(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Sent it to our editor-in-chief!



CD recensie
s



10 december 2009

WAIL BABY WAIL/ THE PLAYBOYS
Rollin Records, RRCD007

De geschiedenis van deze Britse band gaat ver terug. Nog voordat er sprake van Boppin’ Around was, sloegen The Playboys al woest om zich heen met hun primitieve rhythm & blues en rock ‘n’ roll. Om te vergelijken pakte ik zojuist een CD uit de kast uit 1997, Easy Rockin’ op Vinyl Japan, en in het bijgesloten booklet las ik dat ze toen al 14 jaar de planken van de Britse podia eraf rockten. Snel rekenend kom ik dus op ruim 25 jaar dat er al sprake is van de band The Playboys! Het duurde een jaar of tien voordat er weer een CD van het viertal verscheen, maar de vaste kern van The Playboys bestaat nog immer uit Rob Glazebrook (zang/ gitaar) en Wayne Hopkins (contrabas) en in vergelijking tot het zojuist genoemde album zien we nu opnieuw ook Ricky McCann op drums én de ons welbekende Clive Osbourne (Blue Cats, Surfin’ Gorillas, Jack & The Rippers, Big Boy Bloater, Screamin’ Lord Sutch, Stargazers etc.) op sax.
We komen meteen maar even terug bij de verschillen tussen Easy Rockin’ en deze Wail Baby Wail uit 2009. Nou, die zijn er nauwelijks. De vuurrode draad is nog altijd die kenmerkende rauwe 50’s rhythm & blues, veelal voorzien van een flinke dosis Barrence Whitfield & the Savages uit de jaren ’70. Zoals we van The Playboys kennen komt de sound van Barrence Whitfield namelijk ook nu weer om de hoek kijken. Of beter: is prominent aanwezig, niet alleen met de benadering en sound, maar ook met covers als Mamma Get The Hammer en ook Rockin’ The Mule, compleet met Whitfield screams. Over covers gesproken: wat me opvalt is dat er nergens songcredits worden vermeld terwijl bijvoorbeeld Have Mercy Miss Percy toch echt van 50’s rhythm & blues artiest Long Tall Marvin (van Marvin &Johnny) is, en de titeltrack toch toegeschreven moet worden aan Kid Thomas, eveneens uit de fifties. The Playboys doen met name dit schitterende Wail Baby Wail dan weer wel uitermate sterk waarbij Glazebrooks gitaarwerk wat aan Flying Saucers Rock ‘n’ Roll doet denken. De gitaarsound klinkt sowieso niet zo zwart als je zou vermoeden, al moeten we het dan meer in de white garagerock uit de fifties zoeken. Dit is een mooi contrast tot met name de saxsound van Clive Osbourne die zijn noten wegblaast alsof hij als heuse zwarte honker geboren is. Deze mix maakt de sound van The Playboys tot op zekere hoogte uniek, al blijft de geest van (de toch nog niet overleden) Barrence Whitfield vanaf het eerste tot en met het laatste nummer boven het geheel zweven.
The Playboys zijn terug en vervolgen hun weg, dezelfde weg als voorheen, en doen dit met een puik album. Info:
www.myspace.com/playboysrocknroll
en www.myspace.com/rollinrecords1 (Frans van Dongen)


STILL ROCKIN’!/ THE TIN CANS
Mad Drunken Monkey Records, MDM003

The Tin Cans zijn geen onbekenden in Nederland want ze maken nogal eens een toertje langs verschillende (rock ‘n’ roll)podia in ons land. Het was dus een logische stap voor het Duitse drietal om ons een CD te sturen. Voor zover ik me kan herinneren is dit de eerste die we bespreken terwijl het toch al hun vijfde werk is. Jawel, sommigen ontdekken Boppin’ Around nu pas in ons internettijdperk!
The Tin Cans schrijven hun repertoire grotendeels zelf, de ene song nog catchier dan de andere. Om mijn favoriet meteen maar in de spotlight te plaatsen: Don’t Break My Heart. Deze melodie blijft hangen! De stijl van The Tin Cans kunnen we omschrijven als neo-rockabilly waarbij de gitaar ons bij vlagen doet denken aan de manier van spelen door Restless gitarist Mark Harman. Dat is een compliment, want Harman is natuurlijk wel een gitaartovenaar. Luister naar All I Wanna Do, de song Wild Rockabilly of vooral het nummer Snake Bite en je snapt wat ik bedoel. Ook goed te pruimen: het melodieuze Head Over Heel, het snelle Rockabilly Hot Rod, maar ook het wat ingetogenere semi-akoestisch klinkende It’s Allright of het naar Cash riekende Memories Of You. Zelfs de wat minder goed geschreven nummers, zoals bijvoorbeeld het wat clichématig opgezette We Wanna Bop!, zijn best de moeite waard en nodigen je uit tot het naar rechts draaien van je volumeknop. Dit is trouwens de afsluiter die nog een soort ‘hidden’ bonus kent in de vorm van een rockabillyinstrumental. De enige cover op het album is Six Days On The Road (origineel van Dave Dudley, talloze keren gecovered door onder meer Steve Earle en onze Reno Brothers) dat zelfs als je het middelmatig doet toch wel een sterk nummer blijft. The Tin Cans doen in ieder geval niet onder voor de meeste covers van dit nummer.
Wat betreft het totale album en wat betreft de neo-rockabilly zitten The Tin Cans in de hoogste regionen. O ja, het label Mad Drunken Monkey Records is geen door hun verzonnen neplabel, doch een heus, weliswaar klein label dat zich toelegt op alternatieve muziek als punk en aanverwant. Info:
www.myspace.com/tincansthe en
www.mad-drunken-monkey.de
(Frans van Dongen)

naar boven

(reclame)



3 december 2009

TAKE ME LIKE I AM/ JOHNNY HORTON
Bear Family Records, BCD 16354 AH

Je kent ze wel: Honky Tonk Man, Honky Tonk Hardwood Floor, I’m Coming Home en noem maar op. Muziek van Johnny Horton, de honky-tonker die als het ware het pad meevereffende tussen country en rockabilly. De muziek van Johnny Horton werd reeds in de jaren ’80 (of eerder) al veelvuldig op LP uitgebracht en dat ging door tot in de jaren ’90 toen de CD in opkomst kwam. In dit licht bezien is Bear Family wellicht het belangrijkste label. In 1991 verscheen er al een CD-box van zijn hitperiode, Johnny Horton 1956-1960, alsmede de box The Early Years, maar de bekendste is wellicht de origineel op LP verschenen voor CD digitaal opgepoetste CD Rockin’ Rollin’ Johnny Horton uit 1990, waar de link tussen country en rockabilly centraal staat. En waarop we al die zojuist genoemde nummers natuurlijk ook vinden.
Nu, bijna twintig jaar later (!) verschijnt er een nieuwe CD van de legende, die in 1960 omkwam bij een auto-ongeluk en derhalve de 10e plaats bezet in onze serie The Legends… Or Not: De Meest Bijzondere Sterfgevallen in de R&R historie. De CD staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van de Bear Family serie Gonna Shake This Shack Tonight. Heel aardig voor de verzamelaar van deze serie, maar zeker zo interessant voor de rockers onder ons die het album Rockin’ Rollin’ Johnny Horton in de kast hebben staan, want ook op deze 33 nummers tellende CD staan honky-tonk nummers in het bekende Johnny Horton stramien, met natuurlijk gelijkenissen van nummers op deze CD met songs van Rockin’ Rollin’, zoals Take Me Like I Am, She Knows Why, Mister Moonlight, Out In New Mexico, I’ll Do It Everytime, You’re My Baby, Goodbye Lonesome Hello Baby Doll en Big Wheels Rollin’ waarin echo’s van Ole Slew Foot, Honky Tonk Man en I’m Coming Home doorklinken. Aardig om te horen is hoe de 1952 versie van First Train Headin’ South zou evolueren in de opname die Horton in 1959 maakte. De eerste vind je op deze CD, de versie van 7 jaar later op Rockin’ Rollin’. En daarmee komen we bij de songs van eerdere datum, die we dan weer niet vinden op Rockin’ Rollin’, en dan hebben we het vooral over country boogie songs als Tennessee Jive (1953), Smokey Joe’s Barbecue (1951) of het met Billy Barton duo gezongen Bawlin’ Baby. In Shadows On The Old Bayou van datzelfde jaar klinkt waarachtig al de sound door die men wat later honky-tonk ging noemen en You Don’t Move Me Baby Anymore (1955) kun je eigenlijk al bijna rockabilly noemen. Al deze nummers hebben wel een belangrijke overeenkomst: de stem van Johnny Horton, die aansprekende, karakteristieke stem waar er geen tweede van bestaat. Samen met de unieke honky-tonk sound maakt dit dat Johnny Horton mijn favoriete country-artiest is en altijd zal blijven. Horton maakte nooit de overstap naar echte rockabilly.
Zat bij de CD Rockin’ Rollin’ nog een voor Bear Family begrippen summier booklet met hooguit twee foto’s, het boekje dat bij deze Take Me Like I Am steekt telt 36 pagina’s met veel foto’s en een biografie geschreven door Deke Dickerson. De echte liefhebber zal graag de songs van de verschillende opnamesessies vergelijken, omdat op beide CD’s dezelfde sessies voorkomen met uiteraard weer andere songs. Info: www.bear-family.de
(Frans van Dongen)


LOVE TATTOO/ IMELDA MAY
Ambassador Records AMBA 1004

Ja, er werd raar opgekeken toen Darrel Higham aankondigde zijn eigen carrière op een lager pitje te zetten om zich concentreren op die van zijn vrouw. Wie laatst lacht best lacht evenwel, want wie staat daar nu mooi te wezen in de schijnwerpers? Inderdaad, Imelda Mary Clabby alias mevrouw Higham alias Imelda May, in Ierland uitgeroepen tot zangeres van het jaar. Daar wil onze hoofdredacteur dan natuurlijk het fijne van weten, en da's tegenwoordig makkelijk want je hoeft zelfs je deur niet meer uit om via internaat legaal MP3's aan te schaffen. Daarna effe op een schijfje branden en je hebt je CD-tje, dat opent met de single Johnny Got A Boom Boom, eigenlijk niet meer dan één gitaarriff bovenop jungledrums en junglecontrabas, oh zo eenvoudig maar oh zo perfect en aanstekelijk uitgevoerd. Imelda vervolgt met Feel Me dat drijft op smeuïge New Orleans mardi gras mambo ritmes, trompetten en jazzy gitaar en vooral op een jazzy piano, die opnieuw de hoofdrol speelt in het zwoel gefluisterde Knock 123, maar dan in een heel andere setting: een rokerige nightclub, glas champagne en onuitgesproken beloftes binnen handbereik. De New Orleans invloed komt terug in Big Bad Handsome Man en Wild About My Lovin', een jug band traditional die teruggaat tot de jaren '20, bekendst in de folkrock versie van The Lovin' Spoonful uit 1965. Smoker's Song is dan weer uptempo jazz. Falling In Love Again zou je een gospel crooner kunnen noemen moest zoiets bestaan, Love Tattoo is moderne rock 'n' roll, zeg maar héél moderne rock 'n' roll, net als Whatcha Gonna Do met z'n surfgitaar en surftrompet.
U hebt het al gemerkt: hier staat meer New Orleans en jazz op dan rock 'n' roll, maar ondanks of misschien juist door die zijwegen die Imelda bewandelt is dit een verrassend sterk album geworden. Dat, en de kwaliteit van de muzikanten, waarvan ik naast Darrel Higham en Al Gare, de contrabassist met het kaboutergezicht die jaren de dienst uitmaakte bij King Pleasure & the Biscuit Boys en recenter zijn eigen band Palookaville voorstelde, niemand ken. Opvallend trouwens hoe Higham zijn gitaar in de schaduw van de piano stelt. Een extra troef is natuurlijk Imelda's keelgat, niet de typisch scheurende rock 'n' roll vrouwenvocal, wel een krolse stem die de lijzige stijl van een diva van het witte doek uit de gouden jaren van Hollywood combineert met de oerschreeuw van Janis Joplin, de intimiteit van de momenteel erg populaire pop singer-songwriter Katie Melua en de eigengereidheid van een straatkat. Denk: een kruising tussen Julie London en Catwoman. Bovendien schreef Imelda uitgezonderd twee nummers alles zelf.
Is het dan al goud wat blinkt? Nee, want we hebben wel degelijk enkele problemen met deze CD. In het nummer Meet You At The Moon wordt een op zich goeie crooner verpest door het orgeltje en de te vlakke - jawel - piano, Smotherin ' Me is te clichématige bluesrock (dan mag ze op het einde nog zo veel hijgen als ze wil), en ook It's Your Voodoo Working (Charles Sheffield, 1961) is een overbodige blues die vakkundig de nek wordt omgedraaid door datzelfde orgeltje. Misschien een iets te krampachtig willen bewijzen dat ze ook de blues aankan?
Samengevat: straffe CD (die in Ierland Bruce Springsteen van de eerste plaats in de albumcharts knikkerde!) van een straffe madam, maar - in tegenstelling tot Imelda zelf - niet zonder schoonheidsfoutjes. Voor de liefhebbers: er is inmiddels ook een limited dubbel-CD uit met 8 live bonustracks. Wij gaan alvast naarstig op zoek naar haar in het kielzog van het succes van Love Tattoo heruitgebrachte debuut No Turning Back uit 2003. Ambassador wordt verdeeld door Universal Classics & Jazz (dat inmiddels opereert onder de oude naam Decca) en deze CD is dus in elke platenzaak bestelbaar.
Info: www.imeldamay.com en www.myspace.com/imeldamay1 (Frantic Franky)

naar boven



26 november 2009

MIXED UP/ RJ
Tombstone Records, TOMB-CD 2091

RJ, alias Reuben James, oftewel Hans Nelemans (je kent hem zeker nog wel van The Red Shots!) brengt een nieuwe solo-CD uit die eigenlijk ook weer geen solo-CD genoemd kan worden. Er stonden namelijk twee volledige bands klaar om er samen iets van te maken. Dit keer niet de Russische Phantoms, maar die andere band uit Rusland, The Neva River Rockets, alsmede uit Estland The Tri-Tones. Twee bevriende bands waar RJ veel live mee speelde. Daar in het oosten, maar ook hier in den lande.
Voor het album kozen de musici een aantal covers uit waarbij er een aantal uitermate goed geslaagd zijn. Coveren kan lastig zijn omdat je altijd gaat vergelijken. Sommige nummers zijn zo goed dat ze bijna nooit slecht gespeeld kunnen worden, zoals bijvoorbeeld Move Around van Groovey Joe Poovey, als je het mij vraagt één van de beste nummers uit de fifties. Toch weten RJ & the Neva River Rockets het nummer bijna opnieuw uit te vinden. Het klinkt én klikt gewoon! Ik kan zelfs nog meer nummers aanhalen die lekker fris opgepoetst worden, zoals Dennis Herrold’s Make It With A Loving (met The Tri-Tones), Larry Donn’s Honey Bunn (met The Tri-Tones – let op het puike gitaarwerk!) en zelfs Johnny Horton’s Let’s Take The Long Way Home. Bijzonder, omdat Horton moeilijk te coveren is wegens zijn unieke stemgeluid en dito honky-tonk sound. Prachtig dat RJ en The Neva River Rockets er desondanks een prima uitvoering van weten te maken, met een extra pluspunt voor de zang van RJ. Inmiddels gaat RJ ook al weer een tijdje mee in het rockabillycircuit (hij is van dezelfde generatie als ik… al weet je wellicht nu nog niets, maar dat terzijde) en al ben ik geen zangleraar, maar het is duidelijk hoorbaar dat RJ inmiddels gelouterd, zelfverzekerd en zijn stem dus trefzeker is geworden.
Als kersje op een toetje wist RJ de Amerikaanse vintage countryzangeres Karling Abbeygate voor twee nummers te strikken. Unbreakable Heart is een leuke uitvoering met duozang voorzien van steelgitaar door Peter Wessels (die op drie nummers meedoet), van het nummer Jackson ben ik eerlijk gezegd eigenlijk nooit zo kapot geweest. En al noem ik Karling Abbeygate het toetje, de echte bonusnummers zijn een nummer van de beide bands zonder RJ. The Neva River Rockets brengen een grappig Caldonia, The Tri-Tones leveren de prima eigen instrumental Watergate Boogie (al zijn de twee nummers op de tracklist omgewisseld). Als allerlaatste bonusnummer vinden we toch nog een nummer met RJ en The Tri-Tones, te weten Oh Sugar in een enthousiaste uitvoering.
Jammer is misschien alleen het gemis van een handjevol eigen nummers. Maar dat is wellicht louter en alleen een opmerking van een recensent. Hoe dan ook, Mixed Up is een uitermate geslaagde CD geworden. Info: www.rjames.nl en www.myspace.com/rjandthephantoms (Frans van Dongen)


DELICIOUS DEATH/ THE UNTAMED
Heptown Records HTR038

Eén blik op het hoesje en op songtitels als Living Dead, Body Of A Stranger en Not A Living Kinda Guy volstaat om te concluderen: dit is psychobilly! Alleen is dit géén psychobilly, maar rootsrock gebracht door een Deens trio wier derde album dit is. Wij horen hen voor het eerst en kunnen dus niet vergelijken, maar deze CD mengt luidruchtige doch melodieuze en catchy garagerock met surfgitaren en Roumeense zigeurnerwijsjes. Zowat alle nummers beginnen met metalige banjo’s en dobro’s en vervormde vocals. De gitaar-drums-elektrische bas bezetting wordt aangevuld met mondharmonica, een spookachtig kermisorgel en op hol geslagen vrouwenstemmen: het soort georchestreerde waanzin waar Voodoo Rhythm het patent op lijkt te hebben.
Laat duidelijk wezen: dit heeft absoluut niets met fifties te maken, maar is wel mee van de intelligentste roots mélange die we hier de laatste tijd zijn tegengekomen. Ook uit op LP met evenveel tracks. Info: www.hepcat.se en www.myspace.com/theuntamed (Frantic Franky)


MISERY/ J.TEX
Heptown Records HTR044

Nog een release die je zowel qua artwork als qua muziek en sound zou kunnen verwachten op Voodoo Rhythm. J. Tex is een Zweed die twee (ons compleet onbekende) albums uitbracht met zijn band The Volunteers. Nu doet hij het op z'n eentje, want de mens speelt hier gewoon wat akoestische gitaar, links en rechts bijgestaan door gastmuzikanten op banjo, ukelele, contrabas, mondharmonica, drums, een slepende viool en tweede stem. De stijl is folk maar dan zonder de muffe geitenwollensokkengeur die daar gewoonlijk aan vast hangt, vermengd met royale scheuten very oldtimey hillbilly en gospel, ragtime en O Brother Where Art Thou, gezongen met een Tom Waits-achtig krakende stem. Eigen nummers wisselen af met traditionals waarvan de bekendste de Wabash Cannonball (nog nooit zo neuzelend gehoord) en Woody Guthrie's I Ain't Got No Home zijn. De sfeer blijft erin omdat heel wat nummers uptempo zijn (zet er een band achter en je krijgt koeienpunk) en is bij momenten bijzonder indringend. Zou Bob Dylan zo geklonken hebben als ie een hillbilly was geweest in plaats van een universiteitsstudentje? Met rock 'n' roll heeft dit niets te maken, maar het stoort niet tijdens de afwas op een druilerige zondagochtend. Misschien ga ik toch maar eens op zoek naar die twee albums met zijn Volunteers. Deze CD verscheen ook op LP met evenveel nummers, in een gelimiteerde uitgave van 500 stuks. Info: www.hepcat.se en www.jtex.dk (Frantic Franky)


NO ONE RIDES FOR FREE/ THE ACES
El Toro Records ETCD 6044

Gelukkig is er ook rockabilly... of niet, natuurlijk! Mensen die blindelings (dovelings?) alles op El Toro kopen zullen raar opkijken: deze Aces uit Santa Rosa, Californië blijken een pure bluesband. En als je voorbij de rock 'n' roll stijl van het artwork kijkt zie je inderdaad dat de twee groepsleden die het meest naar achter staan op de hoesfoto, geen kuif hebben. Ja ja, we kennen dat soort trucs. De band werd opgericht in 2000 en dit is pas hun eerste album, dat slechts 10 (lange) nummers bevat, allemaal eigen spul. Blues dus, maar geen primitieve bluesbop zoals bijvoorbeeld Bo Weavil of Stinky Lou & The Goon Mat, ook geen rockabillyblues als The Paladins, wel uitermatig stevige bluesrock onder aanvoering van een gemene mondharmonica en vervormde vocals. Opvallend: The Aces zijn een kwartet zonder bassist maar met twéé elektrische gitaren en drums! Meestal leidt dit soort onderbuikblues door de eindeloos herhaalde grooves en riffs tot een hypnotiserende sound, maar The Aces gaan nog een stapje verder: hun blues wordt een bijna psychedelische trance. Vandaar wellicht die sitar op het einde van één van de nummers :-) Liefhebbers van vergelijkbare bands uit het nabije verleden zoals The Red Devils of 13 Featuring Lester Butler spitsen best hun oren! Begint u trouwens een klein beetje boos te worden omdat ùw teddy boy, hepcat, Indo-rock of hillbilly CD hier niet aan bod komt? Ben je in dat geval wel zeker dat je 'm hebt opgestuurd naar onze redactie? Het is maar een hint... Info: www.eltororecords.com en www.myspace.com/theaces (Frantic Franky)


SPEED KING/ LUCKY MARCELL & THE RAMBLIN' THREE
El Toro Records ETCD2039

Gelukkig is er ook rockabilly... échte rockabilly! Waar staat die doos met superlatieven hier? We gaan ze nodig hebben, met dank aan Lucky Marcell, opnieuw iemand die bewijst dat je niet uit Amerika of Engeland of Zweden, of for that matter uit Nederland of België moet komen om pure authentieke rockabilly te kunnen maken. Nee, dit is opnieuw een band uit het voormalige oostblok, meer bepaald Belgrado, Servië, ex-Joegoslavië, toch niet bepaald een land met een rijke rockabilly geschiedenis. Maar of je nou Lucky Marcell of Vojislav Zivanvic heet, tegenwoordig maakt het allemaal niet meer uit: The Ramblin' Three klinken exact als een fifties rockabilly compilatie. Marcell zingt fout- en accentloos (hij woonde naar verluidt 10 jaar in Londen) en beschikt over een mooie, expressieve stem. De muziek is period perfect gespeeld met inventief gitaarwerk van Drazen Skaric, en luister hoe mooi de melodieuze opener Please Stop Cryin' is. Stevig boppende uptempo billy wordt afgewisseld met chug-a-lug ritmes, steelgitaar en een distorted Johnny Burnette gitaar. Eigen nummers eisen hun plaats op naast Slow Down Blues (Ferlin Husky), Rock 'n' Roll Rhythm (Mickey Hawks), How About Me Pretty Baby (Jimmy Johnson) en Three Or Four Nights (Johnny Bond). Van mambobilly tot een tearjerker, dit plaatje klopt helemaal. Soms doen de eigen songs aan iets bekends denken, maar nooit zo veel dat je kan spreken van doorslagjes. Perfect kamerbreed geluid ook: hoor hoe hun Pink Cadillac het origineel van Sammy Masters benadert. Geen flauw idee wie dit album waar heeft opgenomen, maar petje af voor de producer en/ of engineer die achter de knoppen zat. Perfectie bestaat niet, maar Lucky Marcell & the Ramblin' Three, die dit jaar op de Rave stonden, komen een heel eind in de buurt: deze CD is klassieke rockabilly gebracht door een band die we zonder meer een revelatie kunnen noemen en moeiteloos de concurrentie aankan met alle Starliters dezer wereld. Voor één keer hebben we niks maar dan ook niks aan te merken! Info: www.myspace.com/luckymarcellandtheramblinthree en www.eltororecords.com en (Frantic Franky
)

naar boven

5 november 2009


TURN THE IGNITION ON/ IGNITION
Ignition, geen cat. nr.

Nieuwe bands, laat ze maar komen, al is Ignition ondertussen al weer niet zó nieuw meer: de band werd opgericht eind 2006 in Oss. En er is een link met vroeger: contrabassist Gilbert Gielis speelde begin jaren '80 bij The Lost Boys, waarin ook ooit Jaap Slijk (Barnstompers) en Fredo (Hi-Tombs) zaten. Inmiddels zijn we een generatie verder, rock 'n' roll bloed kruipt waar het niet gaan kan en ook al is Gilbert ondertussen vader van een flinke dochter, de liefde voor de muziek is gebleven, en bovendien heeft hij die doorgegeven aan zijn dochter: Linda zingt bij Ignition. Het zit in de genen ! Daarnaast heeft Ignition nog een tweede zangeres, Wendy Dieommysterieuzeredenenhaarachternaamnietwilvrijgeven, en zingt Gilbert ook zelf. De band wordt vervolledigd door Bjorn Hanegraaf (gitaar) en Sidney Nijs (drums) die samen in nog een andere rock 'n' roll band spelen, Rockatansky. Gilbert, Wendy en Linda zingen elk om beurten een nummertje op deze CD, en dat komt uiteraard de variatie ten goede. Bovendien kiezen de dames nu eens niet de voor de hand liggende female rockabilly songs: het enige liedje dat in de fifties door een vrouw werd gezongen is Black Cadillac van Joyce Green. Nee, de dames van Ignition gaan voor You Look That Good To Me (Joe Clay) en Whistle Bait (Larry Collins). Geinig ook om Big River (Johnny Cash) eens door een vrouw te horen zingen, en Justine (Don & Dewey) wordt hier Justin! Gilbert scheurt zich een weg door My Way (Eddie Cochran, niet Frank Sinatra). Het voordeel van een rock 'n' roll band anno 2009 is dat je kan kiezen uit een repertorium van misschien wel een miljoen nummers, en daar doet Ignition z'n voordeel mee door zowel fifties songs als revival rock 'n' roll onder handen te nemen: ook Long Black Shiny Car (eigenlijk een fifties nummer van Mike Page, maar uiteraard vooral bekend door Restless), Boppin' And Shakin' (Crazy Cavan, leuk om de koortjes door de dames te laten doen - idem voor Ain't That Loving You Baby in het Elvis jive arrangement), Devil On My Shoulder (Kim Lenz) en Hightone Woman (Jack Rabbit Slim) passen naadloos in het Ignition straatje, net als Your Mama Don't Dance, een popnummer uit 1972 van Loggins & Messina, ooit gedaan door Brenda Lee en zelfs door metalband Poison. Twaalf covers in totaal op deze CD-R die ze in eigen beheer opnamen en uitbrachten, en die in een half uurtje voorbij razen. Voor één keer vinden we dat niet erg: beter een goeie cover dan een slecht eigen nummer. En ik kende ze heus niet allemaal, daarvoor diende ik even bij Gilbert zelf na te vragen. Het Ignition straatje is gewoon lekker stevige rechtdoor rock 'n' roll, wat harder dan in de jaren '50, maar een halve eeuw later zijn we nu eenmaal wat meer gewend en het blijft goudeerlijke rock 'n' roll zonder toegevingen aan modernere genres als psychobilly. Ignition doet me, ook al door de tomeloze energie en de zangeressen, trouwens meer dan eens denken aan de bands uit de jaren '80, zij het uiteraard dat ze contrabas in plaats van elektrische bas bezigen. De vaart blijft er niet alleen in door de variatie, maar ook door de veelvuldige stop-start patronen in de nummers.
De CD klinkt ruig, de gitaar die steevast freewheelt binnen het akkoord heeft een greasy sound met veel galm, de zang is vaak rauw maar heel enthousiast. Die stijl staat Ignition wel. Alleen is de mix soms wat rudimentair, wat zich vertaalt in contrabas en drums die af en toe te dof klinken en/ of te veel op het voorplan komen, wat afbreuk doet aan het geheel. Ik weet niet wie de CD mixte (op de inlay staat geen naam), dus misschien is dat gewoon gedaan door de studiotechnicus. In dat geval zou het inhuren van een producer nuttig kunnen zijn voor de CD met Sun nummers die Ignition aankondigt voor volgend jaar. Ze kunnen er alleen maar beter door uit de verf komen! Maar voor de rest: absoluut geen klagen over Ignition. Met andere woorden: gaat dat horen en gaat dat zien, en doe ze de complimenten van Boppin' Around! Gilbert en Linda zitten op MySpace (www.myspace.com/498982435 en www.myspace.com/139028216, voor Ignition info, YouTube clips en heel veel foto's kan je makkelijkst terecht op www.rockabillyoss.nl en doorklikken op Ignition. (Frantic Franky)


SONGS FROM LONELY AVENUE/
THE BRIAN SETZER ORCHESTRA

Surfdog Records, 2-521223

Het is al weer lang geleden dat The Stray Cats furore maakten met hun destijds nieuwe rockabillygeluid, maar kun je je voorstellen dat het ook al weer 15 jaar geleden is dat Brian Setzer met zijn Orchestra zijn eerste CD uitbracht?
De opzet en sound van The Brian Setzer Orchestra moge als bekend zijnde geacht worden. Toch kent de CD misschien wat meer variatie dan zijn voorgangers. De titeltrack Lonely Avenue (met een extra groot orkest met violen en al) en het nummer My Baby Don’t Love Me Blues zijn jazzy ballades, volledig in oude forties stijl, en uiteraard staan er verder typische swingnummers op als Kiss Me Deadly en Love Partners In Crime, met als meest leuke Gimme Some Rhythm Daddy, dat Brian in duet zingt met zangeres Julie Reiten. Niet typisch BSO is het mid-tempo Dimes In The Jar dat begint als een soort matig rocknummer, maar dat als de zang en wat later de blazers opkomen gelukkig wat opleeft. Twee van de meest vreemde titels op het album zijn de instrumentals Mr. Jazzer Goes Surfin’ en Mr. Surfer Goes Jazzin’. De eerstgenoemde start als een guitarfingerpicker en gaat langzaam over in een meer rockabillygitaarsound maar eindigt ook weer als fingerpicker, de tweede variant heeft zowat dezelfde melodie maar heeft een vele malen ruigere gitaar. Het allerlaatste nummer Elena heeft eigenlijk niets met de BSO te maken, want dat is een instrumentaaltje van Setzer op Spaanse gitaar. Als een slotnummer valt dat gewoonweg tegen. Okay, dus genoeg variatie, maar eerst en vooral willen we natuurlijk de rockende sound van Setzer en kornuiten horen en in die zin is de opbrengst magerder dan normaal. We worden op onze wenken bediend met de opener Trouble Train, dat die typische mix van de oude Stray Cats sound en de welbekende orkestrale sound heeft, en Passion Of The Night, dat inderdaad ook rockt maar dat qua melodie en zang toch meer swing is. Dead Man Incorporated ademt een sfeertje uit van Stray Cat Strut, maar kent een vreemd gearrangeerd middenstuk en duurt derhalve met een minuut of 5 te lang.
Brian Setzer is op dit moment de enige niet jaren ’50 rock ‘n’ roll megaster die de wereld kent (vooral in Amerika en Japan is ie beroemd) en daarom leggen we de lat wellicht astronomisch oog. Het is zeker en vast een kwalitatief hoogstaande CD en wellicht moet ik het album nog wat vaker draaien, toch ben ik echter bang dat eerdere CD’s als Vavoom en The Dirty Boogie ons meer zullen blijven aanspreken. Noot: Alle songs schreef Brian zelf en ze staan allemaal ook in het (dankzij een creatieve wedstrijd) tot stand gekomen CD-booklet. Info: www.briansetzer.com. De CD is landelijk verkrijgbaar. (Frans van Dongen)


COCKTAIL JUBILEE/ ROCKIN’ BONNIE &
THE ROT GUT SHOTS

El Toro Records, ETCD 3024

Italië bezorgt ons zo nu en dan prima rock ‘n’ roll en rockabilly en wellicht is dat dit keer ook zo met de relatief nieuwe band Rockin’ Bonnie & the Rot Gut Shots. Het vijftal met de aantrekkelijke zangeres Bonnie als middelpunt komt helemaal uit het noorden van de laars van Italië en brengt hun eerste CD uit op het Spaanse El Toro Records.
Wat in zeer positieve zin opvalt is dat Rockin’ Bonnie in geen enkel gezongen woord een Italiaanse tongval laat horen. Voor iemand uit Zuid Europa zou je het bijna een unicum kunnen noemen. Ze doet ook niet onder voor gevestigde namen als Marti Brom, Cari Lee of onze eigen Miss Mary Ann, en in het booklet wordt door Jerry Chatabox zelfs een vergelijking gemaakt met Charline Arthur. Hoe het ook zij, dankzij dit rijtje met namen weet je nu meteen in welke muziekhoek we
het moeten zoeken. We baden ontspannen in een vijver van hillbilly bop, western swing, honky tonk en rockabilly en dat laten we ons welgevallen. Dat komt zeker ook omdat de zwartharige Italiaanse een bijna perfecte band achter zich heeft staan (Bijna perfect, want perfect bestaat immers niet...). De wat rustige vertolkingen en de wildere rockabillygeluiden zijn uitstekend, maar wat me opvalt is dat wat er zo ongeveer tussen zit zo ongelooflijk goed is: de honky-tonk, oftwel de relaxte nét geen rockabillymuziek. Luister als je de kans krijgt vooral naar Bell Bottom Boogie, waarin net als in het origineel van Merrill Moore de piano de show steelt, Gotta Honky Tonk, één van de eigen nummers met de gitaar als belangrijkste ingrediënt maar waarin ook de piano opduikt en waar de backbeat heel rock ‘n’ roll-achtig aandoet, of het melodieuze I’m Hurtin’ Again, dat hier geheel anders klinkt dan de versie van Roy Hogsed die het destijds met accordeon speelde en bovendien zanger en geen zangeres was. Ahum, juist ja. Zoals verwacht komt ook Charline Arthur aan bod en wel met een uitstekende vertolking van I Heard About You. Maar nu de honky-tonk eruit pikkend doe ik veel andere songs te kort, want heel aantrekkelijk is ook de country-boogie van de band (ik noem - vrij willekeurig - de cover Kitty Kat Corner en het eigen Papa Boogie) en wordt de enige (!) countryballad, het prachtige zelf geschreven All Of This, met veel passie vertolkt. Uiteraard, vanzelfsprekend, allicht en bijgevolg krijgt de rockabilly van ons ook de nodige aandacht en gelukkig maar, want dan toont Bonnie haar Italiaanse temperament en mag de band vlammen. Of het nu het heftige Burnin’ (met tof pianospel) is of het meer medium tempo I Start Messin’ Around, het verdient alle aandacht. Het zijn trouwens beide eigen nummers ook.
Het zal je niet verbazen dat deze CD een aanrader van jewelste is. Rockin’ Bonnie & the Rot Gut Shots weten een oude sound geheel eigen te maken en verfrissen als het ware het totale genre, waarbij de piano een opvallende hoofdrol speelt. Met hun aanstekelijke back-beat maken ze de honky-tonk weer hip! Info: www.eltororecords.com en www.myspace.com/rockinbonnie (Frans van Dongen)


DVD
recensie



DEKE's GUITAR GEEK FESTIVAL 2006
Major Label MLDVD-003

Naar het jaartal te oordelen lijkt dit geen recente DVD, maar hij verscheen samen met de DVD van het Guitar Geek Festival 2007 pas dit jaar. Deke's Guitar Geek Festival is een jaarlijks evenement in Los Angeles georganiseerd door Deke Dickerson, zelf een notoire guitar geek. In de States waren “geekes” freaks die je tegen betaling kon bekijken op rondreizende kermissen, maar het woord stamt af van het Oudengelse "geck" waarin je het Nederlandse "gek" herkent. Het Guitar Geek Festival mikt op wat wij hier gitaar freaks of gitaar nerds zouden noemen, en de naam van het festival is naast een vlot van de tong rollende alliteratie ook een typisch voorbeeld van Deke’s soms bizarre humor. Maar terzake, en wel naar het Guitar Geek Festival!
Overdag zijn er allerlei vaak merkwaardige gitaren te bekijken en is er een markt met standhouders en gitaardemonstraties, 's avonds is er een muziekfestival dat Deke gewoontegetrouw samenvat op DVD. Tenminste: ik neem aan dat dit samenvattingen zijn en dat de bands langer spelen dan de maximum vijf of zes nummers die we hier van hen zien. Het festival vindt plaats in een zaaltje en op een podium van niks, kortom het leven zoals wij het elke zaterdagvond zelf meemaken. "Much improved audio and video quality" lezen we achteraan op de hoes, en dat klopt: in vergelijking met de DVD van het allereerste Guitar Geek Festival in 2003 die de beeldkwaliteit heeft van een vanuit de zaal opgenomen videoband met meer geroezemoes vanuit het publiek dan muziek van op het podium, wordt er nu met vier camera’s en verschillende camerastandpunten gewerkt, al zijn alle beelden natuurlijk nog lang niet even kristalhelder en is de montage zeker niet perfect. Je kan van dit soort liefhebberij nu eenmaal niet de professionaliteit van de recentste DVD van André Rieu verwachten. Het voordeel van de DVD is dat er vlot van de ene band op de andere wordt overgeschakeld (ik neem aan dat er live veel tijd wordt verloren met bandwissels en inpluggen en stemmen), en dat de DVD’s een interessante mix bieden van artiesten die wij hier in Europa ook kennen, onbekende acts én artiesten uit de jaren stillekens. Maar terzake, en wel naar editie 2006!
Het festival opent met de mij compleet onbekende Shadows tribute band The Shaddicts, bestaande uit muzikanten die alle vier in surfbands spelen: Mel Bergman (Phantom Surfers), Garrett Immel (Ghastly Ones), Chris Barfield (Huntington Cads) en Jeff Utterback (Boardwalkers). Misschien zijn The Shaddicts een gelegenheidsband? Ik ken niet zoveel van gitaren als de bezoekers van het festival maar heb niet dat indruk dat ze op Shadowsgitaren spelen. Ook geen ganzenpasjes, maar ze dragen wel allemáál een dikke Hank Marvin bril, ook Deke als hij op een miniatuurgitaartje meespeelt op het fuzzy Stingray, een wat minder bekend Shadows nummer uit 1965. De drie nummers zonder Deke zijn The Savage, Gonzales en uiteraard Apache. Naar mijn gevoel spelen The Shaddicts sneller dan The Shadows en klinken ze meer surf, waardoor het geheel soms te rommelig is.
Alles waar snaren opstaan is hier welkom, en er wordt telkens ruim plaats inge, euh, ruimd voor de steel gitaar, vandaag Dave Berzansky, pedal steel bij The Hacienda Brothers. Begeleid door Chris "Sugarballs" Sprague op drums, Dave Biller op gitaar (ex-Wayne Hancock, Dale Watson, Asylum Street Spankers,...) en Jim Austin (Smith's Ranch Boys) op contrabas brengt DB de country instrumentals Indiana, Rose Room en Sweet Georgia Brown. Een prima potje oldskool country jazz. Bill Kirchen, over wie later meer, zingt Crazy Arms.
Alle soorten gitaren zijn dus welkom, maar Deke moet daar nu ook weer niet in overdrijven. Ik vind het niet nodig metalgitaristen uit te nodigen, zoals Michael Angelo Batio en op editie 2007 Shredmistress Rynata, die persé op Marshall versterkers moeten demonstreren hoe vingervlug ze wel zijn. Ik veronderstel dat hyperkinetische spraakvaar Batio gevraagd werd omdat hij zo'n opvallende speeltechniek én gitaar heeft, eigenlijk twee aan elkaar gegroeide gitaren in één, met als resultaat een siamese gitaar met zowel links als rechts een arm die hij tegelijk linkshandig en rechtshandig alsmede kruiselings, omhooggestoken in de lucht én ondersteboven (de gitaar, niet Batio) bespeelt. Opvallend, zeker (het helpt dat de linkshandige Batio rechtshandig speelt), maar helaas doet hij dat karaokegewijs op backing tracks met drums en bas. Er zit ergens een stukje Pipeline in (hij speelt tezelfdertijd de melodie én het ritme), maar toch zijn z'n heavy metal licks aan mij niet besteed.
Van Mark Neill & the Unknowns had ik inderdaad nog nooit gehoord, maar hij is de baas van de Soil Of The South studio waar ondermeer Deke, Big Sandy, Los Straitjackets, The Paladins, James Intveld, Josie Kreuzer, Carl Sonny Leyland en Rip Carson opnamen. The Unknowns zijn zijn sinds begin jaren '80 actieve rootsrock band, die hier ook stevig blijken te kunnen rocken. Opvallend genoeg wordt het leitmotif van het Pink Panther Theme door de gitaar gespeeld, terwijl de sax begeleidt (meestal is dat omgekeerd). Die sax komt uiteraard handig van pas in het twangy The Avenger (Duane Eddy), en de ten eeuwigen dage basketpantoffels dragende Eddie Angel komt meespelen op The Swag (Link Wray).
Deke Dickerson speelt zelf ook altijd een setje op zijn eigen festival, wat wij als fan allerminst betreuren. Met Sugarballs op drums, ex-Big Sandy Wally Hersom op contrabas en de hiervoor al vermelde Garrett Immel op elektrische ritmegitaar banen ze zich een weg door het Frolic Diner gaat Chineesachtige Ha-So (Jimmy Bryant in 1962) en Besame Mucho (in het Ventures arrangement). Let The Good Times Roll is een vocale rechtdoor rocker (Louis Jordan in Ronnie Dawson mood) van zijn More Million Sellers album, Dave Stuckey staat in voor nostalgische nonsens in het Dave & Deke Combo duet Did Anybody Mention My Name. Muleskinner Blues is supersnel en incorporeert flarden Misirlou en Malagueña, maar geen "eefing" oftewel ezelsgebalk.
Tijd voor een eerbetoon aan de in 1974 overleden Buck Owens gitarist Don Rich, met opnieuw Dave Biller op gitaar, Dave Berzansky op steel, Sugarballs, Deke op elektrische bas, en de ondertussen toch ook al zestigjarige Bill Kirchen op gitaar, die de lead afwisselt met Dave Biller. Kirchen is vooral bekend als gitarist van Commander Cody & his Lost Planet Airmen die in 1974 in Amerika een Top 10 hit scoorden met hun cover van Hot Rod Lincoln van Charlie Ryan. Yep, Kirchen speelde lead op dat nummer. Ik had 'em graag hier en nu zijn live versie van Hot Rod Lincoln zien brengen waarin hij zowat alle stijlen van alle rock 'n' roll gitaristen pleegt te demonstreren, maar dat past uiteraard niet in een Buck Owens/ Don Rich tribute, al vult hij ergens in de set een gat op met een kort stukje intro van Hot Rod Lincoln. Uiteraard wordt begonnen met Buck's instrumentale thema Buckaroo, en ook de melodieus fingerpickende truckerscountryrock instrumentals Happy Go Lucky Guitar en Chaparral passeren de Buckaroos revue. Afsluiter is een van Owens' bekendste nummers, I've Got A Tiger By The Tail, met Deke, Kirchen en Sugarballs om beurten op zang.
U wou fingerpicking? Dan krijgt u fingerpicking, met Brian Lonbeck en Thom Bresh. Lonbeck begon op zijn vijftiende gitaar te spelen voor countryzangeres Barbara Mandrell en leerde het fingerpicken nog bij Joe Maphis hemzelf, die ook Larry Collins de kneepjes van het vak leerde. Tegenwoordig wordt Lonbeck beschouwd als 's werelds beste picker Joe Maphis stijl, al draait hij zijn hand en vingers evenmin om voor een Merle Travis imitatie. Wat treft, want Thom Bresh is de inmiddels ook al 60-jarige zoon van Merle Travis en net als z'n pa zaliger een voorbeeldig thumbpicker: met een thumbpick (een soort haakje aan een ring rond zijn duim) speelt hij het ritme, met zijn andere vingers de melodie. Travis en Maphis namen samen drie duetplaten op en daarvan spelen Bresh en Lonbeck twee nummers, Guitar Rag en Cannonball Rag, al staat spelen in hun geval gelijk met één grote jamsessie: zonder andere muzikanten improviseren beide heren er met een brede glimlach op los. Je ziet gewoon dat ze een beetje nieuwsgierig zijn naar elkaars spel en mekaar wat plagen en uitdagen: grote klasse, vooral in supersnelle nummers als Cannonball Rag en Walkin' The Strings, net als het medium tempo Blue Bell een nummer van Merle Travis. Bresh speelt helemaal in zijn eentje Blue Smoke (gewoon omdat iemand uit de zaal om dat nummer roept). Vuurwerk! Zet hier contrabas en drums op en het rockt, en da's exact wat Deke en co doen bij het vokale en wel heel uptempo Boogie Woogie Feeling (Merle's Boogie Woogie), misschien wel het enige uitstapje richting rockabilly dat Merle Travis ooit opnam.
Laatste band zijn Los Straitjackets, het gemaskerd combo onder leiding van Eddie Angel en vandaag voor de gelegenheid aangevuld met Deke Dickerson. Zij brengen eer en hulde aan Link Wray, de man die net het tegenovergestelde deed van fingerpicking: Wray toonde aan dat je met goedkope gitaren, een loodzware sound, vreemde akkoordenschema’s en veel gepiep en fuzz en feedback ook een heel eind ver geraakt. Rawhide, Comanche, Slinky, Jack The Ripper, Branded en Run Chicken Run krijgen allemaal een beurt, afgesloten wordt met Rumble, voor Deke de aanleiding om een Guiness recordpoging te ondernemen om zoveel mogelijk gitaristen op een Mosrite dubbelnek te laten spelen. En toen, toen ze aan 36 gitaristen op 18 gitaren zaten, viel de elektriciteit uit... volgens Deke een ingreep van de drie maand eerder overleden Link Wray die doorhad dat ze geen einde wisten te breien aan Rumble. Meteen het einde van de DVD!
Samenvatting: niks fancy, wel iets meer dan twee uur voornamelijk instrumentale rock 'n' roll en country met de spontaniteit van een jamsessie. Als we ooit nog eens twee en een half uur niks te doen hebben gaan we ook editie 2007 aan een diepgaande analyse onderwerpen. Major Label is Deke's eigen platenlabel, dus Deke mag met recht mag zeggen dat hij op een "major label" zit. Info: www.dekedickerson.com en www.guitargeekfestival.com
(Frantic Franky)


naar boven


CD Recensies



15 oktober 2009


THE MANY SIDES OF.../ BILLY LEE RILEY
Rhythm Bomb RBR-5693

Billy Lee Riley is amper dood en daar is de eerste postume CD al. Of het is zuiver toeval, dat kan natuurlijk ook. De ondertitel luidt The Best Of Billy's Blues en er staan inderdaad alleen bluesnummers op, 14 in totaal, opgenomen in de Sun studio tussen 1996 en 2000 met James Lott (gitaar + een enkele keer piano), Ray Sanders (contrabas) en Pete Sully (drums), dezelfde muzikanten waarmee hij in 1999 de CD Shade Tree Blues opnam, dus mogelijk komt dit van dezelfde sessies. Als u Riley enkel kent van zijn verschroeiende Sun klassiekers Flyin' Saucers Rock 'n' Roll en Red Hot (overigens een cover van een zwart nummer) associeert u hem waarschijnlijk niet met bluesmuziek, maar wie zijn carrière wat nader bekijkt kan enkel concluderen dat Riley minstens evenveel, zo niet meer, een bluesman als een rockabilly was, wat je ook hoort in de totaliteit van zijn Sun output. Deze CD is dus geen rockabilly maar blues, en zelfs geen Sun blues. Toch is de CD, uitgezonderd twee of drie liedjes waarin een moderne akkoordenwissel of een net iets te hedendaagse bluesgitaar voorkomt, wat ouderwets, of eerbiediger uitgedrukt: tijdloos. Alle nummers zijn met mondharmonica (door Riley zelf bespeeld), en het zijn allemaal, een enkel nummer niet tenagesproken, slepers, de ene nog trager dan de andere. Ik kan dit het best vergelijken met iemand als Slim Harpo, wier wondermooie Rainin' In My Heart Riley hier covert. Er staan ook drie covers van Harpo's zwager Lightnin' Slim op (I'm Him, Nothing But The Devil en Too Close Blues), dus misschien is die meer nog dan Slim Harpo een inspiratie geweest voor deze CD, maar Lightnin' Slim's werk ken ik dan weer niet zo goed. In elk geval staat de CD met één been in het broeierige Excello/ Vee-Jay swampsfeertje van Louisiana producer Jay Miller, zie wat dat betreft ook de cover van Tony Joe White's recentere Rainy Night In Georgia. Andere covers zijn van Tarheel Slim (een medium ‘Sesam Straat’ tempo Wildcat Tamer), BB King (Rock Me Baby, geen rock 'n' roll) en Junior Parker post Sun (In The Dark). Vijf nummers zijn eigen composities.
Ik ben allesbehalve een bluesliefhebber, maar deze CD stoort niet, want die blues is Billy Lee Riley zo op het lijf geschreven dat de CD bijzonder integer klinkt. Al hoop ik dat er een Best Of Billy's Rock 'n' Roll volgt :-) Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


Demo recensie




SHIM SHAM TRIO (B)

Nieuwe bands: laat ze maar komen! Zeker als ze zoveel kwaliteit in huis hebben als het Shim Sham Trio, woonachtig in Oost-Vlaanderen en bestaande uit Selim Meiresonne (contrabas), Tom De Poorter (gitaar) en Hans Verhelle (zang, akoestische ritmegitaar). Tom en Selim zaten vroeger in een ander drumloos trio, The Rocka-T-Bones, dus je zou kunnen stellen dat dit The Rocka-T-Bones met een andere zanger of op z'n minst de voortzetting ervan zijn. Ze spelen allebei ook bij Little Kim & the Alley Apple 3 (old time western swing), Hans speelt baritonsax en zingt in de R 'n' B swingband Smoky Midnight Gang.
Een drumloos trio is uiteraard wat in academische middens de High Noon bezetting wordt genoemd, en daar haalt Shim Sham Trio inderdaad deels de mosterd: hun versie van Midnight Shift (Buddy Holly) lijkt me duidelijk geïnspireerd door de High Noon cover. Midnight Shift is één van de vijf nummers op deze CD-R die ze bij optredens verkopen voor 5 euro. En die die 5 euro meer dan waard is, want wat eigenlijk ‘slechts’ een demo is zou een bijzonder goeie 10-inch maken. Waarom wij zo positief zijn? Omdat deze mensen overduidelijk kunnen spelen: alle nummers zitten strak, de slap gaat zo tekeer dat het ontbreken van drums probleemloos opgevangen wordt, het samenspel tussen slap en akoestische ritmegitaar is voorbeeldig. Omdat de muziek ondanks die stuwende slap pure authentieke fifties rockabilly is, zelfs al zit er in het nummer Johnny zegge en schrijven één enkel jazzy bruggetje. Omdat Hans erg goed zingt: hij heeft een opvallend lijzige, wat nasale en soms hoge stem die uitstekend past bij de verhalende stijl die het Shim Sham Trio op deze CD tentoonspreidt. Omdat de geluidskwaliteit van deze ‘demo’ eerste klas is en alles perfect in de mix zit. Omdat ze goeie songs kiezen: naast Midnight Shift coveren ze Alabama Jailhouse (unknown? Rod Morris, ja!) en het recentere Ain't It Wrong van Tex Rubinowitz. Omdat ze ook zelf sterke nummers pennen: Love Please Beware is klassieke melodieuze rockabilly, Johnny is opnieuw verhalend, grappig én met tegelijkertijd een veel donkerder tekst dan je op basis van de vrolijke muziek verwacht. Omdat dit CD'tje zo mooi verpakt is, ook. Omdat het Shim Sham Trio ook op het podium weet te overtuigen: herlees onze live review van Rockin' At The Drive-In Barn. Omdat onze synoniemen voor "prima" ondertussen op zijn. En om al deze redenen vinden wij deze demo dus zo sterk, en bij uitbreiding het hele Shim Sham Trio een van de strafste aanwinsten van de laatste jaren in de Benelux scene.
Drie van de vijf songs kan je beluisteren op www.myspace.com/theshimshamtrio, de demo-CD zelf is enkel te koop bij optredens. (Frantic Franky)


naar boven

Boekrecensie




21 september 2009


 


VINTAGE HAIRSTYLING:
RETRO STYLES WITH STEP-BY-STEP TECHNIQUES 2nd ed./ LAUREN RENNELLS
HRST Books, Denver. ISBN 978-0-9816639-1-3

Dit is waarschijnlijk de meest onprofessionele recensie die ik ooit geschreven heb, en wel om twee redenen. Eigenlijk had deze review geschreven moeten worden door een dame aangezien dit over een geheel vrouwelijk onderwerp gaat, ware het niet dat we sinds kort geen vrouwelijke redacteur meer hebben. Je kunt mij namelijk geen kenner noemen op het gebied van vintage haarstijlen. De tweede moeilijkheid, doch normaal gesproken geen onoverkomelijkheid, is het feit dat ik de eerste editie van het boek dus zelf ook niet in bezit heb. Want wat wil het geval? Dit boek is eigenlijk geen vervolg op het eerste deel, doch een uitbreiding. De inhoud van het vorige boek is verwerkt in deze tweede editie, maar de auteur heeft meer foto’s en haarstijlen toegevoegd. Je doet er verstandig aan om de review van de eerste editie door onze Miss Lucy van iets meer dan een jaar geleden nog eens te lezen en daar bij te bedenken dat dit boek nog uitgebreider is, met in totaal maar liefst 200 pagina’s!
De vormgeving van het boek is schitterend, het papier en de cover is van uitstekende materiaalkwaliteit en de fotografie is helemaal in orde. Zoals Miss Lucy al schreef zijn ook de stappenplannen duidelijk beschreven. Het eerste hoofdstuk legt uit welk haargereedschap er in het boek gebruikt wordt, het tweede hoofdstuk omvat ‘de krul’, het derde hoofdstuk gaat over het uitkammen en het vierde over de uiteindelijke haarstijlen. Tot slot is er nog een hoofdstuk over haaraccessoires en het zesde en laatste hoofdstuk kunnen we als een soort bonus betitelen want hier schrijft de auteur over make-up en nagels.
Dit is het boek dat je je vrouw of vriendin bij de eerstvolgende gelegenheid cadeau kunt geven. En dan kun je het boek zelf ook eens doorbladeren, want er staan best wel wat mooie dames in… En om dat in twee woorden te kunnen constateren hoef je geen kenner te zijn!
Meer info over het boek kun je vinden op www.vintagehairstyling.com. Het boek kost 36,95 dollar + verzendkosten en invoerbelasting. Of je informeert met het bovengenoemde ISBN-nummer bij de reguliere, doch gespecialiseerde boekhandel. (Frans van Dongen)


CD Recensies




ROCKIN’ WITH DAVE PETERS/ DAVE PETERS
Every Day Records, HEGDDEP8

Dave Peters maakt hoogstwaarschijnlijk al heel wat jaartjes muziek, gezien het feit dat hij ergens in de jaren ’50 geboren is. Tot vandaag had ik echter nog niet eerder van hem gehoord, maar mogelijk dat dezen of genen hem kennen van zijn gitaarwerk voor P.J. Proby. Deze EP met drie nummers is het eerste wapenfeit van de Brit op geluidsdrager.
Everyday Records is een modern, onafhankelijk Engels platenlabel dat midden in de actuele wereld staat gezien het feit dat het label niet alleen muziek uitbrengt op CD, maar zijn muziek ook ter download aanbiedt. Boogie Woogie Till The Cows Come Home is prima luisterrockabilly waarbij opvalt dat Dave Peters’ muziek zich uitstekend leent voor de nieuwe manier van muziekverspreiding, want de sound klinkt ook erg digitaal. Long Leggy Woman gaat meer richting jaren ’60 country of singer-songwriter muziek. Singer en songwriter is Dave Peters zeker, want hij zingt niet alleen, hij schrijft zijn nummers ook zelf. Met de laatste track, Sure Lookin’ Good To Me, probeert Dave iets uitbundiger en heftiger uit de kast te komen wat deels lukt, maar deels breekt het, ik noem het maar, gekunstelde, oftewel het erg geproduceerde, erg digitale geluid, hem wat op. En dat is zonde. Wellicht dat de liefhebber van buiten de rock ‘n’ roll scene die zo nu en dan eens iets downloadt op internet in aanraking komt met de muziek van Dave Peters en zo ook de rock ‘n’ roll wereld ontdekt.
Als debuut een aardige release, maar voor mij is de sound te digitaal van aard. De CD kost net geen 7 Engelse Ponden, inclusief verzending waar dan ook ter wereld, een download is via www.everydayrecords.com onder andere bij iTunes en Amazon verkrijgbaar en dan betaal je omgerekend 2 á 3 Euro. Verdere info: www.myspace.com/davepetersmusic1 (Frans van Dongen)


DJ AT'S CRAZY RECORD HOP PRESENTS:
FOOT TAPPIN' AND DANCE AT THE SCREAMIN' FESTIVAL Volume 2
El Toro Records ETCD 1029

Sommige CD’s raken maar niet besproken. Deze bijvoorbeeld: telkens we hem opzetten beginnen we te dansen in plaats van te schrijven...
Iedereen kan plaatjes draaien, maar deejayen is een kunst. Net als sex: iedereen kan dat CD'tje in het juiste gaatje steken, maar mensen in de perfecte mood brengen, een visie, een opbouw die naar een climax leidt, ho maar. Je moet de mensen niet alleen de dansvloer opkrijgen, je moet ze daar ook houden. En daar wordt het onderscheid gemaakt tussen jongetjes en mannen. Waarom die vergelijking? Simpel: dansen is verleiden. Een man die een dans kan leiden kan ook een relatie leiden, en geen enkele vrouw kan weerstaan aan een man die kan dansen. At Koning uit ons eigen Nederland is zo iemand: hij speelde al ten dans op zowat elk groot rock 'n' roll festival, niet alleen in Nederland maar in heel Europa.’Terschelling, Giethoorn, D-Day, Radio Modern, Hemsby (GB), de Rhythm Riot (GB), de Summer Jamboree (I), Hep Cats' Holiday (GB), Screamin' (E): allemaal doen ze maar wat graag beroep op onze At met zijn Crazy Record Hop.
El Toro biedt At voor de tweede keer een forum om een aantal van zijn favoriete dansvloervullers op CD te zetten, en dat is net als volume 1 een uitstekende compilatie geworden. Mogelijk hebt u al een aantal van die nummers al ergens steken thuis, want de voornaamste vereiste voor de amateur DJ in u is: ken uw platen. Haal die oude verzamelelpees nog eens uit de kast, en luister ernaar. U ontdekt gegarandeerd een aantal liedjes waarvan u het bestaan compleet vergeten was of die u zoveel jaar later met heel andere oren hoort. Een andere vaststelling is dat de meerderheid van de liedjes medium tempo zijn, wat betekent: onweerstaanbaar dansbaar, terwijl traag dansen eigenlijk veel moeilijker maar ook veel mooier is dan snel dansen. Opnieuw de vergelijking met sex... Wat de liedjes zelf betreft: dit is een schitterende collectie van 27 tracks (ik veronderstel allemaal pre-1959 om gezeur rond rechten te omzeilen) geplukt uit op zich erg verschillende genres als rockabilly, swing en jive. En het is allemaal verdomd goed, zelfs als het hillbillyswing variété met zangeressen, accordeon en fiddle is. Want nog meer dan op volume 1 moet de echte, pure rock 'n' roll hier de duimen leggen voor enerzijds een brave big band popversie van rock 'n' roll, anderzijds stijlen als western swing, zwarte pre-rock 'n' roll jive en swing met invloeden uit zowel big band als ragtime. At lijkt op deze CD duidelijk een voorliefde te hebben voor grote orkesten met zangeressen. Soit, u hoort ons niet klagen, want deze compilatie doet wat ze moet doen: ons aan het swingen krijgen.
Alleen Just A Gigolo/ I Ain't Got Nobody van Louis Prima vind ik - net als Good Golly Miss Molly van Little Richard op volume 1 - iets te voor de hand liggend. Wereldnummer, daar niet van, maar is er werkelijk iemand op deze wereld die niks van de swingendste entertainer aller tijden in huis heeft? Maar goed, dat wordt gecompenseerd door een nummer dat ik al een tijd zocht, Lavender Coffin van Sonny Parker, een liedje dat Dancing Sophie (B) gebruikt bij haar Radio Modern danslessen.
Mag ik hopen dat At nog veel van dit soort zaaaalige CD'tjes mag samenstellen? Voor de volledige tracklisting, check www.eltororecords.com en www.crazyrecordhop.com
(Frantic Franky)


naar boven



12 september 2009


BANGTOWN/ BIG JOHN BATES
Rookie Records RR 070

Vierde album van het Canadese trio met de vrouwelijke contrabassist dat onafgebroken toert en in mei nog in Nederland was. Ik heb ze in de loop der jaren enkele keren live gezien maar muzikaal konden ze me nooit echt overtuigen. Hun vaste Voodoo Dollz burlesque danseressen daarentegen... De muziek van Big John Bates kunnen we makkelijkheidshalve bestempelen als psychobilly met invloeden van surf, Southern Culture On The Skids en Cramps, maar heeft evenveel te maken met doorsnee rock, ook al ploetert Bates door het incorporeren van extra instrumenten als dobro, slidegitaar en orgel in een wat ruimere rootsrock biotoop. Helaas volstaat één beluistering om te horen dat deze CD al snel verzandt in middelmatige vocals en steeds dezelfde rifjes en jungledrums. Maar ik heb dan ook nooit begrepen waarom dit soort hedendaagse muziek per se moet doorgaan voor rock 'n' roll: daarvoor volstaan een vetkuif, een contrabas en regelmatig aan de Bigsby op je Gretsch trekken immers niet. De fans kunnen er in elk geval weer tegen tot hun volgende Europese passage. The Voodoo Dollz moet u er op cd evenwel zelf bijdromen :-)
Info: www.rookierecords.de en www.bigjohnbates.com , verdeling via Cargo Records. Een vinyl versie verscheen op het Duitse Stag-O-Lee label. (Frantic Franky)


TWIST BEHIND THE IRON CURTAIN/ GAGARIN BROTHERS
Raumer Records RR 18209

What the f*ck is dit nu weer? Geen twist in elk geval, en ook geen Ventures zoals de persinfo hoopvol doet uitschijnen. De opener is een soort Telstar-achtig instrumentaaltje maar dan op z'n cocktails: een tragere mix van easy tune, lounge en 60’s surf met een funky wah wah solo en wat klinkt als een accordeon, of is het een orgeltje? Nee, het is wel degelijk een accordeon, zoals blijkt uit track 2 en de rest van de CD. Vanaf dat tweede nummer wordt de toon gezet die de rest van de CD zal domineren: cocktailmuziek vermengd met tango, pop, volksmuziek uit de Balkan en het Russische equivalent van Duitse schlagers, gebracht met accordeon, drums, een jazzy gitaar en een slappende contrabas. En wel degelijk in het Russisch gezongen, ook al staan de titels staan in het Engels op de inlay die wij toegestuurd kregen! Vandaar wellicht die merkwaardige Engelse titels als To Night Belgrad, Ballad About Fisherman, As See Off Steamships. Letterlijke vertalingen misschien? We besparen u de originele Russische titels, maar vonden op internet wel andere Engelse titels als Through Belgrade At Night, Vagrant Fisherman Story, en How To See Off Steamships. Niet dat het wat uitmaakt. De persinfo noemt dit "muziek tussen twist, swing en rockabilly van een te tippen cultband uit Moskou", maar ik kan slechts vaststellen dat het nummer Twilight een hoog Sway gehalte heeft, Sea Devil heel hard doet denken aan In The Mood, en dat in Vacation Of Love een flard Minor Swing zit. De stem van zanger Alexej Sekatskij is diep en breed, maar hoort helaas meer thuis in het varieté dan in de rock 'n' roll. Een kruising tussen Elvis en de Russische varieté zanger Leonid Utyosov, zoals de persinfo stelt? Nou, Utyosov ken ik totaal niet, maar met Elvis heeft Sekatskij's stem in elk geval niks te maken. De mix van de CD zelf klinkt meer als een demo dan als een professioneel opgenomen album.
Ik neem aan dat The Gagarin Brothers teruggrijpen naar het Russische varieté uit de jaren '60, naar ik mag veronderstellen onontgonnen terrein voor muziekliefhebbers, maar dit is absoluut geen twist en zelfs nauwelijks als rock 'n' roll te betitelen. Toegegeven: het werkt aanstekelijk en in een Russische bar zou ik me hier waarschijnlijk rot mee amuseren (toch voor eventjes), maar op CD kan ik dit enkel klasseren onder incredibly strange music. Info: www.myspace.com/gagarinbrothers (Frantic Franky)


DEMON BOOGIE FEVER/ TREMORS
Brain Drain Records BD-0013

Derde CD op 5 jaar van dit trio uit North Carolina en in alle opzichten identiek is aan zijn voorgangers, met dezelfde bezetting en dezelfde sound: springerige moderne rockabilly die zo nerveus gespeeld is dat het bijna (ongewild?) jaren '80 neo wordt. De contrabas klettert nog steeds dat het een lieve lust is, de zang is nog even hiccuppend kortademig, de drums rikketikken nog immer supersnel. Enige verschil is dat ze nu nòg sneller lijken te spelen (13 nummers in 25 minuten) en dat ze voor het eerst eens een minder bekend liedje coveren: naast Rock Boppin' Baby (Edwin Bruce, Collins Kids), Love Me (The Phantom), Rockin' Bones (Ronnie Dawson) en I Got It (Little Richard) krijgt ook het bluegrass-achtige Big City van Joe Sparks & the String Breakers de Tremors behandeling. Voor de rest is dit Tremors business as usual: niks opgeleukt, geen gastmuzikanten, geen binnensmokkelen van andere genres. What they play is what you get, en zo wordt het ook opgenomen. Blij toe dat er nog zulke bands zijn! Niet gehinderd door enige muzikale evolutie of zelfs maar virtuositeit volharden The Tremors in de boosheid, en dat strekt hen tot eer.
Samengevat: voor mensen die hun rockabilly graag consumeren vanop een barkruk. Info: www.myspace.com/braindrainrecords, www.tremorsrockabilly.com en www.myspace.com/thetremors
(Frantic Franky)


naar boven



30 juli 2009

ROADMASTERS/ SEATSNIFFERS +
SMOKESTACK LIGHTNIN'
Sonic Rendezvous SRV053

Een split-CD van onze favoriete Belgische band samen met onze favoriete Duitse band! Of toch in elk geval van mijn favoriete bands, want ik kan uiteraard niet voor het hele Boppin' Around team spreken :-) Twee bands op één CD, dan krijg je natuurlijk geouwehoer over de volgorde, dus werd geopteerd voor niet één maar twéé CD’s in een digipack. Toch een klein beetje merkwaardig, aangezien op de twee CD’s samen slechts 13 tracks staan: 7 van de Sniffers, 6 van de Smokestacks. En dus geen nummers waarop ze samen spelen, helaas, want dat zou ongetwijfeld een vlammende combinatie opleveren. Alle 13 covers deze keer, maar 't is geen jukebox geworden want er is resoluut gekozen voor het minder voor de hand liggend materiaal: ik denk dat er niet veel onder u voor de vuist weg alle 13 originelen kunnen opnoemen, laat staan die in huis hebben. En voor één keer gaan we u niet alle originele uitvoerders opnoemen. Veel plezier met ze uit te zoeken!
De Smokestack CD (iemand enig idee waarom de Smokestacks plots als trio op de foto staan?) opent met The Roadmaster, een lekker relaxte twangy rechtdoor rocker, en eindigt met een nieuwe versie van The Thunder Rolls, dat blijft geweldig klinken en van mij op élke Smokestack CD mag: het muzikale equivalent van het na enkele jaren toevallig tegen het lijf lopen van een ex, in een heel nieuwe outfit maar nog steeds oogverblindend. De vier nummers daartussen bevatten het hele scala van Smokestack ingrediënten: sixties (op Home In My Hand staat zelfs een orgel), oldtimey country gebaseerd op americana, twang, mandoline, de rustige en zo herkenbare stem van Bernie Batke, roestige percussie (Lonely Moon is het soort spookachtige soundscape dat bij ons T-99 zou kunnen maken), Eagles-achtige late jaren '60 begin jaren '70 countryrock, steelgitaar. Samengevat: een fifties rockabilly band is Smokestack Lightnin' al lang niet meer. Een uitstekende band zijn ze nog immer.
Ook The Seatsniffers zullen op hun CD meer dan één wenkbrauw doen fronsen. Opener Treat Her Right is immers een met veel blazers opgevulde garagesoul stomper, en Envy is Sticks And Stones-achtige vroege soul. Maar hier staan ook vintage Sniffers sounds op: I'm A Long Gone daddy is Sniffersbilly met smeuige sax, de overige tracks zijn pure rock 'n' roll, nu eens modern, dan weer ouderwets, daarna languit liggend in een hangmat of marcherend op het oorlogspad. Na enkele luisterbeurten klinken ze allemaal vertrouwd in de oren, het kenmerk van het betere Snifferswerk.
Eindconclusie: geen verrassingen, maar verplichte kost voor de fans en absoluut een aanrader voor iedereen voor wie rock 'n' roll meer is dan alleen maar Blue Suede Shoes.
Info: www.sonicrendezvous.com,
www.myspace.com/smokestacklightninmusic
en www.myspace.com/theseatsniffers (Frantic Franky)


OUR FALL FROM GRACE/ TUMBLIN’ GO GO’S
DRC Records, DRC 042009

The Tumblin’ Go Go’s zijn productief wat betreft het uitbrengen van CD’s, want ze lopen bijna 1 op 1. Dat wil zeggen 1 CD per jaar, want dit is hun vierde full-CD en ze bestaan sinds medio 2003 en 2009 is nog lang niet ten einde. Het Drentse trio heeft een eigen naam voor hun rock ‘n’ roll en dat is ‘powerbilly’ hoewel ik het in mijn vorige recensie hield op ‘tumblinbilly’ om aan te geven dat de band haar eigen stijl had gevonden.
De band borduurt nu verder met deze sound die we, als we het uitgebreider doen, kunnen omschrijven als energieke, gemene, naar psychobilly lonkende hedendaagse rockabilly. Heerlijk zijn de zelfgepende songs Me And The Devils Whore (met smerige mouthharp) en de opener I Like To Get High (met tof gitaarwerk). High kun je met deze nummers zeker worden, gezien de stevige backbeat die je bij wijze van spreke in een trance brengt. Dat geldt ook voor de naar mijn mening beste cover op het album: het fifties rockabillynummer Mad Man van Jimmy Lee Wages, dat precies bij de band past omdat dat nummer voor die tijd al behoorlijk dreigend klonk. Dit alles met als kleine kanttekening dat de sterke backbeat tegelijkertijd ook een beetje een manco is omdat die op elk up-tempo nummer zowat hetzelfde klinkt. Maar je kunt dus ook zeggen dat door dit aspect de eigen sound van The Tumblin’ Go Go’s versterkt wordt, zeker als je daarbij de karakteristieke, doch ietwat monotone stem van Pale Colton telt. Toch bewijst de band meer in hun mars te hebben, zoals ze laten horen in het snelle, maar toch relaxte instrumentale Sunny Sunday Afternoon, echter hun tweede gezicht laten ze zien met de countryballad, of beter de prairie- of dessertballad Mothers New Home In Heaven. Dit is pas échte country, in tegenstelling tot de vaak gehoorde slappe countybraaksels. Dat geldt eigenlijk ook voor Our Little Ghost, dat ik bijna niet sfeervol durf te noemen, omdat dat woord niet zo bij de band past.
De band zweefde in het verleden tussen het spelen in een authentieke sound enerzijds en het vertolken van wat ruigere, psychobilly-achtige muziek. De band heeft dit nu voorgoed losgelaten en hun motto is derhalve terecht “We make Music, no f…ing compromises”. Gelijk hebben ze. Info: www.drce.nl en www.tumblingogos.nl (Frans van Dongen)


MY SHADOW/ PHIL FRIENDLY WITH
PETE ANDERSON
Sonic Rendezvous, SRV 054

Nog geen jaar geleden bespraken we het vorige album California Rockin’ van de van originele Russische nu in Amerika woonachtige zanger Phil Friendly, die ook nog een deel van zijn leven in Nederland doorbracht en relatieve bekendheid kreeg in de landelijke rockabillyscene.
Je zou kunnen zeggen dat dit nieuwe album hetzelfde concept kent als de voorafgaande CD. Waar Albert Lee de rol van leadgitarist vorige keer op zich nam, doet nu Pete Anderson dit. Anderson was bandleider en producer van Dwight Yoakam, en speelde en/ of produceerde verder voor Roy Orbison, K.D. Lang en Buck Owens. Een andere overeenkomst zijn de tracks op het einde die niets met de rest van de sessie te maken hebben. Maar daarover later meer. Waarmee het vorige album stopte, wordt nu mee gestart: een prachtige ballad met een sterk sentimentele inslag voorzien van subtiel piano- en vioolgeluid. Het gaat om de titeltrack My Shadow die ik meteen het meest aansprekende nummer op de CD vind, net zoals me de ballad Every Single Day op de vorige CD het meest aantrok. En dat is absoluut vreemd te noemen, want ik ga nagenoeg altijd voor de meest up-tempo songs op een album. Maar ach ja, ik ben dan ook een snel type (anderen verwoorden dat met ‘ongeduldig’, maar dat terzijde)… Eigenlijk is het nummer een vreemde eend in de bijt, want alle andere nummers hebben een geheel ander geluid. Geen wonder, Pete Anderson produceerde deze ene song, terwijl Phil al het andere produceerde. De singer-songwriter etaleert hier vooral zijn rockabillyfeel zoals die zich openbaart in de uitstekende zelfgepende songs Complicated Man, Real Classy Female (met mondharmonica), Shaggy Dog, en enkele spaarzame covers, met als beste het helemaal op het einde als bonus gebrachte Everybody’s Movin’ van Glen Glenn. Het valt me op dat ondanks dat Phil een gerenommeerde, toch hedendaagse producer heeft weten te strikken de sound van het album puur en natuurgetrouw blijft. Er hangt geen commercieel aandoend behang om de muziek en er worden geen producerkunstjes uitgehaald. Daarbij zijn de gitaarsound en de zang precies goed op de voorgrond gehouden, met andere woorden: ik vind de geluidsmix goed. De rockabillytroefs worden vergezeld van songs die iets meer in het countrystramien passen, zoals Business Of Breakin’ Hearts en At My Door, al is Complicated Man meer bluesy te noemen. Er is één vreemd nummer waarmee ik niet goed weet wat ik er mee aan moet, en dat is het instrumentale twangy Savin’ Rasputin. Het doet wat aan de sound van Al Casey denken. En dat brengt ons meteen bij de vier laatste tracks die Phil eerder opnam met niemand minder dan Al Casey als sologitarist en Jody Reynolds als schrijver en slaggitarist. Beiden zijn nog niet eens zo heel lang overleden. Het zal je niet verbazen dat de sound van deze songs iets zwaarder en twangier klinken, en je zult eveneens niet vreemd opkijken als ik je zeg dat het meest bekende nummer van de vier Endless Sleep is.
Ik vind dit een ijzersterk album dat hier uitgebracht wordt door Sonic Rendezvous, het label dat momenteel van alle labels in Nederland de rock ‘n’ roll het meest een warm hart toedraagt. Info: www.sonicrendezvous.com en www.myspace.com/philfriendly (Frans van Dongen)


naar boven



9 juli 2009

SELECTIONS 1993-2008/ MISS MARY ANN -
THE RAGTIME WRANGLERS - THE RANCH GIRLS
Sonic Rendezvous, SRV 055

De geschiedenis van The Ranch Girls loopt zowat gelijk met die van Boppin’ Around: 15 jaar. Die periode Ranch Girls, maar ook Miss Mary Ann ‘solo’ en The Ragtime Wranglers, wordt nu gevierd met een compilatie-CD. In die periode van 15 jaar zijn wij ze een warm hart gaan toedragen en dat dwongen ze helemaal zelf af. Het is nu dus niet de bedoeling dat we hun muziek gaan beoordelen…
De CD wordt gepresenteerd in een luxe digi-pack met de grootte en uitstraling van een DVD. Het ziet er gelikt uit, maar – eerlijk is eerlijk – ik moet bekennen dat ik een halve seconde teleurgesteld was dat het geen DVD betrof. Enfin, de geschiedenis begint natuurlijk met The Ranch Girls, al liggen de roots bij eerdere bands als The Greyhounds en The Drifting Texans. Bij de start van The Ranch Girls, eigenlijk al in 1991, waren Mary Ann en Caroline betrokken, maar in 1998 kwam Lil’ Esther in de plaats voor Caroline, en weer een jaartje later werd het definitief Mary Lou. Op de compilatie vinden we – zowat eerlijk verdeeld – opnames van Mary Ann met Caroline, en Mary Ann met Mary Lou, met als oudste opname het door Mary Ann geschreven Baby Of Mine uit 1993, qua stijl uiteraard allen in harmonieus gezongen hillbilly of western-swing. Mary Ann heeft trouwens zelf een behoorlijk schrijversaandeel in het repertoire, naast de aanwezige (niet al te voor de hand liggende of onbekende) covers.
In 2000 besloot Mary Ann een ander repertoire ‘er naast’ te nemen en met The Ragtime Wranglers ging dit repertoire bestaan uit – met name – rockabilly, als geen duo zijnde natuurlijk in ieder geval niet harmonieus gezongen, maar eerder wat meer boogiënd, vaker rockender en soms zelfs wat ‘wilder’. (Tussen aanhalingstekens, want Miss Mary Ann is en blijft een dame!) De vroegste bijdrage van Mary Ann solo is de Goofin’ Records single Flying Saucer Boogie, typerende rockabillysongs zijn bijvoorbeeld Mama’s Here of Rock It On Down To My House.
De story van The Ragtime Wranglers begint natuurlijk bij The Ranch Girls, met als vaste kern gitarist Jelle van Atten aka Joe Sixpack en drummer Sietse Heslinga. De huidige contrabassist is Huib Moor aka Huey Moor. Al in 1993 fungeerde de band voor het eerst niet als begeleidingsband met de single The Rockin’ Gypsy, maar eigenlijk pas in de jaren 2000 treedt de band vaak als volwaardige instrumentale band op. Denk Speedy West. Denk Merle Travis. Denk Joe Maphis. Of denk Joe Sixpack, want hij pende het ook hier voorhanden zijnde instrumentale Homebrew Hooch.
Als ‘bonussen’ kunnen we enkele remixen beluisteren, maar de echte bissen zijn de nog niet eerder uitgebrachte nummers Rock-a-bye Baby (Ranch Girls, 1996, uptempo western-swing), My Adobe Hacienda (Ranch Girls, 1996, close-harmony country), Hi De Ank Tum (Ranch Girls, 1993 demo, countryballad) en twee nummers die in 2001 live op het Amerikaanse radiostation WCBN Detroit te horen waren, te weten Sweet Thing en If You Don’t Somebody Else Will (gevolgd door een ‘interview’ met de band over vliegende schotels. Niet echt een diepte-interview dus...). Mocht je de nummers tóch van ze kennen heb je vast eens een of meerdere optredens van de band meegemaakt!
De band speelde op talloze buitenlandse podia, nam op voor gerenommeerde internationale platenlabels en het mooiste compliment dat we ze kunnen geven is vaststellen dat ze in hun genre tot de allerbeste bands ter wereld behoren. Op sommige aspecten ken ik zelfs geen betere, zelfs niet uit de bakermat Amerika.
Info: www.sonic.nl en www.theranchgirls.com
(Frans van Dongen)


IT’S ALL TRUE!/ KIM LENZ & THE JAGUARS
Riley Records, RR 3008

We hebben lang niets meer van de roodharige rockabillygal gehoord, maar ze is er nog steeds: Kim Lenz. Sinds de CD The One And Only op Hightone Records uit 1999 (is het werkelijk zo lang geleden?) is de bezetting van Kim Lenz & the Jaguars voor de helft intact gebleven. Naast Kim is sologitarist Nick Curran nog immer van de partij, en daarmee is toch ook een groot deel van de oude sound aanwezig. De (relatieve) nieuwelingen zijn drummer Scotty Tecce en contrabassist Jake Erwin.
Toen ik ze destijds in de Cruise-Inn zag viel het me op dat de leeftijd van de gehele band pas rond de twintig was. Dit is nu uiteraard niet meer het geval, al behoren ze in de rockabillyscene toch nog tot de jongelingen. Ik sprak toen met Kim en het viel me op dat ze ontzettend naïef, tegendraads en arrogant overkwam. Toen ik haar coverfoto op de Boppin’ Around liet zien was ze niet enthousiast, maar liet weten dat dat nou nét die ene foto was die ze verschrikkelijk vond. Ze had verder geen zin om vragen te beantwoorden over de toen opbloeiende rockabillyscene in haar thuisland Amerika en kwam verder behoorlijk verveeld over. Gelukkig was haar muzikale performance een stuk leuker.
Kim heeft nog steeds de meeste touwtjes in handen en schreef het merendeel van de nummers zelf, deed ook zelf de productie en bracht het album uit op haar eigen Riley Records. Maar haar belangrijkste handelsmerk blijft haar uitstekende rockabillystem. In Touch Me zingt ze op twee zeer verschillende toonhoogten, de ene keer zingt ze laag en klinkt ze uitdagend en sexy, vervolgens gaat ze enkele tonen hoger en vliegt ze er wild in. Maar hoe ze ook zingt, Kim blijft een dame om niet zonder handschoentjes aan te pakken, zo laat ze duidelijk in haar stem doorklinken. Met Nick Curran heeft ze een uitstekende gitarist die ook wat variatie in zijn gitaarspel kan brengen waardoor het album nog eens extra variatie krijgt, al moet je het woord variatie niet al te nauw nemen, want het blijft hier klassiek gespeelde rockabilly, niet meer, niet minder, maar wel in een lekkere, heldere sound. En wie horen we ineens op He’s All Me? Dat is Big Sandy, die een paar regels mag zingen op een door hem zelf geschreven bijdrage. Een paar regels ja, Kim Lenz is natuurlijk niet de persoon om veel weg te geven. Overigens schreven ze samen That’s The Breaks, één van de meest aardige nummers op het album. Het moet gezegd worden, Kim schrijft aansprekende, melodieuze rockabillysongs waarbij Zombie For Your Love en Shined Up And Ready To Shout wat mij betreft erg leuk zijn, hoewel Ramblin’ Feelin’ dan wel weer een exacte kopie lijkt van Move It All Over van Hank Williams. Kan gebeuren. De spaarzame covers leveren ook een bijdrage aan een geslaagd album en het coverhoogtepunt is Speed Limit, ooit van Tommy Lam uit 1958. Rockabilly speed is waar het bij Kim Lenz om draait, al is de enige ballad op het album helemaal niet verkeerd, erg mooi zelfs. Op dit I Break A Heart Every Night blijkt dat Kim gewoon een dijk van een stem heeft. Ze wordt hier vocaal geruggensteund door de doo-woppers van The Fabulous Harmonaires.
Kim Lenz pakt de draad van een jaar of tien geleden weer op. Misschien heeft ze die tijd gebruikt om volwassen te worden en is ze inmiddels een leuke dame geworden… Haar nieuwe CD is dat in ieder geval al wel: volwassen en behoorlijk aangenaam. De Nederlandse distributie is in handen van Sonic Rendezvous. Info: www.sonic.nl (Frans van Dongen)


HI-HO-SILVER RADIO/ SILVERTONES
Cherokee Records CHER-CD 902116

Debuut-CD van een trio uit Wolfenbüttel, Nedersaksen (D) dat al meer dan 10 jaar bestaat en dat we kennen van bijdragen op compilaties als Hot And Wild Volume 1 en de Dynamite # 26 single Don't Go Away, op deze CD te vinden in een remix. "Een krachtige mix van 50’s stijl rockabilly en neo, beïnvloed door de rock 'n' roll revival van begin jaren '80 met bands als Stray Cats en Restless, en de meer authentieke stijl van begin jaren '90 zoals gespeeld door bijvoorbeeld Wildfire Willie & the Ramblers", zo luidt de persinfo, en hoewel ik uitgezonderd de Restless cover Long Black Shiny Car (okee, ik weet het, de Restless versie daarvan is óók een cover) geen van de drie genoemde bands terughoor klopt in elk geval het eerste deel van die beschrijving: The Silvertones grijpen inderdaad terug naar het betere stevige 80’s rockabilly werk op smaak gebracht met een scheutje neo, echter zonder te grasduinen in andere hedendaagse hardere muziekgenres zoals veel bands tegenwoordig doen.
De CD opent met Link Wray's Rawhide (een ruige instrumentale jiver zoals The Planet Rockers die pleegden, of zoals dichter bij ons en in de tijd The Seatsniffers Link Wray spelen), en bevat vooral covers, zoals Right Behind You Baby, My Search (Ben Hewitt), een uitbundig Say When (Carl Perkins), Wham Bam Jam (Ronnie Dawson), Rock Bop (de moderne Australische band The Wildcats), een stevig Crazy Baby (Rockin' R's), en het broeierige Restless (Johnny Kidd & the Pirates). Van Diddley Daddy maken ze rock 'n' roll in plaats van Bo Diddley (gebaseerd op een versie van Chris Isaak, zeggen ze zelf), Jerry Lee's Breathless wordt in de versie van The Silvertones dan weer een gitaarrocker. Een aantal van die covers werken prima in de aanpak van The Silvertones: Jezebel wordt early 60’s British rock 'n' roll (Gene Vincent, ook in andere nummers hier gaat de zang af en toe richting Gene), Since You've Been Gone van Billy Fury wordt neo rockabilly. Andere wringen wat tegen, en de drie eigen nummers zijn niet slecht maar een beetje standaard: Silvertone Boogie is rockabilly, Don't Go Away baadt in een Carlos & the Bandidos western sfeertje, het instrumentale Silverado Barbecue is squaredans hoempabilly waar ook een surfgitaar doorblubbert. Ook dient vermeld dat Jens Staar een betere gitarist dan zanger is, en dat ze moeten oppassen dat het in de triobezetting niet in elkaar zakt tijdens de solo's.
Maar soit: het is mooi weer, we zijn in een gulle bui en we hebben nog wat opgewekte plaatjes nodig om de zomer door te komen. Dit wordt er één van! Info: www.cherokee-records.com en www.myspace.com/wfsilvertones (Frantic Franky)


TURN IT UP/ SWEET EMMA & THE MOOD SWINGERS
Heptown Records, HTR039

Zweedse swing (zwing?) van een mij onbekend combo waarvan dit de tweede CD: hun debuut More verscheen in 2006. Voor wie houdt van zangeressen meteen vermelden dat Emma Sannervik enkel contrabassiste is! De rest van de bezetting bestaat uit gitaar, drums, piano, tenorsax en trompet. De stijl is een mix van retro swing en R 'n' B jive, duidelijk overhellend naar het eerste, want het aantal R 'n' B gitaren blijft gelukkig beperkt. Naast eigen nummers horen we vrij onbekende covers van ondermeer The Five Blazes (Chicago Boogie) en Chuck Willis (Wrong Lake To Catch A Fish). Opener Lillie Mae (Smiley Lewis) zet meteen de toon: vrolijk lachende aanstekelijke jive met een rollende piano en een arsenaal blazers in de aanslag. Track twee, een swingversie van Little Richard's Slippin' And Slidin', heeft krek hetzelfde arrangement als Lillie Mae maar verliest punten door de soul-achtige vrouwelijke backingkoortjes, die even later ook opduiken in een ander nummer, April In Arkansas. Jammer dat die twee eerste songs zo op mekaar lijken, want op dit schijfje is genoeg variatie voorhanden: nu eens doen ze het instrumentaal, daarna heerlijk medium tempo, dan weer gebaseerd op piano boogie woogie of jazzy big band crooners. Mumbles Blues (van Paul Bascomb en gelukkig geen blues) boogiet ouderwets met trompet en wat klinkt als een accordeon. Het eigen Hoodoo Hill rockt op een Look Out Mabel rif, het relaxte Violent Love (Willie Dixon), opnieuw met accordeon, drijft op een soort mambo ska.
Zanger Anders Söderberg heeft de vereiste grol in zijn stem en voelt zich duidelijk thuis in de swing, en de muzikale uitvoering is vlekkeloos. En toch... Ik mis dat sprankeltje magie en kan me niet ontdoen van de indruk dat hetzelfde materiaal in handen van bijvoorbeeld Mike Sanchez, wat mij betreft dé standaard in dit genre, beter had geklonken. Dit lijkt misschien wel weer een bijzonder hard oordeel, want eigenlijk valt op deze CD totaal niets aan te merken. Ik ben er zeker van dat Sweet Emma & the Mood Swingers op een Radio Modern feestje de pannen van het dak zouden spelen, alleen klinkt het op CD misschien te digitaal?
Info: www.heptownrecords.com en www.sweetemma.se (Frantic Franky)


GO WILD!/ $LIM $LIP & THE $LIDERS
$lip Di$k Records, $DR-069

Debuut-CD van dit Londense kwartet dat hun eerste concert speelde op 19 maart 2004 op een verjaardagsfeestje van DJ Little Carl (GB) in het Ace Café. Het Ace Café in Londen, niet het Ace Café in Rumst (B), hahaha. Ik heb ze vorig jaar een keer live gezien en kan getuigen dat deze CD correct weergeeft waar $$$ voor staan. En waar ze voor staan merk je het best aan de hand van de covers op deze CD: Love Me (The Phantom), Something Baby (Dazzlers), de uptempo stroller I Don't Need You No More (Rumblers), Ragin' Sea (Gene Maltais), Bad Bad Boy (Bobby Lollar), Good Show But No Go (Chuck Dallis): wilde, stevige oerrock 'n' roll vanuit de onderbuik, sleazy, met vuile vingernagels. Onafgewerkt en primitief, terug naar af: rock 'n' roll zonder veiligheidsgordel zoals ie moet klinken, namelijk alsof er een knipmes op je keel gezet wordt. Let op die rauwe gitaarsolo's, let op die hiccuppende vocals waarmee Greg Escrader de ziel uit zijn lijf schreeuwt in het soort nummers dat pas een tien, vijftien jaar geleden uit de diepste krochten van de rock 'n' roll werd opgediept en dat $$$ nu met veel verve naspeelt, niet noot voor noot kopiërend maar er hun eigen stempel op drukkend. Het eigen Go Wild is de opener, en wild is inderdaad de beste omschrijving van deze CD. $$$ razen door alsof ze de laatste tram nog moeten halen, maar kijken in de zelfgepende songs ook ietsje verder: het eigen Cryin' Over You is een rustig melodieus uptempo country dingetje, tweestemmig en met steel (door Chris Cummings, in wiens Riverside studio de CD werd opgenomen), de instrumental Slipstream doet eerder denken aan een uptempo Brits rock 'n' roll pareltje uit begin jaren '60 dan aan Link Wray. Feelin' So Blue (That I Could Die) is meer Carlos & the Bandidos western dan Carlos & the Bandidos zelf, afsluiter Blind John Thomas Blues is een soort primitieve distorted bluesbop improvisatie - misschien heel geinig als ze het in hun stamkroeg spelen maar op CD totaal waardeloos en overbodig, mijn enige opmerking betreffende dit debuut. Gene Vincent's Bird Doggin' zal voor velen te 60’s klinken. Ik vind het geweldig. Om kort te gaan: beste Britse bandje sinds Jack Rabbit Slim! Zie: www.myspace.com/slimslipandthesliders
(Frantic Franky)


naar boven



18 juni 2009

INTRODUCING…/ CC JEROME’S JETSETTERS
El Toro Records, ETCD 6042

Er was een tijd, en dan spreek ik over medio de jaren ’90, dat de rock ‘n’ roll scéne opgesplitst was in vast gebakende subgenres. Eén van deze stijlen, zeg maar gerust lifestyles, was de zogenaamde hepcat scene met daarin een uitgesproken voorliefde voor de meest authentieke rockabillysound. Maar zie, zelfs in de toch vrij conservatieve rock ‘n’ roll scene zien we zo nu en dan heuse evoluties. CC Jerome’s Jetsetters vormen zo’n band. Wars van hokjesdenken richtten ze hun “blues and soul injected rock ‘n’ roll and rockabilly band” op. Voorafgegaan door een andere bezetting waarvan alleen CC Jerome deel van uit maakte zijn deze drie momenteel Jerome (zang/ gitaar), Deon Buck (contrabas) en Coen Molenschot (drums/ percussie). Jerome kennen we nog uit zijn tijd met bands als The Bellhops en Tinstars en vertoefde daarna zo’n tien jaar in de USA met onder Rockin’ Ryan & the Real Goners. Deon en Coen kennen we van Mad Fred & the Maniacs, en onlangs en wat korter, Cat Rhythm.
De opener én catcher van het album is een ruige rocker die me wat doet denken aan de sound van The Planet Rockers en Reno Brothers en omvat alles wat rock ‘n’ roll zo spannend maakt, beginnend met een lekkere clichétitel als Hot Rod Party, en verder een overdosis aan rock ‘n’ roll drive, zéér tof gitaarspel, en dan toch iets verrassends: een saxsolo! (Door één van de gastmusici Martin van Toor of Tom Kooijmans). Ondanks de bovengenoemde eigen omschrijving van hun muziek, is de inslag vaak genoeg rock ‘n’ roll; zie daar I’m On Fire, met uitstekend Jerry Lee Lewis pianospel (dankzij gastmuzikant Gene Taylor), en Fats Domino’s I’m Ready, niet gebracht als pure rockabilly zoals we ook wel eens horen, maar als een rock ‘n’ roll song waarin ook weer de piano de show steelt. En we horen dus ook vaak genoeg de blues, zoals het eigen nummer Wine And Roses met uitstekend rauw mouthharpspel (door muzikale gast Big Pete), of de prima Johnny Guitar Watson cover Getting Drunk. Of zelfs soul. Je zou zeggen: blues, vooruit okay, maar soul? Opvallend is het wel: de blanke soulslijper Mohair Sam van Charlie Rich met Hammond orgel en al, maar het wordt prima uitgevoerd en maakt het album erg afwisselend. Of nog opvallender: Rocker CC Jerome die een eigen song in soulstijl schrijft… I’m In Love With You bevalt me echter wel, waarschijnlijk door de typische melodie die toch aan een rock ‘n’ roll ballad doet denken, al is de uitvoering nagenoeg soul te noemen. Het valt op dat Jerome’s stem door de jaren heen beter en zelfverzekerder is geworden.
En als we rock ‘n’ roll, rockabilly, blues en zelfs soul horen vinden we uiteraard ook de rhythm & blues terug, in al zijn varianten. Zo doet hun uitvoering van Barbara Lynn’s Oh Baby niet onder voor de muziek van iemand als Mike Sanchez, en hebben we het hier over een New Orleans stijl met blazers. Prima is Big Joe Turner’s Honey Hush, mét mouthharp, mét sax en mét piano, ruiger gaat het er toe in Ike Turner’s Trouble Up The Road, waarschijnlijk één van de ruigste nummers op het album, niet in de laatste plaats dankzij de goed smerige mouthharp. Maar we stoppen ook veren in de kont van de rhythm sectie, want strakker kan rock ‘n’ roll niet gespeeld worden. We halen nog een allerlaatste pennenvrucht aan van Jerome, namelijk Where Can I Get Some Stuff dat precies gaat over hetgeen je nu denkt maar wat muzikaal totaal iets anders is dan al het voorafgaande. In deze aardige opname zit namelijk een Mexicaanse sfeer met trompet (Niek Schut) en Spaanse gitaar (Rule No. 1) en valt volgens mij in de categorie Tex-Mex.
Om me de balans van hun muziek en hun album eigen te maken moest ik de CD wel enkele keren opzetten, maar dat wierp absoluut zijn vruchten af. Dit is dan ook een klasse album! Nederland is weer een rock ‘n’ roll band met furore rijker. Info: www.ccjeromesjetsetters.com (Frans van Dongen)


EVIL TIMES/ THE UNKOOL HILLBILLIES
Strawberry Records, GET 004

Na de CD’s Right To Rumble (2003) Unkool And Proud (2005) is dit de derde CD van deze Zweedse band met de wat ongelukkige naam The Unkool Hillbillies. Het is echter voor honderd procent een hard hittin’ rock ‘n’ roll band, al heeft de band een voorgeschiedenis met twee eerdere CD’s als Washboard Wilma & the Unkool Hillbillies waar er meer uitstapjes richting andere rootsstijlen te horen waren. Alle vier CD’s bespraken we in de geschiedenis van Boppin’ Around en ondanks af en toe een kritische noot onzerzijds kunnen we ze dus vaste ‘klanten’ van Boppin’ Around noemen.
Aan de sound van de band is niets veranderd. De pompende piano vormt het hart van de bezetting en wordt ter variatie ‘aangevuld’ met een vuile mouth-harp en een vette saxsound, naast natuurlijk de elektrische gitaar. We horen 18 nummers waarvan we 13 nieuwe, eigen composities ontdekken. Pianist Anders Umegård en bluesharpist Richard Andersson namen als vaste kernleden de vocalen voor hun rekening en dan krijg je nummers als de up-tempo rocker met piano- en saxsolo Darling On A String (het openingsnummer en meteen het op één na beste nummer van de CD), de mid-tempo stroller Another Day Another Lie, de gitaarrocker Wake Up, het bluesy met mouth-harp vertolkte Just Your Fool, het naar Chuck Berry klinkende Linda Lee (dat over Supergirl gaat!), en meer. Bij hun voorafgaande twee CD’s noemden we als minpunt het gebrek aan variatie en we kunnen constateren dat de band dit minpunt heeft weggewerkt, al zijn de songs die dan voor meer afwisseling moeten zorgen niet altijd even sterk. Zo klinkt het melodieuze I’ll Do My Best wat zeurderig en loopt de trager dan het origineel uitgevoerde cover Rock This Joint wat mij betreft niet echt goed. Misschien hadden ze dat dan beter gewoon ‘straight’ moeten uitvoeren zoals ze met het energieke en live vertolkte Tore Up doen. De Sleepy LaBeef-Hank Ballard-cover is dan namelijk weer de beste cover van het album en komt overweldigend over. Het tweede live nummer op de CD is het zeer melodieuze klinkende eigen nummer Blisters dat in de jaren ’80 zo maar een hit had kunnen zijn dankzij een commerciële melodie en een gemakkelijk in het gehoor liggende saxsound. Het derde en laatste livenummer is de prima klinkende heuse boogie-woogie Stampen Boogie, genaamd naar hun stamclub Stampen.
Ver op het einde van het album worden we getrakteerd op een aangename verrassing. Naast de vaste vocalisten treedt dan namelijk de Zweedse zangeres Karin Johnsson naar voren. De vaste kern van de band fungeerde eerder als producer voor een eerder album van de zangeres en deze Zweedstalige CD bewerkstelligde zelfs nationale radio airplay. Dat ze haar nu gevraagd hebben kan ik geheel begrijpen. Die meid heeft namelijk een geweldig toffe stem! Het bluesy It Hurts Me Too lijkt echt uit haar tenen te komen en het eveneens bluesy Dirty is verdomd sexy, maar mijn favoriet (en meteen ook mijn favoriet van het héle album) is de waanzinnig lekker gezongen rocker You’re The One. Ik ben gek op die stem!
Zonder twijfel is dit het beste album van de band. Yes, to be uncool is cool! Info: www.unkool.se (Frans van Dongen)


REDLINE ROCKETS/ REDLINE ROCKETS
Rock-A-Billy Record Co. R-CD-5002

CD’s reviewen doen wij hier uiteraard door ze te beluisteren. Sommige van die CD’s blijven langer dan gebruikelijk in onze CD-speler kamperen, en dat kan twee dingen betekenen. Ofwel is die CD heel goed, ofwel weten we niet goed wat we erover moeten schrijven. Deze Redline Rockets behoren tot de tweede categorie: niet spectaculair, zeker ook niet slecht, maar helaas niks uitzonderlijks...
De CD is uit op het Rock-A-Billy Record Co. label van Willie Lewis uit Denver, een, euh, rockabilly label dat de laatste 10 jaar of zo toch op een laag pitje stond. The Redline Rockets komen ook uit Denver, vandaar wellicht. Ze omschrijven hun muziek als “rockabilly, roots and beyond”, wat gewoonlijk een mengelmoes van van alles en nog wat betekent. Nu valt dat op zich wel mee: de CD is puur rockabilly, uitgezonderd de instrumental Wild Blue Wonder, een mix van surf en Chris Isaak gitaren. Het probleem lijkt me dat de groep is samengesteld uit mensen die niet rechtstreeks uit de rockabilly komen: luidens hun bio komt contrabassist Michael Baird uit de rockabilly, drummer Jesse Carraway uit de "surf en instrumentale rock", zanger-ritmegitarist Ricky Dean Haffey uit de singer-songwriter, en gitarist Tim Wallace uit "vele vergeten blues, soul, R'n'B en rockbands". Zo klinken ze ook in mijn oren: als nieuwkomers in onze scene die vol verrukking standaard rockabilly spelen. Geen kwaad woord over hun capaciteiten, ze doen allemaal prima hun ding, uitgezonderd de leadgitaar die wat te veel uitweidt in niet ter zake doende en er een eind op los improviserende solo's, en die bij momenten ook meer naast of boven de mix ligt in plaats van er middenin. De zang is redelijk tot matig. Maar het grootste minpunt is dat ik eigenlijk niet veel meer hoor dan het keurig naspelen van bestaande dingen. Ik mis opwinding. Je merkt het ook aan de covers: voor de hand liggende nummers als Flying Saucers Rock 'n' Roll, Rock Around With Ollie Vee (de drumroffel komt niet gelijk uit met de gitaar), Stood Up (Ricky Nelson), All Your Children (Carl Perkins), Twenty Flight Rock, Good Rockin' Tonight en Woman Love (Gene Vincent). Eerder een dwarsdoorsnede van het type rock 'n' roll waarvan ik me kan inbeelden dat muzikanten ze graag spelen dan een selectie van de wildste nummers aller tijden, naar mijn bescheiden mening. Voor de rest is dit redelijke rockabilly in een mix die soms de Sun sound benadert (hun eigen Monkey See Monkey Do lijkt een neefje van de Ubangi Stomp), maar me soms evengoed doet denken aan de semi-akoestische rockabilly van de jaren '70 en '80, ook al omdat hier (te)veel medium tempo dingetjes ($ 99 Guitar dat wel een geinige tekst heeft, Ice Cold Beer, Lonni Jean, Hotcakes, Mean Machine) opstaan die niet echt beklijven, in combinatie met die leadgitaar die er vrijblijvend op los friedelt. Sfeervol, dat wel, maar opnieuw niet bepaald wild, want ze gaan slechts helemaal loos in een minderheid van de 20 tracks, zoals Kickin' And Screamin' en Shut Your Mouth. Twee nummers vallen dan weer uit de toon omdat zang en gitaar opvallend rauwer zijn, en dan heb ik het over de covers Summertime Blues (een kruisingbestuiving tussen Brian Setzer en de versie van Blue Cheer uit 1968?) en Shakin' All Over. Veel nummers duren mij ook wat te lang: een CD van 20 nummers die over het uur gaat is zelden een goed teken. In die covers bijvoorbeeld hoor ik regelmatig een extra gitaarsolo die minder sterk is dan de originele solo die ze daarvóór al naspeelden. Tja, we zijn weer in een kritische bui zeker? Ach, zo dramatisch is het allemaal niet: draai deze CD vaak genoeg en alles valt in de juiste plooi. Geluid en beeld op www.myspace.com/redlinerockets (Frantic Franky)


DO YOU FEEL A WANDERER?/ FABULOUS DADDY
Fabulous Daddy, geen cat. nr.

Tja, Italianen en groepsnamen en titels... om van die vreemde hoestekening nog maar te zwijgen!
Ik ken deze in 2005 opgerichte band totaal niet, maar voor de Henri Smeetsen onder u: Fabulous Daddy (of The Fabulous Daddy, dat is me niet duidelijk) bestaat uit Stefano "Big Daddy" Zampaloni op zang en akoestische gitaar, David "Duke" Bellezza op contrabas, Emiliano "Chuck" De Angelis op gitaar en Marco "Matts" Matei op drums. Met enkele gastmuzikanten, waaronder op piano Piero "Perry" Ballegi (begin jaren '90 bij The Jumpin' Shoes en in april 2007 met The Starliters op Rockin' Around Turnhout) en Marco Di Maggio op twee tracks op extra gitaar, leveren ze een commerciële CD af waarvoor ze alle trucs uit het boekje gebruiken: versnellingen, vertragingen, tussenstukken, bruggetjes, overgangen, doo-woppende backing vocals, meezingrefreinen. Muzikaliteit en zang zijn prima, maar ik hoor wel af en toe een merkwaardige klemtoon. Het blijven natuurlijk Italianen...
Het eindresultaat is in elk geval een professioneel opgenomen en uitstekend klinkende melodieuze en gebruiksvriendelijke CD die er in gaat als koek, met naast rock 'n' roll ook up tempo huppeldepup rockabilly en één nummer (I'm Still In Love With You) dat met zijn supersnelle slap wat meer richting psycho gaat, maar zo sympathiek en glad dat niemand hier aanstoot aan zal nemen. Girls Girls Girls klinkt dan weer zoals de poprocknummers van Adriano Celentano uit de jaren '70, met een knipoog naar de distorted gitaarsound van Johnny Burnette's Rock 'n' Roll Trio. Opvallende maar niet uit de toon vallende cover wegens even vlot als de rest van de CD en in tegenstelling tot wat je zou verwachten zeker niet Beatle-esk: I've Just Seen A Face, een countrygetint nummer van The Beatles dat diende ter opvulling van hun LP Help uit 1965. Nog een cover is Dune Buggy, een nummer van Oliver Onions (I) afkomstig uit de Terence Hill/ Bud Spencer komedie Watch Out, We're Mad die in 1974 bij ons in de bioscoop liep onder de titel Pas Op, Of We Slaan Erop...
Zo klaar als een klontje: dit is een aanrader voor de liefhebbers van poppy rock 'n' roll!
Info : www.fabulousdaddy.com en
www.myspace.com/fabulousdaddy (Frantic Franky)


naar boven



2 juni 2009

SOMETHING YOU GOT/ TINEZ ROOTS CLUB
Tinez Roots Club, geen cat. nr.

De nieuwe band Tinez Roots Club stelden we onlangs nog voor in Big News. Het is de band rond tenor- & baritonsaxofonist Martijn ‘Tinez’ van Toor die een uitlaatklep zocht voor zijn songwriting. En dat wordt met deze CD bewerkstelligd, want alle 13 nummers op de schijf zijn zelf geschreven.
Het zal je niet verbazen dat de sound van de band dus ook draait om het blazerstalent van deze bekwame muzikant. Het resultaat is een erg strak geheel geworden waarbij de ene riff nog catchiër klinkt dan de andere. Rhythm & blues instrumentals met titels als Just Be Cool, Something You Got en Flat Rat hebben een waanzinnig volle klank en blazen je zo nu en dan om van geweld. Positief geweld in een genre dat vaak (over)authentiek geproduceerd wordt om een gelijkenis met oude opnames met namen als King Curtis, Big Jay McNeely en andere rhythm & blues saxofoonhelden te bewerkstelligen. Dit is niet het doel geweest van Tinez Roots Club want deze jongens gaan uit van eigen krachten. Zo authentiek mogelijk klinken is niet hun doel. En waar je dan al gauw doorschiet naar een (te) clean geluid, geldt dat absoluut niet voor deze heren. Naast Martijn van Toor is dat natuurlijk ook de verdienste van de klasse muzikanten Jan Kanis (gitaar), Frans Hellemans (contrabas) en Pieter Bakker (drums), getuige bijvoorbeeld ook de snelle jivers Sweet And 17 en Crazy Mule waarvan niet alleen het plezier maar ook de vakkundigheid afdruipt. Een wijze keuze, want zo zal Tinez Roots Club niet alleen een succes worden in het afgebakende rock ‘n’ roll wereldje, maar ook op de roots-, blues en jazzpodia.
Enkele songs krijgen vocale ondersteuning, zoals I Long For You en Buick ’53 waardoor het album een aantrekkelijke variatie met zich mee krijgt. Al is de zang bij de met de sax in de wieg geboren Martijn echt niet het ondergeschoven kindje op dit album, want behalve dat de stem prima in orde is heeft een sterk melodieus nummer als I Don’t Want You No More of More Happiness de zang wel degelijk nodig en zo ontstaat er op het album een uitgebalanceerd geheel tussen een vocale en een instrumentale benadering. Ruimte voor een heel ander geluid is er ook, getuige het door Jan Kanis gezongen akoestische bluesnummer If I Could dat zéér overtuigend gebracht wordt. Kanis’ gitaarwerk is ook dominant aanwezig op het toffe She’s So Fine, waarbij de aanstekelijke riff voor rekening komt van de gitarist. Onze rock ‘n’ roll oren vinden alleen het relatief wat moderne bluesy getinte gitaargeluid in het toch wel leuke Tequila-achtige nummer Lovely Latina een beetje buiten onze smaak vallen.
Is er nog een slotconclusie nodig? Ik dacht het niet! Groove man, groove! Doggone baby, doggone!
Info over de band kun je vinden op hun nog in aanbouw zijnde site www.tinezrootsclub.nl en anders op hun Myspace www.myspace.com/tinezrootsclub (Frans van Dongen)



LET'S FUCKIN' ROCK/ CRAZY CAVAN &
THE RHYTHM RECORDS

CR CD13
CRAZY RHYTHM/ CRAZY CAVAN &
THE RHYTHM ROCKERS

Snapper Music, Cat SRoll, CD 819 X

Goed nieuws voor de fans van deze rockabilly-/ rock ‘n’ rolllegenden uit Wales, want kort geleden verschenen er twee nieuwe albums van Crazy Cavan & The Rhythm Rockers.
Het album Let's Fuckin' Rock is eindelijk weer eens een nieuw bandalbum, want na de CD Rhythm Rockin' Blues uit 2001, werd het weer eens tijd dat de band de studio indook om nieuwe opnamen te maken. Speciaal voor Engeland en om niemand te beledigen zit er op het CD-doosje een sticker met *** zodat het woord ‘fuckin'’ op het hoesje aan de buitenkant van het doosje niet te zien is... Naast de titel en de aparte, getekende hoes valt op dat bassist Vance Vincent niet meer in de band zit en vervangen is door de oude bassist Graham Price, die het in 1976 overnam van de originele bassist Don Kinsella. Voor de rest is de band nog steeds hetzelfde: een hecht team vrienden, trouw aan de band en hun muziek. Dat bleek ook op de DVD Rockabilly Rules Okay! op Big Beat Records, waarop de bandleden geïnterviewd werden. De band maakt al meteen duidelijk waar de band anno 2009 voor staat, want Groovy At The Movie is het visitekaartje van de band: snelle, vette en zeer aanstekelijke rock ‘n’ roll met piano over de filmhelden, waarbij enerzijds John Wayne en Jane Mansfield (bij voorbaat is dit nummer al geslaagd!) en anderzijds de rock ‘n’ roll pioniers Elvis Presley, Little Richard en Jerry Lee Lee Lewis worden geroemd. Wat een piano geweld! Verder valt dit nummer op doordat het iets in zich heeft als een soort uitnodiging tot meezingen. Wat een binnenkomer! Iets heel anders is Teddy Boy Blues, meer een relaxte mix van rockabilly en folk, een combinatie waarom de band zeker ook bekend staat. Dit nummer gaat natuurlijk over hun echte fans, de teddy boys en Teddy Boy Blues heeft naar mijn bescheiden mening de power om uit te groeien tot een echte live klassieker en een favoriet van veel teddy boys. Een echte Crazy Cavan stamper is Bing Bing Boogie, een simpele titel, maar een deuntje wat zeker lang in je gedachten blijft hangen door zijn dynamiek en misschien krijt dit nummer, zoals zoveel songs van Crazy Cavan, een echte cult status in de teddy boy rock ‘n’ rollscene. Wie zal het zeggen. Het klinkt heel opvallend, erg authentiek en obscuur met een vleugje Rollin' Rock. Naast teddy boy boys worden ook teddy girls zeker niet vergeten, want met No Angie Baby worden de rock ‘n’ roll ladies geëerd. No Angie Baby is meer een stroller, maar komt net zoals zoveel van hun nummers wel echt uit het hart en je hoort wat Gene Vincent invloeden in de zang met daarnaast ook een bluesy inslag (ritme en gitaar). Be My Lovin' Baby staat er in het boekje, maar op de CD staat Be My Honey Baby, een heel opvallende song die je kunt karakteriseren als Crazy Cavan meets Sun, dus authentieke rockabilly à la Mystery Train met de zoon van Crazy Cavan, Joe op de slap bass. Het is een gave song met prima authentiek klinkend gitaarwerk dat er echt uitspringt. Train A Ride daarentegen is meer een bluesy song met een scherp gitaarritme in de stijl van Brand New Cadillac en met een dreigend sfeertje en fantastische gitaar solo's van de enige echte Lyndon Needs. Who The Fuck You Talkin' To is een voorbeeld van een zogenaamde ‘billy folk song, rockabilly gemixt met een beetje folk over het dagelijkse leven van de teddy boys en met heel veel herkenbaars van vorige nummers. Dit nummer ligt tekstueel in de lijn van Teddy Boy Boogie en zou je daarom kunnen karakteriseren als rockabilly poetry. Een uitschieter vind ik zeker ook Bye Bye Bo Diddley, een perfect eerbetoon aan de pionier van de blues Bo Diddley met het karakteristieke Bo Didley ritme en natuurlijk zeker ook het kenmerkende Bo Didley gitaargeluid. Het nummer heeft een prima sound en dito tekst en is daarom één van mijn favoriete tracks. Ook de gitaarsolo's zijn dankzij de klasse van Lyndon karakteristiek te noemen. Met This Heart's On Fire switcht de band weer naar up tempo rock ‘n’ roll met zelfs meerstemmige zang, maar verder klinkt het prima en zoals je het van de band verwacht: rauw, cool en still crazy met een extra vermelding voor het scherpe gitaarwerk. Tailor Made over de kleermaker die bij zijn leest moet blijven en is een stroller, terwijl Cool As A Baby weer veel meer weg heeft van het niet zo bekende Buddy Holly nummer Modern Don Juan (zang) met een gave sound van de slap bass van Lyndon Needs in de stijl van Don Guess, bassist van Buddy Holly's Crickets. She's Allright is wederom een te gekke rockabilly stamper in de beste traditie van de band en met een te gekke tekst. Een uitstekende song is ook Peak A Boo, een Crazy Cavan klassieker met opvallend genoeg twee piano's dat qua idee wat weg heeft van Bertha Lou meets Little Richard. Door deze keuze klinkt het zeker niet alledaags en wordt het een heel bijzondere track. Don't Knock What You Don't Understand is een wijze levensles en een song die staat als een huis en een perfecte homage aan één van mijn favoriete zangers Johnny Cash. Het nummer heeft een perfecte country en Johnny Cash sound met aparte zang.
Ik vind het een zeer geslaagd album, al klinkt de band na 30 jaar natuurlijk wel iets anders dan in de jaren '70 van de vorige eeuw, maar die oude sound vind je ook zeker op veel nummers op dit album terug, maar verder ook de sound van het latere werk uit de eind zeventiger en begin tachtiger jaren, toen de band vaak gebruik maakte van een piano, maar ook de contrabas zijn intrede deed (jaren '80). De band is na 30 jaar nog steeds het toonbeeld van de teddy boy rock 'n’ roll, muzikanten die weten waar ze het over hebben, luister maar eens naar de tributes aan Bo Diddley en Johnny Cash.

Het andere album Crazy Rhythm is een verzamelaar van 30 tracks, waaronder de zeer invloedrijke klassieker Teddy Boy Boogie, maar ook mijn favoriete nummers zoals Both Wheels Left The Ground, Rockabilly Rules Okay en Well I'll Keep Rockin' en de bekende livesongs van de bekende LP/ CD Live At The Rainbow uit 1978. Bij dit album zit een heel fraai CD-boekje met veel informatie, prima als overzicht van de hoogtijdagen van de carrière van de band in de jaren '70 van de vorige eeuw en dat geldt eigenlijk ook voor de muziek op Crazy Rhythm. Prima als je nog heel weinig van dat materiaal van Crazy Cavan op CD hebt.
Voor alle uitgebreide informatie over de band en het bestellen van deze cd verwijs ik jullie naar hun fantastische website, een schatkamer aan informatie en foto's op het gebied van de band en de teddy boy cultuur via www.crazycavan.com (Frank Nelissen)


naar boven

Demo Recensie



14 mei 2009

WOW, WOW BABY/ HI-RHYTHM HUSTLERS
Hi Rhythm Hustlers, geen cat. nr.

Geen idee wanneer dit werd opgenomen, maar we kregen het van The Royal Deuces tijdens hun Benelux toer in maart, en op www.myspace.com/thehirhythmhustlers lezen we dat ze op Viva Las Vegas hier 4000 stuks van hebben uitgedeeld, dus dit moet iets recents zijn. We lezen er ook dat Raul Castro, zanger/ saxofonist van The Hi-Rhythm Hustlers, op Viva Las Vegas de jive competitie won, overduidelijk een teken dat op zijn minst hij 100% de rock 'n' roll is toegewijd. De rest van The Hi-Rhythm Hustlers wordt vervolledigd door drums (Jay Laude), contrabas (Mike Walz) en gitaar (Mitch Polzak). Die laatste twee zijn de link met The Royal Deuces, want zij zitten ook in The Royal Deuces. The Hi-Rhythm Hustlers komen uit East Bay, Califonië en willen luidens hun MySpace "opnieuw het vuur aan de lont van de energieke dansmuziek van het R&B, doo-wop en rock 'n' roll tijdperk steken". En daar slagen ze uitstekend in, want niet alleen is hier gelukkig geen enkele noot rhythm 'n' blues te horen, maar bovendien is dit voor "slechts" een demo uitermate veelbelovend. Wat zeg ik? Dit is verdomd goed!
Opener Wow Wow Baby (uit 1958 van The Searchers (u misschien beter bekend als The Hollywood Flames van Buzz Buzz Buzz een jaar eerder) en recentelijk trouwens ook, zij het iets meer netjes, gecoverd door The Roomates) is een meerstemmig doo-woppende, vingerknippende en uiterst dansbare jiverocker, ondersteund door stevig gitaarwerk. Diezelfde stevige gitaar duikt op in het tweede nummer, een goeie uptempo jive versie van Slow Down (Larry Williams), nu in combinatie met een gedreven sax en haast overdreven zang. Deze Slow Down drukt ons met de neus op de feiten: dit soort vaak ondergewaardeerde nummers zijn de enige echte ware klassiekers. Het derde en laatste nummer, opnieuw een cover, slaat een andere richting in: Ric Cartey's Ooh Ee Baby is vervreemdende trage sleazy rockabilly op een mambo-achtig ritme.
Drie prima nummers, zij het niet perfect: daarvoor is de productie net iets te veel uit de losse pols geschud, wat op zich weer bijdraagt aan de spontane levensvreugde die uit deze nummers schalt. Beschaafd maar toch streetwise. Een soortement jiveversie van The Seatsniffers. Verfrissend en verslavend. Onstuimig en uitbundig. Klassiek maar wild. Allemaal van toepassing op deze Hi-Rhythm Hustlers, die ons geloof en vertrouwen in pure rock 'n' roll gelijk weer omhoog krikken. Was dit vinyl, dan mocht het rechtstreeks in onze jukebox! Je kan deze drie nummers beluisteren op voornoemde MySpace. (Frantic Franky)



naar boven

CD Recensies



PSYCHO SAMBA MY WAY/ FRANTIC FLINTSTONES
Drunkabilly Records, DBR20045

Bijna vijf jaar na Champagne 4 All is dit het ondertussen ontelbaarste album van de in 1986 opgerichtte Frantic Flintstones (GB), met zoals tegenwoordig op elk Frantic Flinstones album een nieuwe bezetting. Chuck Harvey resideert tegenwoordig in Brazilië en nadat hij eerst drummer Mutant Cox van de Braziliaanse psychoband Os Catalépticos inlijfde, heeft hij nu gelijk Cox' andere band, de cowpunkers Hillbilly Rawhide, ingehuurd als Flintstones van dienst. Het goeie nieuws is dan ook dat op dit album prominent plaats wordt ingeruimd voor fiddle en in mindere mate banjo! Psychobilly met een cowboyviool, het is weer eens wat anders, en het geeft gelijk een prima cowpunk injectie aan dit album. De samba beperkt zich symbolisch tot enkele tragere stukken in sommige nummers. Half psycho, half cowpunk, da's zowat de verhouding op dit schijfje, maar er staan ook nog andere dingen op. Countryrock bijvoorbeeld (de cover van Mambo Sun van Marc Bolan & T.Rex), alsmede een goeie rockabilly/ hillbilly versie van Your Cheatin' Heart. En eindelijk nog eens een winnaar in de categorie niet-rock 'n' roll coveren, met de er-mag-gelachen-worden rockabilly cover van My Way (van Sinatra, niet van Eddie Cochran). Nooit gedacht dat My Way zou werken als rockabilly, maar dat doet het wel degelijk, al trekken ze het zaakje helaas meteen in het belachelijke door halverwege over te schakelen op een boerderij arrangement met de honden en varkens op de achtergrond. Ook om te lachen: de uptempo squaredans versie van You Can Have Her (het origineel is van Roy Hamilton die er in 1961 een dikke countryhit mee scoorde), en het Flintstones Yaba Daba Doo TV thema met een nieuwe tekst over drugs. Cast Iron Arm van Peanuts Wilson koppelt die koeiepunk dan weer aan nightclub cocktailmuziek.
Sympathieke neo, licht verteerbaar wegens overduidelijk tongue in cheek. Info: www.drunkabilly.com en www.myspace.com/flintstonesfrantic (Frantic Franky)


CONVINCE OR CONFUSE/ THE ASTRO ZOMBIES
Drunkabilly Records, DBR20043

Vierde studioalbum van deze in 1996 in Frankrijk opgerichte band, en het recept moge duidelijk zijn: psychobilly zo loeihard en supersnel dat het soms lijkt alsof de CD doldraait. Spelen kunnen ze ongetwijfeld! Deze CD bevat alles waar psychobilly anno 2009 voor staat: een mix van psycho, rock, speedrock, si(ck)xties garage, surf en punk, met veel tempowisselingen binnen de nummers. Niemand zal me evenwel tegenspreken dat dit meer rock dan psychobilly is: volgens mij zijn The Astro Zombies al lang de psycho ontgroeid en willen ze eigenlijk gewoon een rockband zijn, alleen is het natuurlijk ontzettend moeilijk om vanuit een subgenre op te klimmen naar de mainstream rock waar de concurrentie 1000 keer groter is. Speciale gaste op zang is Sarah Blackwood van The Creepshow (CAN) in Hey Gyp, origineel uit 1965 van Donovan godbetert, al lijkt deze duetversie me eerder geïnspireerd op de versie van Eric Burdon & the Animals van een jaar later. Opvallendste cover en wat mij betreft het beste nummer is een supersnel Bang Bang, inderdaad het Nancy Sinatra/ Cher nummer uit de film Kill Bill.
Wie die moderne psycho omarmt zal deze CD geweldig vinden, voor de rest van de mensheid vertegenwoordigt dit alles wat slecht is aan genre. Een middenweg is er niet. Wat de eerste groep dan weer als een compliment zal opvatten, en zo is de vicieuze cirkel rond. Na deze opnames werd contrabassist Thomas Frenchy (hij speelde ondermeer bij The Kings Of Nuthin, Surf Rats en Long Tall Texans) die naar Californië verkast opgevolgd door een andere Long Tall Texan, Mark Carew. Info: www.drunkabilly.com en www.myspace.com/zeastrozombies (Frantic Franky)

naar boven



26 april 2009

ROOMIN' HOUSE BOOGIE/ HAMP GOES WILD
Blue Lake Records BLR-CD 16

Hamp Goes Wild blijkt een groepsnaam (gejat van een LP van Lionel Hampton), en wel van de groep rond Hans-Peter "Hamp" Ruosch, sinds mid jaren '80 een bekend figuur in de Zwitserse rock 'n' roll scene, zo lezen we op de achterkant van deze CD. En we lezen verder: nu breidt Hamp zijn repertoire uit naar early boogie woogie en jump blues. Wij blij, want we verwachtten ons hier aan swingende rock 'n' roll zoals we die graag horen van een Mike Sanchez bijvoorbeeld. Helaas hadden we al snel door dat de nadruk toch meer op ouderwetse rhythm 'n' blues dan op rock 'n' roll ligt. Dit rolt namelijk wel, maar het rockt niet echt, als u ons begrijpt. De piano is het hoofdinstrument, maar alles is te veel medium tempo, te weinig blazers (op slechts drie nummers doet een sax mee), en Hamp's stem, op zich wat gewoontjes, lijkt me ook eerder geschikt voor blues dan voor rock 'n' roll. En jawel hoor, het derde nummer, notabene Bo Diddley's Can't Judge A Book, is mardi grass mambo Professor Longhair stijl. Boogie All Night (een solonummer van Kim Wilson van The Fabulous Thunderbirds) is een bluesshuffle met mondharmocia, weliswaar in fifties stijl, maar als ik dat wil horen kan ik elk weekend bij ons in het bluescafé terecht. Of zet ik liever Kid Thomas of Doctor Ross op. Nog zo'n puur bluesnummer is het eigen Please Don't Hurt Me.
Yep, deze CD is meer geschikt voor de fifties bluesliefhebber dan voor de rock 'n' roll fan, want die heeft ongetwijfeld favorietere versies in huis van Train Kept A Rollin', Real Gone Lover en zelfs Rockin' Good Way, hier in duet met Carmen Fenk, een Zwitserse rock-, jazz-, en funkzangeres, zo meen ik te mogen concluderen uit haar website, maar helaas ook al niet in het bezit van een stem waar ik van achterover sla. Andere covers zijn van Amos Milburn (Roomin' House Boogie en My Baby's Boogyin'), Robert Parker (Barefootin'), Louis Jordan (Early In The Morning, nog meer mardi gras) en Jimmy Rogers (Rock This House). Binnen het Chicken Shack rhyhtm 'n' blues idoom wellicht niet slecht, alleen vind ik het wat weinig om het lijf hebben, misschien door het beperkte instrumentarium: ik mis de volle sound die dit soort muziek zo zalig kan maken. Slotsom: eerder mild dan wild. Info: www.bluelake.ch en www.hampgoeswild.ch (Frantic Franky)


RIDIN' THROUGH THE DEVIL'S HILL /AS DIABATZ
Drunkabilly Records DBR20042

Braziliaans psychobillytrio bestaande uit drie grieten. Opmerkelijk, maar bieden ze ook iets meer dan het novelty aspect dat hen ongetwijfeld massa’s optredens oplevert? We zullen eens naar hun debuutalbum luisteren, met nieuwe versies van de vier tracks van hun Witches Brew CD-EP + de Meteors cover I Don't Worry About It. De CD werd opgenomen in Rotterdam door Marc Burger, drummer van 69 Beavershot en Triple Dynamite, die uiteraard weet hoe een stevig plaatje moet klinken. Technisch valt hier dan ook niets op aan te merken: de mix is prima, de balans tussen gitaar, drums en contrabas is voorbeeldig, de vocals staan mooi op de voorgrond. De muziek zelf is medium tempo psychobilly van het jaren '80 type met een schep neo en een vleugje Cramps, zonder de invloeden van hardcore, metal of doom die zoveel hedendaagse psychobands menen in hun muziek te moeten verwerken. Het nadeel daarvan is dat dit - ondanks dat hier slechts 10 nummers op staan die in 24 minuten voorbij zijn - vrij snel allemaal hetzelfde begint te klinken, ook omdat de zang middelmatig is, en de speelstijl erg simpel en steeds gebaseerd op dezelfde rifjes. Maar wie een hekel heeft aan de moderne richting waarin psycho is geëvolueerd, kan misschien deze drie dames in huis halen die het enkel hebben over duivels, heksen, psychobitches en necrolove. Zou ik ze de baas kunnen?... Info: www.drunkabilly.com en www.myspace.com/asdiabatz (Frantic Franky)


REBEL WITH A CURSE /GREEN MOON SPARKS
Drunkabilly Records DBR20044

Uit Italië afkomstige kort afgenepen psychobilly met Demented-achtige vocals, contrabas in overdrive en een punky rockgitaar. Zelf verwijzen ze naar Toy Dolls, Surf Rats en Scum Rats, maar ik ben helaas (of gelukkig?) niet genoeg thuis in het psychopunkwereldje om dat te kunnen bevestigen of ontkrachten. Ik hou het makkelijkheidshalve op vakkundig uitgevoerde grungy psychobilly die zichzelf niet te serieus neemt. Toch is dit debuutalbum meer dan dat alleen: Loser is hoempapa cowpunk met een dobro-achtige gitaar, het geinig getitelde A Rockabilly Stole My Bike is een geslaagde kruisbestuiving tussen rock en consumentvriendelijke psycho, in Mexican Disease vermengen ze hun muziek met spaghetti westerns, op Troubled Love Song en Tiger Job doet een trompet mee die zo bij The O'Haras (B) kan ingelijfd. Psycho en cowpunk blijft de hoofdmoot, maar op sommige momenten lijkt dit door zijn rechtlijnigheid weer het teddyboy equivalent van psychobilly, als u zich daar iets kan bij voorstellen. Kortom: Green Moon Sparks lijkt me eens te meer een band die een beetje verstrikt zit in de zelf opgelegde psycho regeltjes.
Aanstekelijk debuut, maar door die grommende zang tamelijk repetitief. Als u zich geroepen voelt, ga uw gang via www.drunkabilly.com, www.myspace.com/greenmoonsparks (Frantic Franky)


naar boven




16 april 2009


WHISKEY SONG/ WILLIAM SMULDERS
William Smulders Production, CDM WSP-01

William Smulders is een naam die vaak in onze giglist voorkomt. Hij speelt overal, in z’n eentje, als duo of in een band, met name William & the Handjives, maar toch hoor ik nu pas zijn muziek.
Deze CD, of eigenlijk beter CD-single, heeft als titeltrack het door William zelf geschreven nummer Whiskey Song. Hoewel de rasartiest bekend staat als rock ‘n’ roll gitarist/ zanger gooit hij het hier over een totaal andere boeg met een wijsje dat zo het midden houdt tussen een snel swingnummertje zoals we dat van The Keytones kennen en muziek die richting zigeunerswing gaat. Niet alleen de gitaar, maar ook voor de viool (Yvonne van der Pol) is er een hoofdrol weggelegd en in de solo horen we een sax (Toon Meijer) opduiken. Na het twee, drie keer afspelen van dit nummer blijft het superaanstekelijke nummer nog wel even in je hoofd hangen.
Wél rock ‘n’ roll is het eerste duet met niemand minder dan Wanda Jackson in, hoe kan het ook anders, Let’s Have A Party. Dit telt vooral als visitekaartje want het nummer zelf kennen we natuurlijk door en door. Toch horen we hier een energieke versie met een ruige gitaar. Het tweede duet is het eveneens van Wanda afkomstige Funnel Of Love (met Hammondorgel door Peer Gröning) dat nu nog meer poppy klinkt vanwege de wat moderne geluidskwaliteit maar waardoor het nummer wel een min of meer geslaagde oppoetsbeurt heeft ondergaan. Het slotnummer is de ballad In My Way dat we als een geslaagde ode aan Elvis kunnen zien.
William Smulders en zijn muzikanten (met verder op bas Richard Wallenburg en een onbekende, niet nader genoemde drummer) tonen hier hun vakmanschap. (Edit 17-4: William liet ons weten dat vanwege een drukfout de naam van drummer Ramon Rambeaux helaas weggevallen is. Ramon is de ex-Wilde Romance drummer van Herman Brood). Voor info, surf je naar www.williamsmulders.nl (Frans van Dongen)


BYE BYE BLUES/ SUE MORENO & MARCO DIMAGGIO
Jungle Records, TCB-3131 CD

Wie het album dat onze Sue Moreno samen met de Italiaanse meestergitarist Marco DiMaggio uit 2005 heeft gemist, kan opnieuw een poging wagen want het Finse Jungle Records bracht het album (met exact hetzelfde catalogusnummer) nog een keer uit, maar nu met drie bonustracks.
Aangezien we reeds een review van deze CD maakten en deze in onze 66e uitgave (dec. 2005) publiceerden hoeven we dit niet nog een keer dunnetjes over te doen. Samengevat stelden we dat het verbond van Sue en Marco niet leidde tot een typische rock ‘n’ roll CD pur sang, maar dat hun ambities ruimer waren en we ook stijlen uit de jazz en country tegenkwamen. Sue Moreno’s diepzwoele, en min of meer ingetogen stem past perfect bij Marco’s cleane, niet al te uitbundige gitaarstijl, zo lezen we terug. Het beste nummer vond de reviewer (toevallig dezelfde als nu!) de up-tempo rocker Rock ‘n’ Roll Party, een origineel klinkende song (met echo’s van Darrel Higham’s gitaarsound) waarvan het refrein in je geheugen blijft zitten. We noemden het een kwaliteitsalbum, en dat is nu drie, vier jaar later natuurlijk niet anders.
De bonustracks die niet op de eerste persing stonden, zijn opvallend genoeg niet met Marco DiMaggio opgenomen, maar recentelijk nog met James Knowler van The Keytones op gitaar, Jan Flubacher op contrabas en Florian Hoefnagels op drums, terwijl Keytones zanger/bassist Jarrod Coombes samen met Knowler voor de productie tekenden. Nu heeft Sue een jazzy kant en dat is niet direct muziek waar mijn hart naar uit gaat en heeft een nummer als Cry Me A River dus weinig met rock ‘n’ roll te maken. Het is echter wel zo dat Jim’s karakteristieke gitaarspel en de bekende sexy, zwoele stem van Sue me wel kunnen boeien, zeker in het relaxt swingende Hot Toddy, maar vooral in het up-tempo The World Is Waiting For The Sunrise.
Dit mogen we vast zien als een voorproefje voor een verdere samenwerking tussen Sue, James en de andere heren (met wellicht wat meer nummers in jive- en rock ‘n’ roll stijl!) waar ik zeker naar uitkijk. Info: www.suemoreno.com (Frans van Dongen)


BIG BEAT BOOGIE/ THE ATLANTICS
Atlantics, MIN01

De vijfkoppige Britse band The Atlantics bestaat pas sinds vorig jaar en heeft reeds in eigen beheer haar eerste CD uitgebracht. Van de bezetting worden we niet veel wijzer gezien hun nicknames: Shorty Long (contrabas), Mr. Miggs (gitaar), Boogie Bill (piano), Johnny Ace (drums) en de dame Ruby Darnell (saxofoon). Belangrijkste wapenfeit tot nu toe was het radio-optreden voor de BBC deze maand nog, en verder stond de band ook al op weekenders als Brean Sands, The Eddie Cochran Weekender en The Shake, Rattle & Roll Weekender.
Voordat je überhaupt één noot gehoord hebt kun je al enkele conclusies trekken. The Atlantics hebben zich hoogstwaarschijnlijk genoemd naar het bekende platenlabel, de titel van de CD laat ook niets te raden over want je trekt meteen een link naar Bill Haley. Goed geraden, want dat is in grote lijn ook wat we voorgeschoteld krijgen: Haley styled back-beat rock ‘n’ roll! Maar o nee, we hebben het hier niet van doen met een volgende tribute band: The Atlantics doen ook hun eigen ding, want van de 13 songs namen ze maar liefst 9 eigen songs op. Dat doen niet gek veel bands in dit genre. De vier covers zijn Rootin’ ’n Tootin’, Joe’s Hot House en de bekendere songs Reelin ’n Rockin’ en Eat Your Heart Out Annie en klinken prima. Wat zeker opvalt is de directe benadering zonder overdreven productie waardoor bijvoorbeeld de slap van de contrabas goed naar voren komt. Luister maar eens naar bijvoorbeeld Don’t Walk Away, en je denkt meteen aan Bill Haley’s Comets, om toch maar weer de vergelijking te maken. De zang wordt - zo dunkt me - afgewisseld, want ik lees op het CD-hoesje niet wie de zanger is en bovendien horen we per nummer variatie in de zang, en dat is helemaal het geval als lady Ruby aan de beurt is. Zij zingt onder meer What You Did To Me, een sterk ritmisch nummer en wat mij betreft één van de sterkste nummers van het album, en in ieder geval een tikkeltje beter dan Move On, het andere nummer dat ze voor haar rekening neemt want dat zingt ze wat terughoudender en bovendien vind ik het nummer sowieso wat clean overkomen. Zo klinken die andere eigen nummers als I Wanna Live of Lucy Looe een stuk minder ingetogen, en hebben ze naast een sterke backbeat ook een uitstekende zang en gitaarsound. De piano heeft voor het overgrote deel een ondersteunende rol, maar horen we af en toe ook in de solo terug, zoals in het nummer Rock ‘n’ Roll Heaven. Dat de saxofoon vaker de hoofdrol toebedeeld krijgt is natuurlijk niet verrassend. We nemen als voorbeeld het melodieus, doch swingende One Sweet Kiss.
We trekken een lijn vanaf The Comets, The Jodimars en Freddie Bell & the Bellboys en komen uit bij… The Atlantics met een aangenaam album. Info: www.the-atlantics.com (Frans van Dongen)


FOLLOW ME!/ MARS ATTACKS
Blue Lake Records, BLR-CD 17

De band Mars Attacks is al weer zo’n jaar of tien actief in het rockabillycircuit en bracht één vinyl-EP uit en vier CD’s, inclusief deze. De band uit de Alpen bestaat uit het viertal Roland Riedberger (zang/ slaggitaar, Zwitserland), Martin Telfser (sologitaar, Oostenrijk), Oliver Pfanner (contrabas, Oostenrijk) en David Karlinger (drums, Oostenrijk), en ze namen op voor het Zwitserse Blue Lake Records, gesitueerd ergens aan het meer van Genève.
Het digipack ziet er aantrekkelijk uit met de teksten origineel weergegeven als krantenberichtjes in The Swiss Cheese Post, in een ingesloten booklet. De teksten én de muziek zijn nieuw en zelfgeschreven, op één track na, te weten Got The Water Boiling van The Regals uit 1955, maar volgens het persbericht gespeeld á la de versie van Billy Lee Riley op Sun vier jaar later. En het persbericht liegt niet, want het is prima wild gespeelde rockabilly met breaks zoals in Flying Saucer Rock ‘n’ Roll. De rode draad op het album is sowieso wilde rockabilly, waarin ook een Sonny Burgess invloed opduikt in het nummer The Proof. Deze song is namelijk met trompet en is warempel één van de sterkste songs op het album. En geen nood hoor, er zit ook een gitaar(solo) in… Waar veel rockers ‘last’ van hebben is dat het altijd wild en snel moet zijn en dat wordt bezongen in de song You Only Like The Fast Songs, nu met Paul Burlison guitarlicks en gelijkend op vooral Train Kept A Rollin’. Toch blijkt een ballad ook niet te mogen ontbreken en dat wordt een feit met Not Only In Dreams, waarin Roland Riedberger laat horen goed á la Elvis te kunnen zingen en met zo’n stem gaat het natuurlijk altijd goed, ook als het weer up tempo gaat in Give Me An Answer, Praying For Rain (in de stijl van Elvis’ I Don’t Care If The Sun Don’t Shine) of Go Cat Go (dat toevallig wel wat weg heeft van de sound van de Amerikaanse band Go Cat Go in de jaren ’90). De meest desperaat klinkende rockabilly ligt de band ook wel zoals we mogen horen middels de titeltrack Follow Me of Nice Mr. Heavyweight (dat ook als videoclip nog een keer op de CD te vinden is). De CD wordt echter afgesloten met het aardige fingerpickin’ werkje Jazz Attacks, waarin Mister Sandman doorklinkt en misschien nog wel meer jazzy klanken die me bekend voorkomen maar waarvan ik de titels niet weet. Niet alleen de gitaar mag hierin trouwens solo spelen, ook de contrabas en ook de drum! Leuk gedaan.
Het eindoordeel kan kort zijn: Uitstekende rockabilly-CD. Info: www.bluelake.ch en www.rockabilly.ch/marsattacks (Frans van Dongen)


naar boven



28 maart 2009


COPYCAT/ COPYCAT
Team 4 Action T4A 0901

Dit is 'em dus, Patrick Ouchêne van het Brusselse rockabilly trio Runnin' Wild, met de Belgische inzending voor Moskou waar zoveel om te doen is... Maar daarover straks meer, laten we dit eerst eens terdege beluisteren. En dan moeten we onmiddellijk zeggen dat dit dus géén rockabilly of rock 'n' roll is. Dit is popmuziek met heel wat verwijzingen naar rock 'n' roll. Als je Oh Julie van Shakin' Stevens rock 'n' roll noemt, ja, dan is dit ook rock 'n' roll. Anders niet. Dat soort opgewekt liedje is Copycat, en verrekt catchy: als je het twee keer gehoord hebt blijft het "he's a copycat, ooh yeah, a copycat" refrein in je hoofd zitten, willen of niet. Het wordt dan ook genoeg herhaald :-) Daarnaast bevat Copycat heel wat elementen die heel sterk aan andere dingen doen denken, en ik heb het gevoel dat de schrijvers hebben geprobeerd er zoveel mogelijk zaken in te stoppen die lijken op andere dingen, er uiteraard zorg voor dragend dat ze net dat ene akkoord hebben veranderd om plagiaat, de buitenspelval van de liedjesschrijverij, te omzeilen. Waaraan doet Copycat ons denken? Een likje Zoot Suit Riot swing, een Jive Bunny sfeertje, een snuifje Lou Bega Mambo # 9, een Dire Straits Walk Of Life gitaar. De drumintro? Let's Twist Again. De trompetjes? Dance The Night Away van The Mavericks. De surfy gitaarsolo? Telstar van The Tornados. Dat alles op een hoopje? Een leuk popliedje, dat het verdient een radiohit te worden in België. Copycat werd ingespeeld door studiomuzikanten, uitgezonderd die Telstar gitaarsolo die Patrick Ouchêne zelf opnam. Bij de studiomuzikanten herkennen we één naam: trompettist Patrick Mortier, die in 1991 ook meespeelde op de CD Je Suis Swing van The Domino's, in die dagen Patrick Ouchêne's swing rock 'n' roll band.
Op de CD-single staan vier versies van Copycat: de reguliere versie, de Remix, de Demix, en een instrumentale karaoke versie. De videoclip staat er helaas niet op. De Remix duurt anderhalve minuut langer en heeft nog meer speciale effecten, waarbij vooral een swampy stukje Tony Joe White gitaar opvalt. De Demix wordt verondersteld de rock 'n' roll versie te zijn, met Runnin' Wild leden Lenn Dauphin op contrabas en Koen Verbeek op drums. De drums zijn inderdaad wat rockender en je hoort de klik klak van de contrabas, maar dat wordt volledig tenietgedaan omdat alle loops en speciale geluidjes en achtergrondkoortjes hier ook op gekwakt zijn. Voor een échte rock 'n' roll versie moeten we misschien wachten tot een volgende Runnin' Wild CD?
Tot zover de muziek, waar niemand zich een bult aan kan stoten. De tekst daarentegen deed, om het mild uit te drukken, heel wat wenkbrauwen fronsen. Ouchêne zingt immers dat er in Memphis een "copycat" rondloopt die hém imiteert: die copycat draagt dezelfde blue suede shoes, zingt dezelfde blues, heeft hetzelfde greasy hair en dezelfde teddy bear... dát soort rijmelarij. De copycat probeert zijn ziel te stelen, maar is "rijk en arrogant" en "te dik om te rock 'n' rollen", dus huurt de ik-persoon die zingt een "killer" in, en nu ligt de copycat in zijn graf, "te dood om te rock 'n' rollen". Elvis wordt nergens genoemd (de naam Priscilla komt wèl voor in de tekst), maar het liedje gaat dus duidelijk over de King. Ondergetekende kan daar allemaal best mee lachen, doch groot protest bij de verenigde Elvisfans der lage landen, met voorop de Belgische ElvisMatters en Elvis Memories fanclubs, oorspronkelijk reuze enthousiast omdat de Belgische Eurovisie inzending iets met Elvis te maken had. Een verontwaardigde ElvisMatters voorzitter Peter Verbuggen liet optekenen dat Copycat "stijf staat van de beledigingen, minachting, haat en wrok" en noemde het liedje een onbegrijpelijke schande omdat het Elvis belachelijk maakt. Sylvain Vertez, voorzitter van Elvis Memories, meldde in de krant: "De tekst trekt op niets. Was het echt de bedoeling om de Elvisfans te schofferen? De belangrijkste artiest aller tijden maak je toch niet uit voor vetzak?", maar vond los van de tekst het liedje wel te smaken: "Ik hou wel van de melodie - ik begin er spontaan van te dansen - en de zanger beschikt over een prima stem". Iemand startte een petitie op internet, en Elvismatters diende officieel klacht in bij Songfestival organisator EBU en eiste per aangetekende brief de diskwalificatie van België, op grond van artikel 4, paragraaf 9, dat zegt dat "onaanvaardbaar taalgebruik en kwetsende woorden" verboden zijn. Eerder al moest Georgië het liedje We Don't Wanna Put In intrekken omdat het beledigend zou zijn voor de Russische premier Putin. Michael Jarrett, die voor Elvis I'm Leavin' en I'll Be Home On Christmas Day schreef en in mei als lid van de Amerikaanse productie "The Original Elvis Tribute 2009" Nederland en België aandoet, bood gelijk aan een nieuw liedje voor België te schrijven. Copycat bleek uiteindelijk een storm in een glas water, want Sietse Bakker, manager Communicatie en Public Relations van het Eurovisie Songfestival, deelde mee dat de Eurovision Broadcasting Union, de Referentiegroep van het Eurovisie Songfestival, besliste dat Copycat mag aantreden: "de tekst is niet strijdig met het reglement en kan zodoende als zodanig meedoen. Het is aan de jury en aan het publiek om te oordelen of de tekst van Copycat al dan niet smakeloos is".
Andere Elvis autoriteiten relativeren de hele zaak. Ger Rijff vond dat "de zanger erg goed beweegt in de clip en vanop enige afstand echt wel op "the real thing" lijkt. In elk geval geen zwetende seventies imitator die kampt met overgewicht! De tekst? Ach, 80% van de kijkers van het Songfestival begrijpt geeneens Engels...". Arjan Deelen mailde ons in een reactie dat hij zich echt niet druk kan maken over de kritiek op Copycat omdat hij het een leuke Elvis-achtige song vindt, en het voorts alleen maar fijn vindt voor Patrick.
Onze conclusie? Zoals Colonel Parker al wist: alle publiciteit, ook negatieve, is goeie publiciteit. Hoe meer er over Copycat gesproken en geschreven wordt, hoe beter. Patrick kreeg er alvast een heleboel airplay op radio en televisie mee, en benadrukt in elk interview dat er een bloeiende fifties rock 'n' roll, rockabilly en roots scene bestaat van Portugal tot in de voormalige Sovjetunie. Toch goed voor de rockabilly, menen we. We hopen van ganser harte dat Patrick met dit liedje een hitje kan scoren in een paar landen, en ook dat ie er een extra zakcent aan overhoudt. Het is hem gegund, na 20 jaar hard werken in de rock 'n' roll. Volgens de bookmakers zou Copycat dan weer op een gedeelde laatste plaats eindigen. Als u wil gokken: Copycat staat 150 tegen 1... Met andere woorden: als alle Nederlanders nu voor één keer eens zou goed zouden willen zijn op dinsdag 12 mei in de eerste halve finale op Patrick te stemmen? Want hoe je het ook draait of keert: dit is beter dan Froger en Gordon :-) Info: www.t4a.com en www.myspace.com/copycateurovision. (Frantic Franky)


ROCKABILLY PARTY/ THE BUFFALO CHIPS
Cosmic Star Records, CSR-0022

The Buffalo Chips zijn een rockabillytrio uit Zuid-Duitsland opgericht in 2000, en dit is lang na de 4 track vinyl EP Cucumber Beat (Blue Lake Records, 2002) en minstens twee bijdragen aan compilaties hun debuut-CD, die sterk uit de startblokken schiet met Supersonic Mama: de Johnny Burnette gitaar, de stop-start structuur, de stevige slap en de rondsuizende cymbalen die wegvallen in de solo maken dit het soort nummer dat 15 jaar geleden op één weekendje Hemsby een clubhit werd. Als het tenminste geen cover was, zoals in dit geval van de Amerikaanse band Cave Catt Sammy. The Buffalo Chips coveren hier wel meer: Lonesome Train van Johnny Burnette, Everybody's Tryin' To Be My Baby van Carl Perkins, en Tornado van The Jiants bijvoorbeeld, alle drie stevige rockabilly. Stevig is inderdaad een adjectief dat past bij The Buffalo Chips, als in stevige moderne rockabilly met redelijke en redelijk brutale zang, en een erg basic mix die helaas wat van de dynamiek doet verliezen die de band ongetwijfeld in huis heeft. Enerzijds is dit een throwback naar de rock 'n' roll/ rockabilly uit de jaren '80 en '90, anderzijds sluit de band aan bij wat wel meer hedendaagse bands in het net iets steviger rock 'n' roll segment doen. Nog covers: surfclassic Pipeline, Sad Drag And Fall (Sid King) en Red Eyed Handsome Man (Bones Maki). Het valt trouwens op dat ze veel moderne bands coveren. Daarnaast coveren The Buffalo Chips ook zichzelf met heropnames van de complete Cucumber Beat EP, Nervous (van The Jets) van de Banzai 16 compilatie, en Who Slapped John (Gene Vincent)!
En net wanneer je denkt: okee, we hebben het wel gehoord, dit is typische wat hardere rock 'n' roll vergelijkbaar met een aantal bands in Duitsland en ook Nederland, beginnen ze net als veel van die vergelijkbare bands buiten de lijntjes te kleuren met het jivende No Heart To Spare (van The Go Getters) en het jazzy jivende She Will Come Back (Alis Lesley). My Steady Baby (Ray Pennington) is wellicht bedoeld als swingbilly. Nobody But You (van bluesman Little Walter Jacobs) heeft dan weer een duidelijke 60’s garage invloed. Woodpecker Rock (Nat County) is zo rauw dat het bijna trashabilly wordt, en het eigen Doghouse Tripple lijkt eerder trashy psychobilly. The Buffalo Chips doen ook mee aan het spelletje niet-rock 'n' roll coveren, en hun interpretatie van pophit Walk Like An Egyptian van The Bangles uit 1986 is aardig, maar ook niet meer dan dat: de structuur en de backing vocals blijven dezelfde, contrabas en drums benadrukken het exotische ritme, en er wordt een rockende gitaar aan toegevoegd. De wahwah gitaarsolo had voor ons niet gehoeven.
Wereldschokkend? Nee. Een revelatie? Evenmin. Een meesterwerk? Zeker niet. Het beluisteren waard voor wie zijn billy graag kruidt met de nodige power? Zeker, want hoe luider je dit speelt hoe beter het klinkt. Ook uit op LP op Randale Records RAN-041 met twee titels minder maar met gratis poster. Info: www.buffalochips.de en www.cosmic-star-records.de
(Frantic Franky)


YOU BETTER DIG IT/ MIKE SANCHEZ
Doopin Music, Doopin 02

We proberen onze CD-reviews zo actueel mogelijk te houden, maar ook al verscheen deze reeds vorige zomer, we willen hem u toch nog meegeven. Waarom? Omdat ie te goed is om over het hoofd te zien! Mike Sanchez blijft immers synoniem met kwaliteit, al zijn we al lang de tel van zijn releases kwijtgeraakt. Hoeveel albums bracht ie ondertussen uit sinds die goeie oude tijd midden jaren '80 met The Big Town Playboys? Een tiental? En of je het nu swing, jive, zwarte rock 'n' roll of boogie woogie noemt, het blijft geweldige muziek, aangevuurd door smeuïge blazers. Ook zijn nieuwste, al gaat ie tegenwoordig meer dan ooit de zwarte early sixties toer op. Want Sanchez wordt niet zozeer beter (hij is altijd goed geweest), maar breder. Letterlijk én figuurlijk, hahaha. De blanke Britse pianist met de zwarte stem en ziel grasduint meer en meer in andere zwarte stijlen: gezellig rollende rhythm 'n' blues, vroege soul, zelfontbrandende torch songs, Ray Charles-achtige dingen, tracks met R&B-gitaar (gespeeld door Oliver Darling), New Orleans rock 'n' roll.
Op de meeste Mike Sanchez CD’s staan enkele zelfgeschreven nummers, maar niet op deze: alle 20 tracks (u krijgt waar voor uw geld) zijn covers. Voor één keer vinden we dat niet erg, omdat ie al die covers zo goed vertolkt en naar zijn eigen hand zet, of het nu bekende klassiekers of compleet vergeten liedjes zijn. Zelden iemand zo goed Little Richard weten doen als Mike Sanchez hier op Heebie Jeebies, en ook zijn I'm A Fool To Care (Art Neville op Specialty), There Is Something On Your Mind (Big Jay McNeely), Bottle It Up And Go (origineel van Tommy McLennan uit 1939 alstublieft) en Sick And Tired (Chris Kenner) mogen er zijn. I'm Shakin (Little Willie John) werd eerder al gedaan door The Blasters, en wat de minder bekende covers betreft: voor de liefhebbers vermelden we dat er songs bijzitten van onder meer Johnny Guitar Watson (One More Kiss en Highway 60), Ike Turner (That's All I Need), Bill Johnson (You Better Dig It), Little Ike (She Can Rock), Young Jessie (Make Me Feel A Little Good), Allen Toussaint (Lipstick Traces), Charles Sheffield (The Kangaroo), Freddy King (You Can't Hide), Gene & Eunice (Bom Bom Lulu) en Little Willie Littlefield (Baby Shame). Sanchez weet ze uit te kiezen, en belangrijker: hij maakt er, ondanks die verscheidenheid aan genres, een consistent geheel van, waarin zelfs het blanke Tallahassee Lassie van Freddy Cannon perfect past.
De enige smet op deze CD is de gastbijdrage van Sanchez' echtgenote Miss Tayva die op drie nummers meezingt. Haar stem is niks bijzonder en kan niet op tegen die van Sanchez. Dan heb ik betere covers van No Good Lover (Mickey & Sylvia) liggen. Onafgezien daarvan is deze CD Mike Sanchez grand cru. Doopin is Sanchez' eigen label, dus als uw vaste CD-boer dit swingende uurtje niet in voorraad heeft, gaat u best te rade op www.mikesanchez.co.uk. Of u gaat op 11 juli naar het Sjock festival in België waar Sanchez die avond ongetwijfeld de pannen van het dak van de tent zal spelen.
(Frantic Franky)


ROCKIN' AND BOPPIN' IN THE DESERT: ARIZONA ROCKABILLY Vol. 2
Bear Family Records BCD 16683 AR

Bij Bear Family zijn ze niet gehaast: volume 1 van deze CD verscheen in... 1999! Waarom het zo lang geduurd heeft? Geen idee, mogelijk een rechtenkwestie. Eigenlijk speelt het ook geen rol: de muziek is om en bij de 50 jaar oud. Dertig tracks 1955-1965 die zoals de titel aangeeft afkomstig zijn uit de staat Arizona, sommige verschenen op nationale labels als RCA Victor en Del-Fi, de meerderheid geplukt van obscure lokale maatschappijtjes als Rev, Lancer, Sims, Canyon, Daynite, Gay (!), Flagpole, LJR, Smart, Acme, Ford, Porter, Jo-Ree, Ra-Q, Maken en WBC. Grootste gemene delers: een deel nummers werd opgenomen in de Audio Recorders Of Arizona studio van Floyd Ramsey, anderzijds zit er spul tussen gelinkt aan de door de piepjonge Lee Hazlewood opgerichte Viv Records studio. Her en der speelt dan ook de vaste Phoenix kliek met ondermeer drummer Bob Taylor en gitaristen Al Casey en Don Cole mee. Een aantal namen van volume 1 keert terug, zoals Lonesome Long John Roller, Rusty Isabell, Jimmy Dell, Jimmy Johnson, Gene Maltais en Barry Lane. De bekendste namen zijn evenwel Niki Sullivan van The Crickets met het brave maar uptempo en mooie onuitgebrachte I Told Everybody uit 1959, de latere countryster en eveneens kortstondige Cricket Waylon Jennings met een redelijke countryrock versie van Rave On uit 1964 (trager dan Buddy Holly), cultfiguur Gene Maltais met de schappelijke gitaar annex piano pounder Lovemakin' (véél minder wild dan zijn Gangwar en The Ragin' Sea), en Curtis Lee twee jaar vóór Pretty Little Angel Eyes en Under The Moon Of Love met een getemperd Pure Love van Johnny Burnette. Minder bekend maar misschien toch een belletje doen rinkelend zijn Rusty Isabell (de helft van The Rio Rockers van Mexicali Baby en dezelfde kerel die in 1958 als Red (Hot) Russell de single Stop/ Pedro Joe uitbracht op Porter Records), Skip & Flip (hier met hun uitstekende want vreemd genoeg Deke Dickerson op het lijf geschreven debuut Betty Jean uit 1958 onder de naam The Pledges), en het al meermaals gecompileerde Knock Knock Rattle van Rex Allen.
Wie rockabilly verwacht komt ondanks de titel bedrogen uit, want dat is slechts in zeer beperkte mate op voorraad. We krijgen daarentegen rock 'n' roll in alle soorten en maten: swingende jive, twist (Whole Lotta Shakin' Goin' On van Jimmy Bennett & the Negligees uit 1963, vandaar het twist arrangement), stroll, zwarte screamers, Duane Eddy imitaties (een aantal leden van Duane's Rebels hielden zich na hun uren in dezelfde studio waar Duane Eddy opnam onbekommerd bezig met het kopiëren van Duane's sound), twangy countrybop, early sixties rock, novelties, en vooral veel vrolijke dansbare rock met vaak piano en/ of sax. Veel nummers hebben een sympathiek arrangement, sommige bezigen doo-woppende backings. Alle 30 nummers in detail bespreken gaan we hier niet doen, maar als u toevallig een 21-jarige volgetatoeëerde Bettie Page lookalike bent komen we op eenvoudig verzoek alle liedjes bij u thuis nazingen. Favorieten aanhalen heeft evenmin zin, want u pikt er misschien weer juist 5 of 10 andere songs uit. De zes onuitgebrachte nummers zijn prima, wat lang niet altijd zo is met unissued stuff. Alles bij mekaar kwaliteit, al is er soms toch een hoek af: een onverwachte orchestratie, blazers waar je die juist niet verwacht, tracks die enkele jaren geleden flink wat succes zouden geoogst hebben op verzamel-LPs als Out For Kicks, veel nummers die verbazingwekkend overdreven klinken. Afijn, daar hou ik allemaal wel van, en voor mij maakt dat die tracks juist extra de moeite. Maar we benadrukken dus dat het hier om een rock 'n' roll CD gaat, niet om rockabilly. Er is wel degelijk een verschil, beste mensen!
Geluidskwaliteit en het boekje van 44 pagina’s met achtergrondinfo, label scans en foto’s voldoen uiteraard aan de strengste Bear Family eisen. Info: www.bear-family.de, dat niet gespeend van enige vorm van humor alvast hint naar volume 3...
(Frantic Franky)

naar boven

Magazine Recensie



28 maart 2009

 

THE JUBOP
Nr. 1, Jaargang 2009

Dat Boppin’ Around niet meer in gedrukte vorm verschijnt, wil niet zeggen dat er geen Nederlandstalig rock ‘n’ roll magazine meer is. We spreken nu over The Jubop, dat het met haar eerste uitgave van 2009 zelfs in full-colour doet. De hoofdmoot van het blad bestaat uit recente rock ‘n’ roll verslagen waarmee ze laten zien dat ze midden in de scéne staan, en dat komt de geloofwaardigheid van het blad sterk ten goede. Ontzettend aantrekkelijk is dat alle foto’s, dus ook de foto’s die ze zelf op die evenementen namen, in full-colour zijn, inclusief het verslag van – jawel – de Betty Page Cruise die onlangs plaatsvond. Sterker: het héle blad is inmiddels in full-colour en wij hopen dat ze dat nog lang vol mogen houden! Dat maakt zo’n artikel over burlesque natuurlijk ook een stuk interessanter, zeker als we de middenpagina mogen bewonderen: een poster van de vijf prachtig geklede dames van het Australische Hi-Ball Burlesque.
Verder lezen we artikelen over jukeboxen en zien we de nieuwe rubriek A Touch Of Rare Record verschijnen, een rubriek die zomaar in één van de voorlopers van Boppin’ Around als Rockville of Boothill gestaan zou kunnen hebben.
Op het eerste oog merk je aan verschillende facetten (stichtingsdoel, opzet voorwoord, agendadisclaimer, combinatie muziek en lifestyle) dat het duidelijk is dat Jubop haar inspiratie bij Boppin’ Around magazine haalde. En daar zijn we best trots op. Boppin’ Around mag dan nog wel volop op internet actief zijn, The Jubop heeft de fakkel in magazineland nu definitief overgenomen. De belangrijkste rock ‘n’ roll infotainment komt heden ten dage uit twee bronnen: The Jubop met haar fysieke aanwezigheid middels prachtige reportages enerzijds, en Boppin’ Around met vooral het snelle actuele nieuws op internet anderzijds. Het een sluit het ander dus niet uit, en aangezien je dit dus blijkt te lezen doe ik een oproep om ook maar meteen abonnee te worden van The Jubop. Steun deze cats 'n kittens. Wij weten hoe moeilijk het is om de continuïteit van een goed magazine te bewerkstelligen. Info: www.jubop.nl. Een jaarabonnement kost je drie tientjes en je ontvangt daarvoor vier maal het op A4 gedrukte magazine met 48 full-colour pagina’s. (Frans van Dongen)

naar boven

CD Recensies



19 maart 2009

KING/ BIG BAD SHAKIN'
MCDP, FOX CD 700

Big Bad Shakin' is een Duitse rock ‘n’ roll formatie die in 1997 werd opgericht. In 2004 kwam hun debuutalbum Bad At Being Good uit op Raucous Records (RAUCD 150) en die beviel mij destijds zeer goed door de stijl van rock ‘n’ roll (Wild Angels/ Shakin' Stevens & The Sunsets) en de zang die mij zeer aan The Lennerockers deed denken. Big Bad Shakin' bestaat uit JB Good (drums), "Crazy" Sören Heinze (piano/ zang), Brian "Razor" Conrad (gitaar) en Paolo DiStefano (bas). De band trad ook diverse malen in het buitenland op zoals in Engeland, Scandinavië en Tsjechië, waar ze in 2005 tijdens de Czech Repulic Rock ‘n’ Roll Festival optraden met Wild Bob Burgos. Wild Bob Burgos liet de band fungeren als zijn begeleidingsband The Houserockers en fungeerde zodoende voor Big Bad Shakin' als een soort rock ‘n’ roll leermeester.
De Koning doet zijn intrede op de tonen van de eerste song You Ain't My Kinda Girl, een zeer stevig begin in de vorm van up tempo rock ‘n’ roll met rauwe zang en ruig en ook een beetje rock-achtig gitaarwerk. Wel even wennen zijn verder ook de wat moderne productie foefjes. Ook zeer stevig en swingend vind ik 99 Chimpanzees met de piano als aanjager en rauwe gitaarsolo's en grappig Walk Don't Run verwerkt in de piano solo's. Zoals op meer nummers zijn de gitaarsolo's wat te modern voor mij en moet je het meer rock dan rock 'n roll noemen. Maar voor de rest is het een zeer gaaf eigen nummer. Iets heel anders is B-B-Baby, herkenbare rockabilly gemixt met neo-rockabilly en jammer genoeg veel te moderne gitaarsolo's. Verder is de zang ook zeer opvallend, want die is op een heel aparte manier geproduceerd (met wederom moderne foefjes). Het grootste deel van deze song bevalt mij prima. You've Done Me Wrong doet mij qua zang en opzet (stijl, sound) zeer aan die andere Duitse formatie The Lennerockers denken. Het is zeer relaxt swingende rock ‘n’ roll met gaaf piano werk. Een leuke ballad-achtige sing is Mean Caroline met gevoelige zang, waarbij de zang mij een beetje aan popzanger Bob Geldorf van The Boomtown Rats doet denken. Gelukkig verloochent de band hare ware aard niet en is het daarna weer party time met vette stevige rock ‘n’ roll in de vorm van Big Bad Party. Van dat werk ben ik een grote fan en omdat wij van Boppin' Around wel van een feestje houden noem ik dit nummer apart. Het nummer is een gaaf feest van piano en stevig gitaarwerk en zang à la The Lennerockers en met een live-sfeertje. Prima! Zee apart is ook Rebel Yell met een apart James Bond-achtig intro (een geluid wat later nog een keer in de song opduikt) dat overgaat in een neo-rockabilly achtige song van Billy Idol, als ik het goed heb een punkzanger. Het is niet onaardig, want het nummer verzand niet in een te modern sound (alleen het gitaarwerk een beetje wel) en heeft verder een vol geluid. Zeer grappig, en wat mij qua zang veel aan The Lennrockers doet denken, is Bautzen City Skater, met een volle sound en een vette slappin' bass en met prima gitaarwerk. Wel is dat moderne gitaargeluid wederom erg wennen. Zeer vette rock ‘n’ roll die bijna uit de CD-speler knalt is Bop If You Can dat, wanneer het iets te modern wordt bijna uit de bocht vliegt, maar voor de rest prima en supersnel is. Zeer goede relaxte rock ‘n’ roll met heel veel herkenbaars is Goodbye See You Again, een nummer wat een leuke populair klinkende melodie en gave achtergrondzang heeft.
Dit is geen CD voor de puristen onder maar meer voor de fans van stevige rock 'n' roll met een basis van Shakin' Stevens & The Sunsets/ Wild Angels en dit in mixer gegooid met andere ingrediënten als Amerikaanse jaren '50 rock ‘n’ roll, skate, glamrock en moderne muziekstijlen zoals rockachtige invloeden. Het resultaat van die mix noemt de band Rockin' Cartoon Pop. Het is een opvallende band met heel veel lef en een heel eigen geluid, die 14 eigen nummers heeft geschreven en verder een keuze maakte voor 3 niet alledaagse covers. Ik denk dat je deze CD eerst eens moet beluisteren alvorens je 'm aanschaft, want de arrangementen van Big Bad Shakin' zijn soms erg wennen. Voor sommige mensen is het jammer dat de CD geen kerstnummers bevat, maar dat is ook weer een typisch voorbeeld van de humor van Big Bad Shakin' (zie hoesje…). Info: www.mcdp.de en/ of www.bigbadshakin.com (Frank Nelissen)


MR. BREATHLESS PLAYS CRAZY CAVAN/
MR. BREATHLESS
Goofin’ Records, GRCD 6153

Mr. Breathless is een Finse rock ‘n’ roll formatie met pianist/ zanger Mr. Breathless in de hoofdrol, bijgestaan door Esa Pullianen op gitaar, Kai Pullianen op basgitaar en Toni Liimata op drums. Omdat Crazy Cavan ooit met de LP Still Crazy (Polarvox Oy, LJLP 1001, 1980) in Finland een gouden plaat scoorde (die het verder ook bracht tot nummer 1 in de Finse hitlijsten) en de band Crazy Cavan 'n The Rhytm Rockers nog steeds apetrots is op deze prestatie en verder ook Finland in hun hart gesloten hebben, is het des te logischer dat dit tribute mini-album uit Finland komt. Daarom zijn ook de liner notes door Paul Barrett, de manager van Crazy Cavan geschreven.
Het album opent erg leuk met Alligator Shoes, dat ingetogen wordt gezongen en uitgevoerd wordt met een gave, swingende piano. Een zeer coole up tempo uitvoering is die van Rockabilly Star, dat door het gebruik van de piano en het tempo meer rock ‘n’ roll te noemen is, terwijl het origineel als rockabilly gekarakteriseerd kan worden. Dit nummer bevalt mij door de piano, de zang en het aparte (iets modern klinkende) gitaarwerk zeer goed. Een heel leuke uitvoering en iets minder snel dan het origineel is Boogie Woogie Country Girl met een echte boogie woogie piano, goede zang een soort countystijl gitaarwerk. De laatste twee songs zouden normaal de uitsmijters kunnen vormen, want Wildest Cats In Town gevolgd door Rockabilly Rules OK! in de uitvoering van Crazy Cavan zouden de CD uit de speler doen knallen. Voor Mr. Breathless geldt dat meer voor Rockabilly Rules OK! dan voor Wildest Cats In Town. Rockabilly Rules is mijn favoriete nummer en die song vormt de enige echte uitsmijter. Het nummer heeft een stevig ritme, aardige zang en dynamische gitaarsolo's, waarbij de gitarist een muzikaal duel uitvecht met de pianist. Zeer waardige afsluiter van dit opmerkelijke album, want het is zeer apart om Crazy Cavan nummers te horen van iemand dan Crazy Cavan zelf en ook als de hoofdrol wordt opgeëist door de piano. Voor meer informatie verwijs ik jullie naar www.goofinrecords.com. (Frank Nelissen)

naar boven

DVD Recensie



19 maart 2009

ROCKABILLY RULES OKAY!/ CRAZY CAVAN AND THE RHYTM ROCKERS
Big Beat Records, BBR00009

Als voorafje voor de nieuwe CD van Crazy Cavan die we binnenkort gaan reviewen, bespreken we eerst de laatste DVD van Crazy Cavan, die - in tegenstelling tot de twee live DVD’s Dewstow Golf Club 2006 (DVD 01) en Dewstow Golf Club 2007 (DVD 02) - geen recente live opnamen bevat, maar optredens uit de eind zeventiger en begin tachtiger jaren van de vorige eeuw en die ook aangevuld is met TV-opnamen uit die periode. De DVD is in 6 hoofstukken verdeeld, Rockabilly Rules Okay!, Rockabilly In Paris, For Fans Only, Live in Parijs, Diaporama en Catalogue.

De DVD begint met Rockabilly Rules Okay!, altijd al één van mijn favoriete Crazy Cavan nummers, met een gave piano. Dit nummer staat twee keer op de DVD. De eerste uitvoering is een live uitvoering, maar het optreden ziet er in totaliteit wel uit als een opname die voor de TV werd opgenomen. Deze uitvoering oogt namelijk als een soort mix van een clip en een live optreden en is qua beeld en geluid prima. Het is wel grappig om te zien dat als je 30 jaar terugkijkt, dat er anno 2009 nog steeds niets veranderd is, want in 1979 ging gitarist Lyndon Needs al helemaal uit zijn dak en dat is nu nog steeds het geval. De tweede uitvoering van Rockabilly Rules Okay!, is een live uitvoering, afkomstig van een concert in Parijs uit 1980. Ook heel bijzonder om te zien is clip op de Franse TV C+ van Takin’ Care Of My Home met alleen Crazy Cavan in een coole outfit en met een soort Eddie Cochran-achtige look (oogopslag) en verder is zijn uitstraling en charisma te karakteriseren als een soort kruising tussen John Wayne en Robert Mitchum.

Zeer uniek zijn ook de live opnamen uit het concert wat de band in 1980 gaf in het Empire Theatre in Parijs. Natuurlijk komen hun klassiekers Are You Still Crazy en Old Black Joe aan bod, maar verder ook standaard rock ‘n’ roll werk als Bony Maronie en Love Me, aangevuld met een gave song als Oakie Boogie, op de DVD verkeerd getiteld als Hokey Boogie. Slordigheidje van Big Beat, die er wel meer zijn, zoals het tweede nummer van het concert in Caister. Dat is Hard Rock Cafe, terwijl er Hot Rock op de DVD staat maar toch weer Hard Rock Café op de hoes. Ook wordt er in het interview een fout gemaakt, want in de ondertiteling in het Frans op de DVD staat Gales, terwijl het natuurlijk om Wales gaat. Dat soort foutjes zijn wel een beetje slordig te noemen. Het concert in Frankrijk (Rockabilly In Paris) is op een prima manier gefilmd met mooie sfeerbeelden op het podium van de enige echte wilcats in town, maar ook in de zaal. Het ziet er allemaal zeer professioneel uit met slow motion, een prima sound en dito beelden. Ook het enthousiasme van het publiek werkt aanstekelijk en dat voelt de band prima aan door in Frankrijk, het land van de wijn een nummer als Dinkin’ Wine Spee-Dee-O-Dee te spelen, succes verzekerd natuurlijk en bij Crazy Cavan And The Rhytm Rockers de kat op het spek binden. Daarnaast staan in het onderdeel Live In Paris ook de 6 nummers van het bekende Bop ’n Roll Party optreden in studio Davout in Parijs (met Jacky Guerard op piano) op deze DVD. Die Bop ’n Roll Party-opnamen verschenen al eerder op de DVD Bop ’n Roll Party (Big Beat Records BBR 00005), met het onnavolgbare intro van Wolfman Jack. Wat een spetterend optreden, een wilde pianist, karakteristiek op één van mijn favoriete songs Both Wheels Left The Ground, enthousiaste fans en met Crazy Cavan die allerlei capriolen uithaalt met Lydon Needs en hem in de zaal over de vloer heen sleurt.

Ook uniek, maar inmiddels wel bekende beelden zijn die van het concert van de band tijdens het International Rock ’n Roll Weekend uit 1979, want die (sfeer)beelden met een dolenthousiast en wild dansend publiek, kleine vechtpartijtjes, een overvol podium en een zeer wild bewegende neger op Old Black Joe, waren al te zien in de film Blue Suede Shoes uit 1979. Tussen al die live nummers in het onderdeel For Fans Only hoor je interviews met de bandleden, maar verwacht geen hoogdravende antwoorden, wel veel humor zoals die van drummer Mike Walley die Crazy Cavan een heel geschikte vent, maar vindt dat Crazy Cavan wel zijn best doet, maar niet kan zingen, of bassist Vance Vincent die met een glas wijn in de hand alleen maar kan uitbrengen dat de wijn goed is en dat hij het uitstekend naar zijn zin heeft. Wat opvalt is dat alle bandleden zeggen dat er niets mis is met Crazy Cavan of de band en dat de sfeer in de band nog steeds uitstekend is. Je zou verwachten dat Crazy Cavan ook in Wales geboren is, omdat de band altijd met South Wales werd geassocieerd, maar dat is niet zo. Cavan is geboren in Leicester in de zogenaamde Midlands, als zoon van een Engelse moeder en een Iers vader. Hij groeide echter later op aan de westkust van Ierland. In 1959 vertrok het gezin Crogan vanuit Ierland, naar waarschijnlijk Newport in South Wales. Door de humor van de bandleden en de teksten van Crazy Cavan zijn deze interviews in zijn totaliteit wel zeer bijzonder als document. Zeer uniek zijn de antwoorden van Crazy Cavan zelf, die vertelt hoe hij in aanraking kwam met muziek en waardoor hij besloot om muziek te gaan maken en een band op te richten. In zijn interview blikt hij veelvuldig terug naar zijn jeugd, waarin hij via twee introducties met rock ‘n’ roll in aanraking kwam. De eerste introductie van rock ‘n’ roll kwam via de muziek die hij hoorde op de kermis. De tweede introductie van rock ‘n’ roll kwam via de film. Crazy Cavan groeide namelijk op de in de jaren ’50 en kwam zeer veelvuldig in aanraking met film, want hij ging zo’n drie keer per week naar de bioscoop. Zo zag hij Elvis Presley en die maakte zo’n indruk op hem. Zoiets als Elvis had Cavan nog nooit gezien en die ervaring is hem altijd bij gebleven. Zeer humoristisch is de anekdote dat hij in de begintijd met een pianist optrad voor bier en per song uitbetaald kreeg in glazen bier, dus hoe meer nummers hij en de pianist speelden hoe meer glazen bier er voor hen getapt werden. Samen met die pianist speelde hij veel standaard rock ‘n’ roll werk als Tutti Frutti. In 1964 ontstond de eerste band genaamd Screamin’ Count Dracula & The Vampires (met o.a. Lydon Needs en Terry Walley) en later Count Dracula And The Vampires genoemd. Maar die band werd alleen maar voor de grap opgericht en heeft maar even bestaan (een paar weken) en had qua stijl iets weg van Screamin’ Jay Hawkins met schreeuwerige rock ‘n’ roll en een grote zwarte cape. Daarna werd die band in 1968 omgedoopt in The Sundogs (met pianist Brian Thomas and bassist Don Kinsella). Toen rond 1969/1970 bassist Don Kinsella en drummer Mike Coffey bij de band kwamen was dat de start van Crazy Cavan And The Rhytm Rockers. Van die band is eigenlijk alleen de bassist een paar keer veranderd (van eerst Don Kinsella via Graham Price tot Vance Vincent). Toen Crazy Cavan And The Rhytm Rockers rond 1973 een steeds grotere fanschare kreeg, startte de band met het schrijven van wilde eigen nummers voor de teddy boys en teddy girls. Crazy Cavan vertelde in het interview hoe hij die nummers tot stand kwamen. Dat het onmogelijk is om te gaan zitten en te plannen om een nummer te gaan schrijven. Nee, die songs kwamen spontaan tot stand door ervaringen in zijn leven en dingen die hij op straat en in de kroeg hoorde. Verder vond hij het belangrijk om zelf nummers te schrijven, om zodoende de rock ‘n’ roll levend te kunnen houden. De fans hoorden die eigen nummers tijdens optredens en gingen daarom ook steeds meer vragen om die nummers op te nemen en een plaat uit te brengen. Het probleem daarbij was wel dat, enerzijds de fans steeds meer om platen gingen vragen, terwijl aan de andere kant platenlabels meer geïnteresseerd waren in beatgroepen. Die platenmaatschappijen waren niet zo geïnteresseerd om platen van rock ‘n’ roll-bands uit te brengen. Om die reden deed de band dat in het begin zelf maar. De band maakte een tape en bracht in 1973 twee eigen nummers in eigen beheer op single uit. Die single Teddy Boy Boogie/ Bop Little Baby werd op het eigen label Crazy Rhytm (CR 01) uitgebracht en is inmiddels een klassieker en collectors item geworden. In 1974 verscheen de EP Teddy Boy Rock ‘n’ Roll ook op het Crazy Rhytm label (CR 02). Door die platen kwamen er optredens door heel Europa en kwam de band ook in Nederland terecht, waar ze in contact kwamen met Rockhouse. In 1975 verscheen hun eerste LP Crazy Rhytm op het Nederlandse rock ‘n’ roll label Rockhouse Records (Rockhouse 7510). Al hun platen werden een heel groot succes en vonden gretig aftrek onder hun fans door heel Europa en zo ontstond al gauw een ware cult rond de band en kreeg de band een echte cultstatus in de teddy boy scène, een status die de band ongeveer 35 jaar later nog steeds heeft behouden.

Naast de unieke live optredens en de interviews zien we ook een zeer bijzondere foto montage (diaporama) van ongeveer 20 foto’s van Jean Louis Rancurel. De kleurenfoto’s zijn op een unieke en professioneel manier gemaakte en gemonteerd. Het oogt namelijk zo, alsof de foto’s bewegen, soms worden de foto’s opgebouwd en komt er telkens een onderdeel van de foto bij en verder lopen de foto’s ook in elkaar over. De foto’s worden ondersteund door het nummer Takin’ Care Of My Home.

Ik vind Rockabilly Rules Okay! Een fantastische en unieke DVD voor de fans van Crazy Cavan, omdat het gaat op opnamen, foto’s en interviews van bijna 30 jaar geleden. Ik vind de DVD een terecht eerbetoon aan deze legendarische teddy boy rock ‘n’ roll band, die - ondanks allerlei muzikale veranderingen - altijd trouw is gebleven aan teddy boy rock ‘n’ roll en in 30 jaar tijd hebben gezorgd voor een hele karrenvracht aan teddy boy klassiekers. De DVD is voor ongeveer 17 Engelse ponden (inclusief verzending) te bestellen via webshop op hun zeer uitgebreide website www.crazycavan.com met een schat aan informatie over de historie van de band, hun complete discografie en unieke foto’s van optredens en hun platen. Ook kan je daar allerlei kleding en speciale collectors items aanschaffen. Als je hun website bezoekt voel je je als fan als een klein kind in een snoepwinkel. (Frank Nelissen)


naar boven

CD Recensies



9 maart 2009


THAT’LL FLAT… GIT IT! Vol. 21
Bear Family Records, BCD 16721

Het duurde even voordat volume 21 in deze succesvolle rockabillyreeks gelanceerd werd, want we waren inmiddels al bij nummer 25. De deal kwam waarschijnlijk niet snel genoeg rond. Atlantic Records, want daar gaat het bij dit volume over, is het label van de Turk Ahmet Ertegun. Hij kwam in Amerika terecht na eerst in talloze Europese steden gewoond te hebben, als zoon van een ambassadeur voor Turkije. Ahmet was inmiddels een groot jazzfan en zijn droom was om een eigen platenlabel te starten. Hoe dat in 1948 lukte kun je lezen in het uitgebreide booklet. Uiteraard waren de eerste opnames jazz, maar enkele jaren daarna bracht het label ook hillbilly uit. En vanzelfsprekend kwam het midden de jaren ’50 terecht bij rock ‘n’ roll en rockabilly, in een poging om ook een Elvis Presley te vinden. De muziek werd niet altijd op Atlantic uitgebracht, maar ook op vele sublabels. Toch vinden we hier geen echt grote namen terug, aangezien de hoofdmoot van het label in de jaren ’50 vooral rhythm & blues was, of zwarte rock ‘n’ roll, zo je wilt.
In eerste instantie dacht ik dat Bear Family mij het verkeerde CD-tje in het juiste hoesje had toegestuurd, want het label vermeld Ding Dong Dandy van Al Henderson. Uiteraard blijkt het om een labelshot te zijn van dit nummer, dat dus ook op deze 21e That’ll Flat staat. Zoals de subtitel al aangeeft (Rockabilly & Rock ‘n’ Roll From The Vaults Of Atlantic Records) is niet alles rockabilly, en dit nummer is dan ook rock ‘n’ roll met een beschaafde sax. Hal Willis heeft met My Pink Cadillac wellicht één van de meest typerende rockabillysongs op dit album, wat bijzonder is gezien het feit dat hij niet alleen uit Canada kwam, maar dan ook nog eens uit het Franstalige gedeelte! Zijn Bop-A-Dee-Bop-A-Doo bevalt me zelfs nog beter en valt in de categorie klassieke rock ‘n’ roll. De beroemdste naam op deze verzamelaar is David Gates. Toch rinkelde bij mij niet echt een belletje en het feit dat hij pas ná de rock ‘n’ roll periode echt succes kreeg en wel met de formatie Bread, maakt dat ik dat logisch kan noemen. Zijn Swingin’ Baby Doll is zeker en vast prima rockabilly (met piano). Wij kennen wellicht The Kingsmen het best, want dat waren eigenlijk gewoon The Comets. De songs die men bij Decca (in eerste instantie!) niet op mocht nemen, werden bij Atlantic wél op de plaat gezet. Het instrumentale nummer Week End werd zelfs een hit, maar ik kan me het standpunt van Decca eerlijk gezegd wel een beetje voorstellen want zo’n supernummer is het niet. De enige dame op de CD is Barbara Greene, een joodse zangeres die door Ertegun’s partner Jerry Wexler een kans kreeg middels twee Little Richard covers. Het zijn ook een van de weinige jaren ’60 opnames die we hier vinden. Grappig is de ietwat idiote basstem die doo-wop-achtig de achtergrondvocalen in Long Tall Sally vertolkt. De enige zwarte rocker op de CD is Mad Man Taylor die met de song Rumble Tumble toch echte rockabilly aflevert, zij het met piano. De gitaarsolo is honderd procent rockabilly! Zanger/ pianist Teddy Redell is een naam die we tegenwoordig vooral kennen van Collector, het label dat onwaarschijnlijk veel onbekende vergane Amerikaanse rock ‘n’ roll labels wist op te sporen, waaronder Vaden Records waar Teddy Redell voor opnam. Atlantic kocht later de master van enkele nummers, waaronder het melodieuze Judy. Het werden geen hits, maar Judy werd in 1961 wel opgepikt door Elvis die het daarna opnam. Over Elvis gesproken: Glenn Reeves is de onbekende die bekend is als degene die de eerste demo opnam van Heartbreak Hotel. Dat staat hier niet op, maar onder meer wel een van de beste songs op de CD, Rockin’ Country Style, een hete mix van rock ‘n’ roll en rockabilly voorzien van piano. Nog een opvallende eend in de bijt is Junior Thompson. Hij nam weliswaar al in de jaren ’50 op voor Meteor Records (zoals Mama’s Little Baby) maar het opvallende is dat de hier vertegenwoordigde song Jungle Girl uit 1967 stamt, toch niet echt een periode die bekend staat om zijn rockabillymuziek. Ik denk dat men deze enigszins rockabilly-achtige song destijds gewoon onder country catalogiseerde. Zijn naamgenoot Buddy Thompson levert onder meer een van de bekendste songs af, te weten het (zeker in de saxsolo) superrockende This Is The Night. Tot slot haal ik de net als Buddy Holly eveneens uit Lubbock komende Sonny West aan. Hij nam nog vóór Buddy Holly Rave On op met Trini Lopez’ band The Big Beats in de studio van Norman Petty.
Jawel, de CD-reeks behoudt met dit volume nog altijd zijn kwaliteit. Info: www.bear-family.de (Frans van Dongen)


THAT’LL FLAT… GIT IT! Vol. 26
Bear Family Records, BCD 16876

We zijn back in track met al weer nummer 26 in de That’ll Flat Git It reeks. Net geen 5 sterren voor 4 Star Records (waarom niet, eigenlijk? – het booklet laat ons ook in het duister omtrent deze constatering…), het jaren ’40 label dat aan de westkust van Amerika gesitueerd was. Uit de 4 Star Records stal kwam niemand minder dan Patsy Cline, maar zij is als popzangeres natuurlijk niet vertegenwoordigd op deze CD. Net voor de rockabillyboom ging 4 Star in zee met het grote Decca Records en werd toen zo ongeveer het label dat muziek uitbracht dat Decca niet zelf wilde uitbrengen. Daar bleef het niet bij, want al lezende in het, wederom uitgebreide booklet, constateren we dat er daarna nog vele zakelijke verbindingen tot stand werden gebracht met andere labels. Hier ga ik uiteraard niet al te diep op in (of eigenlijk helemaal niet) want de muziek is voor ons interessanter.
De enerverende jaren ’50 bracht 4 Star Records ertoe om zich met de rockabilly bezig te gaan houden. Of in ieder geval muziek die een verbinding vormde tussen hillbilly en rockabilly, zoals ook The Maddox Brothers And Rose, die na hun 4 Star periode bij Columbia Records furore gingen maken. Hier vertegenwoordigd is het enthousiaste New Step It Up And Go. Pure rockabilly is Jimmy Wolford's My Name Is Jimmy, een song in het Elvis Sun-idioom, en Sammy Masters is zeker een populaire kerel voor ons, gezien zijn Pink Cadillac uit mei 1956, waar ook nog een apart verhaal aan vastzit. De song werd enkele maanden later opnieuw uitgebracht door Modern Records onder de naam Johnny Todd, met overgedubde drums en in die versie kwam het onder de aandacht van het grote Mercury Records in de persoon van Rusty Draper die het eveneens opnam. Volgens mij is dit echter de beste versie. Ook zijn Some Like It Hot is prima basic rockabilly. Nog zo’n illustere naam is Arkie Shibley met onder meer zijn Hot Rod Race dat eerlijk gezegd toch eerder hillbilly met elektrische gitaar is dan echt rockabilly. Ook meer hillbilly dan rockabilly was T. Texas Tyler, destijds de eerste grote naam voor 4 Star. Al in de eind jaren ’40 nam hij voor 4 Star op, en aan het einde van de jaren ’50 probeerde hij ook de jeugd voor zich te winnen met Shake ‘Em Up Rock. Zijn carrière had heel wat meer kunnen voorstellen als hij geen fervent druggebruiker en alcoholist was geweest. Bovendien bekeerde hij zich in 1958 en werd gospelartiest. Slim Willet was de man van de bekende pophit Don’t Let The Stars Get In Your Eyes, later door velen gecovered. Hier horen we zijn Come Sundown waarbij zelfs Bear Family het lichte ruisje over de opname niet helemaal weggepoetst kreeg. Meer nummers hebben een licht ruislaagje, maar ik een nummer als Hey Pretty Baby van The Miller Brothers, of Dance With Her Henry van Tommy Scott hoor ik liever zo dan helemaal niet!
Beslist niet alle 30 songs zijn dus echte rockabilly, maar hou je ook van countryboogie en rock-a-hillbilly (die benaming heb ik zelf niet verzonnen, het staat genoemd in het booklet), vind je af en toe een fiddle ook niet vies en ben je niet allergisch voor een steelgitaar, dan ben je met dit deeltje aan het juiste adres. En heb je heel de reeks al dan kun je natuurlijk ook niet buiten deze CD… Info: www.bear-family.de (Frans van Dongen)


SLEEPY ROCKS/ SLEEPY LaBEEF
Bear Family Records, BCD 15981

Mooie herinneringen heb ik aan Sleepy LaBeef. Ik zag de charismatische rockabillyheld voor het eerst op een rock ‘n’ roll meeting in Uitgeest, aan het begin van de jaren ’90 en teleurgesteld door eerdere optredens van uitgebluste oudgedienden werd ik compleet verrast door zijn imposante verschijning en overweldigende aanwezigheid. Met zijn bijna droevige, trouwe hondenogen en donkere stem stal hij de show van die avond. Enkele jaren later was hij present op de Rockhouse Meeting waarvoor achter op de Boppin’ Around een advertentie stond. Het VPRO-programma De Stompin’ Velden gebruikte deze Rockhouse Meeting als bruggetje van de net gedraaide Sleepy LaBeef song Walkin’ Slowly naar reclame voor Boppin’ Around. En dat was bij wijze van uitzondering. Enfin, het betreffende fragment is nog steeds op onze website terug te vinden.
Okay, genoeg weemoed. Sleepy Rocks! Dat is waar het om draait en dat mag een understatement genoemd worden. Zijn wilde rockabillyklassieker All The Time blijft een van mijn favoriete rockabillynummers ooit en zelfs het naar het voorbeeld van Elvis opgenomen Baby Let’s Play House heeft een hoogstaande energieke waarde. Little Bit More is nog zo’n voorbeeld van het uitbundige in Sleepy’s muziek. Was het midden jaren ’50 dus nog rockabilly, aan het eind van de jaren ’50 kunnen we het rock ‘n’ roll noemen met als één van de hoogtepunt de krachtige Hank Ballard cover Tore Up. In die tijd nam hij ook een hele serie ballads op waarbij de piano vaak de hoofdrol verzorgt, waaronder bijvoorbeeld het slechts 1.41 minuut durende I Found Out.
De hele story van Sleepy is uiteraard te lezen in het bijbehorende booklet en de muziek gaat met de story mee, want in de jaren ’60 werd zijn muziek wat bedeesder, met her en der een country-invloed, en dan weer een zwarte invloed zoals Clarence Henry’s Ain’t Got No Home, dat me in gedachten nog immer meeneemt naar de live-performance van Sleepy destijds. De rock ‘n’ roll verdween in ieder geval voor geen moment en nooit uit Sleepy’s hart en ook zijn latere nummers uit de jaren ’70 rocken, al is dat in een modernere sound met nadrukkelijke basgitaar die typisch is voor de Amerikaanse rock ‘n’ roll uit die tijd. Niet alle 35 songs op de CD hebben zo’n hoogstaande kwaliteit als, ik noem, All The Time, maar we gunnen Sleepy van harte deze muzikale levensloop toe, al mag de echte fan natuurlijk zijn CD-box op Bear Family in huis hebben. Het enige beetje jammerlijke van deze (en andere Bear Family CD’s) is dat de muziek nooit op chronologische volgorde staat.
Deze CD-voorstelling geldt tevens als een voorbeeld voor de gehele ‘…Rocks’-serie. We bespraken er al een aantal in onze gedrukte uitgaven en er zijn er sindsdien heel wat bijgekomen, van Ronnie Hawkins Rocks tot The Cadillacs Rocks. Van rockabilly en rock ‘n’ roll tot doo-wop. Het is een heel uitgebreid verhaal geworden, deze aantrekkelijke serie. Bekijk ze allemaal op www.bear-family.de/cd-dvd-series (kies in het menu links 'Rocks') al staan er al weer nieuwe CD's op stapel met bijvoorbeeld Frankie Lymon Rocks die op 30 maart uitkomt. (Frans van Dongen)

naar boven



19 februari 2009

STILL GOT MY MOJO/ BILLY LEE RILEY WITH THE BELLHOPS
Rhythm Bomb Records, RBR 5696

In de bijna 20 jaar die The Bellhops op de planken staan hebben ze al vele originele Amerikaanse rockers begeleid, waarbij de samenwerking met Ray Campi zelfs uitmondde in twee albums. In 2007 doken The Bellhops een Roermondse studio in samen met nog zo’n rasechte rocker, Billy Lee Riley. Het daaruit ontstane album is echter zojuist pas op Rhythm Bomb Records uitgekomen.
Dat Billy Lee Riley de rock ‘n’ roll nooit echt verlaten heeft (met wellicht alleen een uitstapje naar vadertje blues) is een understatement bij het beluisteren van deze CD waarop Billy mag zijn wie hij is: een rockabillyheld, een rockabillylegende, een rockabillyster! Een portie klassieke rock ‘n’ roll en rockabilly is dan ook wat we voorgeschoteld krijgen. Deze CD is dus niet te vergelijken met de eveneens zojuist uitgebrachte nieuwe CD van The Bellhops, onlangs nog gerecenseerd. Dat de stem van Billy Lee Riley de tand des tijds natuurlijk ook niet tot in de eeuwigheid kan doorstaan blijkt in een medium tempo nummer als Crazy Me, maar dat is dan al nagenoeg niet meer hoorbaar in de rauwere, bluesy songs als Mojo Man en Rooster Blues waarbij Billy dit euveltje wegpoetst met zijn nog altijd aanwezige rock ‘n’ roll enthousiasme. En als het met snelheid is, hebben we ook niks te klagen: zo staat helemaal aan het begin meteen één van mijn favoriete songs, de absolute uptempo rocker Havin’ A Whole Lot Of Fun met de sax én de piano én de gitaar in de hoofdrol. Jawel, want heel aantrekkelijk aan het album is de aanwezigheid van gastmusicus Clous van Mechelen op piano én saxofoon, zeker niet tegelijkertijd, alhoewel dat in nog zo’n kraker als Have Mercy Miss Percy bijna wel het geval lijkt… Voor nog meer muzikale variatie zorgt Billy zelf, want op Rooster Blues, I Hear You Knockin’ en Song Wine And Women blaast hij op mouthharp. Maar natuurlijk is dit eerst en vooral een ‘rockabillyguitar-CD’ en mag Emilio op élk nummer de show stelen, hoewel de tweede gast, Jeroen ‘C.C. Jerome’ van Gasteren, op een viertal nummers ook een gitaarsolo weggeeft. Hoe dan ook, beiden spelen ze top! Top is zeker ook het totale geluid, wat niet alleen aan de productie ligt, maar zeker ook aan de back-beat, de wisselwerking tussen bas en drum, het goed op elkaar ingespeelde kloppende hart van The Bellhops, Martin en Enrico.
Billy Lee Riley sure still got his mojo! En The Bellhops weten en wisten dat! Info: www.thebellhops.com (Frans van Dongen)


CAJUNBILLY/ THE BIG BAYOU BANDITS
The Big Bayou Bandits, géén cat. nr.

Driekwart van The Big Bayou Bandits uit het Belgische Brugge (dat zijn veel B's op een rijtje) zaten vroeger in rockabillyband The Billygoat Riders, maar als BBB zijn ze helemaal op de cajuntoer. Voor de niet-ingewijden: cajun is Amerikaanse volksmuziek - rootsmuziek - uit Louisiana waarin de accordeon de hoofdrol speelt. Dat The Billygoat Riders zich in 2005 hebben omgevormd tot cajunband is de verdienste van zanger Yves Messany, niet alleen een rock 'n' roll liefhebber, maar vooral ook cajunfanaat in hart en nieren. Dat is ie al jaren: ooit zijn we samen nog op vakantie geweest in New Orleans en Lafayette, waar Yves ons wist binnen te lullen bij 50’s cajunrocker Johnnie Allan. Beste jambalaya die ik ooit heb gegeten. Maar da's een heel ander verhaal dat ik bewaar voor mijn memoires, waarin ik de volledige ongecensureerde waarheid over alles en iedereen zal onthullen. Terzake! Ik heb Yves nog zijn eerste accordeon weten kopen, en da's niet bepaald een koop die je doet om cool te wezen. De rockers die uit liefhebberij een Gretsch of een contrabas aanschaffen zou ik niet te eten willen geven, maar de accordeon moet zowat het onpopulairste instrument ter wereld zijn. Afijn, Yves kocht zijn accordeon, leerde zichzelf er op spelen, kocht nog een accordeon, en wist ten langen leste zijn kameraden te overtuigen toch eens een cajunnummertje te spelen. Vanaf dan ging het snel voor BBB, ondanks het feit of misschien juist omdát de Europese cajunscene nog kleiner is dan het rockabillywereldje. Hoewel elk land wel enkele bands telt (Nederland staat trouwens hoog aangeschreven om zijn cajunbands én voor het jaarlijkse cajun & zydeco (het zwarte equivalent van cajun) festival in Raamsdonkveer), denk ik dat er in Europa zo weinig cajunbands zijn dat ze blij zijn als er nieuw bloed bijkomt, en binnen de kortste keren stonden BBB op een heleboel podia. Nu is er hun debuut-CD Cajunbilly, met de nadruk op cajun, want het aandeel billy blijft bijzonder beperkt. Dit is pure cajun, mooi in zijn eenvoud. Geen ingewikkelde toestanden, geen vermenging met andere genres, gewoon 15 aanstekelijke melodietjes met de accordeon als leidmotief, ondersteund door een rustige contrabas (geen slap), een minimum aan ritme (drums is teveel gezegd), en interludia van dobro en banjo. Gitarist Guy Winne kan namelijk spelen op alles wat snaren heeft. De meeste nummers zijn gezongen in het Frans, en Yves trekt zich aardig uit de slag. Het voordeel van cajun is immers dat de zang niet perfect dient te zijn. Ik heb nog maar weinig echte made-in-Louisiana cajun gehoord waarvan het Frans begrijpelijk of zelfs maar verstaanbaar was. Van zodra ze in Louisiana hoorden dat wij uit België kwamen takelden ze steevast apetrots een kranig oudje binnen "dat nog Frans sprak". Zelden of nooit iets van hun gebrabbel begrepen…
De meeste nummers op de CD zijn uptempo en medium tempo two-steps, de walsjes zijn herleid tot een minimum. Componisten staan nergens vermeld, dus veronderstel ik dat Two Step De Bruges en Big Bayou Breakdown eigen pensels zijn. Grand Bosco, Madame Sosthene, J'étais Au Bal en One Step A Chaumont zijn dan weer gejat van andere artiesten. Het blijven natuurlijk bandieten... Nummers met een link naar rock 'n' roll zijn South To Louisiana (Johnnie Allan's cajun versie uit 1962 van Johnny Horton's North To Alaska) en Promised Land van Chuck Berry in de door accordeon aangedreven versie van opnieuw Johnnie Allan uit 1971. Het enige andere nummer waarin rock ‘n’ roll wordt binnengesmokkeld is Paddle On The Bayou. De CD sluit verrassend af met texmex-klassieker Ay Te Dejo En San Antonio, helaas net een nummer waarin de zang wat minder is. Maar laat dat vooral de pret niet drukken, want deze CD doet verlangen naar de lente in Louisiana: lang, zwoel en vochtig. Net zoals mijn vrouwen!
BBB brachten dit uit in eigen beheer, maar voor slechts 10 € + porto sturen ze 'm naar je thuis. Laissez les bon temps rouler op www.bigbayoubandits.com en www.myspace.com/bigbayoubanditscajunbilly
(Frantic Franky)


ROCK...HIP...ROCK
Collector Records. CLCD 4532

Vreemd: Collector ging toch stoppen, en nu liggen hier alwéér drie Collector CD’s in het "te beluisteren" vakje? Nee, deze drie CD’s zijn wel degelijk binnengekomen met de laatste Collector batch. In de loop der jaren hebben we hier al zoveel Collector compilaties besproken dat het moeilijk wordt ze nog uit een originele invalshoek te benaderen, dus hebben we deze keer geopteerd voor het aloude systeem van kruisjes. De balans valt reuze mee: een dikke meerderheid van de 30 tracks op Rock Hip Rock kregen een kruisje, omdat er een goeie solo of een prima gitaar inzit, ze goed gezongen zijn, of op een andere manier de moeite waard zijn. De CD bevat de gebruikelijke Collector mix van genres: rock 'n' roll, rockabilly, stevige instrumentals met veel screams, early sixties rockers, truckin' countryrock, nummers met hillbilly, bluegrass en/ of gospel invloed (op deze CD heus niet te veel), surf instrumentals (Devil Surf van Chiyo & the Crescents: wilde surfgitaar + een orgeltje op de achtergrond + sax + cowabonga kreten, dat alles geserveerd op een Ventures branding), enkele thema songs rond ruimtevaart (het geinige Space Sickness van Dicky Dixon & the Dixie Wranglers, ongetwijfeld uit het zuiden) of horror (het al vaker gecompileerde Voo Doo Woman van Smiley Smith), female rockabilly (Since Baby Put Me Down van Sharlet Sexton), één bekende naam met een onbekend nummer (Howie Stange), en een paar vergeten covers (Doin' My Time van Jimmie Skinner maar vooral bekend van Johnny Cash, Folsom, een Wild Side Of Life met merkwaardig nasale, bijna plechtige zang op prima rockabilly gitaar). En dit zou uiteraard geen Collector CD zijn als er niet enkele bizariteiten opstonden: nummers die zo slecht zijn dat ze weer leuk worden, zoals Rubber Legs van Gene Smith (dronken country hicks vocals op down on the farm rockabilly), of Hey You, What Are You, Some Kind Of Nut van Andy Cory, het soort onweerstaanbare debiliteit waar destijds de Big Itch of Frolic Diner reeksen van overliepen.
Enkele willekeurige favorieten, want het is moeilijk kiezen: het twangy Big Bad Wolf (Clinton O'Neal & the Country Drifters), de springerige sixties bopper Right Bird Baby van Charles K & the Southern Winds, en I Guess That's Why You're Mine van The Teen-Beets, een jiver met Beatles vocalen en roffelende drumbreaks, even goed als het vergelijkbare She's The One van The Chartbusters.
De conclusie is zo klaar als een klontje: dit is een van de beter Collectors. Info: www.collectorrecords.nl (Frantic Franky)


ROCK & ROLL WITH PIANO vol. 17
Collector Records CLCD 4533

Nummer 17 in de Collector reeks waarin de piano de rode draad is, uiteraard een heel breed criterium: die piano kan zowel hoofdinstrument als begeleiding zijn, een frisse solo vertolken, of gewoon wat meepingelen. Op enkele tracks hoor ik zelfs geeneens piano, maar orgel! Bovendien kan de piano in zowat elk rock 'n' roll subgenre gebruikt worden, want handig is voor Collector dat er een handje van weg heeft alle mogelijke stijlen door mekaar te husselen. Je kan dan ook geen hoofdstijl op deze CD kleven: dit lijkt op sommige momenten een verzameling van evenveel stijlen als er nummers op staan, namelijk de voor Collector gebruikelijke 30: rock 'n' roll met backing vocals, hillbilly, countrybilly, instrumentals (véél instrumentals, net niet de helft van de CD), honky tonk, boogie woogie, rock 'n' roll twist, saxende stripstrollers, novelty, covers (Kansas City). Sommige nummers halen de mosterd dan weer bij een ander: Yearning van Kookie Jones leent wat melodielijnen van It'll Be Me. Ook nu hebben we het kruisjessyteem gebezigd, en we geven eerlijk toe dat we in vergelijking met de vorige CD op minder kruisjes uitkwamen: deze piano-CD bevat meer ongeïnspireerde nummers die doelloos heen en weer wiegen, instrumentals die er zonder duidelijke richting op los improviseren, of rock 'n' roll gefabriceerd door wat lijkt op een loungeband in een casino in Vegas . Wat natuurlijk een puur persoonlijk oordeel is dat niet noodzakelijk de mening van de gemiddelde intelligente liefhebber weerspiegelt: wat ik maar zus en zo vind, is voor iemand anders misschien het hoogtepunt van deze CD. En dat betekent zeker niet dat deze CD niet een aantal sterke nummers bevat. Luister maar eens naar opener Can't See Why van Wayne Hammond & the Starfires: als dat geen instant klassieker is, weet ik het ook niet meer. Of naar Georgia Redheaded Girl van Curly Howard: sterke countrybilly op een muziekdoospiano. Of naar de twangy surf van Tidal Wave van The Challengers. Samenvatting: kopen om de reeks compleet te houden! Info: www.collectorrecords.nl (Frantic Franky)


TRANSPARENT ROCK SHAKE RHYHTM
Still Records, SLCD 1173

En de allerlaatste Collector CD is niet op Collector, maar op sublabel Still, het zwarte broertje van Collector, opgericht om de donkerdere rock 'n' roll variant voor de eeuwigheid te bewaren. Misschien denkt u dan automatisch aan bluesbop, maar dat staat hier eigenlijk niet op: ook al zijn enkele nummers wel vanuit die hoek beïnvloed, toch zou ik geen enkel nummer van deze CD onmiddellijk na Shake Your Hips draaien. Uiteraard passeert ook hier de hele resem zwarte stijlen de revue, van pré-rock 'n' roll shouters die goed naar Roy Brown en Wynonie Harris geluisterd hebben, Back Door Men in de stijl van Big Joe Turner en heerlijk doo-woppende jivers over scattende loudmouths en bluesrock tot rock 'n' roll met R&B-gitaren, Ray Charles imitaties, en songs boordevol soul opgenomen nog voor dat genre uitgevonden werd. Op enkele tracks klinkt de stem erg blank, misschien waren dat wel geïntegreerde bands met blanke én zwarte muzikanten?
Dit zou geen Collector zijn als u niet een gulle greep gulzige instrumentals kreeg, gaande van strak in het pak zittende en stijf van de speed staande swingcombo’s tot scheurende saxen op sleazy stripstrollers met hoog Vegas Grind gehalte. Ruimtevaart rock 'n' roll, horror rock, covers (Tore Up), het staat hier allemaal op. Favorieten? Teveel om op te noemen! Laat ik volstaan met te zeggen dat dit in zijn geheel een uiterst entertainende CD is, aan te raden aan iedere rock 'n' roll verzamelaar wiens hart een bruin randje heeft. Party Time, om Gene & Wendell hier te quoten! En zou dit nu echt de áller-állerlaatste Collector zijn? We blijven hopen van niet… Info: www.collectorrecords.nl (Frantic Franky)


ROUND THE WORLD/ TORMENT
Vampirette VAMPCD100

Alles komt terug, behalve Torment, de band die zich noemde naar een nummer van Frenzy, waarvan Torment zanger-gitarist Simon Brand ooit nog deel uitmaakte. Torment zal nooit terugkomen, want Simon Brand pleegde in 1994 zelfmoord. Hij leed naar verluidt aan een depressie, en was dus wellicht inderdaad, euh, getormenteerd. Torment liet vier LP’s na, opgenomen in een tijdspanne van vijf jaar, waarvan dit de derde is, uit 1989 op Nervous, uiteraard sinds lang deleted, en nu voor het eerst op CD. Op de hoesfoto's van Round The World mat het Britse trio zich een pure rock 'n' roll look aan, en dat was niet alleen een visuele verandering van imago, ook de muziek reflecteerde deels een mentaliteitswijziging, zij het niet richting rockabilly. De meerderheid van de 12 tracks zijn nog steeds psychobilly van de eerste generatie: nerveus, niet bijster denderend gezongen of gespeeld, vaak gewoon rock vermomd met een kletterende contrabas, opgehangen aan simpele en eindeloos herhaalde hooks en gitaarrifs, verpakt in een bedenkelijke mixing. Maar Torment doet hier ook andere dingen: Love To Drink gebruikt mambo ritmes als kapstok, Hideaway lijkt met zijn muur van synthesizers (!) een kruising tussen psychobilly en new wave, Kicked Down Low is een soort rechtdoor poprocker. De enige cover hier, Twenty Flight Rock van Eddie Cochran, is meerstemmige acappella doo-wop tegen een achtergrond van exotische Iko Iko ritmes.
De CD bevat zes bonustracks: de vier nummers van de 12-inch Mystery Men EP uit 1986 die al eerder stonden op de CD-versie van hun debuut-LP Psyclops Carnival, en twee nummers van hun door Steve Whitehouse van Frenzy geproducede Three's A Crowd LP, Out Of My Head en These Chains. Die LP stond al eerder integraal op hun Best Of cd The Best Of Torment, uitgezonderd These Chains. De bonustracks bieden geen verrassingen. Het hele Torment verhaal kun je nalezen in de hoesnota’s. Rest de vraag: wat moeten we twintig jaar na datum met deze CD? Enkel aanraden aan wie de gaten in zijn collectie wil opvullen of de originele LP heeft versleten? Info: www.vampirette.de, nog meer Torment vindt je op www.oldschool-psychobilly.de


RED HOT MAX & CATS/ THE THRILLING SOUND OF HOT ROCKABILLY
Scana, SNCD 016

Wie ooit een oudere rock ‘n’ roll artiest heeft gesproken, ontmoet bij de vraag naar het opnieuw uitbrengen van oude opnames, een “och laat maar zitten”-houding. Dan is het maar goed dat er fanatieke fans zijn, die pas ophouden met zeuren als de opnames op CD uitgebracht zijn. Tot die categorie die hards behoort mijn Zweedse fan (ben naast redacteur ook singer/ songwriter) Anders Axelsson. Van hem mocht ik het kleinood ontvangen als dank voor het feit dat ik Max, met wie ik ook contact heb, opnames heb gegeven van de KRO rock ‘n’ roll-dag uit 1983 (St. Willebrord, wie kan zich dat nog herinneren?) van radiozender KRO. Max, die naar de burgerlijke naam Max Olsson luistert, is nog eens in zijn verstofte platenkast gedoken en heeft zijn eerste LP (Wildcat Records, 1981) The Thrilling Sound Of Hot Rockabilly opnieuw uitgebracht. De enige LP die hij had opgenomen, voordat hij in 1983 de LP Lonesome Rocker voor het Nederlandse Rockhouse (dat de KRO-dag mee-organiseerde) opnam. De Cats bestonden toen uit Max’ broer Kid Max en Max’ vrienden, contrabassist Slappin’ Boo en drummer Rattlin Aaron… gezien de namen, behoort ook de Zweedse belastingdienst blijkbaar niet bepaald tot de meest geliefde instanties.
Leuk bijkomstigheidje is dat het eerste optreden van Red Hot Max was als openingsact voor… The Stray Cats! Andere bands van naam en faam die ze begeleidden waren de Schotse Shakin’ Pyramids de Britse Blue Cats en de Amerikaanse oudgedienden als Jackie Lee Cochran en Gene Summers. Niet verkeerd!
Geldt dat ook voor de opnames? Let’s have a listen! Red Hot Max & His Cats behoorden tot de rockabillybands die de rockabilly nog echt authentiek speelden. Dat blijkt al meteen in de door Johnny Burnette Trio beïnvloede eigen compo Have You Heard en de hillbilly boogie Rockin’ And Rollin’ With Granmaw. Johnny Cash’ Rock ‘n’ Roll Ruby en het schijnbaar door “mr. nobody” geschreven nummer Hot Shot zijn echte record hop stompers. Kwam rockabilly uit het zuiden van Zweden of USA? Twee eigen verzinsels van meneer Olsson: Been In Memphis en Stomp Rock, gevolgd door Baby Let’s Play House (dat in hun voortreffelijke uitvoering met ‘drive’ klinkt als een vluggertje… yeah baby, laten we even vadertje en moedertje spelen). Even melancholisch bluesen in I Have Thought en dan weer op de traditionele Max boogie tour: Max Rockin’ Boogie, gevolgd door het van Eddie Bond bekende Flip Flop Mama. Wederom drie pennenvruchtjes van Mr. Red Hot himself: de instro Red Hot Stomp (waarin de bandleden hun vakkunstjes kunnen tonen, het lichtelijk overstuurde en daarmee primitief 50’s klinkende Matchbox Rock en het swingende Rockin’ With Me (de naaldhakjes moeten eraan geloven). Roy Hall’s Dig That Boogie wordt gerevived alsook Done Gone van George (McCormick) & Earl (Aycock) en David Ray’s Jitterbuggin’ Baby, waarmee in amper anderhalve minuut de dansvloer wordt schoongeveegd.
Resumé: een oude vertrouwde swingende (typisch Red Hot Max) zilverling, die mijn generatie nog eens lekker groen achter de oren laat zijn. Info: www.ekebyladan.se (Henri Smeets)


WILD ROCKIN’ AND BOPPIN’ 2
Vampirette, MCDP 4260082641195

Compilaties zijn er zo talrijk als zand aan het strand. Van de ene sampler wordt je inderdaad zo heet als dat zand, waar uren lang de zon op brandt, anderen daarentegen klinken eerder als “zand in de motor”. Deze sampler behoort tot de eerste categorie, ook al opent het Duitse Rockin’ Carbonara de CD met een wat vlakke versie van Eddie Cochran’s Twenty Flight Rock (dat is het gevaar als je te zeer een eigen touch wilt geven aan een authentieke rocker). Het nummer mist het knapperige van het origineel. De Zwitserse formatie Rocket Wheels daarentegen laat goeie jumpblues horen in Jump From 6 To 6. Je voeten blijven “tappen”. In aansluiting op mijn zandgelijkenis aan het begin van deze review, zingt dezelfde band over Some Like It Hot in een ronduit aardige rockabillysong. De Hongaarse boefjes van Prison Band rocken er Stray Cat-achtig op los in I Ain’t Got You. Teddyboy rock ‘n’ roll uit Berlijn met Big Bad Shakin’ in het nog niet eerder op CD verschenen B-B-Baby. Niet voor niets zijn ze geprogrammeerd op de Teddyboy Meeting in Vlissingen in 2009. Uit München begroeten we een overbekende band die al sinds 1980 meedoet: The Continentals. Hier vertegenwoordigd met een wat eigentijdse rockabilly met rock-invloeden: Refuse To Lose (My Rockin’ Shoes). Effe wennen van deze band. De Hongaarse Prison Band heeft het nu eens over een wat zoeter thema: Crooning. Een stevige billy met weinig crooner gehalte. Er was een tijd (vijftiger jaren) dat rock ‘n’ roll in Nederland en ook Duitsland apenmuziek genoemd werd. Dan mag het ook niet verwonderen dat epigonen van die bavianenmuziek erover zingen. Dus Big Bad Shakin’ zong, zeker in aansluiting op Nena’s 99 Luftballons, over 99 Chimpanzees. De song, die duidelijk bleekjes, bijna kitscherig, afsteekt tegen hun eerste song op deze CD, werd nog niet eerder uitgebracht. Gene Vincent’s Say Mama wordt nieuw leven ingeblazen met een behoorlijke cover van Cincinatti Shakers (IJsland?). De Britse band Big Black Cadillac laat een acceptabele cover van Billy Lee Riley’s Flying Saucer’s Rock ‘n’ Roll horen. Ze vormen “het voorprogramma” op deze CD voor “altmeister”, wijlen Canadees Ray Condo, die ons helaas in 2004 verliet en die geen nadere toelichting meer behoeft. Hier op deze CD nog met zijn band Hardrock Goners vertegenwoordigd, brengt hij twee unreleased tracks (in de verte klinkend als Australisch nummer één rocker Johnny O’Keefe) postuum ten gehore: Willing And Ready en High Voltage, twee vintage styled ruwe rockabillies. Dat kan niet gezegd worden van Woodchopper Bop, dat een vertegenwoordiging is van de hedendaagse neo-rockabilly. Het nummer komt van de Duitse Woodchoppers. In die lijn zitten ook de Hongaarse Burning Vampires met Mean Mobile en Bloody Mary, ruwe surf-a-psychobilly met rock-inslag. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, is de band Shock Therapy met Skeleton Man een crossover van true rockabilly en psychobilly. De Duitse Woodchoppers andermaal met nu live uit de oude doos: Rock Around The Clock, waarin de mondharmonica centraal staat. Als we toch eenmaal coveren dan gooien we er nog eentje (live) tegenaan: Gene Vincent’s Jumpback Honey Jumpback. De Ierse Scamps zijn er verantwoordelijk voor. Afgesloten wordt deze sampler door de Brit Steve Muskrat met een goeie vintage rockabillysong The Woman I Love en een early 60’s styled instro: All Guns-A-Blazing.
Een 20-track album met aardige inlaycard is het meer dan waard om eens een keer het carnaval vieren te laten schieten.
www.vampirette.de (Henri Smeets)


naar boven



14 februari 2009


ROCK ‘N’ ROLL/ THE BELLHOPS
Rhythm Bomb Records, RBR 5695

Ik leerde The Bellhops kennen toen we in Breda, als rock ‘n’ roll club The Jumpin’ Doo-woppers, een rock ‘n’ roll avond organiseerden met de Britse Jets als hoofdact. Het waren The Bellhops zelf die vroegen of ze in het voorprogramma mochten optreden. Aldus geschiedde… Dit is nu 19 jaar geleden en in die periode is de sound van The Bellhops nogal eens een keer veranderd. We leerden ze kennen als een classic rockabillyband en wat later switchten ze naar neo-rockabilly. Dit had alles te maken met hoe de bezetting eruitzag. Na een stilteperiode kwamen ze onlangs terug en deze nieuwe CD is het logische gevolg. De band is momenteel een trio bestaande uit oudgediende Emilio Garcia (zang en gitaren), zoon Enrico Garcia (drums, percussie en zang) en Martin Ubaghs (contrabas).
En weer horen we The Bellhops in een sound die we nog niet eerder van hen kenden. Natuurlijk horen we rock ‘n’ roll, maar ondanks dat de gekozen titel van deze CD erg simplistisch overkomt, blijkt dat we niet zo maar voor de hand liggende standaard rock ‘n’ roll krijgen voorgeschoteld. De band heeft haar vizier verlegd en mixt moeiteloos verschillende stijlen (roots)rock met ‘ouderwetse’ rock ‘n’ roll. Dat het niet allemaal basic rock ‘n’ roll is, bewijst de titeltrack, een nummer van origine van Led Zeppelin, nu niet bepaald een band die wij vereenzelvigen met fifties rock ‘n’ roll. Van de andere kant heeft deze song alle typische kenmerken van een rock ‘n’ roll song en The Bellhops voeren prima en gedreven uit. Het is hier dat we Enrico voor het eerst horen zingen. Hij heeft een wat ruigere stem dan zijn vader. Maar het kan nog minder voor de hand liggend: De beide songs Montero en Vida Guerra van de Amerikaanse groep Grupo Fantasma hebben van origine een soort salsa- of merengue-achtig karakter waarbij de blazerslijnen compleet worden vervangen door het hoog gekwalificeerde gitaarspel van Emilio. O ja, The Bellhops hebben Spaans bloed, dat is waar! Maar dat die authentieke Caraïbische geluiden wellicht definitief bij The Bellhops gaan horen, maakt de band duidelijk met een eigen nummer in diezelfde stijl, Vamos A Bailar. Het is opvallend dat de band met een erg breed vizier naar muziek kijkt. Zie de AC/DC cover It’s A Long Way To The Top en de song Dancing Shoes van de Britse rockband The Arctic Monkey’s, wat aan de ene kant bevorderlijk kan zijn voor optredens ook buiten de scene, maar wat je aan de andere kant zou kunnen laten vervreemden van de rock ‘n’ roll scene. Hoe vakkundig dit ook vertolkt wordt, ik hou het dan toch liever bij de nummers waarbij The Bellhops meer dichter bij typische rock ‘n’ roll blijven, want ook daar hoor je de kwaliteit van de band zeker in terug. We hebben het dan bijvoorbeeld over de rockabilly-achtige countrysong You Burn My Heart, de zelfgepende surftrack Surfing Mania of zelfs de Louis Jordan song Is You Is Or Is You Ain’t My Baby. De band zoekt het dus ook in de originele zwarte rhythm & blueshoek, wat alleen maar prijzenswaardig is. Luister ook maar eens hoe doeltreffend ze Harris Peppermint’s I Got Loaded deze eeuw in loodsen. Hoe goed drie individueel sterke instrumentalisten eveneens een hoogstaand samenspel kunnen hebben wordt vastgelegd in Charlie Christian’s Swing To The Bop. Jawel, het is jazz, maar dan wel het soort jazz dat ook bij menige rocker instemming kan krijgen.
Eén ding staat vast: je moet dit album niet beluisteren, maar beleven. De band kiest uitdrukkelijk om onderscheidend te zijn. Kwalitatief gezien slagen ze daarin cum laude, al zal niet elke benadering van de band de jouwe zijn. Hoe The Bellhops echter zijn geëvolueerd van een beginnend rockabillybandje naar een volwassen roots rock ‘n’ roll band waar dringend rekening mee gehouden moet worden, dwingt echter alleen maar respect af. Info: www.thebellhops.com. Binnenkort bespreken we de CD die de band opnam met Billy Lee Riley! (Frans van Dongen)


ONLY THE COOL/ STEVE MUSKRAT
Vampirette, 4260082641171

Vampirette is één van de vele kleine labels in rockabilly/ rock ‘n’ roll-land dat een uiterste poging doet deze gouden muziek uit de jaren ‘50 en begin jaren ‘60 niet te laten uitsterven. Het label maakt deel uit van het Duitse MCDP, dat momenteel in onderhandeling is met ondergetekende om zijn songs bij hen onder te brengen. Eén van de coryfeeën op het label is zeker Steve ‘Muskrat’ Nemeth van het legendarische (in 1993 opgerichte) trio The Muskrats.
Steve heeft met deze CD een langgekoesterde wens in vervulling laten gaan: een solo project met deelname van Steve Webb van The Roomates en Zac Zdravkovic van The Jive Romeros. Het album laat zich het beste omschrijven als americana/ roots en is, zoals de titel al zegt, alleen voor de cool ones onder ons. Slim Harpo’s bluesbilly King Bee laat in de verte iets herinneren van Bo Diddley, self penned rockabilly Ubangi Queen is een true 50’s style stomper en You’d Be So Nice To Come Home is zangmatig lichtelijk Cliff Richard stijl, maar melodiematig overduidelijk geïnspireerd door Django Reinhard. Vakkundig d’woppen in de Dave Sampson’s cover Easy To Dream (goed gedaan, komt heel dicht bij origineel). The Woman I Love is weer een exponent uit de rockabilly school. Een brede smaak kan Mr. Muskrat niet ontzegd worden: heerlijke Johnny Kidd & The Pirates achtige She’s A Bad Girl. Top! (zowel zangmatig als muzikaal). Al luisterend naar de CD kan je niet ontgaan dat we hier van doen hebben met vakmensen, die alle muzikale kneepjes meester zijn. Stevige rockabilly ontwaren we in Bird Dog en vervolgens genieten van een meesterlijke cover van Johnny Burnette Trio’s Lonesome Tears In My Eyes. Een beetje jazzy vertoeven we in Crawling Up A Hill, om weer stevig te billyen in All You Gotta Do en Glen Glenn’s If I Had Me A Woman. Helemaal melancholisch wordt Steve in de rustige ode aan zijn vrouwlief Mariska, aan wie het album opgedragen is. Op die rustige tour blijven we nog even in Crawfish, waarna we getrakteerd worden op een extraatje: Rock Strong van het album Young Restless van The Muskrats en instrobilly All Guns A-blazing. Samengevat: Als je je vakantiegeld nog moet krijgen, dan hou een deel ervan maar vast aan de kant voor dit album. Info: www.myspace.com/themuskratsrockabillytrio en www.mcdp.de (Henri Smeets)


STILL NO BALLADS/ THE JOLLY BE GOODE
Goofin’ Records, GRCD 6152

Goofin’ Records is een bekend Fins label, dat sinds kort ook een Finse band herbergt met een naam die refereert aan Chuck Berry’s grote hit Johnny B. Goode: The Jolly Be Goode. De opener en eigen compo Sex Tapes (dat in de 50’s onmiddellijk ‘ge-banned’ zou worden uit de blanke charts, gezien de titel) is qua melodielijn een vrijwel volledige kopie van Little Richard’s Keep A Knockin’….fantasielozer kan het bijna niet. Huey Piano Smith & The Clowns’ nonsense partyknaller Don’t You Just Know is misschien wel typerend voor het lalala niveau van de band. De band klinkt als een doorsnee party rock ‘n’ roll-band. Wat heeft zo’n band te zoeken op Goofin’? Het klinkt wel leuk allemaal, daar niet van, maar het is gewoon te doorweekt (wellicht omdat ik de afgelopen 28 jaar al teveel rock ‘n’ roll heb gehoord). She’s So Mean, dat een vleugje (met nadruk op je) van teddyboy uitademt, is een eigen bedenkseltje dat weer eens over die gemene vrouwen gaat. Maar, beste Jolly Be Goode: wat zou de wereld zijn zonder rockabellas en teddygirls? (een beter milieu, dat wel: geen lippenstift, mascara, hairspay). Dan zouden alle mannen in dat geval noodgedwongen homo’s moeten worden. In ieder geval denkt de band daar wel anders over: I’m Not A Homo. Thema’s die je eerder in de punk zou verwachten, dan in de ‘bravere’ rock ‘n’ roll. En dat punktintje ontwaren we ook in Don’t Cry For The Moon. Dat de band niet bepaald uit begenadigde songwriters bestaat, blijkt ook uit Hey You, Fuck You (wellicht ook bedoeld voor kritische redacteurs als mij). Dit nummer dat een meer zeventiger jaren rocktint heeft en deels in onvervalst Fins wordt gezongen, sluit deze rij minder geslaagde eigen penseltjes af. Bo Diddley’s I Can Tell (dat destijds ook door Johnny Kidd & The Pirates werd vereeuwigd) is op een redelijke wijze gecoverd, ook al klinken in de verte de Rolling Stones door. Chuck Berry Shoes daarentegen is een absoluut waardig eerbetoon aan Chuck Berry! Bravo! Max Forsström (trommelstokjes), Mikko Rintasaari (gitaar en stembanden) en Teppo Nättilä (bas en achtergrond stembanden) wensen jullie tot slot een Goodtime Rock & Roll.
Een schijf die aardig aan zal slaan bij de jonge generatie, voor wie rock ‘n’ roll begint met de smurfen, kabouter Plop en K3. De oudere bierbuikgeneratie zal deze CD eerder als onderlegger voor het fles bier gebruiken, ben ik bang. Niettemin, info: www.myspace.com/thejollybegood (zonder ‘e’ aan het einde!) en www.goofinrecords.com (Henri Smeets)


...AND THE LAW WON/ THE PRISON BAND
Vampirette, 4260082641164

Bobby Fuller’s hit I Fought The Law And The Law Won (origineel van The Crickets) komt spontaan in je op als je de titel van dit album ziet. In deze verharde maatschappij, waarin criminaliteit de plaats heeft ingenomen van vijftiger jaren saamhorigheid, is het bijna vanzelfsprekend dat steeds meer bands zich qua naam en songthema’s associëren met dit metier. Allemaal brave boefjes die, net als de carnavalsboeven, na het optreden het boetekleed weer moeten aantrekken. Het viertal jonge veertigers uit Budapest, Hongarije, heeft haar leerschool gehad in bands als Cadillac, Jive Five en V8. Ze luisteren naar de illustere namen: Cactus, Ufo, Szappan en Lufi. Omdat vrouwelijk schoon nog altijd doet verkopen, probeert Prison Band het eens met twee lange vrouwenbenen met fishnet stockings. Pas in tweede instantie merkte ik dat ook de band afgebeeld was op de frontcover. Okay, dan de muziek.
De zanger doet heel erg denken aan Brian Setzer in zijn jonge jaren en de sound varieert van vette retrobilly t/m good ol’ neo-rockabilly. I Ain’t Got You is stevige rockabilly en Hellbent On Rockin’ is lekkere westernbop. Doin’ Time For Being Young is wederom een rockabillystomper eerste klas en de Aerosmith cover Walk This Way werd reeds door de Duitse Dick Brave & The Backbeats succesvol ver-rockabilliet, waarna deze band het nog eens dunnetjes in dezelfde stijl overdoet (echte boefjes, hè?). Uiteraard kan de Crickets’ cover, van de pen van Sonny Curtis, niet ontbreken op dit album. Goed gecoverd! Joe Turner’s Honey Hush wordt hier nieuw leven ingeblazen in de meesterlijke uitvoering van The Johnny Burnette Trio. Een andere oudgediende wordt voortreffelijk opgepoetst: het door Arthur Crudup gepende en door Elvis vermaarde That’s Allright Mama.
Wat je opvalt aan dit album is de goede productie, wat je niet noodzakelijkerwijs van een Hongaarse band zou verwachten. Maar het stoffig imago van het oostblok, waarmee mijn generatie nog is opgegroeid, is voltooid verleden tijd. Crooning is een wat vreemde titel als je de stem van de zanger hoort en de sound van de band. Zeker geen Frank Sinatra rock… gelukkig maar. Treat Your Man is een ruige rocker dat gevolgd wordt door Americano, waarop het fijne gitaarwerk, dat reeds op voorgaande nummers te bewonderen was, goed tot zijn recht komt. Echte gangsterrock. Put Your Cat Clothes On (vrij vertaald als doe de boefjes gevangenispakjes aan) van Carl Perkins gaat er in als koek, net als Stray Cats’ Gene And Eddie, waarmee ze wat mij betreft meteen in het voorprogramma van de zwervende katten mogen. Mark Harman’s My Baby Is A Hotrod en Setzer’s ballad uit de early 80’s I Won’t Stand In Your Way laten je vingers nat worden van het aflikken. Tien vingers zijn te weinig. Je blijft likken bij heerlijke covers als Perkins’ True Love en Michael Jackson’s Black Or White (dat andermaal in de uitvoering van Dick Brave & The Backbeats is). Bobby Helms’ Tennessee Rock & Roll en Buzz & The Flyer’s New Girlfriend laten je afvragen waarom we nog niet meer van deze band hebben gehoord en na dik 50 minuten (!) gaan de boefjes weer braaf terug naar Jailhouse Rock. Tja, ik hou niet van boeven, maar als ze op deze wijze rocken mogen ze rustig een keer bij me “komen inbreken” en de tent op stelten zetten. Info: www.prisonband.com en www.mcdp.de (Henri Smeets)


MIDSUMMER ROCK 'N' ROLL JAMBOREE
Vintjarn Records, VIN 016

Ook al is het nog hartje winter als jullie redacteur deze recensie schrijft, toch krijg je het al midzomers warm bij het luisteren naar de oude rockabillysong Three Months To Kill uit 1958 van Huelyn Duvall, waarop Huelyn werd bijgestaan door de grote namen uit de studiowereld in de 50’s rockabillyscene: Hank Garland, Grady Martin, Buddy Harman, Floyd Cramer en The Jordanaires. Het album is een 50’s meet contemporary (overwegend) rockabilly sampler. Dat hedendaagse hoor je nog niet in het tweede nummer Rockin’ Chair Money, ook al is het gespeeld door de Zweedse negen (!)-mans (nou ja, één vrouwtje van amper 21 lentes) formatie Flat Git It Gang. Deze hillbilly opname is zó authentiek, dat je meteen geloofd dat het een originele opname uit pakweg 1954 is. Waanzinnig goed, ook al is het niet mijn meest favoriete stijl. High-Speed Generation, drie Zweedse 18-jarige tieners daarentegen, is geheel wat de naam doet vermoeden een exponent van de hedendaagse neo-rockabilly scene. Ze spelen een ietwat melige versie van Gene Vincent’s Race With The Devil. Eddie Cochran’s Teenage Heaven wordt vertolkt door de eveneens uit Vikingenland afkomstige Vince & The Peaktones, die werden opgericht door Antii Pikanen (Jack Baymore’s Bandits) en Lars Strandheim van Tail Records. De vakkundigheid straalt van het nummer af! Voor Faster Than A Tornado heeft absoluut I Fought The Law van The Crickets (bekend van Bobby Fuller Four) als blauwdruk gediend. Heel mooi ook, het hier zonder meer zeer passende hammond orgeltje, echt cool (zeker daar het bescheiden gemixt is). Dit is de eerste self penned song op deze sampler van West 45, een quintet andermaal afkomstig uit eland land. Huelyn Duvall laat zich nu van de bluesrockigere kant zien in het uit 2005 stammende Sugar Coated Love. Het hillbilly/ country/ westernswing combo Flat Git It Gang is andermaal van de partij met Texas Millionaire, waarin een prominente rol is weggelegd voor de jonge zangeres Elsa Edlund, die hier geheel tot haar recht komt. De drie youngsters van High-Speed Generation vragen zich af: Why? Een aardig neo-rockabilly nummer dat wat aan de jonge Stray Cats doet denken. Maakt een degelijke indruk. Alleen de af en toe overstuurde (“rondzingende”) gitaar, dat de nieuwste mode blijkt te zijn, kan ik alleen waarderen van live-registraties (hoort er als het ware bij), maar niet van studio-opnames. Wie dacht dat het jonge groentjes-trio het meest wilde en moderne zou zijn op dit album heeft Huleyn Duvall in zijn derde presentatie hier, Green River uit 2005, nog niet gehoord. Kwestie van smaak. Des te groter is de tegenstelling met het true 40’s/50’s Flat Git It Gang. Ditmaal zingt onze lieftallige Elsa de honky tonk Walkin’ The Floor Over You. De High-Speed Generation doet eindelijk haar naam ere aan in het opzwepende I’m There Again. Trouwens alle songs op dit album van de drie puppies zijn eigen compo’s! Hoe passender kon dan ook de volgende titel zijn: Slow Down (de Larry Williams cover), door de ether schallend van Vince & The Peaktones. Klinkt goed. West 45 ditmaal op de neo-hillbilly tour met If You See Me. Aardig. Huelyn nu weer eens vertrouwd ouderwets uit 1958 met It’s No Wonder. Cool cool cool! Flat Git It Gang neemt afscheid met western swing Hangin’ Around. High-Speed Generation zegt op haar beurt bye bye met de jumpblues (!) Sag Drag And Fall. Behoorlijk nummer. West 45 houdt het voor gezien met More Than, een wat poppy Chris Isaak achtige ballad. Aardig detail nog is, dat de beide opnames van Huelyn uit 1958 nog niet eerder werden uitgebracht. Al met al een zeer aangename (met gevoel samengestelde) sampler, een voorzichtige geheimtip.
Info: www.vintjarnrecords.se (Henri Smeets)


naar boven



22 januari 2009


21ST CENTURY ROCK/ ANDY TIELMAN & TJENDOL SUNRISE
Andy Tielman & Tjendol Sunrise, geen cat. nr.

Het is mij een hele eer en een groot genoegen om het nieuwe album van de Keizer van de Indo-Rock, Andy Tielman te bespreken. Andy wordt op dit album op een zeer vakkundige manier begeleid door de talentvolle formatie Tjendol Sunrise, een Nederlandse band die rockabilly mixt met rock ‘n’ roll en Indo-Rock. Deze combinatie zorgt voor een zeer opwindende en herkenbare eigen stijl van muziek. Andy Tielman, wereldberoemd en een levende legende door The Tielman Brothers. De inmiddels 72e-jarige artiest, die nog steeds optreedt en volle zalen trekt, behoeft natuurlijk geen introductie meer, maar de band Tjendol Sunrise wel. Deze bestaat uit Marc D. (zang/ gitaar), Patrick Kerger (zang/ sologitaar), Willy Pieters (zang/ contrabas) en Dennis Kneulman (zang/ drums). Tielman was op 3 oktober jl. nog te zien in het unieke muziekevenement "50 Jaar Nederpop Live: Een Eerbetoon Aan De Nederpop".
Het eerste nummer op de CD is een soort introductienummer genaamd Introducing Andy Tielman opgebouwd uit stukjes Marabunta en Javan Guitars van The Tielman Brothers met overgangen naar een soort jazzy nummer. Heel grappig zijn de overgangen naar een tune van een TV-serie als Batman, maar dan zingt de band Tielman in plaats van Batman, en Let's Twist Again van Chubby Checker. Andy en de band pakken zeer stevig uit met de klassieker van The Tielman Brothers, Rock Little Baby Of Mine. In de zomer van 1958 was dat de eerste echte "Nederlandse" rock ‘n’ roll single die de start vormde voor de Nederlandse popmuziek, maar de single werd niet in Nederland, maar in de BRT-studio’s in België opgenomen en verscheen in België. Met dit nummer stond Andy ook in 50 Jaar Nederpop Live. Rock Little Baby Of Mine is zeer stevige rock ‘n’ roll met lekker scherp gitaarwerk van de meester himself en verder met een prima drumsolo en de i.t.t. het muzikale geweld zeer bescheiden achtergrondzang. Zeer fraai is het acapella gezongen intro I Can't Forget You, één van mijn favoriete Tielman Brothers nummers. Na het intro gaat de song over in een soort doo-wop-achtige ballad en wat mij in het bijzonder opvalt is dat Andy Tielman op zijn 72e nog zo zuiver kan zingen. Maar natuurlijk gaat hij daarna weer energiek verder met stevige songs als Rosaleena, een rocker gebaseerd op Danny Boy van Conway Twitty met de lekker zuivere zang. Natuurlijk horen we ook, in een tijd dat André Rieu en zijn Johann Strauss orkest populair is, nog een keer de verrockte versie van W.A. Mozarts Eine Kleine Nachtmusik via 18th Century Rock met een klein stukje gitaarintro zoals in Elvis' Little Sister. 18th Century Rock is anno 2008 nog steeds fantastisch en het perfecte visitekaartje voor de Indo-rock muziek. Een extra compliment wil ik maken voor het gitaarwerk in diverse stijlen en allemaal van uitzonderlijke klasse. Hello Caterine daarentegen gaat stijlmatig meer in de richting van de Indo-rock met een vette sound van de contrabas en coole gitaarsolo's afgewisseld met scherp gitaarwerk. Fantastisch is ook de rockabillysound op Nice Guy met sterk door Les Paul beïnvloed gitaarwerk in het begin en een stukje wat wel wat weg heeft van La Bamba. De heropname van de klassieker Record Hop mag er zeker ook wezen, wat een dynamischer uitvoering met een vette bas (met een gave slappin' bass solo) en Andy wederom in top vorm. Fantastisch! Naast de vocale hoogstandjes vinden we ook muzikale juweeltjes zoals The Carrioca, In Te Mood en Andy's Boogie. Het bekende The Carioca is lekker up tempo (bekend van o.a. The Crazy Rockers) met een volle sound (o.a. bas) en verder wil ik de band een extra compliment maken voor het drumwerk. In The Mood, in Nederland vooral bekend door de uitvoering van René & the Alligators, valt op door zijn dynamiek, met apart Hawaiïan-achtig gitaarwerk, maar ook met invloeden van Les Paul. Zeer creatief is tevens het toevoegen van zang en het gebruik van de contrabas. Zeer moderne rockabilly met een vette sound is Who's That Man met in tekst een knipoog naar Gene Kelly's Singin' In The Rain uit de 1952 film Singin' In The Rain, maar de band heeft er een snelle uitvoering van gemaakt met scherp gitaarwerk en voorzien van trompetten. Ik vind dit nummer een beetje een vreemde eend in de bijt door de aparte arrangementen. Andy's Rock is wederom een coole en up tempo instrumental met gaaf gitaarwerk à la les Paul en een fantastische muzikale samenwerking tussen Andy en de band. De CD wordt besloten met een geheel acapella-uitvoering van I Can't Forget You.
21st Century Rock is een fantastisch album dat je terug brengt naar veel Indo-rock klassiekers en Andy is natuurlijk nog steeds een hele waardige vertegenwoordiger van 50 jaar rock ‘n’ roll in Nederland. Het is natuurlijk een unieke CD met het 50 jarig jubileum van de 1e "Nederlandse" rock 'n roll plaat Rock Little Baby Of Mine, met gitaarwerk à la Chet Atkins en Les Paul en vocaal gezien natuurlijk veel invloeden van Elvis. Voor alle informatie over en het bestellen van deze CD verwijs ik je naar The Dutch Music Archive: www.fonos.nl Info over de band kun je vinden op http://tjendolsunrise.googlepages.com (Frank Nelissen)


HOW TO BE AWARDED 2 GOLD RECORDS BY MAJOR COMPANIES AND NOT TO BE PAID A PENNY ON ROYALTIES/ SHAKIN' STEVENS & THE SUNSETS
RRCD 0501

Dit album met de zeer lange en daardoor humoristische, maar zeker ook cynische ondertoon is door de voormalige manager van Shakin' Stevens, Paul Barrett uitgebracht. Deze CD bevat twee legendarische LP's, namelijk I'm Not A JD (Juvenile Delinquent) die in 1971 door CBS (CBS 52901), nu onderdeel van Sony) werd uitgebracht en de tweede LP Rockin' And Shakin' kwam in 1972 uit op Contour (2870-152), een sublabel van Polydor, nu in het bezit van Universal. Met de eerste LP waren Shakin' Stevens & The Sunets de erg in hun nopjes, maar de band verafschuwde de tweede LP. Toen Shakin' Stevens een solocarrière begon en grote hits scoorde met Green Door, You Drive Me Crazy, It's Raining en vele anderen werden deze LP's opnieuw uitgebracht. Het album I'm Not A JD door Hallmark/ Pickwick (SHM 3065, 1981) en de LP Rockin' And Shakin' zelfs twee keer door Pickwick/ Contour (CN 2046, 1981) en Pickwick/ Contour (CN 1982) met verschillende hoezen). Ze werden beiden goud. Dat betekende toen dat er van die albums tenminste 270.000 exemplaren zijn verkocht. Shakin' Stevens heeft de gouden platen en Paul Barrett beschikt over de zilveren platen waarmee Shakin' Stevens niet lastig gevallen kon worden. Tijdens hun jarenlange en uiteindelijk onsuccesvolle juridische strijd om voor die twee albums en vele andere albums een fatsoenlijke vergoeding te krijgen hebben ze nooit van de platenmaatschappijen een stuiver ontvangen om over de karrenvracht aan bootlegs maar te zwijgen. De platenmaatschappijen toen en nu weigerden gewoon om hen te betalen, maar stuurden gewoon hun juristen op hen af, volgens Paul Barrett meer misdadigers dan juristen. Volgens de informatie van Shakin' Stevens zelf zijn er maar 6 tot 7 officiële LP's van Shakin' Stevens & The Sunsets, namelijk A Legend op EMI en Parlophone, I'm Not A JD op CBS, Rockin' And Shakin' op Contour, Shakin' Stevens & The Sunsets op Dureco Benelux, Manhattan Meldrama op CJS, Come On Memphis (14 tracks) en Come On Memphis (12 tracks) op Dynamite Records (NL) en verder een officiële EP Memphis Eartquake op Magnum Force Records. Shakin' Stevens noemt de andere EP's Frantic en Justine op Magnum Force Records bootlegs.
Op de LP I'm Not A JD staat klassieke rock ‘n’ roll zoals The Coasters' That's Rock 'n Roll, Frankie Lymon's I'm Not A Juvenile Delienquent, Frankie Ford's Sea Cruise, Chuck Berry's Little Queenie in een bluesy rock ‘n’ roll versie en Carl Perkins' Honey Don't in een snelle uitvoering met piano, te midden van zeer toepasselijke zelf geschreven song als Rock ‘n’ Roll Singer en Superstar. Op deze LP speelt een band met o.a. de onnavolgbare Ace Skudder op de piano, Paul "Duane" Bolan op sax en rock ‘n’ roll veteraan Rockin' Louie op de drums. Zeer fraai te midden van al dat rock ‘n’ roll geweld is de ballad Girl Please Stay. Van de LP Rockin' And Shakin' staan ook alle 12 songs op deze CD met hier ook klassieke rock ‘n’ roll zoals Roll Over Beethoven en Maybelline van Chuck Berry, Good Rockin' Tonight van Elvis, naast favoriete tracks als White Lightning van The Big Bopper, Yakety Yak van The Coasters en At The Hop van Danny And The Juniors met een piano in een geheel andere toon dan op het origineel. Paul Barrett sluit de CD-tekst af met de tekst "zeg platen maatschappijen, en zeg juridische dieven, wij dagen jullie uit dat als je deze CD niets vindt, ons moet aanklagen". Wat een initiatief, wat een relativerende humor en vooral wat een lef om deze CD uit te brengen. Ik vind het terecht dat hij dit gedaan heeft, want gaat nu eenmaal in zijn totaliteit om een geweldig CD-album met veel gave swingende en klassieke rock ‘n’ roll met piano en sax en unieke foto's uit de periode 1968-1975 binnen in het CD-hoesje. Heel grappig in hun strijd voor royalties vind ik het feit dat ze Sea Of Heartbreak geschreven door H. David en P. Hampton toeschrijven aan Barrett en Bolan, dus wie pikt van wie? Ik denk dat dit een cynisch grapje is, want anders slaan ze zelf wel een flater…
Deze bijzondere CD is alleen te koop via Paul Barrett Rock 'n Roll Enterprises, 21 Grove Terrace, Penarth, CF64 2NG South Wales. E-mail barrettrocknroll@ntlword.com. (Frank Nelissen)


LOST ON BELMONT AVENUE/ THE ROOMATES
Ace Records, CD CHD 1206

Lost On Belmont Avenue werd al eerder, in 2007 alleen in Australië door het Australische label Rare Rockin' Records uitgebracht. The Roomates zijn een zeer bekende en populaire Engelse doo-wop band die reeds vijf CD's heeft uitgebracht. Het debuutalbum Can't Live On Memories (met het fantastische Please I Wonder) verscheen in 1998 op Pollytone Records in Engeland (PEPCD 124). Daarna verscheen Between The Lines in de VS op Crystal Ball Records (Crystall Ball 1040) in 2002, the Classic Sound Of The Roomates op het Engelse label Ace Reords (CDCHC1024) in 2002, Off The Shelves "Before The Hits We Never Had" (met 26 onuitgebrachte nummers) op Crystal Ball Records (1085) in 2007 in de VS, en deze Lost On Belmont Avenue, Rare Rockin' Records (RRR 1021, 2007) in Australië. Verder verschenen er nog twee singles en een EP buiten Engeland. Omdat er maar liefst 30 songs op dit 20-jarig jubileum CD-album staan en we eigenlijk geen slechte nummers op dit album vinden, pik er hier en daar een nummer dat mij in het bijzonder is opgevallen.
De CD start al meteen fantastisch met een echte uitschieter in de vorm van het zelf geschreven Echoes Of The Past in de stijl van Dion & The Belmonts en waarin veel doo-wop songs and -bands zijn verwerkt middels het vermelden van titels en het spelen/ zingen van stukjes uit Little Star van The Elegants, The Angels Listened In van The Crests, Why Do Fools Fall In Love en Hushabye van The Mystics. Ik vind dit nummer door de fantastische zang en dito productie een perfect ode aan doo-wop pioniers als Dion & The Belmonts, The Mystics en The Elegants. Pure klasse! Een zeer stevige song met een scherpe sound is het voor de 21e eeuw zeer toepasselijke eigen nummer Internet Baby, met gave swingende samenzang die zeer goed passend en op elkaar afgestemd is. Zeer bijzonder door de vocale creativiteit vind ik Once In A While, één van de maar liefst 19 zelf geschreven songs. De sound op Once In A While is lekker stevig en het ritme up tempo en verder is de combinatie van hoge en lage stemmen heel erg leuk. It's Cold Outside, origineel opgenomen door The Choir, krijgt een hele opmerkelijke doo-wop behandeling en daarom is deze uitvoering prima. Zeer de moeite waard is ook The Girl That I Love met hele fraaie hoge lead vocals en stevige achtergrondzang en een grappige soort Cha Cha Beat. Heer herkenbaar is Havin' No Fun, zeer in Dion & the Belmonts stijl en creatief verwerkt een soort verwijzing naar Ruby Ruby van Dion. De hele song ademt de sfeer van Dion uit, door zowel de zang, het ritme, het handgeklap en ook de power van toen in de zang. De lead zanger moet alles uit de kast halen om de hoge noot te halen, maar dat is verder niet storend. She Won't Cry, een eigen song wat lijkt op Hushabye van The Mystics en dat is niet verwonderlijk want The Mystics zijn naast Dion & the Belmonts en The Elegants één van de Roomates' grootse inspiratiebronnen. Wat een klasse. Onnavolgbaar. Ook zeer de moeite van het vermelden waard vind ik Come Back Darling, want luister maar eens naar de productie van de (samen)zang; in één woord fantastisch. Zeer bijzonder vind ik ook Human Angel, een obscure ballad die oorspronkelijk op een Elegants-demo stond en een uitschieter is zeker ook You' Cant Judge A Book By It's Cover, oorspronkelijk opgenomen door Tommy Tomorrow & The Yesterdays. Wat een power heeft die song. Zeer opvallend is de keuze voor Neil Youngs Wonderin' van zijn Shockin' Pins (Everybody’s Rockin’) album in een hier relaxed swingende uitvoering. You're A Some Kinda Fool is qua zang duidelijk hoorbaar beïnvloed door Kalin Twins When in een mix met Why Do Fools Fall In Love van Franky Lymon. He's Got You begint heel goed en is creatief beïnvloed door Dion & The Belmonts' Runaround Sue en is voorzien van zeer krachtige vocalen.
Ik vind het een fantastisch jubileumalbum met maar liefst 30 tracks, waarvan het zeer opmerkelijk is dat de songs zo klinken zoals het in de jaren '50 en '60 klonk. The Roomates is een heel opvallende verschijning in de Engelse R&R-scene, want naast The Metrones en The Extraordinaires, zijn er niet zoveel doo-wop bands in Engeland. Door deze nummers ga je terug in de tijd van de eind vijftiger en begin zestiger jaren, want met zo'n vakkundige close harmony zang kan het bijna niet meer fout gaan. Dit album is dan ook een aanrader voor hoofdredacteur Frans en alle andere doo-wop fans. Info: www.acerecords.co.uk Voor alle informatie over de band kijk op www.myspace.com/theroomatesuk (Frank Nelissen)


TAKE AND GIVE/ THE WILDCATS
Hellskitchen, CD 66604

Eindelijk weer eens nieuw album van The Wildcats, want hun vorige album Wild Romance verscheen al weer ruim vijf jaar geleden op Hellskitschen Records (66601, 2003). Het gaat echter wel om de Wildcats in heel een andere bezetting dan vroeger en eigenlijk ook in een andere bezetting dan na de herstart van de band rond 2002. De band is anno 2008 een trio bestaande uit opvallend genoeg twee oude Wildcats leden: Kees Prins op gitaar/ zang en Peet Schenk op drums, aangevuld met een oude bekende uit de Duitse rock ‘n’ roll scene, Mikel Mueller op basgitaar.
Het is jammer genoeg maar een kort album met slechts 12 nummers, maar met diverse uitschieters, zoals al meteen het openingsnummer Let's Talk About Us, een prima cover, lekker stevige en rauwe rock ‘n’ roll met een echte power sound zoals we die van The Wildcats gewend zijn en met prima gitaarwerk. Wat een dynamiek voor een trio, luister maar eens naar het baswerk van Mikel. Een tweede leuke cover vind ik het relaxte Baby, Won't Ride With Me, met een apart gitaarritme, en zeer apart vind ik de titelsong Take And Give, met zeer scherpe gitaarsolo's en fraaie gevoelige zang. Zeer stevige en up tempo rock ‘n’ roll met hier en daar wat moderner gitaarwerk is de eigen song She Wants A Ride, echte heet geserveerde rock ‘n’ roll, en dat voor een trio. Een uitschieter is ook de zeer stevige rock ‘n’ roll uitvoering van Johnny Cash' s klassieker Get Rhytm, waarvan de band een prima en geheel eigen coverversie heeft gemaakt. Gave revival rockabilly is Handy Man met een volle sound en een waardige uitsmijter. Op dit nummer speelt het ontbreken van een slaggitarist de band soms parten, waardoor er een soort gat in de sound ontstaat. De grappige backin' vocals vind ik zeer de moeite waard.
Ik vind het een aardige CD, maar wel wat minder dan hun vorige CD en het is eigenlijk ook iets minder de sound van The Wildcats. De huidige sound op deze cd is eigenlijk meer een kruising van de sound van The Wildcats met die van andere bands van Kees van Bemmel, waarbij het meer gaat om een moderne sound, zoals bijvoorbeeld Hot Rock. Met een score van zes prima tracks komen we de tot de helft en of dat genoeg voor jou om dit album aan te schaffen moet je voor jezelf beslissen. Info: www.the-wildcats.info of e-mail HellskitchenRec.@aol.com (Frank Nelissen)


ROCKABILLY RULES OK!/ SNAKEBITE
Power House Records, PHR 002

Snakebite, genoemd naar het heerlijke en mijn favoriete Engelse drankje (bier, cider en grenadine) is een zeker niet onbekende Zweedse rock 'n roll band in de stijl van Shotgun en Wild Angels die al vijf albums maakte.
Het vijfde album bestaat naast eigen werk ook uit bekende en onbekende covers. Dat de band trouw blijft aan hun formule van stevige rock ‘n’ roll, bewijst al meteen het openingsnummer Nightmare Queen, echte power rock ‘n’ roll met piano en prima Chuck Berry-achtig gitaarwerk. De rockabillyklassieker Baby Take Me Back is echte revival rock ‘n’ roll/ rockabilly met een vleugje Shotgun (zang/ drums) en lekker scherpe gitaarsolo's en een coole piano. Supervette rock ‘n’ roll die er echt in hakt is hun uitvoering van Big Al Downings Down On The Farm met een muzikaal duel tussen piano en gitaar. Wat een pianosolo's; inderdaad ook een "Lee" waardig, maar in dit geval Henrik "lee" Alfredsson. Rauwe Shotgun-stijl rockabilly is het zelf geschreven Wildcat Stomp met grappige zang, rauwe screams en een volle sound (drums). 45 Jack is een van de acht nummers met een zeer door Johnny Burnette beïnvloede song (gitaar intro à la Honey Hush) en heel veel herkenbaars in de achtergrondzang. Verder is het gitaarwerk zeer scherp en ietwat modern te noemen. Run Boy is een track met een hoog Bo Diddley-gehalte (Hey Bo Diddley) in de zanggedeelten en daarbuiten is het supersnelle rock ‘n’ roll met extra percussie (tamboerijn). Natuurlijk mag een echte rebelsong niet ontbreken en daarom schreef Snakebite South Gonna Rise, wat begint met een fluitende rebel, al waarna de band zich opricht met vette rock ‘n’ roll voorzien van veel herkenbaars als Dixie, South's Gonna Rise Again en met prima gitaarsolo's. Heel apart is de authentieke rockabillysound op Rockabilly Rave, een beetje Rollin' Rock/ Ray Campi stijl met minimale begeleiding en apart gitaarwerk (beetje steel/ county-achtig). Leuke relaxte rock ‘n’ roll met een klassieke opbouw is de cover Standing In Your Window met zeer fraai gitaarwerk en deze uitvoering doet mij op de een of andere manier aan Dave Edmunds denken. Het album wordt beresterk afgesloten met zelfs twee uitsmijters: Rockin' Daddy en het titel nummer. Rockin' Daddy is een supersnelle en vette rock ‘n’ roll uitvoering van Sonny Fisher's rockabillyklassieker met pianowerk à la Freddie "Fingers" Lee en met een echte revival rock ‘n’ roll sound. Hetzelfde geldt voor Crazy Cavan's klassieker Rockabilly Rules Ok!, wat ik in de uitvoering van Snakebite een verdienstelijke cover vind waarop de piano echter niet zo op de voorgrond treedt als bij veel andere nummers. Er zit wel weer een wilde pianosolo in deze vette rock ‘n’ roll uitvoering.
Deze twee waardige uitsmijters besluiten dit relatief korte album (14 songs), wat qua stijl iets voor de fans is van stevige rock ‘n’ roll en rockabilly in de stijl van Shotgun, Wild Angels en revival bands, maar dan net iets anders. Info: www.snakebiterock.com. (Frank Nelissen)


THE SINGLES/ THE JETS
RT 111

Van het wereldberoemde Engelse trio The Jets verscheen er vorig jaar een CD met al hun singles met de zeer toepasselijke titel The Singles. Een album met 20 tracks en een heel fraai 12 pagina’s dik CD- boekje met songteksten en unieke foto's. Alle singles van het prille begin Love Makes The World Go Around via Party Doll tot later werk zoals Cheap Shots And Alibis, wat ik eigenlijk niet ken van The Jets. Allerlei stijlen waar de band in grossiert komen aan bod, zoals rock ‘n’ roll, rockabilly, neo-rockabilly en doo-wop. Natuurlijk vinden we speciaal voor de kersttijd ook hun single Rockin' Around The Christmas Tree en horen we favoriete songs als Who's That Kncokin', Yes Tonight Jospehine en Alligator. Ik vind dit album een aanrader als je de singles niet hebt want deze singles zijn namelijk, afgezien van tegen woekerprijzen, bijna niet meer te koop.
Ook verscheen er vorig jaar een DVD, getiteld Blasting Through 80's & 90's met 11 jaren ‘80 TV-clips van de singles en 15 jaren '90 live-opnamen. Deze opnamen zijn niet super van kwaliteit, want ze zijn overgezet van de video die er ooit verscheen met deze tv-clips. Doe echter je voordeel met de DVD want het gaat om unieke opnamen. Hopelijk gaat het weer wat beter met de broers Cotton, want zoals je een tijdje in Big News kon lezen moesten de broers Ray en Bob geopereerd worden. Voor alle informatie over de bands en hun releases verwijs ik je naar www.thejets.co.uk (Frank Nelissen)

naar boven



19 januari 2009

JUST LIKE BUDDY HOLLY/ THE WIENERS
Hi Ho Silver, geen cat. nr.

The Wieners zijn een rock ‘n’ roll trio, of misschien beter gezegd, een rock ‘n’ roll tribute trio. Ze spelen muziek van hun helden Elvis, Cash, Cochran, Vincent, Burnette, Perkins én Buddy Holly. Zijn er al niet veel rock ‘n’ roll bands die de grote hits van toen spelen? Wellicht ja. Maar toch zijn er wel degelijk verschillen.
Eén van de zaken waarmee The Wieners zich onderscheiden van het zoveelste rock ‘n’ roll coverbandje is de authenticiteit waarmee ze de nummers, in dit geval van Buddy Holly, performen. Het exact nabootsen van die nummers zou je als overbodig kunnen kwalificeren, ware het niet dat het met zoveel kwaliteit gebeurt dat je er wel bewondering voor móét hebben. The Wieners geven je live de nummers die je o zo graag van Buddy Holly zelf gehoord zou willen hebben, elk facet van de muziek van Buddy Holly beheersend. Iets dat we zelden hoorden bij een andere rock ‘n’ roll coverband. In al de zeven nummers op deze mini-CD wordt dat bewezen. Twee elementen vallen extra op: Peggy Sue Got Married, Oh Boy, That’ll Be The Day en It’s So Easy hebben die karakteristieke achtergrondvocalen, Blue Days en Midnight Shift hebben die uitgesproken rockabilly gitaarsound. Daarbij is de back-beat van bas en drums perfect in balans en wordt er goed gezongen. Brown Eyed Handsome Man is puur en heeft dus meer gelijkenis met de originele opname dan de overgedubde door The Fireballs uit de jaren ‘60. Alle songs werden in een heuse live setting opgenomen en dat is extra bewonderenswaardig, want hier is er dus niets gekunsteld, niets kunstmatig gecreëerd om een zo perfect mogelijke sound te verwezenlijken.
Nog niet overtuigd want moeten we nu die muziek van Buddy Holly écht van anderen, in dit geval van The Wieners horen? Ja, want behalve dat deze CD een perfecte herinnering kan zijn aan een optreden van The Wieners live, kun je de nummers van Buddy Holly ook nog eens in een sublieme hedendaagse geluidskwaliteit horen, zonder, ik zeg zonder, dat er ook daadwerkelijk één spatje authenticiteit verloren gaat. Beleef het zelf op 3 februari, de sterfdatum van Buddy Holly, in de Hofnar te Valkenswaard. Info: www.hihosilver.nl en www.buddyholly.nl (Frans van Dongen)


JUNGLE OF TWANG/ LOS TWANG MARVELS
Kamikaze Records, KKCD 044

Los Twang Marvels is een Duitse band die instrumentale muziek maakt in de surfstijl en in de jaren '60 stijl. Deze opmerkelijke formatie bestaat uit Marisol Yolanda Palma (gitraren/ zang), Alex Anthony Faide (gitaren/ zang), Bisfer (drums/ percussie) en Christian de Santis (basgitaar). Jungle Of Twang is het tweede CD-album, want in 2006 verscheen op Marvels Records hun eerste album Prueba de Fuego. We gaan maar gauw de jungle of twang binnen op zoek naar muzikale schatten.
Een stevige surfstijl instrumental is het openingsnummer Sea Of Glory net een lekkere volle sound en gave gitaargolven. Kaka Huna daarentegen is meer instrumentale rock ‘n’ roll jaren '60 stijl dan surf, terwijl het nummer wel over de godin van het surfen gaat. Cumana is een populair klinkend soundtrackachtig deuntje met Zuid Amerikaanse invloeden. BaliHai is weer heel anders en meer een dreigend klinkende song wat mij qua opbouw en sfeer een beetje aan Caravan doet denken. Verder heeft BaliHai een Arabisch sfeertje met een sterk overheersend drumgeluid als dragend ritme. Het is een fantastische song en hetzelfde kan gezegd worden over Tunisian Moon, een supersnelle surf instrumental uitgevoerd met fantastische gitaargolven met een soort balans tussen eb (kalm) en vloed (bruisend). Een heel fraai rustpuntje tussen als die stormende gitaarklanken is Sad On Mondays. Siboney is een populair klinkend soundtrackachtig deuntje wat mij qua opbouw een beetje aan Amapolla doet denken. Return Of The Space Cossack is wederom een supersnelle surf-instrumental met veel galm op de gitaar. Fantastisch, wat een sound en wat een snelheid! De regelrechte uitsmijter is de van de Belgische Jokers bekende uitvoering Sabre Dance van Sabel Dans en door Los Twang Marvels verbasterd tot Danza del Sable. Ook werd Sabre Dance bekend door de uitvoering van Dave Edmunds' Love Sculpture, op single uitgebracht in 1969. De uitvoering van Los Twang Marvels is ook zeer de moeite waard door het gitaarwerk en de uitstekende productie.
Deze CD is een echte aanrader voor de liefhebbers van instrumentale rock ‘n’ roll en (Latin) surf-instrumentals met de power van onder andere Dick Dale, maar ook invloeden van (Engelse) instrumentale jaren '60 bands, zoals bijvoorbeeld The Fentones. Het is een zeer goed en opmerkelijk voornamelijk instrumentaal album, want de gezongen nummers zijn erg schreeuwerig en in het Spaans. Ook heeft de band gekozen voor veel eigen werk, want 10 zelf geschreven songs op een totaal van 15 tracks is prima. Info: www.kamikazerecords.de (Frank Nelissen)


ROCK IN THREES/ BLACK RAVEN
Part Records, Part CD 673.001

Deze bekende Duitse - van oorsprong teddy boy-rock ‘n’ roll-band werd al in 1993 opgericht en kwam in haar 15-jarige carrière tot de LP Raven's Break (vinyl-LP, 1995 Edward Music), de LP/ CD No Way To Stop Me - I'm On Rock ’n Roll (Hot Wax Records, 2001) en nu dus na 7 jaar weer een album. Wel verschenen er in die tussenliggende jaren 4 EP’s en diverse nummers op verzamel-CD's. Omdat dit het derde album is heeft de band gekozen voor Rock in Threes. De band heeft in de afgelopen 15 jaar een aantal bezettingswijzigingen gekend en van de oude Black Raven zijn alleen Julian Wiethoff (gitaar/ zang) en Torsten Leyhausen (basgitaar) over. Het derde bandlid is drummer Jan Ferres.
Zeer humoristisch is het intro met een soort vliegveldmededeling dat het vliegtuig 341 naar Düsseldorf klaar om te vertrekken en dat ze nog wachten op de 3 heren van Black Raven. Het openingsnummer Red Light (Spells Danger) werd oorspronkelijk gecoverd voor een verzamel-CD in Griekenland en is lekkere up tempo rock ‘n’ roll met een gaaf ritme en zeer fraaie zang. De tekst is ook het vermelden waard, want die komt echt uit het hart. Prima rock ‘n’ roll met een gave galm op de zang is Ships Without Harbopur met een humoristisch stukje melodrama. Het is niet op alle nummers te horen dat het om een trio gaat, want op de meeste songs geeft de band een hele volle sound zoals een ode aan Gene Vincent, het rauw gezongen Ain't That Too Much en Bird Doggin'. Het eerste nummer is stevige rock 'n roll, waarbij zanger Julian vocaal alles uit de kast moet halen om dat nummer te kunnen zingen, en de uitvoering komt echt uit het hart en het gitaarwerk is ook prima. Het tweede nummer is stevige rauwe rock ‘n’ roll met een dreigend ritme. Once Again is veel meer een relaxt en country-achtige song voor het grootste deel met fraaie en gevoelige zang en prima geproduceerd. Het is een prima eigen nummer met een gave twangy gitaar. Tiddywink is een nummer wat mij heel veel aan mix tussen het nummer Bertha Lou en de stijl van Johnny Kidd doet denken en wat mij zeer goed bevalt door het uitstekende gitaarwerk. Vocaal gezien lijkt het door de galm op de zang ook wel wat op de zangstijl van Gene Vincent. Zeer goed is het instrumentgaaltje Out Of Limits van Mick Nash, een ode aan de Engelse band Rockin' Devils van Mick Nash. Het nummer heeft een soort Twilight Zone-achtig intro en zeer fraaie gitaarsolo's. Will I See You Tonight is weer echte Black Raven-rock ‘n’ roll die mij op de een of andere manier zeer bekend in de oren klinkt. Het eigen nummer Another Sunday Morning is fraaie en gevoelig gezongen country-achtige rock ‘n’ roll met een lekke vol geluid. Zeer stevig is het deel 2 van het tragische verhaal, muzikaal en tekstueel verwoord in Mound Of Clay met fraaie tempowisselingen en een sound van de basgitaar. Het is een zeer gave song. Palisades Park van Chuck Barris is een prima cover met de een of andere manier een soort surfachtig sfeertje. Na het outro volgt er nog wat humor middels een soort drinklied met veel gelal en allerlei geluiden zoals boten, een meeuw en een ode aan de Zweedse havens. De sound van Black Raven is door het wegvallen van Zlatko (slaggitaar/ zang) en Andy Tadja (drums/ achtergrondzang) wel veranderd. Het is wat steviger geworden (drums) en meer rock ‘n’ roll in een ruimere zin dan het alleen maar als teddy boy rock 'n roll te karakteriseren is. Het is nog steeds een band met het hart voor de rock ‘n’ roll op de juiste plaats en grossiert ook in zeer goede teksten. Tot slot wil ik de band en Part Records complimenten met het zeer mooie CD-boekje met alle songteksten, foto's van buitenlandse optredens en veel humor (foto met tekst popstars erbij). Info Part Records: www.rockabilly.de en www.myspace.com/blackraven of www.blackraven.de (Frank Nelissen)

naar boven


Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina