toch een Blasters gehalte heeft, al was het maar door de karakteristieke stem van Phil Alvin, leadzanger van The Blasters. De verdeling van de zangpartijen op deze CD is immers zes songs voor Phil en twee voor Dave, plus drie duetten en één instrumental. Een andere Blasters touch hier is de piano op enkele songs, ingespeeld door Blasters pianist Gene Taylor.
All By Myself is nog leuk omdat het een hoog ragtime gehalte heeft en verdacht veel op de gelijknamige rock ‘n’ roll klassieker lijkt. Da’s niet toevallig: Broonzy schrééf dit nummer dat door de bewerkingen van Fats Domino en Johnny Burnette verbasterde tot iets totaal anders. How You Want It Done bevat genoeg Guitar Boogie om ons te laten horen hoe het zou klinken in een Blasters versie, You’ve Changed baadt in een swampy Dark Night sfeertje, Truckin’ Little Woman is een rechtdoor rocker met een rondje Johnny Burnette distortie in de gitaarsolo, en Saturday Night Rub is geinige instrumentale fingerpicking op de akoestische gitaar. Voorts horen wij veel oldtimey shuffletjes, maar in zijn totaliteit zal deze CD door toegewijde rock ‘n’ roll oren afgedaan worden als te blues en te rootsy, ook al door de alomtegenwoordige mondharmonica. Mede Blasters fans, u weze gewaarschuwd! De in 1958 overleden Big Bill Broonzy heeft trouwens in Amsterdam nog een zoon rondlopen, maar da’s een heel ander verhaal. Common Ground (genomineerd voor een Grammy Award als Beste Blues Album) is ook uit op LP en verzamelaars kunnen op zoek naar de exclusieve Record Store Day uitgave van vorig jaar met vier nummers van dit album op twee 45 toeren 10 inches verpakt als 78 toeren album boek. Info: www.blastersnewsletter.com
, www.yeproc.com en www.davealvin.net (Frantic Franky)


KOMINTERN RADIO DISTURBANCE/ THE GAGARIN BROTHERS
Barynya Entertainment, géén cat. nr.

Anno 2015 zijn er in deze globaliserende wereld nog steeds rock ’n’ roll bands voor wie Engels een vreemde taal is. Maar wat wil je als je uit een uitgestrekt land als de Sovjet Unie komt? Wie van gelikte rock ‘n’ roll door goed accentuerende rockers houdt kan beter Britse rock ‘n’ roll naar binnen werken. Amerikaans is al wat meer gejengel en gewauwel, maar The Gagarin Brothers doen daar nog een schepje bovenop: bezopen whiskey gelal komt nog het best in de buurt. Maar als je er van uit gaat dat lyrics sowieso bijzaak zijn en de sound belangrijker is, dan heb je een echt smulledingetje in handen! De beschaafde ruwheid (in tegenstelling tot psychobilly of punk) doet denken aan de Amerikaanse fifties exotica rock ‘n’ roll uit de nachtclubs die te ruw en te frivool was voor het grote publiek, de pure rock ‘n’ roll met een gehalte van 100% dus. Helaas voldoen de Russen toch niet geheel aan die classificatie omdat ze ervoor gekozen hebben een eigen stijl met ons te delen, New Retro Alliance genoemd, een mix van rockabilly, gipsy, jazz, blues, surf, country, twist, freak beat en voormalige hits uit de DDR en de Sovjet Unie. Paul Stepin (gitaar, zang), Sergei Arnautov (drums), Dimitry Ilyin (bas) en Vladimir Kondrashov (accordeon) waren wel zo slim om voor de westerse podia wat makkelijker in de mond liggende nicknames als Sir Paul, Jungle, D-Jazz en Mors te bedenken. Hun Russisch is perfect, maar hun Engels klinkt hier en daar bijna als Nederlands. De live 30+ ogende heren in true rockabilly outfit (zie YouTube) zijn goed voor een afterparty, want de stemming krijgen ze er vanzelf wel in bij laplazarus billies voor het podium. De beschonken stem van Paul (ik dacht dat whiskey 40% was, maar zo te horen bestaat er ook een 100% variant) is een genot op zich. In de filmwereld kent men de uitspraak ‘die is zo slecht dat ie toch weer goed is‘, en dat is zeker van toepassing op Paul’s vocale kwaliteiten. Liefhebbers van alles wat buiten de mainstream valt komen vol-le-dig aan hun trekken! De Gagarin party begint met Gypsy Twist (= O Chichornia dat in de film The Shop Around The Corner uit 1940 met James Stewart nog centraal staat) met Mr Sandman intro en is de typisch Russische accordeon twist met goede guitarlicks uit de jaren zestig. Zij doen hun oerrockers alle eer aan! Na wat kort Russisch gebrabbel gaan we op de country tour in West Bound And Down. Als de rock ‘n’ roll in Rusland zou zijn uitgevonden zou je het meteen geloven na het horen van Skippy Is A Sissy. Het gaat hier blijkbaar om live opnames, althans volgens het opschrift op de cover, de radiogeluid samples aan het begin van diverse songs en de vermelding van de radiostations Radio Mayak, Red-Radio, Comedy Radio en Modnoe Radio. Van dat ‘live‘ valt verder niets te horen, dus geen publiek. De opnames zijn van goede kwaliteit, ook soundmatig gaat het hier om vakmanschap, alleen de zanger past er niet echt bij, haha. Hi-fidelity muziek ontmoet low-fidelity zang. Toch heeft het allemaal zijn charme, en deze CD wordt een aanrader, dat kan ik nu al voorweg nemen, niet alleen voor de CD speler maar zeker ook voor live optredens: lachen gieren brullen op zijn best. Dat horen we vooral in een van de pot gerukte supersurf versie van het jaren ’70 deuntje (Children Of) Popcorn. Daarna volgen zes steengoeie Russische twist en surf songs met authentieke arrangementen. Door het Russisch door klinken me bekende seventies hits in de oren, ook al kan ik ze niet in het Engels plaatsen, maar dus netjes in twist- en surfstijl. Eén van de songs is een instro en een echte lollipop aflikker, lekker. Je zou er, om in de stijl van het album te blijven, een avondje tussen de lakens voor laten schieten! Believe me! Weer zo’n song waarvoor je thuis blijft is Rock ‘n’ Roll Guitar, aan zangmatige ruwheid niet te overtreffen. Ze moeten wel suiker op de microfoon hebben gesmeerd, hij heeft hem helemaal opgevreten. Zelfs Esquerita is er een watje tegen! Dat is de ruwe rock ‘n’ roll die je tegenwoordig te weinig hoort tussen alle bands die óf een CD volledig volschreeuwen óf er juist eeuwen over doen om een CD op te nemen omdat alle ruwe kantjes gladgestreken moeten worden. Lovenswaardig dat men in Rusland dit nog aandurft zonder voor muzikale malloot versleten te worden. De band die weinig verbazingwekkend de befaamde Amerikaanse rasputin rockers The Red Elvises tot hun vriendenkring rekenen laten andermaal een topnotch rocker horen met Just Go Wild Over Rock ‘n’ Roll en dat is precies wat ze doen! Zelfs het oude zeemannen meedeinertje My Bonnie Is Over The Ocean klinkt fris en losbandig. Alle regels der muzikale kunst worden aan de pointed toe shoes gelapt, ook al is dit een fifties styled polka en geen rocker. Dan weer overheerlijke surf en twist in true sixties stijl, authentieker dan authentiek, met One Bad Stud (wat een titel bij deze heren!), jive die met de snelheid van Gagarin’s sputnik anno 1961 een rondje om de aarde maakt. I’m A Lover Not A Fighter past goed bij deze partygasten en valt in de categorie surfabilly. Na dit nummer worden zelfs de ruwste bolsters spontaan pacifist, haha. All Of Me dat we kennen in de gepolijste versie van The Blue Diamonds kent een beukenhout verbrijzelende tegenhanger waarin Paul zelfs de stem van Louis Armstrong laat versmelten tot een zoete suikerspin. Johnny B Goode is een song die in de versie van de Russen klinkt als Try Me van Bob Luman!!! What’s in a title… Ook Elvis moet zich geslagen geven bij het horen van hun alcoholversie van Are You Lonesome Tonight, daar is zijn lachversie niks tegen. Deze cover is gewoon niet te vergelijken met het origineel, alleen qua contouren herinnert deze versie aan de grote hit van weleer. Like it! Als je party rock ‘n’ roll zoekt om de sfeer goed los te krijgen is dit album meer dan een aanrader, het is een must! In een globaliserende wereld mag het feit dat enkele songs in het Russisch zijn de pret niet drukken, want de aangeschoten partygasten horen het verschil tussen de diverse talen na een avondje feestvieren toch niet meer. Info: www.barynya.com of als u Russisch spreekt www.gagarinbrothers.ru (Henri Smeets)


SHAKE/ THE HI-BOYS
Wild Records, géén cat. nr.

Als Reb Kennedy thuis is staat de deur van Wild Records altijd open en zo hebben wij al vele fijne groepjes leren kennen die meestal binnen de kortste keren op een vliegtuig richting Europa werden geplant. Deze Hi-Boys zijn een kwartet in klassieke rockabilly bezetting en komen uit Australië. Zanger Scottie Rehbein klinkt als Ricky Nelson buiten adem en het is ook uit Nelson’s verhalende traditionele rockabilly stijl dat de groep inspiratie put (zo klinkt het ons althans in onze flaporen) in een sound die aanleunt bij Sun Records, zij het steviger en met name met de drums luider in de mix. De gitaar vervalt nogal eens in dezelfde korte noten rifs waardoor de 13 zelfgeschreven songs op deze CD vrij snel hetzelfde beginnen klinken: de enige stilistische uitschieters zijn het western styled Walk With The Devil, het mysterieuze Devils Valley waarin de duivel iets vreemd doet met hun ziel, en geheel onverwacht en in negatieve zin Boss Man waarin ze hun rockabilly koppelen aan sixties garage. Niettemin: 250 gram rockabilly grove snede. Info: www.wildrecordsusa.com en www.thehiboys.com
(Frantic Franky)


IT TAKES TWO:
DYNAMIC DUOS OF THE ROCK ‘N’ ROLL ERA
Fantastic Voyage, FVTD202

Een 3CD-set met een allegaartje van rock ‘n’ roll, blues, filmmuziek (Ferrante & Teicher), pop en countrypop met 75 songs uit de categorie ‘dertien in een dozijn‘. Om gelijk de knuppel in het hoenderhok van deze verzamelaar van duo’s van verschillend muzikaal pluimage te gooien: de toegevoegde waarde van de 100ste keer Heart And Soul (Jan & Dean), Sweet Sugar Lips (Kalin Twins), Hey Schoolgirl (Tom & Jerry), Bewildered (Mickey & Sylvia), Rock Everybody (bij ons bekend als Rag Mop in de zoetere uitvoering van The Blue Diamonds, de versie van The Teen Queens hier is pure rock ‘n’ roll), Baby You’ve Got What It Takes (Dinah Washington & Brook Benton) en That Old Black Magic (Louis Prima & Keely Smith) of zelfs I’m Forever Blowing Bubbles (Blue Diamonds), Jan & Kjeld (Oh Mein Papa, voor Britten wellicht exotisch, maar niet voor ons Europese plattelanders), True Love (Bing Crosby & Grace Kelly) en The Majesty Of Love (Marvin Rainwater & Connie Francis) ontgaat me. Ik heb ook nooit begrepen waarom Patience & Prudence op rock ‘n’ roll verzamelaars staan, maar als je de dochter(s) bent van David ‘Witch Doctor‘ Seville gaan de deuren naar het rock ‘n’ roll walhalla voor je open – hier zijn ze vertegenwoordigd met het popdeuntje Dreamers’ Bay. En meezingers als de overbekende Sucu Sucu van Ping Ping & Al Verlane of pop als Listen To The Ocean van Nina & Frederik? Kortom: kippetjes en haantjes (de voorste zeker niet!) die ons nu eens bekend in de oren tokkelen, dan weer vreemd kraaien. Maar er staan gelukkig ook pareltjes op, zoals Bobby Rydell & Chubby Checker samen in Swingin‘ Together (twist), Don & Juan (Two Fools Are We, klasse doo-wop), The Everly Brothers (de classic Memories Are Made Of This, mid tempo rocker), The Brook Brothers uit down under met de teen ballad Look For A Star, Eddy & Teddy (Star-Crossed Lovers, teen ballad), Billie & Lillie (Bells Bells Bells, highschool), Chuck & Betty (Sissy Britches, highschool), Dick & Dee Dee (Tell Me, teen ballad), Gene & Eunice (This Is My Story, slow doo-wop), Johnnie & Joe (de klassieker Over The Mountain, een mid tempo rocker, maar de versie van Johnny O’Keefe is overtuigender en beter), The Duals (Cruising, coole instro), Santo & Johnny (Tear Drop, prima instro), Shirley & Lee (That’s What I Wanna Do, black rock ‘n’ roll), Ike & Tina Turner (It’s Gonna Work Out Fine uit 1961 en inmiddels al geen rariteit meer, black rock ‘n’ roll), Bill & Brett Landis (Baby Talk, niet de song van Little Richard, wel een nummer in de stijl van Jan & Dean), The Bentley Brothers (Ma She’s Making Eyes At Me, antwoordsong op Johnny Otis & Marie Adams in een verrockte stijl van Patience & Prudence), Billy & Eddie (The King Is Coming Back, goeie rock ‘n’ roll), The Snappers in een Coasters parodie met Big Bill, Tony & Joe (het bekende The Freeze, rock ‘n’ roll), Marvin & Johnny (de tranentrekker of in het Engels beter klinkend de tearjerker Cherry Pie, slow doo-wop), Ronald & Ruby (de klassieker Lollipop), The Most Brothers (Whole Lotta Woman, top rock ‘n’ roll), The Lindys (Train Of Love, rock ‘n’ roll), The Davison Brothers (mierzoete highschool rock), Lee & Jay Elvin (So The Story Goes, lekkere rock ‘n’ roll), Higgs & Wilson (Manny Oh, bombastische rock ‘n’ roll), Roy & Millie (We’ll Meet, blue beat), Derrick & Patsy (Housewife’s Choice, blue beat), Bob & Earl (That’s My Desire, slowrocker), Oscar McLollie & Jeanette Baker (Hey Boy Hey Girl, toppy rock ‘n’ roll, beter dan de bekende Louis Prima & Keely Smith versie), Etta James & Harvey Fuqua (I Can’t Have You, slow bluesrocker), LaVerne Baker & Jimmy Ricks (het bekende You’re The Boss, bluesy-poppy-rocky), Jackie Wilson & Linda Hopkins (I Found Love, krachtige black rock ‘n’ roll), Huey & Jerry (Little Chicken Wah Wah, mid tempo black rocker in de stijl van Huey Piano Smith), Gino & Gina (Pretty Baby, formidabele highschool rocker met complexe wendingen, uniek), The Addrisi Brothers (It’s Love, ruwere rocker), Joe & Eddie (And I Believed, slow highschool rocker) en The Valentines (Hey Ruby, niet het nummer van Dion maar een rocker). Jazeker, een bont allegaartje waarvan de hier vermelde songs tot de rock ‘n’ roll behoren. Info: www.fantasticvoyagemusic.com (Henri Smeets)

naar boven

29 januari 2015

21 DAYS IN JAIL/ THE BROADKASTERS
Rhythm Bomb Records, RBR 5802

Als de tronies op het hoesje u bekend voorkomen hebt u gelijk: driekwart van The Broadkasters zijn de voltallige Houserockers, of anders gezegd zijn dit The Houserockers plus extra mondharmonica. De reden voor de andere naam is wellicht te vinden in het feit dat Rob Glazebrook met deze band heel andere muziek speelt, namelijk blues. Maar Glazebrook zou Glazebrook niet zijn als hij er niet zijn eigen stempel op drukte: hij speelt de blues zoals hij rockabilly speelt, namelijk gestript tot op het bot, rauw, bijzonder intens en ontdaan van alle franjes. De omschrijving “no nonsense blues with a rockabilly spirit” die wij ergens lazen slaat dan ook de spijker op de kop, en wellicht daardoor waarderen wij die gèèn bluesliefhebbers zijn deze CD toch hogelijk: dit is opzwepende meestal uptempo fifties blues (zelfs de enkele tragere nummers dragen onze goedkeuring weg) doorspekt met pure zwarte rock ‘n’ roll die niet zou misstaan op de setlist van The Houserockers. Verschillende songs hebben trouwens géén mondharmonica en kunnen dus technisch beschouwd worden als Houserockers opnames. Maar is het nu Chicago blues of Memphis blues, zo vraagt die bebaarde bluesmens hier naast mij aan de bar? Geen idee maar het stompt de pannen van het dak, mijnheer, van alles wat zeker, want er staat evengoed mambobilly (het door Mickey Baker geschreven Down To The Bottom van Larry Dale) en inktzwarte rockabilly (21 Days In Jail van Magic Sam, Come Back Baby van Little Walter, Stumblin’ Block Blues van Champion Jack Dupree) en semi-akoestische countryblues (Feel Like Goin’ Home van Muddy Waters) met fox chases op de mondharmonica (Just Keep A Lovin’ van Little Walter) op. Zoals gebruikelijk bij Glazebrook zijn dit voornamelijk covers (zelden iemand tegengekomen die over zo’n uitgebreid songrepertoire beschikt): op de 16 nummers vinden we slechts één eigen song. De band schijnt al zes jaar te bestaan al hadden wij er eerlijk gezegd nog nooit van gehoord, maar na deze CD kunnen we ze niet snel genoeg live zien.Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


GOIN’ OLD SCHOOL/ THE ROB RYAN ROADSHOW
Rhythm Bomb Records, RBR 16402

Een buitenbeentje, deze Rob Ryan: een Amerikaan die in Duitsland woont, noch hij noch zijn band zien er standaard rockabilly uit (behalve uiteraard contrabassist Ralf Sommer van Spo Dee O Dee), en hun muziek tapt uit vele vaatjes: op deze CD staat niet alleen zowel ouderwetse (Song In My Head) als moderne melodieuze country (Stay In Bed), stevige rechtdoor rock ‘n’ roll (Call Me Shorty van Hayden Thompson, Catwalk Baby van Hasil Adkins maar properder, het eigen Not Good Enough), rockabilly (When I Found You van Jerry Reed) en Cashabilly (So Doggone Lonesome), maar evengoed een vleugje gospelcountry (Night Train To Memphis) en zogenaamde “country soul”, in de jaren ‘70 dankzij de toevoeging van instrumenten als sax en mondharmonica als modern en funky beschouwd. Luister bijvoorbeeld naar wat Ryan maakt van Missionary Man van popband The Eurythmics! Voeg daarbij een nasale Dwight Yoakam-achtige stem en een freewheelende leadgitaar die meer rock dan rockabilly klinkt en je krijgt een CD die helemaal niet zo oldschool is als de titel beweert, maar die titel verwijst dan ook niet naar de muziek maar naar de authentieke Lightning Recorders Studio in Berlijn waar dit werd opgenomen en Axel Praefcke achter de ongetwijfeld nog bakelieten knoppen zat, al vind ik persoonlijk het album enigszins gecomprimeerd klinken. Niemand kan Monkey Beat City even goed doen klinken als Ronnie Dawson, maar samen vormt het een gevarieerde CD die ook in de smaak zal vallen bij liefhebbers van rootsrock en americana maar voor rockabilies met oorkleppen wellicht te breed gaat. Wat Ryan mogelijk dan weer als een compliment beschouwt. Dit weekend spelen ze in Utrecht, Turnhout (B) en Bonheiden (B), voor de adressen zie onze Be There ©! Info: Info: www.rhythmbomb.com en www.therobryanroadshow.com (Frantic Franky)


TRUE LOVE HIGHWAY/ THE SHADOWMEN
Rhythm Bomb Records, RBR 5785

Het leuke aan een label dicht bij huis dat heel internationaal werkt én heel veel uitbrengt zoals Rhythm Bomb (D) is dat je regelmatig releases tegenkomt van bands waar je nog nooit van gehoord hebt, zoals deze Shadowmen uit Albuquerque, New Mexico. Bij mijn weten hebben ze nog nooit in Europa gespeeld maar dat zal na deze CD waarschijnlijk niet lang meer duren. Ze zijn met vijf en hun muziek situeert zich in de late jaren ’50 rock ‘n’ roll/ rockabilly: melodieus maar pittig gespeeld met vlijmscherpe leadgitaar en tweestemmige zang. Joe Bennett & the Sparkletones of The Fendermen, zeg maar! Vooral bij de snellere nummers als Revenoor Man, Love Bug (2x George Jones), Can’t Find The Doorknob (Jimmy & Johnny) en Warm Love (de Burnette broertjes) werkt die sympathieke aanpak, maar ook bij On The Rebound van Charlie Rich of Sleep Rock ‘n’ Roll van (en wat sneller dan) Alvis Wayne is het resultaat geslaagd. Rustigere eigen songs als Oh Sally, See It My Way, het swampy Poor Boy Blues, de twangy titeltrack of het op Carl Mann geïnspireerde Baby’s Gone klinken heerlijk fifties. Moeilijk te coveren nummers als Ain’t That A Dilly (Marlon Grisham) of Have A Ball (Clay Allen & the Country Dudes) evenaren niet de primaire kracht van de originele versies maar zijn zeker behoorlijke uitvoeringen. Deze stijl is hen uiteraard al voorgedaan door andere bands maar de ontwapenende benadering straalt naïef enthousiasme uit. Hedendaagse referenties: Dave & Deke Combo zonder de humor of ons eigen Mischief zonder de branie. Het resultaat? Een aangename CD. Als ze komen gaan wij zeker zien. Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


THE MANY SIDES OF/ BLACKBERRY & MR BOO-HOO
Rhythm Bomb Records, RBR 5901

Blackberry & Mr Boo-Hoo zijn twee Franse bluesprimitivo’s met mondharmonica en gitaar die met hun voetjes voor percussie zorgen op houten kistjes – of dat waren ze tenminste toen ik ze live zag, want op deze CD gaan ze veel breder. Ja, deze CD bevat wilde bluesbop (het bijna instrumentale Black Train) en fox chases en akoestische uptempo oldtimey countryblues met gospel samenzang en gitaren die klinken als banjo’s (Hey Mama, Say Yeah en nog een paar), maar er staan ook heel andere, rare dingen op, want de many sides van Blackberry & Mr Boo-Hoo strekken zich uit van pure blues over swampy toestanden tot gesproken hypnotische trance blues, met veel overgedubde percussie en bas, zo lijkt me. Voor mij staan hier pakweg vijf goeie nummers op op de 17 (met extra punten voor het charmante Franse accent), maar wij zijn dan ook de Boppin’ Around en niet de Bluesin’ Around. Spit de diverse rootsmuziek websites uit om te lezen wat de blueskenners ervan vinden! Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


ALL ABOUT ELVIS: A TRIBUTE TO THE KING
Fantastic Voyage, FVTD213

Het Britse re-issue label Fantastic Voyage pakt de zaken steevast grondig aan en dat is met deze driedubbelaar niet anders: 97 tracks 1954-1962 samengebracht door Dave Penny en netjes gegroepeerd rond drie thema’s: nummers in de stijl van Elvis, nummers bekend van Elvis uitgevoerd door andere artiesten, en tribute songs, novelty songs en andere Presleyana en Elvis curiosa. Daarnaast hebben hun thema CD’s steevast veel weg van de compilatiecassetjes die wij in het pré-CD tijdperk druk zelf opnamen en uitwisselden met gelijkgestemde zielen. Jeugdsentiment…
CD 1 bevat nummers in de stijl van de King gezongen door artiesten die qua stemgeluid of stembuigingen leken op de King, of dat tenminste probeerden... Dat waren er in de jaren ’50 meer dan je zou denken, en vaak gaat het daarbij om nummers die je goed kent maar waarbij je niet meteen een Elvis lichtje gaat branden, zoals Love My Baby van Hayden Thompson. Niettemin zijn tracks als Pepper Hot Baby van Phil Gray duidelijk beïnvloed door Elvis. Die gelijkenissen kunnen zich niet alleen uiten in de stem maar ook in de muziek, en daarnaast waren er natuurlijk nog slimmeriken die gewoon hele melodielijnen pikten uit nummers van Elvis, meestal net niet op het randje van plagiaat, bijvoorbeeld Crazy Love van Dick Glasser of Half A Heart van Billy Eldridge. Soms hoor je tekstuele verwijzingen naar Elvis nummers, andere songs zijn dan weer helemaal in Sun stijl, zoals Long Black Train van Conway Twitty, en sommige artiesten hadden - misschien ongewild - een link met de echte Elvis: Jay B Lloyd wordt op zijn I’m So Lonely begeleid door het Bill Black Combo. Toch is de link me niet altijd duidelijk. Om het bekendste geval te noemen: Domino van Roy Orbison op Sun. Ge-wèl-dig nummer, absoluut, maar klinkend als Elvis? Nog bekende namen hier zijn Conway Twitty, Sleepy LaBeef, Pat Cupp, Tracey Pendarvis en zelfs de debuutsingle van Ral Donner die als Elvis soundalike de hit You Don’t Know What You Got zou scoren. Alles bij elkaar: een goeie verzameling rock ‘n’ roll en rockabilly.
CD 2 is een collectie Elvis covers, zij het niet alleen van nummers van Elvis zelf, want in de beginjaren heeft Elvis natuurlijk ook zelf gecoverd tegen de sterren op. De meeste nummers worden in rockabillystijl vertolkt, soms country-getinte rockabilly (Curtis Johnson’s I Don’t Care If The Sun Don’t Shine) of country variété (Blue Moon Of Kentucky door Phil Gulley), maar er staan ook enkele songs tussen die eerder als rock ‘n’ roll mogen worden betiteld zoals Jailhouse Rock in de prima zwarte versie van doo-wopper Frankie Lymon. Een andere zwarte Elvis cover hier is All Shook Up in de auteursversie van componist Otis Blackwell uit 1961. Er staan heel wat bekende artiesten tussen, maar het is zeker interessant om te horen hoe andere rock ‘n’ roll helden als Buddy Holly (Baby Let’s Play House, Baby I Don’t Care), Wanda Jackson (jazeker, haar klassiek Let’s Have A Party werd éérst door Elvis gedaan) en Eddie Cochran (Have I Told You Lately That I Love You) dat bekende Elvis materiaal naar hun hand zetten. En ja, we rekenen ook Ricky Nelson (Good Rockin’ Tonight, Milk Cow Blues) tot de categorie rock ‘n’ roll helden, om nog maar te zwijgen van minder bekende artiesten en zeker Elvis’ ex-collega’s bij Sun Records als Carl Perkins (That’s All Right, Good Rockin’ Tonight), Johnny Cash (I Forgot To Remember To Forget) en Jerry Lee Lewis (maar die coverde alles en iedereen, wellicht om te bewijzen dat hij alles beter kon dan iedereen), zonder de minder bekende Sun rocker Vernon Taylor te vergeten die Mystery Train deed met sax. Uitsmijters zijn Lavern Baker’s Hey Memphis antwoord op Little Sister en Stan Freberg’s hilarische parodie op Heartbreak Hotel, wat naadloos aansluit bij wat ons staat te wachten op CD 3, de meest curieuze van de drie, want destijds in volle Presley mania verschenen meer plaatjes òver Elvis dan het mensdom zich anno 2015 herinnert. Die plaatjes volgden trouwens netjes de actualiteit: Elvis die in het leger gaat, Elvis die terugkomt uit het leger, kerstplaatjes, kortom àlles was goed om te lachen – en om snel een paar dollar te verdienen. Opvallend genoeg bleef dat fenomeen niet beperkt tot Amerika, want Billy Boyle en Mike Sarne zijn Britten, en dat brengt ons meteen bij een tweede vaststelling: dat soort obscuriteiten werd destijds zelfs gecoverd: beide heren zingen hetzelfde nummer, My Baby’s Crazy Bout Elvis. Zelfs Rock-A-Billy Gal van Hayden Thompson blijkt een cover, want het origineel is van ene Jonathan Craig. En zelfs binnen het nog zeldzamere sub-sub-genre van de Elvis tribute kerstplaatjes werd er gecoverd, getuige de maar liefst drie versies van I Want Elvis For Christmas alias I Wanna Spend Christmas With Elvis door The Holly Twins (met Eddie Cochran op gitaar en op de oh baby baby’s), Little “Lambsie” Penn én Marlene Paula. Alle kenmerken die gelden voor de eerste twee CD’s gelden trouwens ook hier: nummers in de stijl van Elvis, nummers gezongen met een Elvis stem, en een druk gebruik van muziekrifs en zinsnedes overgenomen uit nummers van Elvis, inclusief een hoop oh baby baby’s en vertragende oh yeah eindes. De thema’s gaan van Elvis willen zijn over dromen dat je Elvis bent tot boos zijn op Elvis omdat je lief gek is op Elvis. Muzikaal ligt hier de nadruk op rock ‘n’ roll, maar ook hier verrassend veel rockabilly, zelfs swing en een enkel variété nummer, het erg geslaagde Elvis Presley For President van Lou Monte. Tot slot dienen we ook de twee zogenaamde “break in” of “cut in” plaatjes te vermelden, een vroege voorloper van het samplen waarbij middels knip- en plakwerk zinnetjes uit bestaande nummers werden geïntegreerd als antwoord op vragen, een subgenre waaraan met name Buchanan & Goodman een carrière overhielden die liep van de jaren ’50 tot eind jaren ’80. De twee break in’s hier zijn All About Elvis van ene Poindexter Q Rock ‘n’ Roll (op Pelvis Records!!!) en Dear Elvis, een brief geschreven aan Elvis door ene Audrey waarbij voornamelijk uit crooners wordt geput maar ook Tennessee Ernie Ford (Sixteen Tons) en de op dit soort novelties veelvuldig geciteerde Platters voorkomen (The Great Pretender, Only You, The Magic Touch), terwijl kant twee bestond uit simpelweg aan elkaar geplakte stukjes Elvis songs... Veel zangeressen trouwens op deze CD, niet verwonderlijk gezien de invloed van de Presleymania. Nodeloos te zeggen dat op deze derde CD de zeldzaamheid primeert boven de kwaliteit (om te zingen over Elvis moest je niet noodzakelijk even goed kunnen zngen àls Elvis), maar het is allemaal Mondo Elvis, en daar krijgen wij nooit genoeg van.
Eindconclusie: een bèètje verzamelaar zal ongetwijfeld zeker al een deel van het materiaal van vooral de eerste twee CD’s hebben, maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt door CD 3, en uiteraard blijft het superhandig om dit allemaal binnen handbereik te hebben. Het boekje is evenwel minder uitgebreid dan we van Fantastic Voyage gewoon zijn. Info: www.fantasticvoyagemusic.com (Frantic Franky)

naar boven

15 januari 2015

TREAT ME RIGHT/ THE HI-TOMBS
The Hi-Tombs, géén cat. nr.

Eerste echte CD van de in 2007 opgerichte Hi-Tombs uit Helmond en Eindhoven van wie we destijds de demo Move Around bespraken en sindsdien is er veel veranderd: van die triobezetting uit 2007 gegroeid uit The Four Dices blijven enkel contrabassist Mike van Lierop en gitarist Frederic Minic over, in 2012 aangevuld met drummer Henk van Lieshout en op zang de enige echte Junior Marvel, bekend van onder meer The Hi-Flyers en uiteraard van zichzelf. De muziek op deze CD is traditionele authentieke rockabilly die netjes binnen de rockabilly lijntjes kleurt waarbij de zang het verschil maakt (op zich niet verwonderlijk: Junior Marvel zingt al zo lang dat ie nog singles uitbracht op Mac Records), flink op de voorgrond en heel close, alle VU metertjes in het rood, en gecontroleerd rauw vanuit Marvel’s hart en ziel. Hij lijkt niet alleen een beetje op de jonge Johnny Powers van wie ze hier Rock Rock coveren, hij klinkt af en toe zelfs hetzelfde! De Sun styled bluesbopper I’m Gonna Love You van Eddie Taylor uit 1957 beschouwen wij ook als rockabilly, het enige nummer dat buiten die rockabilly valt is het bluesy You Don’t Love Me van Willie Cobbs uit 1960, naar mijn gevoel wat misplaatst hier, maar ieder die mij kent weet dat je mij van veel kan beschuldigen maar niet van een bluesliefhebber laat staan een blueskenner te zijn, dus maak hier zeker geen drama van. De muziek klinkt links en recht misschien ongewild wat teddyboy-achtig, niet qua muziekstijl maar qua rechtlijnigheid, bijvoorbeeld in Shake It Up And Move van Derrel Felts, zonder daar een waardeoordeel aan vast te knopen, dit is zeker niet negatief bedoeld. Opvallend: 8 van de 15 nummers zijn opgenomen als trio zonder Junior Marvel met Mike op zang, en dat is opvallend omdat het juist niét opvalt! Het album bevat 13 covers van onder meer Billy Lee Riley (Rock With Me Baby), Kenny Parchman (Love Crazy Baby) en Art Adams (Rock Crazy Baby) en onbekendere goden als The Rockin’ R’s (Crazy Baby), Don Feger (Date On The Corner), Bob James (As My Heart Is To You) en Don Ellis (het fantastische Blue Fire) + twee onuitgegeven eigen songs van de hand van Jaap Slijk (in het verleden in diverse bands met Junior Marvel), Lovin’ Man en titeltrack Treat Me Right. Samengevat: deze CD is meer dan uw aandacht waard. Met Pasen staan ze op Rockin’ Around Turnhout (B)! De CD verscheen in eigen beheer en is dus het makkelijkst aan te schaffen op hun concerten, zie www.facebook.com/Hi-Tombs (Frantic Franky)


YOU’RE MY SUGAR/ FIA SCO & THE MAJESTICS
Rhythm Bomb Records, RBR 5753

Nieuwe bands, laat ze maar komen: wij hadden nog nooit van Fia Sco & the Majestics gehoord, ook al brachten ze vorig jaar al de vinyl single The Big Heat/ You’re My Sugar uit op Squoodge Records (D). Eén groepslid zou een koeiebelletje moeten doen rinkelen: contrabassist Roland Guido Steiner is grafisch ontwerper Don De Vil. De groep komt uit Wenen, grossiert in forties en fifties country, western swing, hillbilly boogie en pre-rockabilly, en beschikt over een zangeres die niet echt een fantastische (soms klinkt ze wat aarzelend, onervaren en onzeker, maar die jazzy hillbilly stembuigingen zijn dan ook niet voor de poes) maar wel een opvallende stem heeft: soms zo jong als The Collins Kids, soms diep, soms zwoel, maar altijd, euh, merkwaardig, en daarom prima passend in de muzikale stijl van deze bij Black Shack in Calw (D) opgenomen CD. De contrabas plukt, de drum tikt er vrolijk op los en de steel neemt de meeste solo’s voor haar rekening, afgewisseld met gitaar, in een ouderwets gedempte mix. De tracklist bestaat uit semi-genreklassiekers als Snatch It And Grab It (Freddie Hart), Sad Drag And Fall (Sid King), Mr Whiz (Jerry Reed, hier veranderd in Misses Whiz), Hey Mr Cotton Picker (Tennessee Ernie Ford), Ice Cold Water (Glenn Barber), Crawdad Song (iedereen) en Catty Town (Pee Wee King), mooi melodieus jazzy spul als The Donkey Song (Maddox Brothers & Rose) en vier in deze context geslaagde eigen nummers van Steiner’s hand. Wie houdt van dit subgenre en Fia Sco & the Majestics nog niet kent diene zeker polshoogte te nemen. Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/FiaSco.Official (Frantic Franky)

naar boven



Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina