Recensie archief 2008

(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Sent it to our editor-in-chief!


CD Recensies



17 december 2008

BLUE BLACK HAIR/ THE DEL MOROCCOS
Hi-Style Records, HSD 82697

Leuk altijd, die persberichten bij CD’s. We lezen over The Del Moroccos: “Knock the Ray-ettes, Bo Diddley en Link Wray tezamen, met een portie garage, een scheut zwarte 50’s rock ‘n’ roll…” etc. Doorgaans hoor je in het beste geval één enkel element in de bijbehorende muziek terug. Is dat nu ook het geval? Neen!
The Del Moroccos uit Chicago is de band van Jimmy Sutton wiens naam vooral gelinkt kan worden aan The Four Charms. Een andere band betekent normaal gesproken vooral een ander geluid en daar is hier dan ook sprake van, al zijn er duidelijke raakvlakken. Zwarte rock ‘n’ roll, rhythm & blues, jive en swing vormen de overeenkomsten. Het allergrootste verschil zit ‘m in de samenstelling van de band: The Del Moroccos hebben met echtgenote Gabrielle Sutton een enerzijds zwoele, en anderzijds energieke zangeres, daarbij ondersteund door twee achtergrondzangeressen en een vijfkoppige band. Wat mij vooral opvalt is dat de stem van Gabrielle precies, maar dan ook precies past bij het genre dat de band vertolkt. Hoe zal ik het zeggen? Haar stem doet niet onder voor welke zangeres dan ook uit de jaren ’50. Als typerend voorbeeld haal ik het nummer Don’t Break My Heart (Faye Reis) aan waarin ze vol overgave en uitdagend een statement maakt. Klasse zijn tevens de riffs van tenor- en baritonsax, maar dat geldt ook voor nummers zoals de rhythm & blues stomper He Knocks Me Out, het groovy That’s A Pretty Good Love, of het Spaanstalige El Tren De La Costa (Train Kept A Rollin’!). Opvallend is ook dat Jimmy in tegenstelling tot bij The Four Charms gebruik maakt van de elektrische bas, en niet van de contrabas. Het is dat ik dat hier lees, want omdat de muzikale prestaties zo goed zijn had ik het niet eens gemerkt. Bekendste songs zijn, wat mij betreft, de laatste drie songs op het album: Skinny Jimmy (oftewel Skinny Minnie van Bill Haley’s Comets), Action Packed (Ronnie Dawson) en That’s All You Gotta Do (Jerry Reed), compleet uitgevoerd in de stijl van de band, met dus die karakteristieke blazersriffs en de uitgesproken aantrekkelijke, zeg maar gerust sexy, stem van Gabrielle. Even terug naar het persbericht dat toch ook de naam Link Wray laat vallen. Iets van surf hoor je inderdaad terug in een nummer als Daddy You Lied To Me, waarin de elektrische gitaar in de solo ‘rollend’ á la surf tekeer gaat. Lazen we iets over garage? Dan doelt men wellicht op het van ruig, smerig gitaarwerk voorziene I Want Some More van Chan Romero. Met de titeltrack Blue Black Hair (The Jades) zitten we zelfs al weer halverwege de jaren ’60. Hoe noem je dit? Cocktail mambo of zoiets? Maakt niet uit, ook dit past prima bij de band en ook bij ons. Misschien alleen dat de soulballade I’d Rather Go Blind (Etta James) net iets teveel van ons bed afdwaalt. Toch past ook dit in het stramien van de band en we moeten natuurlijk niet al te veel in hokjes denken…
The Del Moroccos bewijzen dat je met alleen maar covers toch een uitstekend album kunt maken. Dit bewerkstelligen ze door een eigenzinnige benadering en het daaruit creëren van een zoveel mogelijk eigen sound. En dat wordt dan ook nog eens gedaan door klassemuzikanten. The Del Moroccos vormen een A-merk. Subliem album. Info: www.hi-stylerecords.com en/ of www.myspace.com/thedelmoroccos (Frans van Dongen)


BOOGIE WOOGIE PIANO ALL WAYS/ CHRISTOPH ROIS
Down South Records, DSCD 9260

Cees Klop van Collector houdt zo van piano boogie woogie dat ie niet alleen een reeks rock ‘n’ roll CD’s met piano's in de hoofd- dan wel bijrol uitbracht (logischerwijze Rock And Roll With Piano genoemd, 17 volumes ondertussen), maar daarnaast nog een apart label is begonnen om nieuwe CD’s van hedendaagse boogie woogie pianisten uit te brengen. Let op: het betreft hier dus wel degelijk boogie woogie, geen piano rock ‘n’ roll zoals we die kennen van Freddie Fingers Lee of, dichter bij huis, Chris Watson. Een groot verschil, want hoewel er zeker overlappingen zijn, zijn dat twee totaal aparte genres. Om maar wat te zeggen: boogie woogie bestaat al zoveel langer dan rock ‘n’ roll dat het één van de bouwstenen van de rock ‘n’ roll was. Met andere woorden: Jerry Lee Lewis haalde zijn mosterd deels bij de boogie woogie van enkele decennia eerder. De boogie woogie scene is kleiner dan de rock ‘n’ scene, maar elk Europees land heeft zijn eigen festivals, artiesten en toegewijde fans. Eén van die Europese artiesten is de Oostenrijker Cristoph Rois, die sinds 1991 minstens vijf albums uitbracht en ook een tijdje bij The Mojo Blues Band (A) speelde. Cees Klop nodigde hem een weekendje uit voor opnames bij hem thuis in de pianobar, en het resultaat zijn deze 25 solotracks: een dik uur lang enkel piano, zonder andere begeleiding, en volledig instrumentaal. Rois put uitgebreid uit het oeuvre van Meade Lux Lewis, Pete Johnson en Albert Ammons, de grootmeesters en pioniers van het genre, met covers van Roll 'em Pete, Boogie Woogie Dream, When You And I Were Young Maggie, Boogie Woogie, I Had To Move That Thing, Cow Cow Blues, Lady Be Goode, G-Flat Blues, Kilroy Boogie en Bugle Boogie, en borduurt verder op hun ideeën in eigen nummers als Meade's Idea, Dedicated To Lila Ammons (kleindochter van Albert Ammons, zelf jazz zangeres), Ammons On My Mind, Albert's In The Groove, Tell The Meade Story en Meade's Town Boogie.
De CD heeft een warm geluid alsof Rois bij jou thuis in de woonkamer op de bordeelpiano zit te spelen, en het merendeel van de tracks zijn uptempo of medium tempo. Zoals de titels al aangeven staan er ook een aantal ‘blues’- tracks op, waarmee uiteraard niet de vervelende standaard 12-maten-blues wordt bedoeld, maar een langzame interpretatie van de boogie woogie. Als u denkt dat alle boogie woogie hetzelfde is, luister dan eens naar deze eindeloze variaties, accenten en dissonanten, waarbij de linkerhand een oneindige, euh, boogie neerlegt, terwijl de rechterhand daarop in een sprankelend samenspel, euh, woogiet. Ambachtelijk vakmanschap! Ik heb te weinig inzicht in het genre om hier een kennersoordeel over uit te spreken, maar deze CD lijkt me wel degelijk een indrukwekkende prestatie. Met andere woorden: voer voor de fanatici, want ik kan me voorstellen dat wie niet thuis is in het genre moeite zal hebben om deze hele CD in één luistersessie uit te zitten. Wat eigenlijk een compliment is voor de puurheid die Rois hier tentoonspreidt!
Deze CD bevat een uitgebreide bio-/discografie, nog meer info vindt je op www.christoph-rois.net. De CD bestellen kan via www.collectorrecords.nl (Frantic Franky)


Vinyl Recensie



17 december 2008


LIVE AT ELECTROPHONIC STUDIO/ THE BONNEVILLE BARONS
Bakelite Brothers Records, BB-001



Wie The Bonneville Barons kent weet dat dit Britse duo authenticiteit hoog in het vaandel voert, niet alleen muzikaal, maar tot in alle details: de layout van hun CD’s, hun podiumkledij, hun instrumenten, alles eigenlijk, dus is het ietwat contradictorisch dat hun twee albums enkel op CD en niet op vinyl verschenen. Zanger-gitarist Chris Wilkinson en contrabassist Yann Mahdjoub nemen nu het heft zelf in handen en brengen in eigen beheer een vinyl-EP uit met vier gloednieuwe nummers. Twee dingen vallen op: het plaatje dient afgespeeld op 33 in plaats van 45 toeren, en The Bonneville Barons doen het voor de gelegenheid niet als duo maar als trio, met Eric Bessenay, drummer van The Tawny Owls, de Franse band van Mahdjoub. Met andere woorden: dit zijn de eerste opnames van The Bonneville Barons met drums! Het resultaat is een prima EP, rockender dan de basic sound van The Bonneville Barons in hun normale elektrische gitaar + contrabas duobezetting. Drie van de vier tracks zijn uptempo, en wie vertrouwd is met The Bonneville Barons weet dat ze hun invloeden nooit verbergen. Scorpion Woman is hardcore Johnny Burnette rockabilly anno 1956, Pipsqueak Hop grijpt dan weer terug naar uptempo Gene Vincent op Capitol in '56: twee geslaagde nummers in de stijl van de rock ‘n’ roll helden, zonder klakkeloos te kopiëren. De instrumental Spider-Man (het thema van de originele tekenfilmserie 1967-1970, de enige cover hier) vermengt het krachtige geluid van Link Wray begin jaren '60 met de jazzy gitaarkarakteristiek voor The Bonneville Barons en kruidt het geheel met dialoogsamples. Het vierde nummer, de gevoelige ballad Sent From Heaven, wordt eveneens gedomineerd door die jazzy gitaar.
Deze EP is niet alleen uitstekend, maar wordt ook gegarandeerd een collector item: 500 met de hand genummerde stuks op groen vinyl, meer zijn er niet van gemaakt. En als u er heel snel bij was, hebt u zéker een zeldzaamheid in huis: de allereerste exemplaren staken in een hoesje zonder cirkelvormige opening in het midden, daarna is in alle hoesjes een ‘gat’ gemaakt voor het label. In elk geval: ik zou niet wachten tot dit binnen zes jaar als bonus ergens mee op een CD komt te staan. Bakelite Brothers is het eigen label van The Bonneville Barons, speciaal opgestart voor deze release. Info: www.bonnevillebarons.co.uk en www.myspace.com/bonnevillebarons (Frantic Franky)


CD Recensies



4 december 2008

41 YEARS COLLECTOR RECORDS
(40 WAS NOT ENOUGH)
Collector Records CLCD 4550

Okee, we verzamelen allemáál plaatjes, maar weinigen doen dat zo toegewijd als Cees Klop van Collector Records. We schrijven het hippiejaar 1967: rock ‘n’ roll is één braakliggende woestenij, want er is - uitgezonderd enkele verzamelplaten van Elvis en co - niets. Absoluut niets. Boppin' Around was nog niet geboren, CD’s moesten nog uitgevonden worden. In 1967 reisde Cees Klop voor het eerst naar Amerika om daar op zoek te gaan naar originele rock ‘n’ roll plaatjes, en daar is hij sindsdien niet mee gestopt. Klop startte de tijdschriften Rock, Rock & Buddy en Rockville, richtte zijn eigen platenfirma en muziekuitgeverij op om zijn vondsten te delen met de rest van de mensheid, bouwde zijn eigen opnamestudio, en had zelfs enkele jaren zijn eigen platenperserij. Tussendoor bleef ie gewoon naar Amerika gaan. En naar Canada. En naar Nieuw-Zeeland, en naar Australië. Plaatjes opgraven. Letterlijk: ooit heeft ie in de tuin van een producer singles opgedolven die daar begraven waren om er vanaf te zijn. 40 jaar in dienst van de rock ‘n’ roll.
Cees Klop meldt op www.collectorrecords.nl dat ie nog steeds genoeg materiaal heeft om "bijna oneindig" door te gaan met het uitbrengen van zijn Collector CD’s. Dat doet ons genoegen, na meer dan 300 LP's en 250 CD’s intussen. CD’s met telkens een dertigtal tracks, laten we dat niet vergeten. En eigenlijk zijn dat CD’s boordevol dromen van evenveel mensen die ooit 2 minuten en 45 seconden de illusie van roem en fortuin koesterden. Sic transit gloria mundi.
Wat na 40 jaar het meest verbaast is de kwaliteit van het materiaal dat Klop blijft te voorschijn toveren. Deze CD is een heel sterke CD, en 13 van de 31 tracks zijn zelfs compleet onuitgebracht. De overige 18 zijn "gewoon" superzeldzaam. Onbegrijpelijk hoe nummers als Ethalene van Al Hendrix (een rocker in Bertha Lou stijl) of de pianorocker Sittin' On Top Of The World van Monty Olive destijds op de plank bleven liggen. Plus: de duidelijk recentere (maar van onbestemde datum daterende) onuitgegeven boogie woogie You Got Me Gone van niemand minder dan Ricky Nelson (met Bobby Mizell op piano - duidelijk een jam waarvoor geen einde was afgesproken want ze gaan gewoon 4 minuten door). Plus: een onuitgebrachte alternatieve én uitstekende Bad Bad Boy van Bobby Lollar. Plus: een onuitgebrachte alternatieve én uitstekende Black Cadillac van Joyce Green. Plus: de onuitgebrachte wilde gitaar-/saxinstro’s Evacuation en Five Sticks Of Dynamite van de totaal onbekende Dixie Rebels. Plus: de onuitgebrachte pré-Meteor demo's van Rock, Roll And Rhythm en Lonesome Rhythm Blues van Wayne McGinnis. Plus: de surfinstro Ram Charger van The Cubs. Plus: de superzeldzame bluegrass bopper Inflation Blues van Wibby Lee (welgeteld 3 exemplaren van bekend). Plus: de nog zeldzamere (2 exemplaren van bekend) rockabilly She's Got Another Ride van Roger Wilbanks (anno 2008 een priester die niets met zijn rock ‘n’ roll verleden te maken wil hebben). Plus: de prima rockabilly The King Is Comin' Home van Tony Senn, zo te horen daterend van rond 1960 aangezien de tekst gaat over Elvis' terugkeer uit het leger. Plus: de zwarte sfeerschepper The Crawl (van Guitar Junior) door Van Walker die klinkt als Roy Brown. Plus: Grandpa's Twist van Avery & the Country Boys, geen twist maar down on the farm grandpa's a cat rockabilly. Plus: de white rock twist Little Woman van Ricky Morvan & the Fens. Plus: een alternatieve Jungle Girl van Junior Thompson. Plus: die straffe contrabas solo op het live Wheelwright Boogie van Dusty Rivers & the Rangers. Plus: de Flat River Mail Train instrumental waarmee Walt Prater & the Praters hun eigen Orange Blossom Special inblikten. Plus...
U hebt het begrepen: deze CD bevat sterk materiaal, zij het dat natuurlijk niet alle 31 tracks even super zijn. Monty Olive's onuitgebrachte Old Black Joe (één man op één piano) lijkt eerder een oefenopname dan een afgewerkte master (de piano stemmen had wellicht geholpen), en het hier als "unknown bopper" bestempelde I Can't Get It Off My Mind van Fred Netherton is pure country. Medium tempo country, okee, maar het blijft country. Maar laat ons niet focussen op die twee miskleunen. Dit is zonder twijfel een van de betere Collector CD’s, en niet alleen muzikaal: ook qua layout steekt ie boven zijn broertjes en zusjes uit, dankzij een uitgebreid booklet met het hele Collector verhaal, veel foto's van de artiesten, en info betreffende de opnames. Ons advies: koop bij de bron, niet bij de bootleggers. Voor de slechte verstaander: koop de Collector CD’s, niet de LP’s en CD’s die dit spul schaamteloos kopiëren. Info: www.collectorrecords.nl (Frantic Franky)


HOT ROD ROADEO/ THE GO GETTERS
Goofin’ Records, GRCD 6154

They’re back! De jongens met die vuile, opzwepende en soms wat trashy rockabillysound. Of eigenlijk, híj is terug, Peter Sandberg. Want laten we wel wezen, hij is in zijn eentje Go Getters. Natuurlijk zijn The Go Getters een trio, maar de contrabassist en gitarist zijn al lang meer geen vast gegeven bij The Go Getters. Opvallend, want Peter Sandberg is behalve de zanger de staande drummer. Toch knap om dan toch al meer dan tien jaar ongeveer dezelfde sound te hebben. Dat zit ‘m vooral in het feit dat Sandberg ook verantwoordelijk is voor de productie (naast het schrijven van de eigen songs).
Ook op dit nieuwe album krijg je wat je verwacht. Rauwe, primitieve, ruige bluesboppers die het predicaat authentiek zo nu en dan flink overstijgen met die pittig ruige gitaarsound en overdonderende productie. Zo is Welcome To My Hell zo’n ruige, fanatieke bluesbopper, terwijl Stop The Bop dan weer een stuk authentieker klinkt. Prima is de zo getitelde Ronnie Dawson Tribute waaruit blijkt dat The Go Getters niet alleen goed met elkaar overweg konden, maar dat de Zweden ook prettig overweg kunnen met de sound van Ronnie Dawson. Let wel, het zijn geen stukjes Dawson songs, doch een op zich staande nieuwe song. De sound van The Go Getters is dan misschien wel beknopt te omschrijven, toch is het album vrij gevarieerd met verder als eigen songs het rustige Angel In Blue Jeans, de spaghetti western instrumental Dead Man Can’t Talk en de straight rockabilly Hot Rod Roadeo.
Opvallend is dat de eerste helft van het album bestaat uit de eigen nummers, terwijl de laatste zes covers zijn. Uitstekend is Larry Williams’ Slow Down dat omgetoverd is tot een Go Getters werkje waardoor het aardig afwijkt van het origineel, rijk aan adrenaline is de Ramones cover Blitzkrieg Bop waarbij The Go Getters laten horen dat de ruigste vorm van rock ‘n’ roll of rockabilly eigenlijk niet zo heel ver staat van de melodieuze zijde van de punk! Desalniettemin gaat dat lonken naar punk of new wave wat mij betreft fout bij Should I Stay Or Should I Go van The Clash. Song en songstructuur staan wat mij betreft te ver van de rock ‘n’ roll af. De andere covers (Lotta Lovin’, Rockit On Down To My House, Secret Agent Man) zijn wel weer prima.
11 uit 12 is wat mij betreft een hoge score en The Go Getters blijven daarmee tot één van mijn favoriete bands behoren. Puike CD! Info: www.goofinrecords.com (Frans van Dongen)


SWITCHIN’ WITH…/ THE WHISTLE BAIT
Goofin’ Records, GRCD 6149

Vesa Haaja kennen we hier als de zanger/ gitarist van de zeer populaire Finse Barnshakers. De muzikale Fin speelt echter ook de frontman in The Whistle Bait. Jaren geleden, nog voor Boppin’ Around bestond, was ik al in het bezit van een singletje van de band, The Honeysuckle Jump, om maar eens aan te geven dat dit niet zo maar een nevenbandje van Vesa is. Het is een serieuze aangelegenheid die een behoorlijke dosis kwaliteit en ervaring herbergt met uitstekende muzikanten die hun kundigheid prima weten te combineren met een flinke portie speelplezier.
Je komt er niet onder uit om zo nu en dan een vergelijking te maken met The Barnshakers en dat lukt aardig met nummers als Switchin’ In The Kitchen of How Can You Treat A Guy Like This. Dit is niet minder dan schitterende muziek vergelijkbaar met The Barnshakers, maar dan met sax. The Whistle Bait is echter breder georiënteerd en de sixties vormen een belangrijk bestanddeel van de sound en repertoire van het zestal. Zie het hoesje met twee muzikanten strak in pak en twee dames in kokerrokjes, zwarte kousen en hoge hakjes. De sfeer die deze albumcover uitademt hoor je helemaal terug in de muziek, zoals een soort vocale Tequila in The Little Bitty Things, voorzien van een orgeltje in het melodieuze How Can You Treat A Guy Like This, of met een vleugje Motown in the First Cut Is The Deepest. Heel typerend voor het begin van de jaren ’60 – want we hebben het hier niet over de anti-rock ‘n’ roll periode daarna – zijn songs als Kana Kapila of het instrumentale Cheek Flapper. Songs met vreemde titels die perfect zouden zijn op de, ook in Nederland, steeds populair wordende beatclubs en aanverwante party’s. De band, met name Haaja zelf, schreef 10 van de 14 nummers zelf en Haaja’s kunst van het componeren hoor je dus ook hier weer terug. De vier covers waren wat mij betreft ook gewoon zelfgeschreven, want mij zeggen deze songs als niet-60’s kenner weinig tot niets. Het meest bekend in mijn oren klinkt dan nog het intro van Bedtime Teacher, dat toch een eigen song blijkt te zijn maar waarbij het Runaway-orgelriedeltje heel erg aanwezig is. Bekend klinkt ook het bombastische, maar mooi uitgedragen The Loner dat dezelfde kwaliteiten heeft als bijvoorbeeld Running Scared van Roy Orbison. Het blijkt daarmee trouwens dat de stem van Vesa Haaja nagenoeg overal mee uit de voeten kan. Tot slot zet ik nog even een uitroepteken bij Dance Franny Dance (van The Floyd Dakil Combo) dat me ondanks het dominante orgeltje (waar ik nochtans vaak allergisch voor ben) uitstekend kan bekoren.
Samenvatting in één woord: prachtalbum. Info: www.goofinrecords.com (Frans van Dongen)


TAKE A TRIP WITH…/ THE DUETONES
Cherokee Records, CHER-CD 801115

Tweede CD van dit in 1992 in Regensburg opgerichte trio dat bij ons niet echt bekend is, misschien omdat dit nog maar hun tweede CD is. En omdat Zuid-Duitsland natuurlijk niet echt bij de deur ligt. Hun albumdebuut Just In Time verscheen in 1998 op Cherokee Records (D), daarnaast brachten ze in 1997 de EP Too Late uit op Part en hebben ze enkele nummers op Duitse verzamel-CD’s. In 1999 speelden ze op Hemsby. Op deze CD heeft de band een nieuwe bezetting: voormalig zanger Thomas Scholz zit nu bij The Stampeders, drummer Albert Lockermeier die een aantal nummers op de nieuwe CD zingt is inmiddels ook uit de band gestapt. Een andere ex-Duetones, Scotty Schober, zingt nu bij The Sunny Bottom Boys. Blijkbaar hebben ze qua bezetting nogal wat problemen gehad, mogelijk ook een reden dat we weinig van hen hoorden de laatste jaren, en misschien daarom dat 4 van de 14 tracks instrumentaal zijn, hahaha. Deze CD werd opgenomen in verschillende etappes met twee verschillende zangers (naast Lockermeier zingt ook contrabassist Josef Weinzierl enkele nummers) en zelfs drie verschillende drummers, waaronder op één track Chris Kaempfert van Saints & Sinners. Toch maakt de CD een consistente indruk.
Was het debuut van The Duetones 10 jaar geleden desperate rock ‘n’ roll met een scheut bluesbop, de nieuwe situeert zich volgens de persblabla tussen Reverend Horton Heat en The Paladins. Tja, dat zegt tegenwoordig élke platenfirma over élke rock ‘n’ roll band, al lijkt me dat niet zo'n goed idee: het duwt een band meteen in een hokje, en zelfs als die vergelijking steek houdt moet je al van goeden huize zijn om ze niet in je nadeel te laten uitvallen. Ter zake: de Rev hoor ik hier niet in terug, The Paladins slechts in één nummer: Thinkin' About You drijft op een typische Paladins groove. Wat ik wel hoor is de gitaar van Eddie Angel (in de instrumental No II), neo-surf (de instrumental Surfing Geronimo), en voor de rest stevige moderne rock ‘n’ roll met prominente zang, geprononceerde contrabas, en af en toe een rhythm & blues gitaar. Veel nummers doen aan iets anders denken, al is het soms moeilijk de vinger te leggen waarop. Rockin' In My Head heeft goed geluisterd naar de melodielijnen van The Space Cadets, Lynch Trailer is het soort instrumental dat ook T-99 had kunnen uitbroeden. Truck Drivers Rock jat de intro van Hey Mae, Chicken Twist gebruikt dezelfde bop-bop-bop als Maynard Horlick's Do The Bop Bop Bop. Blues On My Mind lijkt muzikaal en tekstueel een kruising tussen Muddy Waters (You're Gonna Miss Me) en The Polecats (Rockabilly Guy). Daarnaast horen we drie covers: Cast Iron Arm met twangy gitaar, Be-Bop-A-Lula in de 60s versie met mondharmonica, en Commotion (Rough Diamonds). Eén naam waar deze CD me spontaan aan doet denken is een andere Duitse band, Velvetone. The Duetones bewegen zich in het powerbilly marktsegment waarin veel hedendaagse bands rondzwemmen (ook in Nederland), maar doen dat met genoeg overgave en kennis van zaken om de Boppin' Around jury te overtuigen. Een dikke voldoende dus! Hörproben, zoals dat in het Duits zo mooi heet, vind je op www.duetones.de en www.myspace.com/duetones , Cherokee Records zit op www.cherokee-records.com (Frantic Franky)


WRESTLING ROCK 'N' ROLL/
LIGHTNING BEAT-MAN & HIS NO TALENT
Voodoo Rhythm Records, VRCD45

Voor het eerst op CD: het plaatje waar het in 1994 voor Lightning Beat-Man allemaal mee begon. Op deze 10-inch vinyl ontbond de Zwitser voor het eerst zijn duivels en bouwde hij zijn Voodoo Rhythm imperium alsmede een dubbele carrière met zijn garageband The Monsters én als one-man-band. Deze 16 nummers vormden de blauwdruk van alles wat hij sindsdien deed, en bij uitbreiding van álle releases op het Voodoo Rhythm label: rock ‘n’ roll, 60’s garage, blues en country (en alle mengvormen: bij Beat-Man vervagen die grenzen wel eens), zo trashy mogelijk gebracht. Da's natuurlijk niks nieuws: ook in de 50’s en vooral in de 60’s garagerock waren er primitivos, en sindsdien hebben velen die "muziek" geïmiteerd en er een erezaak van gemaakt zo slecht te spelen als ze maar konden. Ik denk bijvoorbeeld aan The Mummies als directe voorloper van Beat-Man. Maar daarin zit nu net het verschil tussen de echte mislukkingen en de imitators: wie zonder een greintje talent heel hard zijn best doet behaalt vaak verrassend interessante resultaten, wie daarentegen gewoon zoveel mogelijk lawaai produceert komt meestal niet verder dan dat: lawaai. Behalve Beat-Man, omdat het bij hem altijd overduidelijk om te lachen is.
De helft van de nummers hier zijn 60’s garagerock en vallen buiten het bestek van Boppin' Around. De andere helft is rock ‘n’ roll en aanverwanten: Hey Gal is semi-akoestische countryblues, Shake It Baby is gebracht met een versneld stemmetje op wat klinkt als een ukelele, waardoor het resultaat op een dementerende smurf lijkt. De eerste zinsnede die Beat-Man uit in de openingstrack luidt "don't wanna talk like Hasil, don't wanna rock like Gene", en dat vat inderdaad zijn filosofie samen: dit is geen klassieke rock ‘n’ roll zoals Gene Vincent en konsoorten, zelfs geen primitieve rock ‘n’ roll zoals Hasil Adkins. In tegenstelling tot de échte one-man-band Hasil Adkins die tegelijkertijd gitaar én drums speelde, doet Beat-Man aan huis-, tuin- en keukenvlijt: alles apart inspelen en achteraf in elkaar knutselen op een Tascam. Hij beperkt zich tot één overstuurde elektrische ritmegitaar, voegt daar getokkelde solo's aan toe die meestal kant noch wal raken en halfweg uit de bocht vliegen, en zingt/ roept/brult/schreeuwt/gorgelt/boert daarover, ook zo vervormd mogelijk. Breaks worden opgevuld met grappige geluiden, gekraak, dingen die in elkaar storten, en meer van dat soort ongein. De onderwerpen gaan vaak over worstelen, pussycats, fuck dit en fuck dat. Begrijpt u zo'n beetje wat ik bedoel? Goed, stelt u het zich dan nog 10 keer erger voor. Meest verbazingwekkend: na 15 jaar heeft deze low budget low-fi nog niets van zijn geschifte impact verloren, dus mogen we met recht van tijdloze selfmade waanzin spreken. Vergeleken met de originele 10-inch staan hier 3 bonustracks op: een live (denk ik: met Beat-Man weet je nooit) I'm Gonna Kill You Tonight (garage), plus I Love You (garage) en Wrestling With Satan (opgefokte gospelcountry). Die verschenen alle drie op diverse singles en albums, maar aangezien ik die niet heb, kan ik niet vertellen of dit onuitgebrachte of reeds elders verschenen versies zijn.
Wie Beat-Man kent, weet waaraan zich te verwachten. Wie Beat-Man niet kent maar zich kan vinden in het voorgaande, weet wat te doen. De rest van de mensheid dient zich te onthouden. Info: www.voodoorhythm.com. Ook uit op LP (bestelnummer VR1245). (Frantic Franky)


naar boven

Vinyl Recensies



4 december 2008

LINDY LOU + WHATCHA GONNA DO/ EDDIE & THE FLATHEADS
Vintjarn Records, 45-01

AIN’T GOT TIME + TOO MUCH LOVIN’/ WILDFIRE WILLIE & THE RAMBLERS
Vintjarn Records, VIN-802




Vinylfreaks opgelet! Jukeboxbezitters opgelet! Hepcats opgelet! Er komt nog maar mondjesmaat vinyl uit, maar dit keer is het weer eens raak. Het nieuwe label Vintjarn Records uit het Zweedse Enviken (uit dezelfde plaats dus als Enviken Records – hebben die iets met elkaar te maken?) brengt twee populaire Zweedse namen uit op single.
Als eerste beluisteren we boven op onze luidruchtige zolder (want daar staat een platenspeler) Lindy Lou (The Quinteros) uitgevoerd door Eddie & the Flatheads. Dit is wilde, primitieve white rock ‘n’ roll zoals we het van deze heren kennen. De andere A-kant (de single heeft geen specifieke A- of B-kant) is Whatcha Gonna Do (Hayden Thompson) en is voor mij persoonlijk de B-kant. Deze medium tempo rocker bevalt me gewoon ietsjes minder dan het heftige Lindy Lou.
Wildfire Willie & the Ramblers zijn het die ons na een tijdje van relatieve stilte doen boppen op Ain’t Got Time (Jimmie Skinner) en ook hier heb ik een voorkeur wat betreft de dubbele A-zijde: Too Much Lovin’ (Darrel Felts) vind ik toffer. Dit is snelle, primitieve rockabilly waar Wildfire Willie & the Ramblers jaren geleden, toen er nog niet zoveel hepcatbands waren, het patent op leken te hebben. Hier kun je natuurlijk eveneens waanzinnig op boppen, maar je valt er bij deze up-tempo ‘billy wel sneller uitgeput bij neer!
De liefhebbers worden prima bediend met deze prehistorische uitingen van de combinatie rockabilly en vinyl. En nu ga ik de buren op de benedenverdieping nog even lastigvallen, want deze singletjes passen natuurlijk ook in m’n jukebox…
Info: www.vintjarnrecords.se (Frans van Dongen)

naar boven

CD Recensies



20 november 2008

GIVIN' UM SOMETHING TO ROCK 'N' ROLL ABOUT/
AL & THE BLACK CATS
Sunny Bastards, SB-CD 042

Derde album van het trio uit Michigan dat zich hardnekkig Al & the Black Cats blijft noemen, ook al is Al Krivoy er haast nooit bij. Een eeuwig eerbetoon aan de veteraan die de piepjonge band hun eerste kansen gaf, zeg maar. Hun twee vorige CD’s klonken al hard en stevig, met de nieuwe gaan ze resoluut de punktoer op, zoals eenieder kan beamen die de band sinds deze zomer nog aan het werk zag. Waarmee ik uiteraard bedoel dat ze die ene keer dat ìk ze deze zomer zag erg punky klonken. De nieuwe CD reflecteert die evolutie/ switch in het morsige hoesje, in de platenmaatschappij (Sunny Bastards is een punklabel), en vooral in de muziek zelf: korte snedige songs (14 tracks in 36 minuten) gekenmerkt door een hoge meebrulbaarheid (handig daarbij zijn de teksten in het booklet) en de grommende loeiende zang van contrabassist Eric Soules die klinkt alsof hij elk moment kan uitbarsten in een fikse hoestbui. Alle nummers (allemaal eigen composities) zijn psychobilly in de goeie zin van het woord (supersnelle loodzware rock ‘n’ roll), en wanneer ze dat niet zijn wordt het pure rock. Nog een verschil is dat deze CD uiterst professioneel is opgenomen, in tegenstelling tot het doe-het-zelf geluid van de twee vorige CD’s.
Dit is niet echt onze meug, maar eerlijk is eerlijk: deze CD verveelt niet, omdat ie zo goed klinkt, en wellicht ook omdat ie zo snel voorbij trekt. Conclusie: geen spek voor de rockabillybek, maar wie liefhebbert in psychobilly en speedrock diene de oren te spitsen. Verdeling Benelux: Sonic Rendezvous, info: www.sunnybastards.de en voorts kan je voor all things Al & the Black Cats natuurlijk terecht bij hun Europese boekingsagent Erwin Princen via e.princen@chello.nl (Frantic Franky)


LONG BLOND HAIR/ JOHNNY POWERS
Rollercoaster Records, RRCD 3038

Mijn platen staan alfabetisch gerangschikt, en Johnny Powers staat naast Elvis Presley. Symbolisch, want zijn Long Blond Hair is wereldklasse: élke rock ‘n’ roll band heeft het wel ooit gespeeld omdat het zo'n geweldig nummer is. Deze CD is een uitgebreidere versie van de Rollercoaster LP Rock! Rock! Rock! uit 1985, en dan denk je: die LP mag op pensioen. Niet dus: Johnny Powers heeft ze in 1994 op de Rockhouse Meeting in Eindhoven gesigneerd, dus blijft die LP ten eeuwigen dage bij mij. De CD bevat alle 20 tracks van die plaat + heel wat meer: al zijn 50’s singles (alle 3 - of alle 4 - geen flauw idee wanneer You're To Blame/ Seventeen verscheen), zijn 5 Sun tracks uit 1959 (+ 3 alternatieve Waitin' For You's), 3 nummers die hij opnam als demo voor Sun, zijn rauwe één-man-op-één-akoestische-gitaar Be-Bop-A-Lula cover, de ultieme rock ‘n’ roll ballade With Your Love With Your Kiss, de mooie akkoordenprogressies Be Mine All Mine en Me And My Rhythm Guitar, de fantastische bopper Rock Rock, de onwaarschijnlijke staaltjes primaire existentiële medium tempo rockabilly Honey Let's Go (To A Rock And Roll Show), Mean Mistreater, Treat Me Right en I'm Walkin' (niet het Fats Domino nummer), de teenrocker Seventeen, al zijn ballades, kortom: Powers' essentiële 50s opnames, allemaal met flink veel slap bass en alle metertjes in het rood. Johnny Powers, né John Leon Pavlik, trekt op de hoesfoto smalend zijn bovenlip op, en zo klinkt hij ook: hondsbrutaal. In totaal: 77 minuten, maar liefst 38 tracks uit de fifties, met zelfs vier onuitgebrachte opnames uit 1957-1958: drie ballades en een alternatieve versie van het op een kruising tussen Don't Be Cruel en Let Me Be Your Teddybear lijkende Indeed I Do. Aan het gekraak te horen hebben die vier songs wel 50 jaar stof liggen vergaren. In elk geval: een indrukwekkende CD, en dan is dit geeneens alles: ik had uit nieuwsgierigheid graag zijn allereerste opnames als lid van de countryband Jimmy Williams & the Drifters op hun single Teardrops Are Memories/ Rainbow Heart eens een keertje gehoord.
Alsof dat niet volstaat doet Rollercoaster er nog een tweede CD bij met moderne opnames van Johnny Powers. Het goeie aan die tweede CD is dat ie opent met New Spark For An Old Flame, de fabelachtige single waarmee Johnny Powers in 1992 bewees nog mee te tellen, met een clubhit als verdiend resultaat. En dit is wel degelijk de Norton single versie begeleid door The A-Bones, niet het slappe afkooksel op de Sequel CD New Spark (For An Old Flame) uit 1993. Ook de al even geslaagde B-kant Mama Rock vindt je hier (het origineel uit de fifties staat op CD 1), alsmede de volledige I Was There When It Happened CD uit 2002, en nog enkele opnames van diverse origine, zoals een gejamd Matchbox duet (1993) met George Bedard op leadgitaar en zang (Bedard's stem heeft veel weg van de oude Carl Perkins), een live Your Cheatin' Heart (1990), heropnames van Long Blond Hair en Me And My Rhythm Guitar, beide met een iets melodieuzer arrangement qua ritmegitaar maar beide erg goed, en een zo te horen uit de jaren '60 stammend Corrine Corrina. Met zijn moderne opnames (vele ervan begeleid door The Starlight Drifters, de rockabillyband van gitarist Chris Casello die nogal eens mee naar Europa komt met Johnny Powers) bewijst Powers dat ie wel degelijk nog steeds weet hoe een catchy rock ‘n’ roll song te maken (I Was There When It Happened, Good Gracious Me en Ring Damn You Ring zijn een pak beter dan de gemiddelde revivalplaat van de gemiddelde oude rocker), maar helaas ook dat hij zijn kennis niet noodzakelijk altijd in praktijk omzet. De rockers zijn uitstekend, maar veel nummers zijn overgeproduced, Powers blijkt een voorliefde voor vrouwenkoortjes te hebben, de verplichte countrysong Till Honky Gets Tonky Again is ronduit melig, en - ergst van al - in songs als Three Little Words, Just One Kiss en I'll Come Back To You probeert Onze Held wanhopig aansluiting te vinden bij de moderne popmuziek. Het resultaat lijkt meer op maat van de film Dirty Dancing geschreven...
Moeilijk te zeggen of dit de beste Johnny Powers CD op de markt is, want ook de 23-track-CD Long Blond Hair op Norton verzamelt het meeste van zijn 50’s werk. Anderzijds meldt een sticker op het hoesje van Long Blond Hair dat deze dubbel-CD voor de prijs van een enkele CD wordt verkocht, en voor die prijs krijg je dus eigenlijk de Rollercoaster LP Rock! Rock! Rock! en de CD I Was There When It Happened + een hoop extra materiaal + een mooi booklet van 20 pagina's met een overzicht van leven en werk van Johnny Powers, een aantal prachtige 50s foto's, en een sessiegrafie. Helaas zonder discografie. Info: www.rollercoasterrecords.com en www.johnnypowers.com (Frantic Franky)


LUKE McDANIEL IS JEFF DANIELS
Stompertime Records, STCD24

Herinnert u zich nog hoe we midden jaren '80 met zijn allen vrij sceptisch waren tegenover de nieuwe geluidsdrager genaamd CD? Als het op rock ‘n’ roll aankwam zou die immers nooit vinyl kunnen vervangen. Dik 20 jaar later meen ik te mogen stellen dat de CD in grote mate verantwoordelijk is geweest voor de huidige populariteit van de rock ‘n’ roll. Door het gebruiksgemak, en vooral door de onwaarschijnlijk grote hoeveelheid materiaal die beschikbaar is geraakt. Waren we vroeger tevreden met een LP met 12 of 14 tracks van een artiest uit de fifties, nu koop je diezelfde plaat op een CD met 20 à 30 nummers. Maar waar ik naartoe wil is: zijn er nog 50’s artiesten die nog niet op CD verkrijgbaar zijn? Veel zullen het er niet zijn, en bijdehandte labels vullen die gaten in onze CD-collecties stelselmatig op. Tot nu toe was er van Luke McDaniel/ Jeff Daniels (ja, da's dezelfde artiest: McDaniel besloot op een bepaald moment dat de naam "Jeff Daniels" rockender klonk) enkel een verzamel-LP uit midden jaren '90 op Hydra Records (D), nu brandt Stompertime (het label van Dave Travis) die plaat - uitgezonderd 2 nummers - op de allereerste CD van Luke McDaniel/ Jeff Daniels, met 12 extra songs, in totaal goed voor 34 tracks. Een deel daarvan hebt u wellicht al in huis op diverse verzamelplaten, met name op Sun verzamelaars: Luke McDaniel was een van die illustere Sun recording artists. Helaas is het toen in 1956 enkel bij opnemen gebleven en is er nooit een plaatje van hem bij Sun verschenen. Luke McDaniel raakte immers binnen de kortste keren in de clinch met Sam Phillips omdat die het principe huldigde enkel de muzikanten te betalen (volgens het gangbare vakbondstarief) en niet zijn "artiesten", wat McDaniel niet nam. Exit Luke McDaniel bij Sun, en zijn Sun opnames zouden pas het daglicht zien toen Charly Records in de jaren '70 en '80 de Sun archieven uitmestte. Hub Babe en Go Ahead Baby wordt u toch geacht te kennen. Net als McDaniel's niet-Sun rockers Foxy Dan en Switchblade Sam.
Switchblade Sam en Foxy Dan staan hier uiteraard op, Foxy Dan (een cadeautje van Carl Perkins!) in twee versies: het origineel uit 1958 en de pas in 1971 verschenen heropname uit 1959. Meestal wordt de tweede versie als minderwaardig beschouwd, ik veronderstel omwille van het flauwe achtergrondkoortje, want muzikaal vind ik ze persoonlijk allebei goed. Ten bewijze: Uh Huh Huh van dezelfde sessie waarin datzelfde koortje al beter op zijn plaats lijkt.
Wat staat hier nog op? McDaniel's wankele origineel van You're Still On My Mind uit 1959, drie jaar later een countryhit voor George Jones (en in 1968 overgedaan door The Byrds op hun invloedrijke countryrock LP Sweetheart Of The Rodeo), en zijn volledige Sun opnames zijnde 5 liedjes (+ 2 alternatieve Huh Babe's en 1 alternatieve Go Ahead Baby - niet dat er veel verschil op zit), en die zijn allemaal goed, of het nu rock ‘n’ roll, rockabilly, medium tempo country (met Jerry Lee Lewis op piano!) of een saxshuffle is. Nog meer rockabilly is Daddy-O-Rock (1955) met plots uit het niets een saxsolo van Lee Allen. Daarnaast bevat de CD McDaniels' country boogies en hillbilly die de vruchtbare klei bleken voor zijn rockabilly, opgenomen vanaf 1952, en alle mengvormen daarvan met rock ‘n’ roll. Een nummer dat opvalt is Hey Woman, een oproep aan zijn vrouw om haar hoge hakken uit te spelen en rechtsomkeer richting haard te maken, alwaar haar een massa huishoudelijke arbeid wacht! Een tijdsbeeld anno 1955, of McDaniel's persoonlijke standpunt? Enkele andere songs vertonen immers ook mysogene trekjes: Money Bag Woman (over de vrouw die bij haar man blijft zolang ie geld heeft), of The Automobile Song waarin zijn vrouw wordt vergeleken met een auto, een vergelijking die uitvalt in het nadeel van zijn vrouw... I Can't Go neemt dan weer een op z'n minst dubbelzinnig standpunt in betreffende overspel! Of was het allemaal alleen maar bedoeld om te lachen?
Waar ik minder mee kan lachen zijn de vier onuitgebrachte tracks, zo te horen uit de jaren '80, wegens behoorlijk platte country. Nee, dan had ik voor de curiositeit liever zijn Tribute To Hank Williams, My Buddy (1952) eens gehoord. Want: deze 34 tracks zijn dus niet McDaniel's totale output. Een tiental tracks 1952-1960 mankeren. Alhoewel, als ze even easy listening zouden klinken als One More Heart (toch ook uit 1954), hoeft het niet per se. Sowieso staat er meer dan genoeg oude country op deze CD, al scoort een Drive On (1953) muzikaal tamelijk hoog op de schaal van de Hank Williams imitaties. Jammer is dat McDaniel's demo van Midnight Shift ontbreekt, naar ik veronderstel wegens voorgoed verloren, want Luke McDaniel is (onder het pseudoniem Earl Lee) de auteur van dat Buddy Holly nummer. Maar ons hoort u niet klagen bij een overzichts-CD van een 50’s artiest met in totaal zo maar eventjes 34 tracks, en dat zonder zevendehandse liveversies van Blue Suede Shoes opgenomen met een microfoon voor het radiomeubel. Laat hier de flauwekul weg en je houdt een nog meer dan behoorlijke CD over, met een kort doch informatief booklet inclusief foto’s en discografie/ sessiegrafie. Spijtig dat Luke McDaniel het zelf niet meer mag meemaken: hij overleed in 1992. Je vindt de complete Stompertime catalogus op www.stompertime.com (Frantic Franky)

naar boven



14 november 2008

ROCKIN' HOODLUMS HICKS AND STUFF Vol. 7
Collector Records, CLCD 4529

Aha, daar zijn de nieuwste Collector CD’s, op de hielen gezeten door enkele nòg nieuwere CD’s die nog onderweg zijn. Collector brengt ze sneller uit dan wij ze kunnen bespreken, schreven we ooit, maar dat is eigenlijk niet juist. Collector brengt ze sneller uit dan wij ze kunnen beluisteren! CD’s met telkens dertig tracks, alstublieft. Uiteraard zijn dat niet allemaal Elvissen, Buddy Holly's en Johnny Burnette's, dat kan natuurlijk niet. Nee, Collector vist de allerzeldzaamste singletjes op, 50 jaar geleden op amper een paar honderd exemplaren of minder uitgebracht. Waarvan er waarschijnlijk dan nog slechts 25 van verkocht zijn geweest aan familie en vrienden.
Wat bieden de 30 tracks op deel 7 van de Hoodlums serie? Met het woordje "hicks" in de titel mag je je verwachten aan geëlectrifiëerde country en gecountrifiëerde rockabilly, en die vlag dekt inderdaad grotendeels de lading: alle mogelijk denkbare countrystijlen passeren de revue, waarbij het belangrijkste is dat bijna alles uptempo of op zijn minst medium tempo gaat, met meer nadruk op rockende gitaren dan op fiddles of steel. We horen zowel ingetogen rurale rockabilly als pure hillbilly, early 60’s country, Buck Owens-achtige dingen, gospelbilly (The Hymnsmen met een uitstekende Taggin' Along van George Jones, recent nog gecoverd door The Seatsniffers) en truckerscountry (16 Wheels van Jay & the Rebels, een doorslagje van Six Days On The Road).
Buitenbeentjes zijn de 60’s rock ‘n’ roll van Randy Clay die klinkt alsof hij nog een kind was (lees: als de piepjonge Ronnie Dawson maar dan minder getalenteerd), de 60’s horror rock ‘n’ roll van Sonny Day's Creature From Outer Space met speciale geluidseffecten op gitaar en sax, de sympathieke rock ‘n’ roll ballade Watchin' TV van Don Sessions die ons doet denken aan de brave rock ‘n’ roll zoals Eddie Cochran er stápels opnam, en de vijf bijna dreigende early 60’s instrumentale gitaarboogies (Rebel Rock van Richie & the Rebels is white rock boogie met gitaar en sax). Je wéét gewoon dat Furyous door The Furys, Three Guitar Theme door The Stratocasters, en Echo Boogie door The Bumble Bees gewoon niet slecht kùnnen zijn. Ron Jordan & the Volcanoes noemden hun instrumental dan weer Chimay, merkwaardig genoeg een uitstekend trappistenbier uit België! Uiteraard staan hier ook een paar grapjurken tussen (Grant Townsley met 2 Minutes 40 Seconds oftewel hoe je een leven lang miserie en hartzeer niet kan samenvatten in één liedje), zonder de primitivo’s te vergeten, zoals Aldon Hewitt's Bill Paying Blues: in 50 jaar is niks veranderd. Let ook op het onuitgebrachte Ice Cold Water van ene Mister Mack, hetzelfde nummer als Ice Water van Glenn Barber uit 1954. Te oordelen naar de gitaar op de versie van de geheimzinnige Mister Mack schat ik zijn versie enkele jaren jonger, maar ze moet zeker niet voor onderdoen voor Glenn Barber. Alleen staat op diens versie Barber vermeld als componist, terwijl de tracklisting hier "Mack" vermeld. Vreemd toch? Nog zo'n foutje dat door de mazen van het net is geglipt is de eerder genoemde Tag Along, hier uitgevoerd door "Jones & Stephens, The Hymnsmen". Eén blik op het afgedrukte labelshot leert ons dat de band The Hymnsmen is, de twee overige namen staan voor componisten George Jones en Burl Stephens.
Maar laten we hier vooral niet de wijsneus uithangen over details, want zoals bij alle Collector CD’s hebben we het overgrote deel van deze 30 tracks in de verste verte nog nooit gehoord. Samengevat: meer country dan rock ‘n’ roll, maar wel rockende country, en zodanig met alle VU-metertjes in het rood dat deze CD sterk in de buurt komt van reeksen als Country Hicks en in mindere mate Desperate Rock And Roll en - wat de instro's betreft - Strummin' Mental. Info: www.collectorrecords.nl
(Frantic Franky)


ROCKERS & BOPPERS
Collector Records, CLCD 4530

Ook deze CD had net zo goed Automatic Bop Volume 4 of Rockin' Hoodlums Volume 8 kunnen heten, want hoe je de Collector CD’s ook noemt, de inhoud blijft ongewijzigd. Rechtlijnigheid is nooit van primordiaal belang en ook op deze Rockers & Boppers lopen alle mogelijke rockende en rollende stijlen kris kras en vooral krakend door elkaar: piano/ sax rockers, bluesrock met mondharmonica, twistrockers, jive, gitaarinstro's, semi-akoestische hillbilly, Buck Owens imitaties, Delmore Brothers-styled stompers, stripstrollers, surf, truckersongs, horror rock... Eigenlijk kan je geen enkele rock ‘n’ roll stijl bedenken of hij is vertegenwoordigd! Alleen is het woordje ‘boppers’ in de titel misleidend als je daaronder rockabillyboppers verstaat, want met zoveel variatie is rockabilly slechts in mindere mate aanwezig. Ene Walter Stone doet zijn bijnaam "the maniac" alle eer aan in een bijzonder sauvage live I'm Not Good Looking, covers zijn Hide And Seek dat we kennen van Bill Haley (in de versie van Vern Bennett wordt het een elektrische jiver, maar wel met sax), Jimmy Reed's You Got Me Dizzy door Larry J. Williams (niet dé Larry Wiliams), een zekere Dave Stadler brengt een gitaargerichte Bony Moronie, en Link Wray's Jack The Ripper wordt door The Mustangs geïnjecteerd met een shot surf. Let op de foto van The Mustangs in bermuda en kniekousen! Een van de weinige bekende namen is Johnny Olenn met Sally Let Your Bangs Hang (niet het Maddox Bros And Rose nummer) in de singleversie die zo rond 1955 Olenn's debuut was, niet de Liberty LP versie uit 1957.
Naar het aantal elektrische bassen te oordelen moet een deel van het hier verzamelde materiaal eerder uit begin '60 dan uit midden '50 stammen, en hoewel deze 30 tracks zeker niet allemaal meesterwerkjes zijn (enkele aanwezigen kunnen amper zingen), staan hier toch een handvol nummers op die ten onrechte door de mazen van de rock ‘n’ roll geschiedenis zijn geglipt. Zo heel af en toe moet ik wel eens deejayen, en hier staan verschillende songs op die ik daarvoor zeker zal kunnen gebruiken. Altijd grappig als iemand komt vragen wat je net gedraaid hebt en je gewoon een Collector CD kan tonen.
Voorts leren we uit deze cd vooral dat 1) er in deze wereld meer Walter Stone's moesten zijn, en 2) dat we hier dringend een Flop Eared Boogie moeten gaan plaçeren. Hou er geluidsmatig rekening mee dat dit hi-fi uit het stenen tijdperk is, maar in zijn totaliteit is dit zeker geen slechte Collector release. En vergeet vooral niet dat je deze CD’s voor amper 10 € per stuk kan bestellen bij de bron op www.collectorrecords.nl. Bovendien krijg je tot 10 december voor iedere vier CD’s die je bestelt er één gratis bovenop. Haast en spoed is zelden goed, maar met zo'n aanbod mag je niet twijfelen!
(Frantic Franky)


naar boven



6 november 2008


THE GOOD, THE BAD AND THE BANDIDOS/
CARLOS & THE BANDIDOS

Part Records, PART-CD 655.002

Vijfde album - het eerste sinds 2002 dacht ik zo los uit het vermoeide hoofd - van het in 1995 opgerichte Londense vijftal wier Mexicaanse boeven imago (mariachi pakjes, sombrero’s, poncho’s) meer een gimmick is dan een verwijzing naar hun muziek, die evenveel rockabilly bevat als Mexicaans of bij uitbreiding western geïnspireerde nummers. Maar ze brengen zowel die rockabilly als die western getinte nummers (en uiteraard alle mengvormen daarvan) uitermate goed, zoveel is zeker. Geen verrassingen tussen de 16 tracks: de stijl blijft exact behouden, en wie de band kent weet dan ook waaraan zich te verwachten. Openingstrack You're Gone Gone Gone is puike rockabilly met geprononceerde drums die verrassend Runnin' Wild (B) klinkt, maar zet je toch op het verkeerde been: op deze CD staat meer verhalende melodieuze rockabilly dan steviger spul in die You're Gone Gone Gone stijl. Om eerlijk te zijn springen er niet veel nummers uit, en dat zijn dan voor mij vooral de liedjes die buiten het normale stramien vallen: de Mexicaanse trompetten die The Alibi verluchten, de sax op de zwarte stomper I'm Shakin' (van Little Willie John, in 1981 populair gemaakt door The Blasters, ook te vinden op de nieuwe CD van Mike Sanchez), de gezongen Misirlou in dramatische Frankie Laine stijl, het erg British early 60’s klinkende Go On Your Way. Nog meer onverwachte covers zijn onder meer My Baby Thinks She's A Train (van western swing band Asleep At The Wheel), My Poor Old Heart (een countrynummer uit 2003 van Donna Hughes, een jaar later gecoverd door Alison Krauss & Union Station) en Johnny Horton's indianen epos The Vanishing Race. Voorwaar geen slechte CD, maar ik vind echte hoogtepunten te schaars. Begint de formule voorspelbaar te worden, of ligt het aan mij?... Info: www.rockabilly.de
(Frantic Franky)


BANDIDO-A-GO-GO: THE BEST OF/
CARLOS & THE BANDIDOS

Part Records, PART-CD 655.003

Een Best Of 1995-2008 van Carlos en co, of correcter: van hun CD’s For A Few Dollar$ Le$$ (1999) en The Usual Bandidos (2002), net als de hierboven besproken nieuwe verschenen op Part Records. Met wat goeie wil kan je stellen dat ook hun debuut-LP Kiss You Goodnight (1995) is vertegenwoordigd (aangezien die op vier songs na mee op For A Few Dollar$ Le$$ stond), maar songs uit A Fist Full Of Carlos (2001) zal je hier niet vinden wegens verschenen op een ander label. Of deze Best Of nu hun beste nummers zijn is uiteraard arbitrair en hangt volledig van je eigen smaak af. Het is in elk geval een degelijke selectie zonder opvullers maar met al hun dansvloervullers zoals de prima jiver met achtergrondkoortjes Deviline, feestkrakers als hun uptempo rockabilly uitvoeringen van Fever en Unchain My Heart, en de in het Spaans gezongen polonaise Adelita, origineel een corrido uit de tijd van de Mexicaanse revolutie maar wellicht bekendst van Trini Lopez. Ook aanwezig: hun mamboënde Tom Waits cover Jockey Full Of Bourbon, het tussen mambo en rockabilly alternerende Down In Mexico van The Coasters, en de opgewekte George Jones rocker Tall Tall Trees uit 1963, western geïnspireerde nummers als Avenging Angel, The Gallows, What Have I Got Of My Own - uit het losse hoofd: van Trini Lopez en ook gedaan door Smokestack Lightning, When My Baby Kisses Me, en Tired Of What You Do To Me, rockabilly (Gotta Get Some Money van Frank Evans, The Pleasure's All Mine), het staat hier allemaal op, en ook voor een sleazy stroller (Stone Killer) of een rockabilly jiver draaien Carlos en co hun hand niet om.
De CD wordt afgerond met 6 bonustracks, maar ik blijf dat - ik ben nu eenmaal een moeilijk mens - sneu vinden voor wie keurig alle releases kocht. En dan maar klagen dat er gekopieerd wordt! Daarenboven zijn de bonustracks niet het moeilijk vindbare spul zoals bijvoorbeeld de vier songs van de Kiss You Goodnight LP die For A Few Dollar$ Le$$ niet haalden, of de single Jukebox Jezebel, of bij mijn weten enkel op compilaties te vinden tracks als It's A Ball, Goodbye Little Star of Spark Plug. Zal ook wel met rechten te maken hebben. Wat krijgen we wel als bonus? Een alternatieve versie uit 1998 van het oorspronkelijk in 2001 op een Juke Joint single verschenen Jukebox Rock (ingezongen door Boz Boorer) + 5 tracks van de opnamesessie van de nieuwe CD - die dus evengoed op de nieuwe CD hadden kunnen gezet worden... Twee van die vijf nummers zijn volledig nieuw: de eigen mambobilly Little Baby Doll, en een cover van de We're Gonna Rock Tonight demo van de broertjes Burnette. De drie andere zijn een heropgenomen Temptation (van The Everly Brothers, in de Carlos versie verschenen op de Goofin EP Angel With Dirty Wings uit 2000 - hoor ik daar geen orgeltje op het einde?), en twee alternatieve versies: een dit keer deels in het Spaans gezongen Misirlou met extra trompet, en You're Crazy met extra saxofoon door Li'l Lisa van Big Bloater & his Southside Stompers die er misthoorngewijs op los honkt. Met de zes bonustracks op zich is zeker niets mis: er zit geen rommel tussen. Voor wie nog niets van Carlos in huis heeft is deze CD met zijn gulle 28 nummers dan ook de ideale instapper. De volledige tracklisting vindt je op www.carlosbandidos.com
Info: www.rockabilly.de
(Frantic Franky)


AUSTIN'S ORIGINAL HILLBILLY POET/
GENE SNOWDEN

Part Records, PART-CD 676.001

Aangezien deze CD uit is op Part en noch op voor- noch op achterkant een foto staat ging ik er automatisch van uit dat dit een CD van een hedendaagse artiest was. Maar Gene Snowden is toch de man die het origineel van Quit Your Triflin' opnam, gecoverd door Ray Campi? Dat Ray Campi nummer waar aan het begin en eind een stukje van de originele versie te horen is?
Inderdaad, dit is een CD van dié Gene Snowden, bovendien uitgebracht door Ray Campi, zoals algemeen geweten absoluut bezeten van oude country, zie zijn diverse tributes aan artiesten als Jimmie Skinner, Jimmy Heap, en Jesse James. Campi heeft ook nog een ander nummer van Gene Snowden gecoverd, How Can I Get On Top. In het booklet van deze CD beschrijft Campi hoe hij Snowden eind jaren '40 leerde kennen in Austin, maar nadat Campi in 1959 verhuisde naar Californië verloren beiden elkaar uit het oog, en hun vriendschap werd pas hernieuwd toen Campi in 1977 Quit Your Triflin' coverde. Dit is bij mijn weten de allereerste Gene Snowden CD, maar helaas valt hem niet de Bear Family behandeling te beurt. Of bestaat er gewoon niet genoeg Gene Snowden materiaal om een CD mee te vullen? Ik weet het niet, want een discografie ontbreekt hier. Een degelijke bio en fatsoenlijke foto's eveneens. Op de CD staan slechts twee studio opnames, Quit Your Triflin’ (krakende countryboogie) en B-kant Angel Darlin' (hele ouderwetse medium tempo country), in 1950 verschenen op Hi-Fidelity, de doe-het-zelf afdeling van Four Star Records: de artiesten betaalden zelf voor de opname, persing, én de singles. De rest van de CD is één doorlopende tape van 55 minuten (25 songs) uit 1970 waarop Snowden zingt en zichzelf begeleidt op akoestische gitaar, opgenomen bij iemand thuis. Snowden leidt alle nummers in met een parlando, en tussen de liedjes door geven de drie man en een paardenkop aanwezig wat commentaar. Het gaat er gezellig aan toe, genre "wat zullen we nu eens zingen", tussendoor hoor je nog een kind blèren en iemand hoesten, en er valt ook nog iets om. De geluidskwaliteit is flink opgetrokken zodat het klinkt alsof Snowden bij jou in de huiskamer staat, maar helaas betekent dat ook dat er gigantisch veel ruis op zit, en verschillende keren een hoop gekraak en hiss. De liedjes houden het midden tussen ouderwetse cowboyliedjes en Jimmie Rodgers country met een jazzy streepje swing, met als opvallendste nummer The Enemy, dat handelt over de gevaren van drugs. Sommige liedjes zijn slechts half afgewerkte aanzetten, andere hadden best goed kunnen klinken in een hillbilly-arrangement. Snowden's stem is aangenaam en melodieus, zijn frasering verhalend en evocatief, maar regelmatig komt ie te kort in de hogere regionen. Uiteindelijk moet ie best al enige leeftijd gehad hebben in 1970.
Wat er nadien met Gene Snowden gebeurde is een raadsel: het laatste wat Ray Campi van hem hoorde was dat ie eind jaren '70 in een ziekenhuis was opgenomen voor observatie, waarna Campi hem definitief uit het oog verloor. Zou hij nog leven?
Deze CD is een uniek document, maar rocken doet het natuurlijk niet...
Info: www.rockabilly.de
(Frantic Franky)


naar boven



23 oktober 2008


HOT WHEELS/ MISCHIEF!
Tombstone Records, TOMB-CD 2087

Een nieuwe CD van Mischief is hier ten kantore steevast aanleiding tot een spontaan vreugde-bopje, zo'n Carl Perkins-huppeltje waarop Mischief gitarist Daze van de Erf het patent lijkt te hebben. Eigenlijk worden wij geacht altijd onpartijdig en onbevooroordeeld te werk te gaan bij het bespreken van CD’s, maar ik kan er ook niet aan doen dat Mischief een van mijn favoriete Nederlandse bands is. Waarom? Omdat ze plezier hebben in wat ze doen, omdat het sympathieke kerels zonder kapsones zijn, omdat ze altijd de moeite en de tijd nemen om ons een handje te geven en een praatje te maken als we ze ergens tegen het lijf lopen, omdat we ze ook regelmatig tegenkomen bij optredens waar ze niet zelf moeten spelen, en omdat ze zelf altijd naar andere bands staan te kijken, niet ergens ver weg van alles en iedereen afzijdig in een hoekje of langszij het podium, maar gewoon net als ieder ander tussen het publiek. Allemaal zaken die je heus niet bij elke band tegenkomt, en daarom houden wij dus van Mischief. En omdat het gewoon een hele goeie band is natuurlijk.
Dit is hun vierde CD (Highschool Confidential is een beetje zeldzaam) en da's best een spaarzame output op 15 jaar. Misschien daarom dat we hun CD’s zo goed blijven vinden, want ons verzadigingspunt qua Mischief is nog lang niet bereikt. Wat bij deze nieuwe onmiddellijk opvalt is dat ie anders klinkt dan hun vorige CD’s. Warmer, vloeiender, gepolijster, de scherpe randjes zijn er wat af geveild. Dat komt niet zozeer door de opname zelf, want de CD is opgenomen in dezelfde studio door dezelfde engineer als de CD’s N° 1 en Highschool Confidential, nee, ik denk dat het eerder te maken heeft met de mastering, en uiteraard met de productie, op deze CD in de deskundige handen van Jelle van Atten alias Joe Sixpack, head honcho van The Ragtime Wranglers. Nu hebben wij nooit een probleem gehad met de rammelende sound van de vorige CD’s van Mischief: enige rauwheid heeft rock ‘n’ roll nooit kwaad gedaan, maar het doet goed om Mischief ook eens in een wat smoother geluid te horen. Daarnaast staan er misschien wat meer rustiger nummers op dan gewoonlijk, een paar medium tempo hoempapa strollers, zoals hun cover van From A Jack To A King van Ned Miller. Ook nieuw voor Mischief: de melodieuze country-injectie van On My Own Again (met Jelle op pedal steel) en If I Could (met Jelle op six string bass).
Betekent dit dat Mischief soft geworden is? No way. Mischief evolueert, maar blijft gewoon zijn eigen ding doen, en zet ons - net als het duiveltje achter op de hoes - een neus. Want op deze CD staat ook en voorál goudeerlijke, goed in het gehoor liggende rock ‘n’ roll. En enkele instant Mischief klassiekers zoals de schitterende rechtdoor rock ‘n’ roll jiver Grow Up (met welgeteld één sixties akkoord erin en drumbreaks à la Let's Dance van The Excels), of het geweldige Millionaire. Wat zeiden we? Klassiekers? Zeg maar gerust moordnummers. En dan hebben we het geeneens gehad over opener en titeltrack Hot Wheels, een uitstekende rock ‘n’ roll jiver. Of over hun zalige versie van Say Mama (Gene Vincent). Of over de weerhaakjes in In My Automobile. Of over de spaarzame maar daardoor des te efficiëntere backing vocals. Of over de genetische samenzang van de broertjes van der Erf.
De boodschap moge duidelijk zijn: dit is de meest gestroomlijnde CD die Mischief tot nu toe uitbracht, relaxer, volwassener, met meer facetten, maar 100% Mischief. Wie de band kent, mag deze CD niet missen. Wie Mischief niet kent, diene nú kennis te maken. Dat kan via de drie liedjes van deze CD die te horen zijn op www.myspace.com/mischiefnl, of nog beter door gewoon de CD te kopen. Info over hun vorige releases vind je op www.mischief.nl (Frantic Franky)


CALIFORNIA ROCKIN’/
PHIL FRIENDLY WITH ALBERT LEE

Evangeline Records, GELM 4124

De van origine Russische Amerikaan Phil Friendly streek ooit eens als jong ventje in Nederland neer en werd een graag geziene gast in de Nederlandse rockabillyscene. We waren hem eerlijk gezegd wat uit het oog verloren, maar hij heeft nu Albert Lee weten te strikken voor het samen maken van een album. Albert Lee is niet een naam die direct een belletje zal laten rinkelen in de rockabillywereld, doch heeft zijn sporen ruimschoots verdiend in de country, maar werkte bijvoorbeeld ook samen met The Everly Brothers. Ondanks dat is hij geen Amerikaan, maar een Engelsman.
Wat we horen is toch wel degelijk een typisch Phil Friendly album, maar dan voorzien van werkelijk subliem gitaarspel van Lee. Phil Friendly, Phil Izvarin, heeft een prima stem die goed matched met de nummers die hij schrijft en de singer/ songwriter schreef dan ook op twee na alle dertien songs voor dit album dat we volgens het begeleidende persbericht kunnen omschrijven als “country meets rockabilly”. Daar ben ik het mee eens, maar het is meer dan dat. We horen niet zomaar een rockabillydeuntje in countrystijl, of een countrynummer in een rockabillyjasje.
Proberen kort te omschrijven wat we horen? De twee covers op het album zijn de mid-tempo rockabillykrakers I’m Glad My Baby’s Gone en Blue Jeans & A Boy’s Shirt. Sugar Daddy en She Wanna Do It zijn eveneens twee ongecompliceerde, maar in dit geval zelfgeschreven rockabillysongs, Almost Sane en Dream That Can’t Come True zijn zwoele countryachtige ballads, Travelin’ Shoes heeft wat van Elvis’ His Latest Flame, en Monkey Bop is een instrumentaaltje, zo’n beetje in de stijl van Al Casey. Maar eigenlijk heeft elk nummer wel iets eigens, iets typerends. Alle nummers hebben iets te vertellen en, de voor het merendeel wat rustigere nummers, hebben een ingetogen sfeer over zich hangen. De songs zijn akoestisch van karakter, en de sound is minimalistisch, doch vol. We noemen de nummers eerder wonderschoon dan dat we ze heftig noemen. Of we noemen de nummers en hun uitvoeringen gewoon puur. Ja, puur is het juiste woord, ja.
Twee uitzonderingen, twee nummers hebben een wat uitgebreider instrumentarium, orkestraal van aard zelfs. Deze twee songs, But You Can’t Hear en Every Single Day, zijn de bonussongs op de CD en zijn niet zoals de andere nummers in Los Angeles opgenomen, doch in Amsterdam. Hier speelt Phil zelf gitaar, en niet Albert Lee. De zoete songs brengen ons terug in het higschool rock ‘n’ roll tijdperk, zwijmelend denkend aan herinneringen aan die tijd die we zelf niet eens meemaakten.
Tot slot dient gezegd worden dat de CD geen Albert Lee en Phil Friendly two-man show geworden is, maar een aantrekkelijk samenspel tussen vier klassemuzikanten. Want we noemen ook Russel Scott op contrabas en John Palmer op drums en percussie.
Als ie dat al niet was dan is Phil Friendly nu zeker muzikaal volwassen geworden met dit sublieme album. Het is dan ook geen wonder dat men buiten de rock ‘n’ roll scene ook vertrouwen in deze CD heeft, getuige de landelijke distributie in de Benelux dankzij Bertus Distributie. Info: www.myspace.com/philfriendlytrio. (Frans van Dongen)


naar boven



9 oktober 2008

COOL TALL GIRL/ JOHNNY LODA & THE ECHORECS
Part Records, PART-CD 675.001

Johnny Loda’s tweede album is uit op het Duitse Part Records en de Italiaan doet dat met zijn landgenoten van The Echorecs.
Ze vormen samen een trio en daaruit kun je concluderen dat het hier om rockabilly gaat. Zeker als je ook nog eens een bevestiging ziet dankzij de aanwezige contrabas. Niets is echter minder waar, nu vooruit… bijna niets is minder waar. Het trio vaart bekwaam door een stijl die we als mainstream rock ‘n’ roll kunnen zouden betitelen. Het voordeel van de musici als trio is dat ze dit zuiver en ongecompliceerd kúnnen doen en dat dus inderdáád ook zo doen. Wat horen we zoal dan op het album? Melodieuze rock ‘n’ roll brengt ons Cool Tall Girl, één van de 9 eigen nummers op de CD en als we een ballad moeten aanhalen doen we dat met You Are In My Every Dreams, waarin we eigenlijk geen verassingen horen, doch precies krijgen wat we verwachten: een gevoelige song met een typische jaren ’50 melodie. Wat ruiger is Sick And Tired, dat begint als Baby Please Don’t Go (Doors, Willie & the Poor Boys), maar vervolgens toch haar eigen weg gaat. Met Motel Signs worden we wederom op het verkeerde been gezet, want het is niet Twenty Flight Rock zoals het intro ons wil doen geloven, maar het blijkt een iets kalmere, doch bekwame rocker. Met Black Lead Sled maken ze het wel een beetje bont, want dat lijkt verschrikkelijk veel op All I Can Do Is Cry van Wayne Walker. Enfin, op 8 songs wordt er echt gecovered (met naam en toenaam dus!). Een opvallende keuze voor een cover is het welbekende Runaway, jawel van Del Shannon en dat gaat ze nog niet eens zo slecht af, compleet met het karakteristieke orgeltje. Zoiets verwacht je niet van een basic rock ‘n’ roll trio, en – inderdaad – hier worden ze dan ook bijgestaan door een gastmuzikant, en wel Lucy Balboni. Balboni is zowat de grondlegger van de revival van de rockabilly in Italië als oprichter van The Jumpin’ Shoes. Nog meer variatie brengen ons nog meer gastmusici: The Devil Ain’t Got My Soul, een Presley-styled mid-tempo rocker, waarin de piano ‘het’ mag doen. Een knap staaltje guitar fingerpickin’ is No Regrets waarin de steelguitar ook verrassend haar opwachting maakt. Nog meer instrumentaal werk horen we middels de zogenaamde JTB Special, ook zo’n fingerpickin’ werkje, dat na een complete stilte opgevolgd wordt door een surfnummer wat eigenlijk gewoon Miserlou is. Is Runaway een opvallende coverkeuze, Baby I’m Drunk van Reverend Horton Heat verwacht je dan helemaal al niet. En toch is het waar, al vertolken ze dit in hun eigen stijl.
Ik heb me wel vermaakt met dit album. Het klinkt, ondanks het soms wat terughoudende karakter in de uitvoering enerzijds en het soms wat functionele jatten anderzijds, eerst en vooral puur en fris. En dat is anno 2008 natuurlijk knap te noemen. Info Part Records: www.rockabilly.de
(Frans van Dongen)


ROCKING YOUR GARAGE/ THE JANDELLS
The Jandells, geen cat. nr.

Soms denk je het na enkele jaren recenseren wel allemaal gezien en gehoord te hebben en dan is er opeens toch weer zo’n fonkelend sterretje aan het immense rock ‘n’ roll-firmament. Dat sterretje heet ditmaal The Jandells. Hank C. Burnette (Zweden) was het al in de 70’s, Burt Allis (Duitsland) in de early 80’s, The Vivisectors (Rusland) in de 90’s en The Jandells (Duitsland) in de 00’s van deze nieuwe eeuw. Wat hebben ze allen gemeen? Het zijn allen one-man-bands! Op zich niet extra-ordinair in deze tijd dat iedere a-muzikale halvegare met een computertje op zijn slaapkamer aan de slag kan en klinkt als een Caruso met Brian Setzer scheurende gitaarsolo’s. Maar hét verschil met al die huis- tuin- en keuken “muziekbarbaren” is dat de muziek van The Jandells geen goedkope gedigitaliseerde computersound is, maar true vintage early 60’s sound! Gebruik wordt gemaakt van een echte legendarische Vox AC30 gitaarversterker uit de 60’s. Het klinkt echt alsof een hele band speelt en ook ik moet met schaamrood op de kaken bekennen dat ik echt dacht dat The Jandells meer was dan alleen André Daners in zijn uppie. Deze veelzijdige Duitse songwriter en multi-instrumentalist is de koning van de alter ego’s. Hij werkt onder pseudoniemen André Weet en Jandells (die naam is gewoon een verzinsel zonder enige betekenis, ook dat kan dus). De man zit in verschillende projecten: The Maximillians (met André Rauhofer) en The Church Of Soul (met Michael Hutter). Schrik niet, maar dit is respectievelijk Pop en Synthipop. Des te waanzinniger de constatering dat Daners onder zijn pseudoniem André Weet skiffle, country en folk opneemt en als The Jandells early 60’s garage-achtige surf rock, met de nadruk op early!). De sound die hij maakt doet denken aan die obscure 50’s garage rockabilly en evenzeer obscure 60’s garage surf sound, die tegenwoordig onder de genrenaam exotica wordt uitgebracht via tal van CD-series (al dan niet uit exotische landen zelfs). Waarvandaan dan toch die opvallend brede smaak? Als kind is André via zijn vader reeds in contact gekomen met country, soul en rock ‘n’ roll. Met 14 jaar schreef de in 1973 geboren Daners, reeds zijn eerste echte song (beïnvloed door Simon & Garfunkel, Bob Dylan, Leonard Cohen), vanaf 16 zat hij in gitaarbands en vanaf 1996 is hij actief als one man band. Een zestal albums en twee CD-singles heeft hij onder het pseudoniem André Weet in eigen beheer uitgebracht. De songstapel bevat inmiddels zo’n 300 stuks. Tot zijn invloeden behoren ook o.a. Eddie Cochran, Everly Brothers, Billy Emerson en Lonnie Donnegan. Daarnaast is op de CD Rocking Your Garage, ook de blauwdruk te horen van de Californische bands uit de begin jaren zestig, her en daar vermengd met een tikkeltje beat en een snufje wereldmuziek (á la Amsterdamse Treble Spankers van weleer). Het album bevat 10 self penned songs en opvallend is de verbluffende vintage touch (en dat voor iemand die totaal andere muziekstijlen speelt en met zijn computer en gitaartje in de slaapkamer deze songs in elkaar flanst). Opener Sweet Liza klinkt als Vince Taylor op een surfplankje op de vintage surfabilly tour met een Arabische ‘1001 nacht’ schone aan zijn zijde. Goeie 50’s style zang! Ik sta werkelijk verbluft van de echtheid waarmee André die vintage sound en vooral ook zang presenteert (iets wat je van een synthipop-, synthesizer pop-, artiest totaal niet verwacht). Twangy guitar in countrysurf mood ontwaren we in All Dressed Up, ietwat de sfeer uitademend van Matchbox’s instrumentaaltje Stranger in Nevada… kon zo gebruikt worden voor een 50’s western of een 50’s Mexican rebel film. Goed ritmisch gitaarwerk (je hoort drie gitaarpartijen: twang, ritme, solo), ligt lekker in het gehoor bij de melodie. Kimbie is absoluut hitverdacht (!), een klasse crossover van true 60’s sound met lichte eigentijdse pop touch (en coole subtiele guitarlicks, zoals we die van Shadows bands gewend zijn, zij het dat het lijkt alsof hij hier op een Gretsch speelt). Ook instrumentaal staat André zijn beach boy: Surf & Roll. Haast niet te geloven dat die al die verschillende gitaarpartijen zelf gespeeld heeft. Het kon zo van een LP van een early 60’s surfband gehaald zijn. Een gevoelig ietwat Drifters-achtig aandoend The Family Way met Carribisch Harry Belafonte’s Banana Boat Song tintje. Om daarna te vervallen in een overheerlijk 50’s rockabillynummer met 60’s Shadows guitarlicks in I’m In Love. En ook hier weet André weer zijn stem precies aan de stijl aan te passen. Als je de achtergrond van de songwriter/ zanger/ gitarist kent val je van de ene verbazing in de andere. Het bewijst eens temeer dat je niet persé een epigoon van de vintage rock ‘n’ roll-scene hoeft te zijn om toch goeie authentieke 50’s/ early 60’s rock ‘n’ roll op te nemen (Neil Young toonde het al in 1983 met zijn Shocking Pinks project en Duitse popzanger Sascha Schmitz in 2004 heel succesvol met Dick Brave & The Backbeats). Lekker genieten van het lieftallige snoepje met rokje en strikje in de haren, My Candy Girl, in deze formidabele midtempo early 60’s sluimer/ slenterrocker, zoals je die alleen op Exotica (dus de obscure niet-commerciële vintage rock ‘n’ roll) albums tegenkomt. Ook het rustige You Got The Time, heeft net als Kimbie een licht poppy touch, maar laat overduidelijk invloeden van early 60’s Britse rockers als Dave Sampson horen en in het meerstemmige gedeelte zelfs de Everly Brothers. We blijven in 60’s mood met het eveneens rustige cha-ka-boom To Ask For Love en sluiten de CD af met het poëtische mid 60’s, They Kicked Me! André hoeft niet bang te zijn dat hij een schop onder zijn … krijgt, want dit is een superbe (superlatieven schieten tekort) CD! Waanzinnig goed (sorry voor deze persoonlijke euforie, maar Spitzenklasse moet gewoon beloond worden!). Een absolute geheimtip, maar dan wel een superdikke!
Info: www.myspace.com/thejandells (Henri Smeets)


naar boven

DVD Recensie



9 oktober 2008

THE DREAM/ SHUMAN & ANGEL-EYE
Moonstrings, MS 2008-10

16 augustus 2007 (ook al staat het jaartal vreemd genoeg nergens vermeld en is het evenmin waarneembaar op de DVD zelf) vond een grootse happening voor René Shuman & Angel-Eye plaats: de zelf georganiseerde Elvis Memorial met, naast hen zelf, de coryfeeën Wanda Jackson en Peter Koelewijn. Een festijn dat volgens officiële bronnen meer dan 7500 toeschouwers heeft getrokken. De DVD geeft een gedegen impressie van de aanloop naar dat optreden toe, aan de hand van de docusoap The Dream, die op tal van regionale zenders en het Troskanaal sterren.nl werd uitgezonden.
De DVD wordt geopend met een filmcollage van nieuwsuitzendingen en interviews, die elkaar in (te) snel tempo opvolgen. Daarbij zijn de overgangen te abrupt en zijn de snippets (de filmpjes) te kort gemonteerd. Dat maakt het druk, zeker daar waar niet alleen de filmovergangen abrupt zijn, maar ook de stemmen in elkaar overlopen. De interviews erna, met beiden afzonderlijk, daarentegen maakt een betere indruk. De terugblik naar de voorbereidingen voor die gedenkwaardige Elvis Memorial gaan heel ver terug, naar 1986 (het bekend worden van René Shuman) toen de basis gelegd werd voor wat heden het Mr. & Mrs Rock & Roll concept vormt. Via de eerste hitclip van het duo René en Angela, Don’t Be Cruel, en een mijmerende René Shuman gaat de kijker nog eens herinneringen ophalen aan die Soundmixshow, die René’s muzikale ambities in één klap veranderde. Dat gebeurt a.d.h.v. beelden uit die show op het beeldscherm tijdens het optreden in het openlucht theater in Valkenburg a/d Geul in 2005. Mooi gedaan, omdat de beelden omlijst worden door de reacties van het publiek tijdens dat optreden. Goed idee. Vervolgens wordt Angela in the picture gezet en wordt haar succesvolle producerwerk en solo-activiteiten als zangeres belicht. Dan volgt de voorbereiding van het evenement op 16-8-2007 en onder begeleiding van hun hit, en officiële Tour De France wielerwedstrijdsong, Magic Ride verschijnen sfeerbeelden van het pittoreske toeristenplaatsje Valkenburg, afgewisseld met de toelichting van Angela over de te maken keuzes voor het megaconcert: de kasteelruïne op de berg, het kuurpark of openlucht theater (waar het duo reeds in 2005 stond en hetgeen resulteerde in hun debuut-DVD Mr. & Mrs. Rock & Roll). Uiteindelijk werd het dus het kuurpark. Aardig is vervolgens hoe in een notendopje een impressie wordt gegeven van hoe het team, dat bestaat uit medemuzikanten en infoteamleden, elkaar ontmoet en zo gezamenlijk de optredens vorm geven, zoals we die van het duo gewend zijn: kwaliteitsparty op niveau, hetgeen heel treffend wordt omlijst met hun van Wanda Jackson geadopteerde Let’s Have A Party, dat niet alleen een nummer is, maar voor het duo tevens de belichaming van een concept. Ook worden de fans, die zo onontbeerlijk zijn voor het welslagen van een concept, niet vergeten.
Iedere artiest heeft twee kanten en dat geldt ook voor René & Angela. Zo worden ze ook getoond van hun niet-artiesten kant: dieren respecterend. De opvang van een hulpbehoevende duif laat ons kennismaken met de mens achter de artiesten (die tevens beschermheren van de dierenbescherming zijn), maar ook het feit dat ze vegetarisch zijn, ingegeven door René’s trip naar Brazilië in de 90’s. Dan worden we, onder het genot van René’s solo rock ‘n’ roll-stamper Wildcat Shuffle getuige van de huiselijke kant van het duo, inkopen doen bij de supermarkt (en niemand zal het verbazen dat dat toevallig bij Jan Linders was, de firma waarmee ze de kersttoer 2007 hebben georganiseerd). Ook maken we kennis met het team rondom René & Angela, dat achter de schermen actief is.
Met op de achtergrond Grease Lightning (wellicht had een hotrod song beter gestaan) wordt het duo gevolgd bij het pimpen (“aankleden” c.q. facelift geven) van een oude eind jaren vijftig 1957 Ford Fairlane. Daarna maken we kennis met wederom het sociale aspect, dit keer niet dieren, maar mensen. Een bezoek aan familie Van Vught in Eindhoven, die grote fans zijn van het duo en de uitnodiging aan twee van de kinderen om tijdens de Memorial te komen dansen.
Andermaal een facet van het artiesten zijn, wordt uit de doeken gedaan met het promoten van de CD-single Suspicious Minds (die inmiddels een hit is geweest) op de radio. René & Angela zijn te gast bij Daniël Dekker, die ook de Elvis Memorial presenteerde, in zijn radioprogramma Gouden Uren. Verder weten ze nog deejays van Radio Q Music en Radio 538 te enthousiasmeren. Dan komen de Tros Muziekfeesten in Deventer aan bod en voorbij flitsen diverse bekende BN-ers, waaronder… Pierre Kartner, yep, die tot mijn stomme verbazing de weinig overtuigende opmerking maakt dat hij altijd al een vereerder van Elvis is geweest. O ja? Wie zong er in 1960 in het doo-wop trio The Headlines nog laagdunkend over De Nozempjes (Elvis werd destijds door de gevestigde orde als de aanstichter gezien van de verpaupering van de jeugd en de daaruit voortvloeiende nozems)? Precies! Helaas, Pierre… betrapt! Vervolgd wordt met het optreden op de kermis in Helmond voor het TV-programma Hart Voor Muziek en daarna de productie van de promotiewimpels (onder het genot van Fats Domino’s There Goes My Heart Again), die later langs de wegen zouden komen te hangen. Omroep Gelderland werd ook nog even aangedaan en daarna trok een stoet van 50’s auto’s (van de Rock & Roll Club Double U) met Wanda Jackson en burgemeester Eurlings van Valkenburg, vanuit Maastricht richting het toeristenplaatsje. Leuk om de burgemeester opeens zich te zien presenteren als Elvis-fan. En ik maar denken dat het een klassiek freak was.
Dan nog een impressie van de repetitie met Wanda Jackson in de eigen studio van het duo en een leuke gimmick van René en Angela in bed, al spelend op de gitaar. Bijzonder is het korte interview met Wanda over haar rol in het leven van Elvis of net andersom (smile). Volgens Wanda mogen Mr. & Mrs Rock & Roll internationaal gaan… ik kan het alleen maar beamen. Dan een impressie van het concert zelf, voorbij flitsen oude krakers als Rip It Up, Always On My Mind, All Shook Up, Devil In Disguise, It’s Now Or Never, See See Rider, Long Tal Sally, Jailhouse Rock, Little Less Conversation, One Night (Peter Koelewijn), Let’s Have A Party (Wanda Jackson), Rock-A-Billy Fever (Wanda Jackson), I Saw The Light (Wanda Jackson), Great Balls Of Fire, Suspicious Minds.
Aan het einde van de DVD zien we René & Angela na het concert elkaar omhelzen en René houdt de CD vast die jullie redacteur hem gegeven had met een song die hij speciaal voor Wanda geschreven had: Wanda Goes Rockabilly Hall Of Fame. En de lichtflits die volgde op de omhelzing was eveneens van het fototoestel van jullie redacteur die het genoegen had om als enige met de cameraman (wist niet dat die daar stond) en een fan van hen beide (Walter), daar in het donker op het verhoogde plateau te staan.
Als bonus staan op de CD nog het schitterend vertolkte Elvis-nummer Mine en enkele poppy nummers (Road To Freedom, Better World, You And I (een hitverdacht 60’s touch nummer met Buddy Holly achtig strijkorkestbegeleiding), I’ll Be Yours) plus een super rock ‘n’ roll-nummer: One Day (lekker 50’s Doc Pomus/Mort Shuman Presley-achtig self penned rock ‘n’ roll nummer).
Aardig om eens een impressie, want meer is het natuurlijk niet, te hebben gekregen van wat er allemaal komt kijken bij het opzetten van een dergelijk groots spektakel. Absoluut aanbevelenswaardig, niet alleen voor de S&A fans! Info: www.always-online.tv (Henri Smeets)

naar boven

CD-Recensies



3 oktober 2008

WALLDORF ROCK ‘N’ ROLL WEEKENDER
Part Records, PART-CD 650.002

Een leuk initiatief is dit van Part Records, oftewel de organisator van de Walldorf R&R Weekender. Een CD met 15 tracks van bands die optraden tijdens de laatste versie van het rock ‘n’ roll evenement in Walldorf, het afgelopen voorjaar, als herinnering of gewoon als visitekaartje van het festival.
Net zoals de weekender is de CD eveneens gevarieerd te noemen. Van rockabilly tot doo-wop, van straight rock ‘n’ roll tot 50’s rhythm & blues, van teddy boy rock ‘n’ roll tot de wat modernere rock ‘n’ roll…
Tot de leukste tracks reken ik het melodieuze pre-rockabilly-achtige Mercury Song van The Sunny Bottom Boys, Little Jane van de Italianen van The Good Fellas in perfecte Bill Haley stijl, het primitief ruige bluesy Breakup Bop van de Zweedse Domestic Bumblebees, de wilde rockabilly van The Texabilly Rockets in I Can’t Stop, en de basic rockabillybopper B. For Bop van de Amerikaan Marshall Scott Warner. Zeer te spreken ben ik over Fat Mama’s Daughter van Cherry Casino & the Gamblers, het alter ego van de rockabillies Round Up Boys, maar nu op dreef in perfecte authentieke 50’s rhythm & blues. Ook van de partij zijn The Blue Flames, Hank Cash, The Booze Bombs, The Crystalairs, Blue Rockin’, Black Raven, Bloodshot Bill, Rebels Revenge en Wes Pudsey & the Sonic Aces.
De CD is gestoken in een eenvoudig, doch aantrekkelijk vormgegeven booklet. Leuk hebbedingetje! Info: www.weekender-walldorf.de (Frans van Dongen)


20 LIVE ROUNDS/ THE BUCKSHOTS
Red West Production, RWP 02

The Buckshots stoppen ermee. Dit is misschien niet direct iets om van je stoel te vallen, want The Buckshots zijn in de Lage Landen relatief onbekend. Toch bespraken wij van dit rockabillytrio al een album, en wel in 2006. En, o ja, we hebben het hier niet over de Belgische Buckshots of de Amerikaanse Buckshots, want deze Buckshots komen uit Zweden.
Collega Frantic Franky besprak destijds hun CD en als we teruglezen valt vooral de volgende zinsnede op: “Foutloos gespeeld, uitgevoerd en ingezongen, maar te glad en emotieloos en consumentvriendelijk om mij bij de ballen te grijpen.” Verder was Franky vooral benieuwd hoe ze live zouden klinken. Welnu… dit ís een live-CD. Het is louter toeval dat ík nu deze CD bespreek en niet Franky, want omdat ik wat terug aan het zoeken ben stuit ik nu pas weer op Franky’s commentaar.
Ik denk dat Franky het met me eens is als ik opper dat wat me het meeste opvalt juist de óverdaad aan energie is, want sjonge sjonge, wat is dit een energiek en heftig album! Na de 20 nummers gehoord te hebben lig ik half zwetend achterovergesmeten in m’n luie bureaustoel... En ik heb niet eens meegespeeld! De andere kwalificaties die Franky gebruikte blijven overeind waaraan ik toevoeg dat de typische stem van zanger/ gitarist/ producer/ hoofd-Buckshot Jorgen Westman The Buckshots iets geheel eigens geeft. Hij heeft een typerend, wat hoge stem die ik moeilijk kan omschrijven maar die me prima bevalt. Misschien ken je de muziek van de Duitse Dirty Doggies nog, van zo’n pakweg 15 jaar geleden, want de stem van die zanger lijkt erg veel op die van Westman. Mijn twee favoriete nummers zijn de opener We Wanna Bop (wauw, wat strak!), The Devil Is A Woman (de ‘hit’ van hun CD uit 2006) en Marie (niet de hit van The Blasters, wel met goed smerige mouthharp). Slechts twee keer neemt het trio wat gas terug, met de stroller Duanes Blues en de instrumentale gitaarballad Wedding Bells.
Het is een plezierig album dat je niet onberoerd laat, al zou het best eens kunnen zijn dat je na de 20 nummers wat verzadigd raakt! Info: www.redwestproduction.com (Frans van Dongen)


DIG IT, BABY, DIG IT/ TRULY LOVER TRIO
Twinkletone Records TR 102

Kijk, daar is Marcel Riesco weer, de Uruguayaan die naar de States trok om daar rockabillyster te worden. Volgens mij is dit na Hey Little Girl (2004) en Dance (2006) hun derde CD, waarop Riesco uiteraard opnieuw zijn troefkaart uitspeelt, zijn stem die herinnert aan Roy Orbison. Niet zozeer de hoog uithalende Roy Orbison van hallucinante ballades als Crying of It's Over (al kan Riesco wel degelijk hoog gaan), wel de rockende Roy. Riesco heeft niet alleen hetzelfde timbre, hij hanteert ook dezelfde fezelende, mompelende frasering. Deze 15 tracks (eigenlijk slechts 12, want Dig It staat er twee keer op in nauwelijks verschillende versies, Let's Go Out Tonight zelfs drie keer: één keer in Sun stijl en twee keer als onderling nauwelijks verschillende bluesbopper) beloven een terugkeer naar "the Memphis sound of Sun Records, wrapped up solidly with a fresh and raw rockabilly beat", maar die premisse wordt niet waargemaakt. Let's Go Out Tonight en Dig It zitten inderdaad wel Sun snor en bevatten alle typische Sun loopjes, ook het in het Spaans gezongen Quando Vas A Comenzar vertoont een duidelijke Sun invloed, maar alles klinkt te clean (ik mis dat rauw primitieve dat zo kenmerkend is voor Sun) en tegelijkertijd te kaal, te gestript (bij Sun stuitert er steevast ergens een verdwaalde piano of saxofoon tussen).
Nee, de meeste liedjes zoeken hun inspiratie niet bij Sun, wel bij de poprock zoals Orbison die pleegde in de eerste helft van de jaren '60, en dat soort "brave" rock ‘n’ roll ligt Riesco erg goed. Verschillende songs worden voorzien van achtergrondkoortjes (met ergens daartussen Dawn Shipley), It's Time flirt met Spaanse gitaren en een mondharmonica, I'll Be Crying is een typische dramatische Orbison ballade (de enige op de CD), de Sun cover Chains Of Love van Gene Simmons klinkt inderdaad zoals Orbison het had kunnen zingen. De enige andere cover is van Orbison zelf, Breakin' Up Is Breakin' My Heart, en Riesgo ontdoet dat nummer uit pakweg 1965 van alle violen, koren en barokke arrangementen om het te herleiden tot zijn essentie: een prima uptempo song.
Samengevat : sympathieke Roy Orbison rock ‘n’ roll die zonder persé te willen kopiëren klinkt als een kruising tussen Mean Little Mama en Mean Woman Blues, maar misschien net iets te vluchtig is. Dat geldt echter evenzeer voor een wolkje parfum ons toegewaaid door een toevallig passerende jongedame, en toch maakt dat steevast onze dag goed. Info: www.trulylovertrio.com en www.myspace.com/trulylovertrio. (Frantic Franky)

naar boven

Demo Recensies



3 oktober 2008

UKELELE ROCK/ THE UKELELE GIRLS (B)




De kans is groot dat u deze Ukelele Girls al eens een keertje zag, want ze staan regelmatig op het podium als special guests bij The Be-Bop's (B) en Charlie Roy & his Black Mountains Boys (B). De reden is simpel: Ukelele Girls Emma en Laurie zijn de dochtertjes van Mario Mattucci en Roland Vandy, gitarist en drummer in beide bands. Van Mario en Roland en hun respectievelijke eega's, bedoelen we. Laurie is 12, Emma amper 10, en da's volgens mij nog net één jaartje jonger dan toen The Collins Kids hun eerste opnames maakten! De reden dat we The Collins Kids aanhalen is dat 3 van de 4 liedjes op deze demo uit het repertoire van The Collins Kids komen: Hop Skip And Jump, Shortenin' Bread en Let's Have A Party in het arrangement van The Collins Kids, niet van Wanda Jackson. Het vierde nummer, de eigen compositie Ukelele Rock, is een standaard gitaarboogie waarin de meisjes zichzelf voorstellen.
Op de muziek valt weinig af te dingen: da's prima vintage rockabilly ingespeeld door The Be-Bop's. De twee stemmetjes zijn uiteraard ongetraind en niet bepaald zuiver, wat ruimschoots wordt goedgemaakt door het aanstekelijk enthousiasme. The Ukelele Girls, die de laatste keer dat ik ze zag toch al een tiental nummers zongen, sommige als duo, andere solo (al vraag ik me af of een twaalfjarige de dubbelzinnigheid van een song als Funnel Of Love begrijpt - het heeft iets onkies), moeten het dan ook niet hebben van hun vocale prestaties, maar van de gimmick van twee lieve kindertjes die daar onbekommerd staan te rock ‘n’ rollen, en zodra ze eraan beginnen zie je telkens het voltallige publiek naar voor stormen en beginnen filmen. Het werkt wel degelijk, en we zijn benieuwd waar deze schatjes zullen eindigen. We wensen ze in elk geval succes toe!
De demo wordt bij optredens verkocht voor 7 €, en op YouTube vindt je filmpjes van hen. Een eigen site hebben ze nog niet, maar je kan ze wel contacteren via Mario Mattucci op www.myspace.com/thebebops (Frantic Franky)

MOVE AROUND/ THE HI-TOMBS (NL)


Nieuwe bands: we ontvangen ze met open armen. Deze Hi-Tombs zijn eigenlijk The Four Dices maar dan zonder zanger Gerben. Blijven over: drummer Tim Mercury (die nu ook zingt), Fredo op gitaar, en Mike op contrabas. Ze komen uit het zuiden des lands (Heerlen, Den Bosch, Eindhoven, Helmond, daaromtrent), en traden voor het eerst op in deze triobezetting in april 2007. Rockabilly, garage en blues, zo omschrijven ze zichzelf op hun website, maar die blues staat gelukkig niet op deze 7-track demo, en die garage verwijst volgens mij enkel naar de enigszins trashy, rauwe manier van spelen. The Hi-Tombs zijn immers geen geschoolde muzikanten, maar rock ‘n’ roll fans die uit liefde voor onze muziek een instrument hebben vastgepakt en daarop leerden spelen. Tenminste: zo klinken ze! De speelwijze is eenvoudig en primitief hakkend, de gitaarsolo's elementair. De zang is vlak, en wordt wellicht daarom op enkele nummers gemaskeerd door vervorming. Maar hey, da's nu juist allemaal de charme van deze demo: soms moet het niet meer zijn dan dat, en ik ken bands die daar al jarenlang een heuse carrière op bouwen. De 7 songs die The Hi-Tombs ons op deze CD-R in amper iets meer dan een kwartier laten horen zijn zowel rockabilly als rock ‘n’ roll, en allemaal covers: Flat Black Cadillac (King Memphis), Little Red Hen (ik ken het van Rip Carson), Move Around (Groovey Joe Poovey), Tag Along (Rocket Morgan), Rock Pretty Mama (Billy Adams), Gonna Shake This Shack Tonight (Sid King) en Crazy Baby (Rockin' R's). Als ik dat alles zo hoor is het volgens mij feesten geblazen in het café als het bier stroomt, het zweet van de muren druipt en The Hi-Tombs 'em van jetje geven. En meer moet dat soms inderdaad niet zijn, al blijf ik benieuwd hoe ze zouden klinken in meer gepolijste opnames.
Een aantal van deze nummers kan je beluisteren op www.myspace.com/hitombs , waar je ook een YouTube clipje vindt. (Frantic Franky)

ONLY FOR A DIME/
CASABLANCA CARAMBOL COMPANY (B)


Nieuwe bands: we zien ze graag komen. The Casablanca Carambol Company - ik ga ze vanaf nu gewoon CCC noemen, het leven is zo al kort genoeg - komt uit Lier (Antwerpen) en bestaat uit nieuwkomers Jan Mortelmans (zang + akoestische ritmegitaar), Jan Claes (gitaar), Erik Le Clercq (contrabas) en Pieter Vansteenbeeck (drums). Deze 4-track demo heet Only For A Dime en er staat dan ook toepasselijk een pre-euro Belgisch 1 frank stuk op het hoesje. Het cd'tje opent met Smoke 'em, een frisse rechtdoor rocker met catchy refrein gespeeld als stevige rockabilly. Titelnummer Only For A Dime baadt met zijn gefloten intro, twangy gitaar en dronken Mexicaanse feestgeluiden in een uptempo dramatisch westernsfeertje. The Day You Came Along is hoempabilly, en Forget About It is opnieuw energieke rechtdoor-rock ‘n’ roll gespeeld op zijn rockabilly's.
De ideeën zijn er en de heren weten hoe ze hun instrumenten moeten vasthouden, maar we horen toch enkele typische beginnersfoutjes, zoals net iets te lang in dezelfde akkoorden blijven hangen, waardoor het geheel merkwaardig genoeg ook een beetje ted begint te klinken. Sommige nummers worden te lang gerekt en zijn repetitief, maar kwatongen zullen erop wijzen dat je dit wellicht van álle rock ‘n’ roll kunt zeggen. De zang is wat ongewoon, ietwat geforceerd, alsof Jan Mortelmans nog niet de juiste toonhoogte heeft gevonden die 100% past bij zijn stem, maar juist daardoor wordt het totaalgeluid van de CCC des te opvallender.
Maar wat zij we weer streng in onze beoordeling, misschien té streng, want de CCC is zonder twijfel een een aanwinst voor de Belgische scene, zoveel is zeker. Zonder nieuw bloed immers geen opvolging, en als pintje bij paaltje komt klinkt dit even goed als eender welk in eigen beheer uitgebracht vinyl EP-tje van eender welk bandje uit de tijd toen we nog niet zo rotverwend waren dat we al 35 jaar revival rock ‘n’ roll in de kast hadden staan. Bovendien heb ik de CCC al live gezien en kan ik beamen dat ze op een podium zeker hun mannetje weten te staan en geen schrik hebben van het publiek. Doorgaan, jongens, je kan er alleen maar bij winnen!
Je kan deze nummers + meer horen op www.myspace.com/cccrockabilly. (Frantic Franky)

naar boven

Boekrecensies



3 oktober 2008


MIJN VADER HAD ER OOK ZO EEN:
AUTO'S IN DE JAREN '50 EN '60/
JACK BOTERMANS EN DI-LAN SUN
Terra Lannoo, Arnhem. ISBN 978-90-5897-856-1
100 pagina's, aanbevolen verkoopprijs € 15

www.terralannoo.nl

Wie een beetje met de fifties begaan is zal allicht al enkele werkjes over flitsende auto's uit de jaren '50 op de boekenplank hebben staan. Waarom er dan nog één kopen? Omdat dit boek van Jack Botermans (die inmiddels al een halve bibliotheek over retro onderwerpen bij elkaar heeft geschreven), helemaal gewijd is aan de autocultuur in Nederland, bijvoorbeeld. Amerikaanse sleeën zal u in dit boek dan ook nauwelijks aantreffen, wel de automobielen die bij ons over de weg tuften, zoals de Ford Zephyr 6, het Dafje met het pientere pookje, de Morris Oxford IV ("uit iedere lijn spreekt een aparte auto-beschaving"), de Taunus M17 en de Fiat 500C Topolino. Wie kent ze nog? Hoe lang is het geleden dat u nog een Humber Super Snipe of een Hillman Imp zag rondbollen? Weet u nog hoe de Volvo PV 445 eruitzag? Wie kent nog merken als Simca en NSU?

Dat zijn de auto's die in dit boek (op een kleiner 21 x 21 cm formaat dan de eerdere Lannoo boeken van Jack Botermans) aan bod komen, en gelukkig voor ons vooral de auto's uit de jaren '50 en de eerste helft van de jaren '60. Zijdelings wordt ook aandacht besteed aan het ontstaan van die auto's in de jaren '30 en '40, en naast de automobielen zelf komen ook de randverschijnselen aan bod die in de jaren '50 opkwamen: benzinestations en garages, onderhoud (een foto van Prinses Beatrix die het oliepeil van haar auto controleert), de toename van het verkeer, de eerste files, bermtoerisme, de wegenwacht, de scootmobielen of mini-autootjes als de BMW Isetta, de Manx P-50 en de Goggomobil ("verbruik 1 liter per 25 kilometer, met een 300 cc tweecylinder tweetakt motor - een volkomen volwaardige auto, dat bewezen wordt door de prestaties in de laatste Tulpenralley"), en alle bijhorende accessoires als de Micky bagagewagen, de tweetonige klaxon, en de imperial met achtarmige spin.
Dit alles wordt rijkelijk en kleurrijk geïllustreerd met niet alleen foto's van de wagens zelf, maar ook via oude familiefoto's, advertenties (Rijk de Gooyer - mét kuif - die reclame maakt voor autoradio's), kwartetspeelkaarten, lucifersdoosjes, sigarenbandjes, speelgoedauto's, verkeersspellen en speldjes. Niet alle illustraties komen evenwel uit Nederland: ik merk ook Britse en Franse foto's en reclames op.

Dit boek is zeker geen encyclopedie of inventaris, wel een mooi nostalgisch kijkboek, en heus niet alleen voor wie er toen zelf zo één thuis had. Op 27 november ligt de opvolger al in de winkel, "Mijn broer die had er ook zo één: brommers in de jaren '50 en '60", over brozems, eitjes, buikschuivers en uitkotteren.


Frantic Franky

 

EXPO 58:
DE GROTE OMMEKEER/ FRANCE DEBRAY
Borgerhoff Lamberigts, Gent. ISBN-13 :
978-9089310101
162 pagina's, aanbevolen verkoopprijs € 35
www.borgerhoff-lamberigts.be

Volgens onze laatste telling zijn er dit jaar al 7 boeken over Expo 58 verschenen, maar een mens kan niet alles kopen. Dit boek is evenwel een aanrader voor wie écht geïnteresseerd is in Expo 58, het symbolische venster op de jaren '50. Auteur France Debray plaatst Expo 58 in de context van de geschiedenis van anderhalve eeuw wereldtentoonstellingen vóór 1958 en tegen de achtergrond van het na-oorlogse België, en besteedt aandacht aan de voorbereidingen van de Expo (de officiële beslissing om Expo 58 te organiseren werd reeds genomen in 1948) en de grondige opknapbeurt die Brussel moest ondergaan om te kunnen veranderen in een moderne metropool. Of wist u al dat de luchthaven van Zaventem gebouwd werd met het oog op Expo 58? Uiteraard valt in dit boek veel te lezen over de diverse paviljoenen van de Expo (waarbij ook wordt stilgestaan bij de politieke achtergronden van de deelnemende landen en de dekolonisatie) en de thema's die ze behandelden, want wetenschap, techniek, transport, kunst en media namen anno 1958 een hoge vlucht. Aan de geboorte van de consumptiemaatschappij wordt evenmin voorbijgegaan.

Lijkt dit alles u saai? Wel, dit boek leest even vlot als een boeiend geschiedenisboek, wat des te opmerkelijker is aangezien het vertaald werd uit het Frans. Indrukken en belevenissen van de bezoekers van Expo 58 vindt u er niet in terug, wel meer dan 110 illustraties en foto's (een stuk of 25 in kleur) waarvan de meeste stammen uit het archief van Fernand Hellinckx, op de Expo fotograaf van het Internationale Persagentschap UPI. Heel wat foto's zijn afgedrukt op groot formaat en bijzonder scherp. De interessantste foto's zijn die van Paul Anka, Brigitte Bardot en The Platters op de Expo.

Eén ding is jammer: bij de oorspronkelijke Franstalige uitgave hoorde een DVD-tje met een vintage mini-documentaire van 18 minuten, die helaas niet bij de Nederlandstalige versie steekt. Laat u overigens niet afschrikken door de aanbevolen verkoopprijs van 35 €. Volgens ons kan je dit boek wanneer de gekte rond 50 jaar Expo 58 achter de rug is binnen onafzienbare tijd voor een pak minder geld scoren.

Frantic Franky


 

RESTEN VAN DE TOEKOMST: EXPO 58, 50 JAAR LATER/ JOHANNA KINT & JOHAN STUYCK
Oogachtend, Leuven, 2008. ISBN 9789077549407
96 pagina's, aanbevolen verkoopprijs € 18
www.oogachtend.be

Helaas lezen niet alle Expo 58 boeken even vlot... Dit boekje van ondermeer Johanna Kint (die ook meeschreef aan het boek bij de Expo 58 DVD van het Belgische Filmarchief) bevat een aantal - en ik citeer - "verdiepende teksten ontstaan als kritisch-reflexieve bijdrage betreffende de artistieke, maatschappelijke en culturele relevantie van Expo 58, en dat in tegenstelling tot de nostalgische beelden uit het collectief geheugen". Een hele mondvol, inderdaad. Concreet wordt dat onderverdeeld in vier hoofdstukken: "De belofte van het moderne leven", "Expo 58 in bewegend beeld", "Het Poème Electronique van Le Corbusier", en "Vergeet Expo 58". Laat ons snel even die vier thema's overlopen:

"De belofte van het moderne leven" behandelt de cultuur van de vormgeving (de zogenaamde Expo-stijl, het vergelijkbare populuxe, alsmede de voorloper van die twee, de streamline stijl) in de opkomst van de massacomsumptie, oftewel de sociale, politieke en economische realiteit van de door Amerika gedomineerde massacultuur en de rol van het massaproduct als identiteitsdrager (door te consumeren hoor je erbij). U begrijpt niets van die interpretaties van de dialoog tussen vormgeving, kunst en Expo 58? Dat is niet erg. Ik evenmin.

"Expo 58 in bewegend beeld" gaat over de wisselwerking tussen de aandacht die de audiovisuele sector in België (televisie, cinema, het bioscoopjournaal) schonk aan de Expo en de verankering ervan in het visuele en dus ook collectieve geheugen. Interessant, maar ik had graag iets meer gelezen over de diverse documentaires die destijds gedraaid werden over de Expo, alsmede over de fictiefilms die zich afspeelden op en rond het Heizelplateau. Die films zijn 50 jaar later waarschijnlijk het bekijken niet meer waard, maar soit.

"Het Poème Electronique van Le Corbusier" was een 8 minuten durend licht- en geluidsspektakel dat 6x per uur werd vertoond in een speciaal daartoe ontworpen paviljoen van de hand van de Frans-Zwitserse architect Le Corbusier. Niet interessant, tenzij u houdt van elektronische muziek. Moest u daarvan houden, dan zou u nu niet op de website van Boppin' Around zitten.
"Vergeet Expo 58" tenslotte heeft het over de invloed en betekenis van Expo 58. Of over het ontbreken daarvan, zoals de auteurs stellen.

U ziet, de inhoud van dit boekje doet de wenkbrauwen fronsen. Op zich staan er best denkpistes in die het overwegen waard zijn, maar waarom dat allemaal zo moeilijk moet verpakt worden, tja, daarvoor moet je gestudeerd hebben, zeker? Wat denkt u van een willekeurige passage als "De term transhumanisme is ontleend aan de nomadische filosofe Rose Braidotti, die een belangrijke rol speelde in het cyberfeminisme van de jaren '90, een filosofische media-activistische beweging die zich verzette tegen het essentialisme van het moderne humanisme en in plaats daarvan koos voor een filosofie van het verschil"... Qué??? Ik geef er u nog eentje cadeau: "Expo 58 is het begin van een uitveegcultuur. De dalende intrinsieke en reële waarde van de producten van de massaproductie en -consumptie werkte een wegwerpcultuur in de hand: de fysische alomtegenwoordigheid van die producten zorgde voor een psychologische onzichtbaarheid. Deze cultuur maakte onzichtbaar door te vermenigvuldigen en weg te werpen". Het zal wel.

Ook qua illustraties is dit zeker niet het beste Expo 58 boek op de markt. Het formaat is vrij klein (17 x 23 cm) en veel foto's (waaronder enkele die op zich zeker de moeite waard zijn) zijn dan ook piepklein afgedrukt. De meeste illustraties die een volle pagina beslaan zijn foto's van restanten van Expo paviljoenen zoals die er vandaag de dag bijstaan, maar zonder vergelijkingspunt hoe ze er vroeger uitzagen ben je daar natuurlijk weinig mee.
Samengevat : doe mij dan maar liever een nostalgisch kijkboek om bij weg te dromen...

Frantic Franky

naar boven



25 september 2008

THE SHEIK SAID SHAKE/
HIPBONE SLIM & THE KNEE TREMBLERS

Voodoo Rhythm Records, VRCD51

Twee albums van deze Britten gingen deze CD reeds voor, beiden door het Zwitserse Voodoo Rhythm uitgebracht en destijds beide ook door ons besproken (in 2003 en 2005). De strekking van deze reviews was dat de band redelijk geflipt door de moerassen van de roots rock ‘n’ roll springt en dat er, met name op het tweede album, af en toe bekende melodieën in hun zelfgeschreven songs doorklinken.
Dit leentjebuur spelen is op deze derde CD nog wat meer van toepassing. We All Got Somebody That We Want To Kill heeft veel weg van Willie And The Handjive (Johnny Otis), You Get All The Fun is een bijna exacte doorslag van The Walk (je weet wel, dat typische strollnummer dat je op R&R-weekenders vaak hoort), Link Wray was de grote inspirator voor het nummer Bury The Hatchet, Diddley Squat doet natuurlijk denken aan, ’t is gek, Bo Diddley. En dan zijn er nogal wat nummers die qua songstructuur sowieso bekend voorkomen of in iedere geval nogal standaard van melodie zijn. Maar is dit dan een slecht album? Ho no!!!
En hoe dat dan zo? Welnu, de sound! It’s the sound, THE SOUND! Wanneer bevalt je een album? Als je ‘the platter’ helemaal te pletter draait in je auto en het dan jammer vindt dat je op plaats van bestemming aankomt! Want een rockabillysong als Evil Clutches of One Legged Rock is misschien wel simpel van melodie, maar klinkt wel compleet geflipt. De bluesbopper Dead Man’s Shoes kun je misschien dan wel niet origineel noemen, het wordt wel prachtig authentiek gebracht. Ook de garage- en swampy achtige 60’s songs als Brand New Head of My Knees Are Tremblin’ gaan er in als zoete moeraskoek. De titeltrack The Sheik Said Shake is – en daar heb je het weer – qua melodie misschien wat voor de hand liggend, maar – en daar heb je het ook weer – qua sound is het waanzinnig origineel. Denk aan een Bo Diddley beat voorzien van echovol gitaarwerk dat warempel Arabische elementen in zich heeft. Wat creëert dan verder die typische Hipbone Slim & Knee Tremblers sound? Allereerst is er de percussie, want die speelt een grotere rol dan wat over het algemeen gebruikelijk is in de rock ‘n’ roll. Daarbij besprenkelt het trio hun muziek met een dun laagje trash waardoor hun sound energieker voor de dag komt. Tot slot zijn de mannen muzikaal minder gek dan ze doen overkomen want ze houden elke toon, elke noot voor de volle honderd procent onder controle. Met andere woorden: de mannen kunnen spélen en (de van origine instrumentalist?) Bald Diddley kan behalve gitaarspelen ook gewoon goed zingen. Mijn favoriet: het idiote rock ‘n’ roll nummer Pempelem!
Bevalt je bovenstaande woorden en heb je dit najaar slechts centjes voor één enkele CD, laat het dan deze zijn! Info: www.voodoorhythm.com. O ja, de CD is ook op vinyl-LP! (Frans van Dongen)


ROCK & ROLL WITH PIANO vol. 16
Collector Records, CLCD 4531

15 volumes gingen dit deel voor en volgens mij zou deze serie bij wijze van spreke eeuwig door kunnen gaan. Want, voor wie het nog niet weet: het handelt hier om rock ‘n’ roll waarin een piano schuil zit, rock 'n' roll waarin een piano op de voorgrond zit, rock ‘n’ roll waar de piano de hoofdrol speelt én instrumentale boogiewoogie, de muziekstijl bij uitstek voor een stevig rammelende piano.
Tot de, wat mij betreft, leukste vocale bijdragen behoort de female rocker Cal’s Tune van Cal Briggs & the Vel-Vetones With The Blue Shield. Ook goed is de rockabilly She’s My Baby van Charlie Huff, voor zover je natuurlijk een song met piano rockabilly kunt noemen. Qua stijl gaat het misschien meer richting honky-tonk, een genre waarin de piano vaker een rol heeft. Een hoogtepunt is zeker Dear Mabel, deels duo gezongen door Bobby James en vrouw, vriendin, zus, buurvrouw, of wie dan ook. De piano heeft hier niet meer dan een ondersteunende rol en je hoort ‘m amper en opvallend is de tempoversnelling aan het eind van het nummer als het helaas al bijna afgelopen is. Leuk ook om te noemen is het grappige Moon Buggy van Joey Dixon dat even zo grappig genoeg niet meer dan 1 minuut en 10 seconden duurt. Wat de instrumentals betreft vind ik de stroller van Nita Bolar & the Larry Lucie Orchestra tot de betere behoren. De piano doet het hier samen met de saxofoon en hun kindje heet Bolar Boogie. Tot slot noem ik Coffee Grounds van Mike Patterson, een pure boogiewoogie, als nummer 30 een waardige afsluiter.
Vraag me niet welk deeltje het beste is van de 16. Ik weet het doodeenvoudig niet meer. Info: www.collectorrecords.nl (Frans van Dongen)


SLOW BOOGIE ROCKIN’ vol. 8
Collector Records, CLCD 4536

Een serie die weliswaar niet zo lang meegaat als de R&R With Piano reeks is Slow Boogie Rockin’. We zijn nu toe aan volume 8 en als je aan de titel niet kunt zien wat voor boter we hier in de kuip hebben ben je wellicht verdwaald op het wereldwijde web.
Mid-tempo rock ‘n’ roll en boogie dus, en nu verklap ik het toch nog, met als opener het hauwlin’ Ain’t Got A Nickel van Max Lowe, wellicht dus ook te pruimen voor de countryliefhebber, zeker gezien de aanwezige banjo. De gitaar heeft de boel weer in handen in I’ll Be Around van Curtis Wayne, die ook gebruik maakt van de mondharmonica waardoor de country-inslag ook hier toch weer groot is. Iets geheel anders, maar zeker slow doch vooral bluesy, is Lover’s Blues, een prima bijdrage van Glenn Reffuse & the Refugees. En al zitten we in een thematische CD, variatie is troef, want ook de liefhebbers van Ventures of Shadows vinden iets van hun gading met een nummer als Last Date door The Travelers. Herkenbaar en goed in het gehoor liggend is Marlene van Ronnie & Marlene (ja, het liefje zelf zingt ook mee op de ode aan haar) waarbij we qua stijl even aan Elvis moeten denken. Aan collega Johnny Cash doen we sterk denken bij Give My Rose To Rose vertolkt door Paul McDowell & the Country Ramblers. Een mooie ballad wordt gezongen door Jimmy Depsey & the Downbeats. Zijn Corner Drug Store klinkt dan wel sentimenteel, maar je proeft hier wel helemaal de sfeer van de fifties. Een wat standaard melodie heeft Let Me Be Your Teddy Baby van Red Horn With Gene Higgins & The Challengers dat qua genre als rockabilly klinkt, maar waarbij er wel voorzichtig een sax meetoetert. Het ‘Rockin’’ in de titel van de CD slaat wellicht vooral op de strollers, waaronder het veelzeggende The Drag Part Two en het nietszeggende Buccaneer Boogie (want het is geen boogie).
Laat je niet afleiden door het woordje ‘Slow’ in de titel van de CD, want de meeste nummers zijn prima, al zijn ze bij lange niet allemaal ‘Rockin’’. De totale serie bevalt me trouwens erg goed, beter dan de R&R With Piano serie.
Info: www.collectorrecords.nl (Frans van Dongen)


naar boven



12 september 2008


THE LIVE RECORDINGS 2007/
THE MISSISSIPPI DELTA BROTHERS

Mississippi Delta Brothers, geen cat. nr.

Een nieuwe band, een nieuwe naam in de rock ‘n’ roll-wereld, of beter nog: rootswereld. Maar niet noodzakelijkerwijs met allemaal nieuwe gezichten. We hebben het dan over The Mississippi Delta Brothers uit het Brabantse Eersel. Het is een gezelschap opgebouwd rondom Niek van de Klundert (die ik ooit een keer met zijn band Midsouth Ramblers in 2005 in mijn radioprogramma had) op piano/ vocals en broer Coos (lg). Niek en Coos zijn helemaal idolaat van Jerry Lee Lewis, die Niek op zijn piano meer dan bovenmatig laat weerklinken. Het mag dan ook niet verwonderlijk zijn dat de band het nichtje van de grote Jerry Lee, Mary Jean McCall (dochter van Linda Gail Lewis, zus van Jerry….kun je het nog volgen?) tijdens enkele gospelconcerten heeft begeleidt. In contact kwamen ze met haar via moeder Linda, die de broers ook reeds hebben begeleidt (net als ook Jerry Lee zelf). Coos en Niek die zelf diverse malen in Amerika zijn geweest, hebben juist een brug willen slaan tussen het zuiden van USA en het zuiden van Nederland, zo lijkt het. Alsof ze een lang gekoesterde droom nu werkelijkheid hebben laten worden. Met vurig temparament en feeling de klanken celebreren die eigen zijn aan een deel van Amerika dat (mede) muzikaal de gospel, blues, honky tonk (en indirect rock ‘n’ roll) op de wereldkaart heeft gezet. Even wordt Brabant Louisiana. Even wordt Eersel Ferriday. De andere twee die de passie voor de muziek van het Amerikaanse zuiden delen met de gebroeders v.d. Klundert zijn: Patrick Pop (dr) en Michiel Mathijessen (bs). De bevlogenheid komt ook tot uiting in het CD boekje waar ze (niet bepaald gebruikelijk voor veel bands) de namen noemen van de originelen van wie zij de zielsroerselen tot leven brengen en zelfs hun eigen CD beschrijven als een recensie. Cool. De opnames van de live-CD werden gemaakt in Café de Fantast, Valkenswaard en De Kroeg, Geldrop.
Het eerste nummer is countryrocker Why You Been Gone So Long van songwriter/ voormalig doowop-lid (The Embers, late 50’s) Mickey Newbury. Gevolgd door sentimentele klanken over Georgia in de gelijknamige slowrocker van Ray Charles. Juist bij rustige nummers komt de kwaliteit van een band goed naar voren en dat geldt ook voor het viertal. En ondanks dat de CD ‘slechts’ een eigen beheer uitgave is van een amateurband, komen de heren behoorlijk goed uit de verf. Een constatering die trouwens ook Mary Jean al openlijk had gedaan. Ik kan haar alleen maar gelijk geven. Carl Perkins’ Honey Don’t is meer van een Jerry Lee stijl voorzien. Het heeft wel iets van dat mystieke Sun-sfeertje. De Jerry Reed klassieker Baby What You Want Me To Do is me daarentegen wat te gewoontjes opgenomen. Wat te vlak met te weinig catchy items (‘pakkers’). Het folky After Midnight van songwriter/ singer John W. Cale alias J.J. Cale heeft meer een eind jaren zestig fleurtje uit het power flower vredespijp kwalmende tijdperk. De licht skifflelige traditional Rollin’ In My Sweet Baby’s Arms ligt lekker in het gehoor en dat geldt eveneens voor Chuck Berry’s antwoordsong Bye Bye Johnny B. Goode uit 1960. Wie van ballads houdt moet absoluut eens een keer hun vertolkingen van Pee Wee King’s You Belong To Me uit 1952 en Judy Garland’s 1939er klassieker Somewhere Over The Rainbow gehoord hebben. Toch mooi dat de band dit soort nummers op het repertoire heeft staan: gedurfd tussen al het rockabillygeweld tegenwoordig. Bright Lights Big City, andermaal een Jerry Reed cover van zijn song uit 1961, laat het rock ‘n’ roll hart in ieder geval weer wat harder kloppen, ook al is het meer rhythm & blues (smile). Stevie Ray Vaughn’s Black Bottom (geschreven door Omar Kent Dykes, beter bekend van Omar & The Howlers) brengt je terug naar de 60’s garage sound (maar dan wel gepolijst) en doet af en toe ook wat Doors-achtig aan. Op de bluesy tour in Have You Ever Loved A Woman, geschreven door Billy Miles en in 1960 op plaat gezet door Freddy King. De band wil graag het brede muzikale spectrum van de Delta ten gehore brengen, maar ik denk dat ze daarvoor zich toch beter kunnen beperken tot country, rock ‘n’ roll, rhythm & blues, want blues vind ik toch wat mager klinken, ook al ben ik geen echte blueskenner. Het einde jaren zestig nummer It’s A Hang Up Baby van Eddie Reeves ademt een Presley-achtig Guitar Man sfeertje uit en Sam The Sham & The Pharaos’ 1965 klassieker Wooly Bully mist helaas toch dat karakteristieke catchy ritme van het origineel (het klinkt te fantasieloos, sorry). Trouble, samen met Mary Jean, daarentegen is een Todd Snider bluesy rocker die je lekker laat ‘tappen’ met je voeten en ‘snappen’ met je vingers. En!… Met een gevoelvolle begeleiding van de band! Yep.
Resumé: een CD met een breed spectrum, zowel qua muziekstijlen, als qua tijdspanne. Geen album voor hokjesdenkers, maar juist een CD voor ruime muziekminnende liefhebbers die een Mississippi gevoel willen krijgen. Info: www.mdbrothers.nl (Henri Smeets)


MAYDAY MAYDAY/ THE OLD SKIN BLUES BAND
Old Skin Blues Band, geen cat. nr.

Er zijn bands die je, als door en door rock ‘n’ roll-liefhebber, al graaiend door de CD-bak op grond van hun bandnaam klakkeloos links zou laten liggen. En dat dát best jammer kan zijn, bewijst de Noord-Limburgse Old Skin Blues Band met hun nieuwe in eigen beheer uitgebrachte CD Mayday Mayday.
De CD bevat 10 songs (meer dan 40 minuten muziek), waarvan ik me beperk tot de vintage klinkende nummers. De combinatie van supermodern en stokoud is het gevolg van de verschillende smaken van de diverse bandleden (inclusief) geluidsman. Wie zijn dan wel die bandleden? Dat zijn: John Marijnissen (zang), Ruud Janssen (lead gitaar), John Gubbels (ritme gitaar), Arni Groszwardt (toetsen), Thy Craenen (drums) en Sjang Titulaer (basgitaar).
Voor de band is alles blues, ook al zijn er diverse nummers bij die wij steevast zouden aanduiden als rock ‘n’ roll, of op zijn minst toch jumpblues. De songs zijn er allemaal in één dag opgezet, maar vergis je niet, de CD ontstijgt de status van demokwaliteit ruimschoots en mag dan ook niet als zodanig gekwalificeerd worden! De titel past echt in het vaarwater van de band: humor. Mayday Mayday mag dan wel een hulpkreet zijn, maar dat geldt zeker niet voor de CD.
Bop ‘Til I Drop is een bijna vier minuten durende stomper, waarop je heerlijk kunt rocken en rollen, met een cool gitaar solootje van Ruud. Een titel die je absoluut niet verwacht van een bluesband, maar eerder van een rockabillyband. Van Bop ‘Til I Drop bestaat ook een videoclip, die reeds bij de Limburgse regionale TV-zender L1 uitgezonden is en een vreemde combinatie oplevert: een bluesband, die een rock ‘n’ roll nummer speelt voor een pubbliek dat uitgedost is in 20er jaren kleding. Tja, als je het hebt over buitengewoon! Met Crazy Dreams gaan we terug naar de 80er jaren poprock. Niet verkeerd, ook voor een door en door revival-rocker als mij. Dan de topper van de CD, voor mijn gevoel althans. Het van de zwarte rhythm & blues pianist Ivory Joe Hunter overbekende, in 1954 geschreven en opgenomen, Since I Met You Baby wat je dus redelijkerwijs zou verwachten in bluesy stijl, wordt wonderwel in countryachtige slowrockstijl uitgevoerd. Waanzin! Maar daar staat deze band bekend om. Het is altijd anders dan je verwacht. In dit nummer klopt alles: de sfeervolle steelguitar sound, de goede zang en het ingetogen drummen, op de juiste momenten voorzien van orgeltje op de achtergrond en een smooth bassline van de basgitaar. Hier kan zelfs wijlen Ivory Joe trots op zijn. Wellicht dat ze voor dit nummer beïnvloed zijn door Sonny James of Freddy Fender, die er beiden een countryversie van hadden. Weer wat rockiger in de ‘chicago’ bluesrocker Thirteen Years In Prison van Big Leon Brooks Blues Harp Band en voortkabbelen in de midtempo bluesrocker Let It Ride. Absoluut genietbaar. Tot slot komen we nog James Blood Ulmer’s uptempo stompende bluesrocker The Hussle Is On tegen. Tja, wat is rock ‘n’ roll en wat is blues? Wij noemen het rock ‘n’ roll, de band noemt het blues. Tja, what’s in a name? In ieder geval is de CD een aanrader voor diegene, die (binnen het genre) eens wat anders willen horen dan het gelikte spul, het geijkte repertoire. Info: www.oldskinbluesband.com (Henri Smeets)


RAW & WILD/ THE TEXABILLY ROCKETS
Part Records, PART-CD 638.007

Al lang geen onbekenden meer in het rockabillycircuit zijn The Texabilly Rockets die in de jaren ’90 als The Texabilly Rockers (met een ‘r’ dus) een rariteit waren, want uit Portugal komend. Inmiddels komen er wel meer rockabillybands uit die contreien, maar toch vind ik dit viertal er nog altijd er uitspringen.
Niet alleen figuurlijk, ook letterlijk want ze doen het rauw en ongepolijst en zitten vol energie. Typische Texabilly Rockets songs vormen dan ook de wilde geluiden van Doggone Fool, Outerspace Chick en het simplistische maar o zo lekkere Gonna Get Myself A Woman, dat tekstueel niet echt tot de hoogtepunten van de Engelstalige literatuur genoemd kan worden, ha ha. Maar ja, toch – of misschien daardoor – pakt het je wel. Het meeste van de CD is zelfgeschreven maar enkele covers vallen ook op. Zo is er het puik klinkende Up Jumped The Devil, dat eigenlijk even goed klinkt als die de inmiddels overleden Ronnie Dawson enkele jaren geleden nog opnam, en de Johnny Powers song Long Blond Hair, dat hier ineens Kitty Kat’s Awful Nice heet. Eigenlijk is het enige nummer wat me niet zo bevalt op de CD de afsluiter Don’t Hang Around Me Anymore, dat ik trouwens ook van Jimmy Ford (1959) nooit zo bijzonder vond. Maar zeker en vast is dat de rockers ook wat rustiger en/ of wat melodieuzer de weg weten, zoals we horen in eigen songs als Strollin’ Gal en Blue Black Hair. Maar hoe de song ook in elkaar steekt, het kernpunt van The Texabilly Rockets blijft het onmiskenbare gitaarspel, meestal wild en heftig, en beheerst doch toch prominent in de wat rustigere nummers. Een beetje grappig is de zang met af en toe een duidelijk hoorbaar nagebootst zuidelijk Amerikaans dialect, zonder dat er overigens iets mis is met die zang. Nu bedenk ik me dat ik probeer te verwoorden hoe de CD klinkt, terwijl de titel de lading gewoon dekt: Raw & Wild! Info: www.rockabilly.de (Frans van Dongen)


AND THEN… THEY SANG AGAIN/ THE CRYSTALAIRS
Part Records, PART-CD 640.004

Doo-wop is in Duitsland populair. Relatief gezien dan natuurlijk. Er zijn best wat groepen in dat genre actief en soms duiken ze ook op op rock ‘n’ roll meetings aldaar. The Crystalairs is misschien de bekendste van die groepen, al trad deze groep (die al 16 jaar bestaat) – bij mij weten – nooit op in Nederland of België. In Amerika daarentegen wel en ze draven zo nu en dan ook op tijdens een heuse doo-wop radio show aldaar, want Amerika heeft nog steeds een vrij groot doo-wop circuit. De proloog en de epiloog op de CD is dan ook een aan- c.q. afkondiging van een Amerikaanse DJ die de band kort voorstelt. Daar was de groep destijds dan ook zeer trots op.
Deze nieuwe CD is dan ook een herpersing van hun CD uit 1994. Als je de groep met een andere groep uit een ander land moet vergelijken kun je dat bijvoorbeeld het beste doen met The Roomates uit Engeland, en beslist niet met de doo-woppers van The Extraordinaires uit datzelfde land. The Crystalairs vertolken dus blanke doo-wop in de traditie van bijvoorbeeld Dion al dan niet met zijn Belmonts, The Crew-Cuts of The Earls. Maar The Crystalairs doen dat wel op een erg gepolijste manier en de arrangementen van de songs zijn her en der zelfs orkestraal van aard. Instrumenten die gebruikt worden zijn dan ook de viool en het klokkenspel. Jawel. Maar natuurlijk vormen de vocalen van het vijftal de basis, en die vocalen kun je werkelijk subliem noemen. De songs – nagenoeg allemaal eigen composities (composities ja, want liedjes kun je ze eigenlijk niet noemen…) en daarbij gaat mijn voorkeur toch uit naar de iets minder orkestrale, wat meer traditionelere doo-wop zoals bijvoorbeeld de ballade Nighttime Loveaffair, of de iets meer up-tempo songs als Where Were You en Solitaire. De basstem had bij dit laatstgenoemde nummer wat meer naar de voorgrond gemixt mogen worden, en dat vind ik eigenlijk bij meer nummers. Vrij opvallend is trouwens de saxofoon die onverwachts opduikt in A New Love Tonight. Verrassend eigenlijk, gezien de stijl van de groep.
Al lezende zal je het dus niet verbazen dat de sound zoet is. Erg zoet. Niet elke rock ‘n’ roll liefhebber zal er dus iets voor voelen. Het is dan ook muziek voor de ware doo-wop fan, maar dan ook weer niet voor de fans van zwarte doo-wop. Info Part Records: www.rockabilly.de (Doo-wop Fransie van Dongen).


COLD CASE/ FLATFOOT
Part Records, PART-CD 672.001

Deze Zweedse platvoeten, bestaande uit Lars ‘Sergeant’ Andersson (verantwoordelijk voor het self penned gedeelte van de songs en de enige die met echte naam vermeld durft te zijn. Wellicht heeft de Zweedse belastingdienst een oogje op hen en willen ze geen kennis maken met de nationale gevangenis aldaar, ondanks dat ze zichzelf bad police officers noemen)(zang, gitaar), Lieutenant Dan (bas) en Corporal Kinky (drums) hebben blijkbaar iets met het thema politie. ‘Flat foot‘ schijnt ook Amerikaanse omgangstaal te zijn voor police officer. In januari 2007 opgericht en wetende dat één van de drie leden reeds een platencontract met het Duitse Part Records in de wacht had gesleept, moesten vlug vlug songs geschreven worden (13 songs werden blijkbaar geschreven in slechts één nacht, ronduit absurd en dat is ook aan de matige lyrics te zien) en die (plus nog twee songs) werden ook nog eens in amper twee dagen opgenomen. Het was beter geweest als de band wat meer tijd had gehad i.p.v. een hush hush CD op de markt te brengen. Maar goed, niet iedereen let op songteksten, dus eens kijken hoe het met de sound zit.
Born To Boogie is een typische rocker zoals we dat de laatste jaren van de harde rockabillybands gewend zijn, heeft desondanks een surfachtig gitaartintje en moet het zangmatig vooral van de galm hebben. Eigenlijk weinig verheffend. Niettemin Queen Of White Trash is een typische jumpblues rocker (bestaat dat ook?). Dat laat je in ieder geval mee ‘tappen’ met de voeten en lekker luchtgitaar spelen. Het kon niet uitblijven bij zo’n thema: sirenes aan het begin van het opzwepende Cold Case. Het nummer doet me denken aan begin jaren tachtig niet-commerciële garage rockabillybands, die de hotrod buiten de garage hadden staan om zelf die ‘car box’ te vullen met sound. Interstate Killer Pt2 daarentegen doet wel wat commercieel aan, hetgeen ook geld voor Foot Patrol, dat zo van een mainstream rockband zou kunnen zijn gecoverd. Stampende bluesrocker My Pony en het surfy Texas brengen in ieder geval weer wat meer leven in de gevangenis. Voor vintage sound moet je bij dit drietal overduidelijk niet zijn. Zij vallen meer in de moderne rock ‘n’ roll categorie, waarbij het geluid heel duidelijk wel beïnvloed is door de 50’s roots. Zo is Caveman Rock ook weer stoere rock (‘n’ roll). Oops, wat had ik gezegd: geen vintage sound? Aha?! Mijn voorgaande pleidooi helemaal aan diggelen? Me & Jack is toch echt een swingende 50’s jiver! Wat een combinatie zeg, met de rest van de CD! En vervolgens val je van ongeloof weer van je moeizaam bekropen barkruk bij het duidelijk eigentijdse rocknummer You Know My Name, om nog grotere ogen te maken in de weer 40’s aandoende boogie Nerd-A-Boogie. Is dit een reviewer brainwash-CD? Voor welke doelgroep is het album eigenlijk bedoeld? Met het stevige rockende Comazone, met heerlijk slide gitaarintro, mikt men blijkbaar weer op het jeugdige publiek, terwijl swingende jiver Mabel de oma’s en opa’s een derde jeugd moet bezorgen. Rockabilly song Turkey Trot en de drumsolo Stop & Go sluiten de CD af. Tja, het is voor de band te hopen dat anderen niet zeggen stop and go. Ik blijf van mening dat het beter was geweest als de band wat meer tijd had genomen voor de CD en wellicht promotietechnisch ook beter een keuze had gemaakt voor de sound: vintage of eigentijds, want de combinatie op dit album is bijna van de pot gerukt. Misschien overtuigen ze live meer met deze repertoire mix… Info: www.flatfoot.se/ www.rockabilly.de (Henri Smeets)


KEEP ON THE SUNNY SIDE/
THE SUNNY BOTTOM BOYS

Part Records, PART-CD 674.001

Andy Widder’s label kent een grote variatie aan acts, variërend van teddyboy rock ‘n’ roll tot roots. Tot die laatste categorie behoort dit Duitse kwartet, wier naam overduidelijk refereert aan de Soggy Bottom Boys uit Joel en Ethan Coen’s film “O Brothers, Where Art Thou?” uit 2000. Een film die de hillbilly en bluegrass weer een revival bezorgde en ook dit viertal uit Beieren in 2000 (of wellicht toch 2002, hun eigen informatie is daar niet eenduidig in) inspireerde deze muziek eens met anderen te delen. De gitarist/ vocalist Doc Tailor alias Werner Schneider is de oprichter van de groep en speelde voorheen in een countryband. Scotty Bullock alias Scotty Schober (eveneens gitaar, vocals) daarentegen komt uit de rockabillyhoek, waarin hij als sinds 1985 actief is, deel uitmaakte van Scotty Bullock & The Stampeders en ooit een tournee door USA maakte met de Amerikaanse Swing Rays. Chris Kaempfert (familie van beroemde Bert?) zwengelt de trommelstokjes of betast al zingend het van zijn moeder uitgeleende wasbord. Hij maakt tevens deel uit van de band Saints And Sinners uit München. Haast niet te geloven, maar de man schijnt al rijdend in zijn 1958er Chevy te luisteren naar Surfin’ Bird van de surfrock band Trashmen… José Sanchez (vervanger van J.H. Catbichler) is de bassende slapper of slappende basser van het geheel en speelt eveneens in de welbekende Zweedse formatie Go-Getters. José en Scotty speelden voorheen trouwens in de rockabillyband The Duetones. De band hier, die een live-repertoire heeft dat strekt van oldtime country via bluegrass en westernswing tot rockabilly en rock ‘n’ roll, was zelfs van de partij op “50 Jaar rock & roll” in het Deutsches Theater in München, stond in mei 2008 nog op de Walldorf Rock & Roll Weekender en waren vier maanden later, in augustus van dit jaar, nog present op de Summer Jamboree in Senigallia (Italië) en maakten voorts Oostenrijkse en Duitse podia onveilig met hun aanstekelijke funny side of life muziekconcept. Het viertal heeft nu haar debuutalbum met de titel Keep On The Sunny Side uitgebracht.
Echter, op dat album is weinig rock ‘n’ roll te bespeuren. De faunaliefhebbers die niet van dierenseks houden kunnen de CD beter zonder boekje bestellen, want de zwarte (schaap) humor is treffend uitgebeeld in een dito cartoon. Maar dat is ook wat de band wil: op humoristische wijze de muziek uit grootmoeders tijd vertolken.
Bluegrassnummer The Bramble And The Brose van Barbara Keith uit 1972 opent deze bluegrass, country, folk en (pietleuterig vleugje) rockabilly CD. My Blackbirds Are Bluebirds Now cover van Sleepy Jeffers & The Davis Twins uit 1957 behoort tot de categorie fijngevoelige rockabilly met Fingerspitzen Gefühl. Klassieker Don’t Laugh van de Louvin Brothers uit 1957 is hier kundig gerevived door de band. Dat het kwartet een grote variatie aan songs heeft, blijkt uit het instrumentaaltje Blue River Valley (uit de hersencelletjes van Werner Schneider (Doc Tailor)), die wel wat doet denken aan een kruising tussen Griekse muziek, Franse chanson en wat de Belgische band Vaya Con Dios in de jaren negentig ten gehore bracht. Een muzikaal buitenbeentje. Dat kan niet bepaald gezegd worden van Mercury Song in good ol’ 40’s close harmony stijl. Heerlijke meeswinger uit de pen van Robert L. Geddings en K.C. Douglas (maar dan als Mercury Blues). Genieten van een warme zwoele zomeravond texmex-rockertje met een glas ranja en rietje op de veranda, terwijl we levenslustig het refrein van Last Night meezingen. Het nummer is een bedenksel van Paul Gauvin en Jim Glaser (die nog een song schreven voor het debuutalbum van de jaren 90 supergroep der texmex muziek: Texas Tornados (met Sir Douglas/ Dough Sam, Freddy Fender, Flaco Jimenez in de gelederen)). Een mij onbekende M. Fischer was verantwoordelijk voor het geslaagde rockabilly-instrumentaaltje Longhorn. Wederom een lekker in het gehoor liggend bluegrass nummer (en dat zeg ik nota bene als niet-bluegrass idolaat) Northern Rail van bluegrass muzikant Taylor Armerding. Als we zo’n folky album hebben dan mag een cover van de koning van de folk Bob Dylan niet ontbreken: You Ain’t Goin’ Nowhere. Op dit soort nummers toont de band haar ware klasse als close harmony group. Terwijl we genieten van heus vuurgeknetter en harmonica tijdens de intro, worden we vervolgens oormatig gevangen door de ‘ear catchy’ Johnny Cash zang van Doc Tailor op deze fantastische country superklassieker Ghost Riders In The Sky (en ik ben ook niet echt een countryfan, dus!...). Een eigen compootje van Scotty ontwaren we in midtempo countrysong met texmex flavor My Little Son en ook de retroroots-koning Wayne Hancock wordt geëerd met de vakkundige cover 87 Southbound. De oude Conny Francis evergreen Who’s Sorry Now is ditmaal teruggebracht naar het origineel uit 1923 en bluegrassend verlaten we de CD met de mottosong Keep On The Sunny Side.
Resumé: Een vakkundige band die met veel hart voor de zaak de muziek van de depressie uit de jaren 30 van Amerika en de country hoogtijdagen van de jaren 40 laat herleven. Voor de echte liefhebber van country, bluegrass, folk is het een ‘moet je ooit eens gehoord hebben’ album. Info: www.sunnybottomboys.de/ www.rockabilly.de (Henri Smeets)


BAD TO THE BONE/ RHYTHM TRAIN
Part Records/ K-Tel, RT 101273

Deze Zwitserse formatie heeft, heel fortuinlijk, een CD via het grote K-Tel in Zwitserland en Lichtenstein (yep, ook daar hebben ze een kleine rock ‘n’ roll scene van letterlijk 20 mensen, zoals mij de voorzitter van de rock ‘n’ roll club (Crazybirds) aldaar, via een Duits forum liet weten) uitgebracht en dat is wis en waarachtig niet slecht! Wie de hoes van de CD en het bijbehorende boekje bekijkt, vraagt zich al gauw af of een begrafenisondernemer als sponsor heeft gefungeerd. Rijkelijk bezaaid met doodskoppen en botten. Kannibalen-rock ‘n’ roll soms of misschien Skelton Rock? In ieder geval hebben ze een eigen dans aan de ruime collectie rock ‘n’ roll-dansen toegevoegd: The Rhythm’ Train Stroll (het apostrofje bij Rhythm is geen tikfout). Allemaal uitgebeeld met danspasjes in het boekje en een skeletten danspaar (is de dans al zo oud?). Een minpuntje is dat de tekst in het boekje in botten lettertype slecht leesbaar is. Jammer, temeer daar de 13 eigen verzinsels in lyrics zijn verwoord. Als songwritercollega vind ik Like A Fool en I Would Love To Shoot Her To The Moon (welke man wil dat niet na 20 huwelijksjaren) tekstueel het beste. Maar goed, even nog de hillbillykannibalen, die in 2001 begonnen, aan jullie voorstellen: Urs Odermatt (songwriting, zang, lead gitaar), Marcel Brun (bas), Walter Thut (steelgitaar) en Bruno Schipani (ritmegitaar). Het repertoire dat je kunt verwachten: rockabilly, hillbilly en country.
Met hillbilly-bopper I Don’t Know Why kondigt de trein haar intocht aan, om daarna met sneltreinvaart in uptempo ‘billy Bad To The Bone (aardig) door te denderen naar het volgende tussenstation dat My Little Black Book heet en dat duidelijk maakt dat de sound van de band in de stijl van de 1954/ 1955 rockabilly en country is. Een geluid dat ze met grote overgave goed weten over te brengen trouwens. Opvallend dat een dergelijke band met een dito geluid op zo’n groot label terecht komt, daar waar gelijksoortige vaderlandse bands genoegen moeten nemen met indie labels. En nou is Zwitserland toch niet bepaald het mekka van de country en hillbilly, laat staan rockabilly. Een typisch countrynummer, qua lyrics en muziek, horen we in het sfeervolle Memories Are Killing Me. Vervolgens verbaasd genieten van een bijzondere song: Hillbilly King. Wat heeft een hilllbilly king te maken met motorrijden? Een opvallende combinatie, deze muziek en lyrics. Daar waar je scheurende neo-rockabilly verwacht, opeens zoete steelguitar licks en een midtempo slenternummer (is dat motorbike rock?). Maar okay, het is Zwitsers, hè?… niet Amerikaans! Like A Fool is wederom een countryballad, waartegen You Put A Spell On Me een wat ruwere rockabilly is. Yep! De countrybopper I Would Love To Shoot Her To The Moon zou nog wel eens de lijfsong van veel mannen in de midlife crisis kunnen worden. Weer traditioneel boppen in rockabilly My Decision en gehoormatig uitrusten in heerlijke countryballad Blue Heart om dan straalbezopen te vervallen in countrybopper I Drank That Barrel Down. Eindelijk eens lekker swingen in uptempo rocker Just A Little Kiss, waarop de band wordt bijgestaan door niemand minder dan Marti Brom. Want dat is helaas wel het minpunt van deze CD: te gezapige nummers over het algemeen, weinig spetterend vuurwerk. Maar voor de ware liefhebber van country en mid 50’s hillbilly en dito rockabillly een voorzichtige geheimtip aanrader. Info: www.hillbilly.ch/
www.rockabilly.de (Henri Smeets)

naar boven



8 juli 2008

WHOOPER SNOOPER/ THE KEYTONES
Boola Records, Key 25

Eindelijk weer eens een album van dit uitermate talentvolle Engelse trio The Keytones, met nog steeds dezelfde bezetting van weleer, dus Jim Knowler (gitaar/ zang), Shaun O’Keeffe (drums/ zang) en Jarrod Coombes (contrabas/ zang). Hun vorige albums op CD stammen al weer uit de jaren ’80 en ’90 en alleen verscheen er tussentijds nog een EP Don’t *uck Around With Love. Tot nu toe maakte de band 4 EP’s (vinyl en CD), 5 albums (waaronder een paar elpees ook op CD) en 4 cd’s. Ook de eerste EP Why Do Fools Fall In Love uit 1984 werd nog een keer heruitgebracht. Ik was altijd een grote fan van The Keytones door hun uitvoeringen van Shake Your Hips en The Munsters, maar vooral ook door hun jive, doo-wop en meerstemmige samenzang.
Het titelnummer is een instrumentaal rockabilly nummer met een wat moderner klinkend intro, al waarna de song overgaat in authentieke rockabilly met fantastisch gitaarwerk van gitaarvirtuoos Jim Knowler. Ook de overgangen in dit nummer lijken weer wat moderner, zoals het intro, maar dat is niet storend. Fantastisch vind ik de jivesong Marie met geweldige samenzang (heel opvallend dat het anno 2008 nog mogelijk is om zo’n song net zo te laten klinken als de band in de begintijd, zo ongeveer 25 jaar geleden) met hele gave uithalen in de solo zang van Jarrod Coombes. Ook dit nummer met elementen van doo-wop vind ik zeer authentiek klinken, vooral in de samenzang van Jim en Shaun en mogelijk ook Jarrod. Het is ook zo goed geproduceerd dat het daardoor ook zo (h)eerlijk ouderwets klinkt en met ook veel swing in de zang. De band switcht net zo makkelijk van doo-wop of jive naar rockabilly en daarom is de keuze voor Love Me To Pieces niet zo verwonderlijk. Het is relaxte rockabilly met een prima sound en als ik mij niet vergis drumt Shaun dit nummer met brushes en in zijn totaliteit een prima cover. Een echte uitschieter vind ik Cannonball Rag met fantastisch gitaarwerk, een authentieke sound waar je u tegen zegt en wil ik de band een extra compliment maken voor de productie, waardoor de gitaarsolo’s er nog extra uitspringen. Dit is een muzikaal juweeltje van deze drie zeer talentvolle muzikanten. Please Be My Love is heel fraaie ballad-achtige jive/ swing met fantastische zang en hier en daar een vleugje blues in het muzikale deel. Ook bij dit nummer wil ik het gitaarwerk onder de aandacht brengen, want dat werkt zeer sfeerverhogend in zo’n mooi nummer. Aan de andere kant schuwen The Keytones ook het stevige rockabilly werk niet, zoals de dynamische uitvoering van Gene Vincent’s Race With The Devil, wat met een volle sound en lekker scherp gitaarwerk wordt uitgevoerd. Het klinkt – op de een of andere manier verassend genoeg – wat rauwer dan het origineel, maar door de creativiteit in de eigen uitvoering vind ik dit een prima cover. Zeer stevige en lekker scherpe rockabilly is ook Slow Down met rauwe zang en muzikaal en vocaal (zowel in de solo zang als in de samenzang) gezien heel veel dynamiek. Iets heel anders is het fantastische Knew From The Start, waarvan ik dacht ooit een uitvoering gehoord te hebben van Pee Wee & The Specials (NL). The Keytones slagen er wederom in om dit ouderwets te laten klinken, jive met gave in de stijl van de jaren ’50 klinkende samenzang. Een heel leuke doo-wop song die ik o.a. ken van de Engelse Metrotones is Forty Five Men (In a Telephone Booth) en waarbij het nummer muzikaal (met een vette bas) en vocaal (prima zang) uitstekend in elkaar zit. Uitstekend rockabilly is de bekende cover Baby Take Me Back met lekker scherp geproduceerde gitaarsolo’s en zeer goede zang. Wat een dynamiek! Het is heel bijzonder om te horen dat dynamiek uitstekend samengaat met authenticiteit. Hear Angels Sigh kan je m.i. een beetje een soort kerstnummer noemer, want qua sfeer komt het een beetje in de buurt van hun kerstsingles van vroeger. Het is een zeer gave eigen song met aparte achtergrond zang van de band en een gast zanger(es). Het is door de samenzang en de unieke sfeer één van mijn favoriete nummers. Prima voor de variatie is de switch van rustig naar stevig en dus van doo-wop of jive naar swingende rockabilly/ rock ‘n’ roll. Fools Rush In is een voorbeeld van dat laatste en ook op deze cover klinkt de band zeer overtuigend en is de zang fantastisch en zeer zuiver. Zoals op veel andere nummers klinkt ook op Fools Rush In het gitaarwerk zeer sfeerverhogend. I Just Can’t Wait is een hele gave eigen song met het echte Keytones handelsmark, fantastische samenzang en ook dit nummer ademt een ouderwets sfeertje uit. Wederom prima gedaan! Crazy Over You swingt als een trein, jive gecombineerd met gave achtergrondzang, veel power in de solozang en verder ook gitarist Jim weer op zijn best. Het album knalt bijna de CD-speler uit met Dick Dale’s Miserlou, een waardige uitsmijter, want ook dit kunnen The Keytones ook heel goed, zo veelzijdig als ze zijn.
Dit fantastische en zeer gevarieerde album bevat 21 songs en stijlmatig een combinatie van doo-wop, jive, meerstemmige samenzang, rockabilly en een vleugje rock ‘n’ roll en blues en hun manier op de artiesten te eren die voor hen zo toonaangevend zijn geweest voor rock ‘n’ roll muziek. Met dank aan Jarrod Coombes voor de CD en aanvullende informatie over hun discografie. De band speelt in juli in Nederland en vergeet dan zeker niet dit album aan te schaffen, want ik vind Whooper Snooper een regelrechte aanrader. Kijk in de agenda van Be There van Boppin’Around en op de site van de band via www.thekeytones.co.uk
(Frank Nelissen)


ROCK 'N' POP MEETS ROCK 'N' ROLL Volume 2
Be Be's Records, BEBECD018

Dit keer staat het nog niet op het programma, maar volgens mij wordt niet-rock ‘n’ roll songs coveren in rock ‘n’ roll binnen vier jaar een officiële olympische discipline. Na Modern & Cover Rock 'n' Roll en Rock 'n' Pop Meets Rock 'n' Roll nu een vervolg op Rock 'n' Pop Meets Rock 'n' Roll, maar helaas blijkt opnieuw dat het niet al goud is wat blinkt. Het volstaat immers niet om eender welk nummer te gaan coveren in rock ‘n’ roll stijl, je moet het ook nog een beetje fatsoenlijk doen klinken, en dat doen niet alle bands hier. Als je de tracklisting bekijkt valt op dat het voor de hand ligt om te gaan voor rocknummers die op zich al een beetje rock ‘n’ roll-achtig zijn, zoals My Coo Ca Choo van Alvin Stardust door Bob & The Bearcats (GB), Svalutation (in 1976 een hit voor Adriano Celentano, de Italiaanse Elvis, nu door het Duitse Blue Rockin'), Twistin' By The Pool (Dire Straits, hier The Razorbacks uit Amerika) en Crazy Little Thing Called Love (Queen door The Runaway Boys uit Duitsland), alle vier acceptabel maar niet verrassend.
Wie doet beter? The Di Maggio Brothers (I) brengen een modern uptempo fingerpickend Born To Be Alive (jawel, de discohit van Patrick Hernandez, evenwel reeds eerder gedaan door The Twang, een Duitse band gespecialiseerd in het coveren van discohits in... country stijl!), maar de gouden medailles gaan naar de Schotten van Union Avenue met hun schitterende cover in Johnny Cash stijl van reggae klassieker I Shot The Sheriff (Bob Marley), de strakke moderne rockabilly van Just Can't Get Enough (John Lindberg Trio (S), in België heeft The Legendary Johnny Trash dit op de setlist staan), en Dirty Old Town (Pogues) in een mooi man-vrouw duet van Mary & The Flying Pan (D), het enige onuitgebrachte nummer op de CD, met knappe neo-doo-wop backing vocals gezet op een rockabilly ritme.
Minder opzienbarend zijn Saints & Sinners (D) met een weinig spectaculaire bluesbop interpretatie van Locomotive Breath (van de Britse experimentele bluesband Jethro Tull), en de maar liefst twéé covers van Tainted Love: Rockin' Carbonara (I) speelt gewoon de baanbrekende versie van Dave Phillips & the Hot Rod Gang uit 1981 na, The Rockhouse Brothers (D) klinken ietsje anders maar niet noodzakelijk beter. Ook Restless had wel iets origineler uit de hoek mogen komen met hun Radar Love (Golden Earring), duidelijk daterend uit Restless' rockperiode. Julia (Chris Rea) wordt melodieuze rock ‘n’ roll in de handen van The Sinners (D), en Summer Of '69 (Bryan Adams) krijgt ook zo'n keurige, nette behandeling door Zille & Mike (D), die wel zo bijdehand zijn om er Summer Of '59 van te maken.
Strenge eindconclusie: uitgezonderd enkele uitschieters behouden de meeste van deze 14 tracks de popstructuur van de originelen, en bovendien zijn veel nummers erg ‘poppy’ opgenomen. Deze CD zal daarom eerder appelleren aan de liefhebbers van - zonder iemand voor de borst(en) te willen stoten –‘brave’ rock ‘n’ roll dan aan de verzamelaar van curiosa. Info: www.bebesrecords.de (Frantic Franky)


GOT SOME ROCKIN' TO DO/
AL WILLIS & THE NEW SWINGSTERS

Crazy Times Records CTRCD 107

En daar is Al Willis weer, de Fransoos die 10 jaar geleden twee Tail 10-inches lang de top was in het authentieke marktsegment. Niets blijft echter eeuwig duren, en enkele maanden voor hun concert op de Rockabilly Rave in 1998 splitte de groep. Alles komt evenwel terug: na een eenmalig optreden in Vergèze (F) in 2005 had Willis de smaak opnieuw te pakken, en drie jaar later staat hij er terug met een nieuwe band (contrabassist Pascal Albrecht en drummer Yves Selem, allebei van de Franse band The Southerners) en een nieuw album, zijn eerste CD.
Acht eigen nummers, zes covers die aangeven welke richting we uitgaan: Voodoo Woman (Smiley Smith), Feelin' Low (Cowboy Copas), Brown Moutain Light (Scotty Wiseman, de componist van Have I Told You Lately That I Love You), Georgia Bound (Charlie Moore & Bill Napier), Sam Hall (Tex Ritter), en een instrumentale Big Iron (Marty Robbins) wijzen erop dat Al Willis zich evenveel door old time country laat inspireren als door rockabilly. Het resultaat is vakkundig uitgevoerde melodieuze 50’s rockabilly met een western feel. Willis heeft een mooie, rijke, volle, beetje diepe stem, met slechts een minimum aan Frans accent: hier en daar legt ie een klemtoon verkeerd, daarnaast valt zijn accent alleen op in een enkel gesproken stuk. De geluidskwaliteit is kristalhelder. Potentiële clubhits hoor ik niet, maar voor de rest is er helemaal niks mis met deze CD, de debuutrelease van Crazy Times Records, een nieuw Frans label opgestart door Pierre Maman van mailorder www.crazytimesmusic.com. Doe Al Willis de groeten op www.myspace.com/
alwillisandthenewswingsters
(Frantic Franky)


FROM SOMEWHERE / GUNSMOKE
Inside My Brain Records, geen cat. nr.

Debuut-CD van een band uit Canada waarvan we ooit een demo bespraken. "Een pak origineler dan de vervelende psychobillybands die tegenwoordig als paddenstoelen uit de grond schieten", zegt de promomachine, maar dit is zelfs geen psychobilly. Dit is nerveuze, popachtige rock met contrabas, cowboygitaar en veel open akkoorden, en eentonige zang met achtergrondvocalen. Alle nummers lijken niet alleen vreselijk op elkaar maar ook nog eens op Mad At You van Batmobile. Geen enkele van de 10 songs springt eruit. We hebben betere bands dichter bij huis!
Info: www.gunsmoke.ca en www.myspace.com/thegunsmoke
(Frantic Franky)


naar boven

Boekrecensies



24 juni 2008

 


VINTAGE HAIRSTYLING: RETRO HAIRSTYLES WITH MODERN TECHNIQUES/ LAUREN RENNELS
HRST Books, Denver, 2008. ISBN 978-0-9816639-0-6
164 pagina’s - kleur,
$ 29,95 + verzendkosten en invoerbelasting
bestellen: www.vintagehairstyling.com

Met Vintage Hairstyling; Retro Hairstyleswith Modern Techniques is er eindelijk een betaalbaar en gebruiksvriendelijk boek over de waanzinnige kapsels uit de eerste helft van de 20e eeuw. Het boek is niet zo stijlvol als het reeds lang uitverkochte 1940’s Hairstyles van DanielaTurudich, maar wel even zo praktisch. In drie hoofdstukken legt haar en make-up artiest Lauren Rennels je de basistechnieken van het krullen uit en welke producten je daarbij nodig hebt. De producten wijken een beetje af van wat we in Nederland hebben, maar als je met het boek naar de winkel gaat kom je er zeker uit. (Om je een idee te geven: de veel gebruikte hair dressing is een soort brillantinewax en shaping lotion is vergelijkbaar met mousse of balsem.)



Wanneer je je de basistechnieken hebt eigengemaakt, ook voor ervaren krullers valt er nog wat op te steken, kies je een silhouet en ga je aan de slag. Hoe verder je komt in het boek, hoe ingewikkelder het wordt. Houd er rekening mee dat het vervaardigen van dit soort kapsels veel tijd en geduld kost. Neemdus zeker een vrije zaterdag om te oefenen en begin niet een uur voor dat je uit wilt gaan. Voor krullebollen is het iets minder tijdrovend. Voor een paar VictoryRolls of dePompadour kom je met een stylingborstel en wat pommade al heel snel tot een vrij authentiek resultaat.



Elk nieuw kapsel begint met een lijstje van benodigdheden. Alle kapsels zijn te maken met rollers, maar als je niet zo veel tijd hebt kun je in sommige gevallen ook valsspelen met een krultang. De illustraties laten niet altijd even duidelijk zien wat je moet doen – er zit haar in de weg – en ook het Engels kan hier een daar problemen opleveren. In die gevallen moet je goed kijken naar het eindresultaat en nog wat op internet zoeken – het boek bevat ook een lijstje met websites en boeken – kom je er zeker uit. After all, it’sonlyhair!

Voor de lezeressen die al ervaring hebben met het maken van retrokapsels kan het boek dienen als handige opfrisser. Zo kwam ik er achter dat ik al tijden de fout maak geen diagonale maar een recht scheiding te gebruiken voor mijn Victory Rolls (van die rollen waar je doorheen kunt kijken), wat betekent dat je aan één kant van je hoofd te veel haar hebt om een echt mooi resultaat te krijgen. Ook het nut van sommige accessoires als styling borstels wordt zeer duidelijk door dit boek te lezen. Zoals een kookboek in de keuken hoort, met vlekken van het vele gebruik, hoort Vintage Hairstyling thuis op je kaptafel, in de buurt van de krulspelden en de haarlak. Fun guaranteed bovendien, zeker als je samen met vriendinnen gaat experimenteren. Iets wat sowieso is aan te raden als je voor een style kiest met krullen achterop het hoofd.

Miss Lucy -
*Winks and takes a bow. Dashes off into the moonstruck night, showing off her new hairdo.*

 



 

EXPO 58: NOSTALGIE IN 400 FOTO'S/
RUDOLPH NEVI

Uitg. Van Halewyck, Leuven. ISBN 978-90-5617-851-2
216 pagina’s - kleur, aanbevolen verkoopprijs € 25,-

Ik ben te jong om Expo 58 zelf meegemaakt te hebben, maar oud genoeg om uit mijn jeugd nog herinneringen aan de alomtegenwoordigheid van all things Expo mee te dragen. Het Expobrood! De Expo singletjes! Maar laat ik u niet vervelen met mijn Expo fixatie, over naar het hier en nu, naar 2008, het jaar waarin België 50 jaar Expo 58 viert. Het is dan ook geen wonder dat er al verschillende boeken verschenen over de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958, waar menige Oude Belg zijn eerste Pepsi of Coca Cola dronk en voor het eerst een kleurentelevisie zag. Welk Expo 58 boek kiezen is moeilijk, temeer omdat naast dit boek ook Expo 58: Het Wonderlijke Feest Van De Fifties van Annick Lesage lag, en dat zag er ook goed uit. Toch maar gegaan voor Rudolph Nevi, omdat die vroeger nog in bluesbands als The Blackbirds, The Belvederes en The Slime Hunters speelde, en omdat we nu eenmaal volledig weg zijn van zijn www.expo58.tk.

Zoals de titel aangeeft is dit een kijkboek op handig 20 x 25 cm formaat met 265 foto's in kleur en 75 in zwart-wit (we hebben ze geteld - vreemd genoeg kom je zo op net geen 350 foto's in plaats van 400). Niet alle foto's zijn van even goede kwaliteit, maar het is zeker een indrukwekkend visueel archief. Er valt ook heel wat te lezen, maar de tekst leest niet altijd even vlot: soms is het net iets te eenvoudig geschreven (op zich wel goed voor de complete leek inzake Expo 58), soms wordt het een droge opsomming van wat er destijds allemaal te zien was op de Heizelvlakte. Nevi staat vooral stil bij de belangrijkste paviljoenen (België, Amerika, Rusland, het Vaticaan, Frankrijk, Belgisch Congo), bij het Atomium, en bij het folkloristisch dorp Vrolijk België. Interessant voor de liefhebber is de aandacht die de auteur schenkt aan de architecturale aspecten van de paviljoenen (er stonden onwaarschijnlijke staaltjes van futuristische fifties architectuur), maar hier en daar vind ik de beschreven details niet terug op de foto's. Het boek sluit af met enkele onderwerpen die ook mij persoonlijk erg aanspreken: de nog steeds bestaande etenswaren die geïntroduceerd werden op de Expo (ondermeer softijs, de Dessert 58 chocolade van Cote d'Or, soep in blik en poedervorm, het broodje préparé, de individuele koffiefilter van Koffie Rombouts), alsmede - hét stokpaardje van Rudolph Nevi - het lot van een aantal (onderdelen van) paviljoenen die elders in binnen- en buitenland werden heropgebouwd, gerecupereerd of geïntegreerd in andere gebouwen. Tussendoor steek je heel wat op. Wist u bijvoorbeeld dat The Tielman Brothers nog optraden op de Expo? Het bewijs vindt je hier in de vorm van een kleurenfoto. Bij het boek steekt ook een reproductie op groot formaat 80 x 55 cm van het "panoramisch plan Expo 58", een getekende plattegrond.

Is dit het meest complete boek over Expo 58? Wellicht niet. Is dit het beste boek over Expo 58? Geen idee. Is het een boek dat elke zichzelf respecterende Expo liefhebber blindelings mag kopen? Zeker weten, want Nevi houdt van alles wat oud is en met de fifties en de Expo te maken heeft. Een man die in zijn inleiding afgeeft op de lelijke vormgeving van de auto's van vandaag heeft mijn sympathie. Tot slot: het meisje op de omslag is actrice Romy Schneider, ons aller Sissi.


Frantic Franky

naar boven

CD-Recensies



19 juni 2008

ALOHA/ THE UGLY BUGGY BOYS
Magnet Records, geen cat. nr.

Kent u The Ugly Buggy Boys? U zou dit in 2000 opgericht Brussels trio moeten kennen, want we stelden hen in 2004 voor op onze Bop! CD. Veel mensen die ze live zagen zich zullen afgevraagd hebben: wat the hell is dit nu weer? Volgens mij weten The Ugly Buggy Boys zelf geeneens exact wat ze doen, maar ze doen het goed, en het bracht hen al tot op D-Day in Amsterdam en de Rhythm Riot in Engeland. Met elektrische gitaar, contrabas en drums brengen ze een soort fingerpicking, nu eens geïnspireerd door country, dan weer op bluespatronen, een mengelmoes van country swing, hillbilly, rockabilly, bluegrass en ragtime, met een hoop elementen die recht uit de vaudeville komen en altijd met een knipoog: ze brengen niet alleen een visuele show met veel humor, maar gaan er elke keer weer opnieuw voor om het volk mee te krijgen, of er nu 50 of 500 man in de zaal zit. Dat zegt elke band in zijn bio, maar ik heb het er nog maar weinig weten doen, en zeker niet met zoveel flair en zelfverzekerdheid als The Ugly Buggy Boys die voor elk liedje een ander hoedje hebben.
Bovendien slagen The Ugly Buggy Boys er in om hun gezonde gekte over te brengen op CD. Officieel staat hier slechts één cover op, Boogie Woogie Bugle Boy van The Andrews Sisters, maar wie de band een beetje kent weet dat hun eigen songs vol verwijzingen zitten naar andere nummers, en zo is Bananas gebaseerd op I Like Bananas uit 1935 van de vaudeville swing jazz band The Hoosier Hot Shots. Nooit van gehoord? Spike Jones-fans aller landen, rep u naar YouTube. Knock Knock Knock schijnt dan weer iets met chansonnier Jacques Brel te maken te hebben, maar die link is me nog niet duidelijk. Milka Blues verwijst naar Milk Cow Blues en incorporeert reclame voor Leo repen, en zo is het op deze CD voortdurend verbanden leggen via woordspelingen en grappige teksten waarvan de absurditeit nog wordt verhoogd door het Franse accent van het kromme Engels van zanger Thierry Coel.
Bezat u met hun eerste CD Yoddle Hey Hee Hoo (2003) al de helft van hun set, dan haalt u met Aloha (waarop overigens geen surf of Hawaiiaanse toestanden staan) de rest van hun repertoire in huis. Aloha is even goed als hun debuut, misschien zelfs nog ietsje beter, want gitaar en vocalen zijn meer naar de voorgrond gemixt. Essentieel voor liefhebbers van uitstekend uitgevoerde rootsmuziek met een hoog rock ‘n’ roll gehalte en een ferme hoek af. Info: www.tubb.be en www.myspace.com/theuglybuggyboys
(Frantic Franky)


MEANWHILE BACK IN THE SWAMP/ THE REWINDERS
Blue Lake Records, BLR-CD 10

Kijk eens aan: een 10-inch vinyl, dat is weer effe geleden. Let evenwel op, vrienden en toekomstige ex-vriendinnen, deze 10-inch is niet te koop op CD, of correcter gezegd niet los te koop als CD. De enige manier om de CD (met extra videoclip) te bemachtigen is de 10-inch te kopen, want daar krijg je hem gratis bij! Op sommige mail orders zie ik dit trouwens aangeboden als CD + gratis 10 inch, hahaha. Drie van de vier Zwitsers/ Duitse Rewinders zijn Paul Burkhalter (Hot Stuff, King Louie Combo), Pat Bollè (Madison Trio, Plan 9) en Patrick Gross (Madison Trio, King Louie Combo), en spelen kunnen ze, maar in tegenstelling tot wat titel en hoes doen vermoeden brengen ze geen cajun maar rock ‘n’ roll. "Raw, rare, solid rockabilly with a strong rhythm and blues flavour", zegt de promosheet, en daar is best iets van aan. Kent u het nummer Blue Moon Baby van Dave "Diddlie" Day? Dat spelen The Rewinders niet, maar alle 10 songs hier klinken wel zo: beetje geheimzinnig, beetje oosters, beetje springerig, beetje vibrerend, lang in dezelfde akkoorden blijven hangend, hypnotiserend. De covers passen bij die stijl: Born To Love One Woman (Ric Cartey, Don Johnston), Bad Mouthin' (Willie B, ook gecoverd door Madison Trio), de indianeninstrumental Uprising van The Cherokees. Ook If I Had Me A Woman (Mac Curtis) en Rocky Road Blues krijgen een uitgesponnen versie met dat laagje mysterieuze vernis, andere songs zijn inderdaad gebaseerd op rhyhm and blues en bluesbop patronen.
Op het eerste gehoor lijkt de begeleiding basic, maar eigenlijk zit ze erg goed in elkaar. De leadgitaar volgt tijdens de strofes altijd de melodie met losse noten. Het geheel, met genoeg power opgenomen om voldoende vol te klinken, heeft wel iets, en hoe meer je dit beluistert, hoe meer het hebben krijgt. Als u nog begrijpt wat we bedoelen. Sommige nummers slepen wat te lang aan, maar bij de meeste songs valt alles op zijn plaats, en met name I'm Tired Of Beggin' (van Ike Turner saxofonist Eugene "The Sly" Fox), I'm The Man (Al Ferrier) en I'm So Lonesome Baby (Kenny Smith) rocken er geweldig op los. Via www.bluelake.webstores.ch kan je twee songs beluisteren.
(Frantic Franky)

naar boven



5 juni 2008

SWINGIN' ALL DAY/ JZZZZZP
Jzzzzzp, geen cat. nr.

Opvolger van het debuut Vledder Bop uit 2004 van de vijfkoppige band uit Haarlem en vanaf de instrumentale opener Wino met zijn heerlijk toeterende en van laag honkende tot hoog piepende baritonsax weet je als swinger dat dit goed zit. Die kwaliteit wordt het hele album volgehouden: van het mambo-ende 7 Kisses Mambo (het mambo thema keert terug in They Were Doing The Mambo) over het uptempo jazzy boppende Well Oh Well tot bijna desperate rock ‘n’ roll in Sweet Breeze, valt hier weinig op af te dingen. Het orgeltje dat een enkele keer opduikt had voor mij niet gehoeven, maar wordt gecompenseerd door het feit dat de R&B-gitaar nergens stoort omdat ze perfect gebalanceerd wordt door de blazers. Opvallend ook: dit is muziek met weerhaakjes, een onderhuidse subversiviteit die tot uiting komt in de grijnzende zang, alsof Jzzzzzp helemaal geen swingband is maar gewoon een stel alternativo’s uit andere muziekgenres die zich te pletter amuseren met deze muziek. Wat er ook van zij, het resultaat is er niet minder om.
Componisten staan nergens vermeld, maar ik vermoed dat er tussen de genre klassiekers als It Ain't The Meat (It's The Motion), That Mellow Saxophone (met Jungle Book arrangement), It Ain't What You Do (It's The Way How You Do It), Rag Mop en Is You Is (Or Is You Ain't My Baby) ook een aantal eigen nummers zitten. Absolute klapper is wat mij betreft de Russische zigeunerklassieker Dark Eyes, hier in het Duits gezongen en sirtaki gewijs versnellend. Louis De Funes in Rabbi Jacob! Interessant én fijn album ! Hun website www.jzzzzzp.com ligt momenteel plat, maar op YouTube vind je wat filmpjes.
(Frantic Franky)


PLATTER PIÑATA/ THE BONNEVILLE BARONS
Western Star Recording, WSRC023

Na hun vorig jaar verschenen debuut The Guitar & Bull Fiddle Of is dit de tweede CD op korte tijd van The Bonneville Barons, maar dat gaat niet ten koste van de kwaliteit. Integendeel: dit is een uitstekende CD... voor wie meegaat in het concept. The Bonneville Barons zijn immers slechts een duo bestaande uit één gitaar (Chris Wilkinson) en één contrabas (Yann Mahdjoub van The Tawny Owls (F) die tegenwoordig in Engeland woont). Dat betekent automatisch dat de gitaar- en basfinesses erg belangrijk zijn, maar ook dat het tijdens de solo's qua volheid nogal eens in elkaar durft zakken. Bovendien bewandelen beide heren niet het rechte rock ‘n’ roll pad, maar zigzaggen ze eroverheen, op hun weg elementen uit ragtime, Chet Atkins fingerpicking en jazz oppikkend. Soms klinkt dat High Noon, dan weer zingen ze chain gang liederen, maar evengoed staan hier sprankelende early 60’s Crickets-achtige poppareltjes op, en nummers in de stijl van de piepjonge Collins Kids (met Lynette Morgan als Lorrie Collins). De teksten behandelen onderwerpen als havenkroegen, kermissen, sideshows en waarzegsters, en de soms mysterieuze muziek sluit daar bij aan. Ook straf: alle 13 nummers zijn eigen composities.
Als dit alles u aanspreekt: erg goeie CD. In augustus spelen ze op de Drive In Barn in Oost Eeklo (B). Benieuwd wat het live geeft. Op www.bonnevillebarons.co.uk en www.myspace.com/bonnevillebarons kan je enkele songs beluisteren. Info: www.western-star.co.uk (
Frantic Franky)


MY CADILLAC KIDS/ BIG DADDY & ROCKIN' COMBO
Jupiter Stroll Records, CD 001

Nooit van gehoord. De persinfo meldt dat Big Daddy sinds de jaren '80 in diverse bands speelde en als cadeau voor zichzelf voor zijn 40ste verjaardag graag een CD wou opnemen. Daartoe trommelde hij muzikanten op van bands als Hot Mama & Something Else, The Westcoast Whippers en Atomic Boogie Band - ik ken ze niet, maar wedden dat Rockin' Henri en Frank Nelissen er hele files over hebben. Ze noemen zichzelf al lachend de slechtste band van Finland, en helaas is dat niet gelogen. De stijl is moderne rockabilly en early neo, middelmatig tot zwak gespeeld, en de mix maakt er een potje van. Overbodige covers van Rockin' Daddy, 20 Flight Rock, Tainted Love, Brand New Cadillac, Rockabilly Rebel (Matchbox), Rockhouse, Move It en Long Blond Hair worden aangevuld met vier eigen ongeïnspireerde clichénummers. Eén nummer wordt gezongen door Big Daddy's drie kindertjes, al is zingen hier een eufemisme. Ze hebben het van geen vreemden, want ook papa Big Daddy zelf heeft nauwelijks vocaal talent in huis. Verbazingwekkend dat hij erin slaagde Aikka Hakala over te halen gitaar te komen spelen op één nummer en mee te zingen op een ander. Aikka Hakala ken ik wel: dat is Teddy Guitar van de Finse band Teddy & The Tigers, remember de Rockhouse LP Tear It Up uit 1980. Teddy is met zijn lange haar en dito baard trouwens de dag van heden totaal niet te herkennen, zie http://personal.inet.fi/musiikki/jupiter
Samengevat: het is niet omdat deze mensen hun pleziertje hebben gehad dat u daar 15 euro voor moet neertellen. Voor slaapplaats + reiskosten komen ze hier de CD persoonlijk voorzingen.
Interesse: www.myspace.com/bigdaddyrockincombo
(Frantic Franky)


DIESEL MADE FOR TWO/ CHRIS SPRAGUE
Sonic Rendezvous, SRV 050

Nooit gehoord van Chris "Sugarballs" Sprague? Foei: Sprague is al enkele jaren de vaste drummer van Deke Dickerson. Daarnaast is hij de helft van The Sprague Brothers (early 60’s rock ‘n’ roll à la Buddy Holly, Bobby Fuller, Everly Brothers en Ventures) en heeft ie nog zijn eigen hobbybandje, het truckin' country combo The 18 Wheelers. Merkwaardig trouwens hoe truckin' country de laatste jaren plots opvallend populair werd in het rockabilly wereldje. Met The 18 Wheelers bracht Sugarballs in 2005 het album Hammer Down uit, en deze opvolger (origineel verschenen op Eddie Angel's label Spinout Records) bevat 18 songs die uiteraard ook allemaal in het truckergenre vallen. Net als op Hammer Down worden covers van klassiekers (Roll On Big Mama van Joe Stampley - ook uitstekend gecoverd door (Gina &) The Strollers op hun Five Cats Down LP uit 1982 -, East Bound And Down van Jerry Reed uit de Burt Reynolds film Smokey And The Bandit uit 1977) afgewisseld met eigen nummers. Opvallend en typisch Sugarballs: ongewone covers als Charlie Brown van The Coasters waar hij "Trucker Brown" van maakt, en de van oorsprong bluegrass klassieker Salty Dog Blues omgetoverd tot Sugarballs Blues. The 18 Wheelers lijkt me een losse bezetting van wie toevallig beschikbaar is, en op deze CD neemt Sugarballs zelf drums, elektrische bas en een aantal gitaren voor zijn rekening. Gasten op enkele songs zijn Frank Sprague (gitaar), Deke Dickerson (gitaar), Crazy Joe Trischler (gitaar) en Carl Sonny Leyland (honky tonk piano), maar hun aanwezigheid valt niet echt op. De muziek is redelijk rockende uptempo 60’s country met veel twangy gitaren en op bijna elke song bijna een overdaad aan pedal steel (Dave Berzansky van The Hacienda Brothers), dus wie allergisch is aan de vibrerende klanken van de pedal diene kilometers uit de buurt te blijven. Uptempo en medium tempo wisselen mekaar af, maar naar het einde toe begint alles toch wat op mekaar te lijken. Alles rolt en bolt gezellig voort, maar echt blijven hangen doet het niet.
Best een leuke genre oefening en een prettig album voor de liefhebber, maar een beetje vrijblijvend, want dit mist enerzijds de diepgang van de échte truckerstragiek, anderzijds de doorwrochtheid die de schmaltz van het ware levenslied soms zo hartverscheurend mooi maakt. Ook meer ironie of parodie zoals de titelloze ghosttrack over Freddy The Little Retarded Puppy (eigenlijk een langgerekte grap) had de CD ten goede gekomen. Omwille van al deze redenen is deze CD minder goed dan de albums van bijvoorbeeld Deke Dickerson of - om in het truckergenre te blijven - Truckin' Country van Sonny George uit 1998, maar die heeft dan weer zijn diepe stem mee. Of misschien is het oneerbiedig daarmee te vergelijken, want deze Diesel Made For Two is in elk geval stukken beter dan de gemiddelde truckin' country LP die je op de rommelmarkt vindt en waarop steevast meer Henk Wijngaard-achtige flauwekul dan Girl On The Billboard's staan. And that's a big 10-4! Info:
www.myspace.com/chrissugarballsspragueandhis18wheelers, distributie www.sonicrendezvous.com (Frantic Franky)


TOP DEAD CENTER/
ROCKIN' BILLY & THE WILD COYOTES

Morse Code Records, RB2788

Bill Harnden komt uit Chicago en uit de blues, wat hij niet kan wegsteken, hoe graag hij ook voor volbloed rocker wil doorgaan. Ondersteund door een goeie contrabassist (wel te veel klik-klak in de mix) en drummer, kan of wil hij zijn roots niet verloochenen of verbergen: hij is geboren en getogen in de blues en dat blijf je horen in zijn stem en gitaarspel. Je merkt het ook in de keuze van veel zwarte covers als You Can't Catch Me (Chuck Berry), Tiger Man (Rufus Thomas), de bluesbopper Shake Your Hips (Slim Harpo), en Roadrunner (Bo Diddley RIP). Toch heeft Rockin' Billy meer pijlen op zijn boog: het instrumentale Horny is een swingjiver met blazers én trompet (maar ook weer met R&B-gitaar), en van Ain't No Grave Gonna Hold My Body Down van Brother Claude Ely (de blanke gospelpastoor die ondermeer There's A Higher Power (Seatsniffers) en This Ole House opnam) maakt Harnden een holler die uitmondt in een bluesrocker met de energie van psychobilly. Bovendien respecteert Harnden de voorvechters: op de uptempo R&B-stroller Crazy Women zingt Dale Hawkins mee, en Hayden Thompson mag lead zingen op een prima rockabilly It'll Be Me en zingt én speelt piano op zijn eigen pianorocker Call Me Shorty, hier geschoeid op honky tonk leest. Voor de fanatici: de CD werd opgenomen in de Phillips International Studio in Memphis door Roland Janes.
Als je dit beluistert vanuit een rockend R&B, pubrock of zelfs trashy perspectief, heb je een goeie CD. Als rockabilly blijf ik evenwel met een twijfelgevoel achter. Info: www.myspace.com/rockinbillyandthewildcoyotes
(Frantic Franky)

naar boven



29 mei 2008

TURBULENCE/ THE SEATSNIFFERS
Sonic Rendezvous, SRV 48

De tijd vliegt als je je amuseert: 14 jaar zijn The Seatsniffers nu al de wereld aan het veroveren. Is het echt vier jaar geleden sinds hun vorige studio album, Let's Burn Down The Cornfield? Inderdaad, vier turbulente Seatsniffersjaren, gekenmerkt door de terugkeer naar het nest van originele contrabassist Bop De Houwer, waarmee de cirkel rond is, want dit is opnieuw hun oerbezetting. Dit is hun zevende album, en het eerste sinds Bop opnieuw van de partij is. Muzikaal staan The Seatsniffers evenwel niet stil, en zeggen dat ze opnieuw naar hun roots gaan zou iets te makkelijk zijn. Minder country invloed op deze Turbulence, meer invloed van rockende rhythm and blues en zelfs sixties, daar komt het zowat op neer. Songs als Bangkok (een obscuriteit van Alex Chilton uit 1978 met allerlei gitaar- en geluidseffecten - kan iemand ons vertellen of de titel een woordspeling is?) of de opgewekte 60’s countryrock Dark In My Heart (van Lee Hazlewood, uit 1966) doen de occasionele luisteraar misschien even schrikken, maar de fan weet dat de Antwerpenaren niet voor één gat te vangen zijn. Op ál hun CD’s staan immers buitenbeentjes, al is dat woord eigenlijk niet toepasselijk voor de band die een handje weg heeft van nummers die wat tijd nodig hebben om zich onder je huid te nestelen. En eigenlijk is dat een compliment: het betekent dat ze alle rock ‘n’ roll stereotiepen mijden, terwijl ze toch rocken als de pest. Geef deze CD een paar draaibeurten en binnen de kortste keren kan je die buitenbeentjes meezingen, net als de rest van hun setlist. Graag niet te luid als u tijdens hun concerten naast mij staat, dank u. Vanaf de eerste tonen van de CD, een dreigende sax op een Link Wray gitaarrif, krijg je immers de vintage Seatsniffers sound, die doorgetrokken wordt op She's Mine, de heerlijk slurpende New Orleans rocker I'd Wait All Over waar Mike Sanchez z'n voordeel mee zou kunnen doen, en op Woman Is Her Name oftewel hoe de Sniffers Johnny Burnette herinterpreteren. Een nieuwigheid op deze Turbulence is dat twee nummers gezongen worden door drummer Piet De Houwer, het eerder genoemde Dark In My Heart en de zwarte rocker Baby Come To Papa (de derde en laatste cover, van King Karl, de zanger van gitarist Guitar Gable). Boat is dan weer een samenwerking tussen Walter Broes en Bernd Batke, frontman van Smokestack Lightning (D), die ook meezingt, maar maakt u zich vooral geen zorgen: het resultaat is 100% Sniffers, je hoort Bernd nauwelijks, en als statement kan het tellen. Denk eraan de volgende keer dat u met uw zatte kop wat tegen de Sniffers wil zeuren. Op Turbulence staan dus inderdaad een paar songs die afwijken, en Checkup From The Neck Up er is nog eentje: zo soulvol R&B klonken ze nog nooit. Maar is dat erg? Laat hen zich nu toch eens amuseren en nieuwe dingetjes uitproberen. Of wil u echt alleen maar doorslagjes van Assembly Line en She's A Fox?
De voornaamste kritiek op deze CD die ik in mijn omgeving hoor is evenwel niet de muziek, maar dat ie te kort is. Toegegeven: 11 songs in 28 minuten is niet lang, maar liever - zoals mijn vrouw altijd zegt - een goeie korte dan een lange die op niks trekt. Geheel terzijde: ik ben blij dat The Seatsniffers naar aanleiding van deze CD wat support krijgen van de mainstream media: interviews op de nationale radio, een interview in de krant Gazet Van Antwerpen, paginagrote advertenties voor een van de release parties in Petrol Antwerpen wegens gesponsord door Jack Daniel's, zes bladzijden interview met Walter Broes in mannenblad Ché. Als ik zie hoe de media springen op eender welk omhooggevallen plaatselijk alternatief rockbandje, vind ik dat de Sniffers na 14 jaar keihard werken ook wel eens een klein beetje aandacht verdienen. Ik heb gesproken.
Op www.myspace.com/theseatsniffers kan u enkele nummers beluisteren.
(Frantic Franky)


THE TRUTH BECAME A LIE/ PHIL TRIGWELL
Blue Lake Records BLR-CD 14

Kijk, daar is Phil Trigwell weer, de Brit die net niet zo oud is als de rockabilly zelf en sinds 1971 in Zweden woont. De man brengt ondanks zijn leeftijd nog steeds regelmatig een plaatje uit, dit keer niet met zijn Deputies maar met Zwitserse muzikanten onder leiding van gitarist Juan C. Rodriguez alias John Guster, de baas van rock ‘n’ roll label Blue Lake Records. Drie van de 14 nummers werden in 1998 opgenomen met Juan's toenmalige Thunder Jets voor een EP die voor zover ik weet uiteindelijk nooit verscheen, de rest is vers van de pers, begeleid door contrabassist Marcel Bashung (King Louie Combo) en drummer Eric Bessenay (Tawny Owls). Alle nummers zijn rockabilly waar op zich absoluut niks mis mee is, maar het is soms net ietsje te braaf, te veilig, te netjes, te cliché, te keurig, te clean, te voorspelbaar. We missen het buiten de lijntjes kleuren, wat rauwheid, wat ongepolijstheid, en dan vooral in de covers waarbij je toch automatisch vergelijkt met de originele versies, zoals You're My Baby (Roy Orbison op Sun), Where The Rio De Rosa Flows (Carl Perkins), of Dixie Fried (Carl Perkins). Trigwell's stem is mooi, aangenaam, en heel warm en van dichtbij opgenomen, maar daardoor hoor je natuurlijk ook elke onzuiverheid en foutje. En dat is jammer, want Trigwell's eigen composities als Take It Easy, I Saw His Reflection In Your Eyes, One Kiss, The Truth Became A Lie of You Make Me Loose My Mind met zijn goeie gitaarhook zijn prima melodieuze rockabilly en getuigen van zowel Trigwell's talent als componist als van zijn inzicht in het idioom. De eigen nummers zijn beter dan de covers: als dat geen compliment is.
Streng eindoordeel: niet voor de volle 100% geslaagd, maar een wereldnummer als Night Time maakt alles weer goed. Kortom, wie houdt van rustige rockabilly zal deze CD zeker waarderen. Als bonus staat er een videoclip op. Zodra ik een computer koop zal ik laten weten hoe die is. En okee, we wéten dat Phil Trigwell oud is, maar een mooiere hoesfoto had toch wel gekund. Zo lijkt ie verdorie een of andere vies typetje van Koot & Bie! Op www.bluelake.webstores.ch kan je enkele songs beluisteren, vriendjes worden kan op www.myspace.com/philtrigwell
(Frantic Franky)

naar boven



24 april 2008

DYPSOMANIA / THE HOMETOWN GAMBLERS
El Toro Records ETCD7031

Tweede CD van deze sympathieke Belgen die gaan voor kwaliteit in plaats van kwantiteit, want ze deden er 10 jaar over om die twee CD’s uit te brengen. Jawel, al een decennium timmeren The Hometown Gamblers aan de rock ‘n’ roll weg, die hen ondertussen over heel West-Europa (Duitsland, Frankrijk, Spanje, Zwitserland) bracht, in combinatie met een voltijdse baan, je moet het maar doen, in plaats van op je luie reet rock ‘n’ roll ster te zitten wezen. Ondertussen hebben ze een trouw publiek opgebouwd dat hun onconventionele doch traditionele aanpak ten zeerste waardeert: ze spelen immers zonder drums (perfect opgevangen door de continue slap die uitstekend doorkomt in de mix, en door de akoestische ritmegitaar), maar mét mondharmonica, niet echt de meest voor de hand liggende bezetting. Hun debuut Takin' Care Of Business (ETCD7030 uit 2005) toonde vooral hun sterkte als rockabilly band, de nieuwe CD (15 eigen nummers zonder één enkele cover, helemaal door hen zelf opgenomen en geproduced, kwestie van vooral hun eigen ding te doen en hun eigen geluid te bepalen) gaat net iets breder, met meer invloed van vooral country: minder mondharmonica, meer twangy gitaren, rockabilly op country melodieën, western tragedies, Johnny Cash en Johnny Horton ritmes, en gesproken country met steel (Jef Marinus, naar verluidt een pedal steel legende in België). Maar er staan op deze CD ook straight rockers en nummers gebaseerd op bluesbop en zelfs op vrolijke mamboritmes! Let op de nummers gezongen door contrabassist Guy De Caluwé die opnieuw bewijst over een keelgat te beschikken waarmee hij niet alleen veel kan drinken maar ook goed kan zingen, op de duetten, en de overgedubde tweede gitaar op sommige nummers.
Back to basics én in stijl. Deze release doet The Hometown Gamblers eer aan: uitstekende band, uitstekende CD. Doe er uw voordeel mee! Op www.eltororecords.com kan je luisteren, meer info op www.hometowngamblers.com en www.myspace.com/hometowngamblers
(Frantic Franky)


UNTAMED!/ KICK ‘EM JENNY
Blue Lake Records, BLR-CD 13

De ontembare Jennifer Giglio werd geboren in Italië en kwam al jong in Rotterdam terecht alwaar ze een bekwame tattoezetter werd. Paul Burlison leerde haar hoogstpersoonlijk wat akkoorden op de gitaar en vanaf toen ging het rock ‘n’ roll balletje rollen. Ze mocht een demo opnemen in Zwitserland, haar zelfgeschreven song Stressed Up kwam op de compilatie Lake Rattle & Roll en werd vervolgens een clubhit op festivals als Hemsby en The Rockabilly Rave.
Frantic Franky schreef in de 55e uitgave van Boppin’ Around: “Ik krijg een kick van die ondefinieerbare stem van Jenny, die ongetrainde oerschreeuw die uit haar diepste zelf opborrelt en gevoed wordt door rockabillywaanzin en alcohol, het ene moment diep zwoel à la Mae West, dan weer wanhopig scheurend.” Die stem is inderdaad niet te vergelijken met die van wie dan ook. Misschien gemakkelijk gezegd, want de vrouwelijke concurrentie in de rockabillyscène is op twee handen te tellen, maar op één of andere manier is zij écht de verpersoonlijking van de ultieme hepkitten en ik kan het absoluut niet beter verwoorden dan hoe Franky het destijds op papier zette.
De CD is een combinatie van songs die ze in 2004 opnam voor haar demo en verse songs waarvoor ze in 2007 nog een keer terugkeerde naar Zwitserland, speciaal voor dit album. Wezenlijke verschillen zijn er niet tussen de twee sessies. Het album is een mix tussen door haarzelf geschreven songs en (obscure) (rockabilly)covers, allen in de lijn van haar ‘hit’ Stressed Up. De rockabilly van Jenny en haar mannen in songs als Rockin’ Machine en Untamed is uitermate wild en heftig, doch hapert voor geen moment, want – integendeel – de uitvoeringen zijn stiekem toch goed gecontroleerd en ook strak vertolkt. De gitaarsolo’s (Morgan Willis 2004, Roberto Gorgone 2007) zijn naar mijn hart: vol vuur en passie en – misschien het allerbelangrijkst, opzwepend! Ook covers als I’ve Got Love If You Want It (van Slim Harpo, maar gespeeld á la Warren Smith) en Raw Deal (Junior Thompson) brengen me al boppend in trance.
Boppende conclusie: een album om uit je dak te gaan! Wees voorzichtig bij het landen! Info: www.bluelake.ch en www.myspace.com/kickem. Op de CD staat trouwens ook in tradie van Blue Lake nog een videoclip van een kwartiertje. (Frans van Dongen)


KING OF THE WHOLE WIDE WORLD/
DEKE DICKERSON

Sonic Rendezvous, SRV-049

Na CD-titels als Nr. One Hit Record, More Million Sellers en Mr. Entertainment zijn de superlatieven zo wat op en dus verzin je dan maar zoiets als King Of The Whold Wide World. Ware het niet dat dit absoluut niet arrogant bedoeld is. Deke Dickerson doelt op de diversiteit aan rootsstijlen die hij voor dit album aanspreekt. En al wás het arrogant bedoeld, hij zou voor een groot deel nog gelijk hebben ook. Want Deke is ‘gewoon’ verbluffend goed, Deke is gewoon verbluffend Deke…
En dat de muziek van Deke altijd en overal zo waanzinnig goed klinkt, zou het dus met zich mee kunnen brengen dat de verrassingen uitblijven. Niets is minder waar. Dit keer duikt Deke, zoals aangegeven, in verschillende rootsgenres, vooral gesitueerd in de countryhoek, zoals daar zijn: bluegrass (Boone Country Blues), western swing (Misshapen Hillbilly Gal), swing (Early For The Bell), honky-tonk (Do You Think Of Me – met zeer hoge, ethereale achtergrondvocalen van Mary Huff van Southern Culture On The Skids), en guitarfingerpickin’ (Double-Clutchin’ – samen met de eveneens wonderbaarlijk goede gitarist Crazy Joe Tritschler). En toch zijn het géén klassiekers, want Deke schreef deze allemaal zelf! Apart is de Willie Nelson cover Make Way For A Better Way, die volgens Deke een ‘Charlie Rich country soul’ behandeling krijgt. Zelfs hier draait Deke zijn hand niet voor om en het klinkt zelfs in mijn uitgesproken rock ‘n’ roll-oren nog goed. Maar uiteraard gaan wij toch voor zijn rockende songs. Deep River is van oorsprong een bluegrassnummer van Jimmy Martin, Itchin’ For My Baby is een typisch rockende Deke-song, en Trumpet is eveneens een eigen pennenvrucht, echter zonder trompet maar wel met rollende piano. Melodieuze, ietwat sentimentele rock ‘n’ roll, kun je eveneens aan Deke toevertrouwen en zodoende neuriën we Op I Can’t Wait To See You (Go) graag mee.
Deke heeft een eigen stijl, zowel qua productie als qua spel, die niemand hem na doet. Natuurlijk heeft Deke dit niet in z’n eentje klaargespeeld. Hij werd bijgestaan door eveneens fantastische musici als Chris Sprague, Lisa Pankratz en Dave Stuckey omstebeurt op drums, Willy Hersom, Billy Horton en Jimmy Sutton omstebeurt op contrabas, Jeremy Wakefield op steelgitaar, de eerder genoemde gitarist Joe Tritschler, en natuurlijk Carl Sonny Leyland (op piano – what else?). Dit naast vele gastmusici. Ons koopadvies: kopen, en wel nú of gisteren! Info: www.sonicrendezvous.com of www.dekedickerson.com (Frans van Dongen)


ROCK ‘N’ ROLL WITH PIANO vol. 15
Collector Records, CLCD 4524

Ik heb ze allemaal in de kast staan en kan echt niet meer zeggen bij welk deel je zou moeten beginnen. De eerste? Of gewoon deze vijftiende?
Deze laatste is in ieder geval goed te pruimen. Leuk is Please Don’t Squeeze My Jimmy van Judy Sword, compleet met mouthharp en natuurlijk piano. Sterk is het mid-tempo I’ve Got A Feelin’ van Grady Lewis, met gitaar- én pianosolo. Grappig is Surfin’ On Cedar Lake van The Slough Boys. Een vreemde eend in de bijt is het uitstekende, swingende, zwart klinkende en vocaal sterke Come Back Baby Come Back van The Prophets. Ongeveer in diezelfde stijl is het eveneens prima Lost John van Lonnie Barron. Dat soort nummers zijn wat mij betreft de betere op de CD, want ook I Got Nine Little Kisses van Shorty Long is ijzersterk en zit in diezelfde categorie.
Geheel in overeenstemming met de andere delen staan er ook nummers op waarbij de piano zeker niet de hoofdrol speelt, met in dat licht gezien bijvoorbeeld de instro Boogie Woogie Twist door Tommy The Twister als duidelijkste voorbeeld. De hoofdrollen worden daarin namelijk vertolkt door de gitaar en de sax. De sax horen we trouwens sowieso opvallend veel op deze CD. Dat is wel anders in bijvoorbeeld de piano boogie-woogie Red River Stomp door ene Jimmy Coy, of in misschien wel de beste instrumental op de CD, Boss Machine door Jan Davis. Twee nummers duiken voor het eerst, na een jaar of vijftig (!) pas op: het prima semi-akoestische Need A Lotta Lovin’ door Sonny Cole & the Rhythm Roamers, gevonden op een ouwe demo, en de aardige instrumental Let’s Do The Duc door The Locomotions.
Prima CD al ontdek ik niet echt wilde piano rock ‘n’ roll á la Jerry Lee Lewis of Little Richard. Info: www.collectorrecords.nl (Frans van Dongen)


HERE COMES ROCK AND ROLL
Collector Records, CLCD 4522

Wederom 30 obscure tracks op een rij verzorgt door Collector Records, ditmaal niet thematisch aan elkaar gebonden. Eens kijken wat voor boter we in de kuip hebben!
We hebben early rockabilly in een prima nummer als Hey Hey Don’t Tease Me van Bo Ratliff & Country Kinfolk en ook een rockabillyachtige song als Shaggin Volkswagen van Wayne Moore bevalt me wel. Het is in ieder geval weer eens wat anders dan een Cadillac of hot-rod! Eveneens een naar rockabilly neigende song is bijvoorbeeld het uitstekende Honky Tonk Queen van Larry Thornton met pompende contrabas. Over een heel andere boeg gooit de zanger (of groep?) Del Saint het. Jabado is namelijk een toffe, zeer up-tempo jiver waarbij ik constateer dat we deze song nu voor het eerst blijken te horen, vanwege nooit eerder uitgebracht! Bill Haley vormde de inspiratie voor The Rav-ons die Teenage Hop brengen, inclusief schitterend te keer gaande sax en waanzinnig gespeeld gitaarspel in een supervol klinkende sound. Natuurlijk kun je soms horen waar men de mosterd haalde. Zo lijkt Jungle Rock wat op That Feelin’ van Marty Gino, en overduidelijk heeft Bonie Maronie model gestaan voor Dance To The Palisades van Frank Gonzales & the Palisades. Veel leuker vind ik dan ook het feestelijke, doo-wop achtige Hippitty Hop van Billy Sharpe & his Sharptones, wat mij betreft de beste rocker op het album.
De enige misser op het album vind ik You Are My Sunshine, een traditional door Eugene & the Cyclones waarbij tevergeefs is geprobeerd het nummer op te rocken. Wat ik van Rock-A-Billy Yodler moet denken weet ik niet. Ach, het is eigenlijk best grappig, die… inderdaad… jodelende cowboy in een snelle rockabillytune... Hoe dan ook, dit is een veelzijdige compilatie met heel wat goede nummers en dus een aanrader!
Info: www.collectorrecords.nl (Frans van Dongen)


LET’S ROCK NOW
Collector Records, CLCD 4523

Nog eens 30 rock ‘n’ roll tracks op een rijtje waarbij de opener meteen in de roos schiet. Of beter: de roos er compleet uitschiet. Het gaat om de kraker Let’s Dance van Danny Goode, een cult rockabillyklassieker van de eerste orde. Nog zo’n cultsong die echter in de loop der jaren nogal eens is gecovered, is Casting My Spell. Deze schitterende versie van The Johnson Brothers is het origineel! Tired Of Working For The Other Man is een niet al te standaard titel voor een eveneens niet al te standaard klinkend nummer, alhoewel Chuck Berry wel wat doorklinkt op deze meer dan prima song van Danny Johnson & the Rhythm Makers. Af en toe wordt er zo nu en dan op leentjebuur gepleegd. The Teem-Sters doen het op een niet alledaagse maar wel voor de hand liggende wijze, want hun Clearfield Twist lijkt inderdaad sprekend op… The Twist, hoe kan het ook anders. Als ik een top 5 moet samenstellen van deze CD staat Roar Runner (bedoelen ze niet Road Runner?) van Wayne Fontana & the Mindbenders er zeker in genoteerd, want het is een heerlijk robuuste eind jaren ’50 garagerocker. De beste instrumental is als je het mij vraagt Teen Beat van Larry Halloway waarbij de drumsolo’s de basis vormen. Je hebt ‘m door, ik zou wel meer nummers kunnen aanhalen…
Yeaaaaaaaaah, Let’s Rock Now!
Info: www.collectorrecords.nl (Frans van Dongen)


THAT NO GOOD POO PEE DOO
Still Records, SLCD 1172

Eén van mijn favoriete series is, al wordt het niet als een serie gepresenteerd doch als separaat label, is de zwarte reeks van Still Records, de tegenhanger van Collector Records zullen we maar zeggen.
Rhythm & blues, zwarte rock ‘n’ roll, jump ’n jive, swing, jive en blues vormen dus de steekwoorden van dit album. Young Girls van Larry Ellison & the Mark IV is á la Girl Can’t Help It, maar dan ietsjes netter gezongen, doch wel met screams. Natuurlijk mag het dansbare element niet ontbreken op een ‘zwarte’ CD en aldus vinden we songs als Keep Me On Your Mind In ’59, strak en ritmisch vertolkt door Austin Wright & Chuck Tillman. Aan The Treniers denken doet Mike Robinson met zijn Red Light en Lula, beide sterke bijdragen met prima blazersorkesten, de gitaar én piano niet vergetend. Roy Brown was vast het voorbeeld voor The Cocoas die hier Flip Your Daddy brengen, wat het ook mogen betekenen. The Coasters laten hun invloed gelden op het nummer Telegram van The Three-Of-Us Trio & The Dillard-Kelley Orchestra. Eén van de weinige dames op het album is Pearl Galloway die vrij beschaafd, doch zeer overtuigend en dansbaar Think It Over brengt, en één van de meest bluesy bijdragen is John Little John die het nummer 29 Ways brengt. Maar dat is dan ook origineel van Willie Dixon. De oudste bijdrage is wellicht Bookies Blues van de bluesshouter Meyer Kennedy, uitstekend jump ’n jive in een prima geluidskwaliteit. Echt doo-wop heb ik niet kunnen vinden, maar Who’s Fooling Who? door The Chromatics komt het dichts in de buurt. Vergelijken kun je ze met een groep als Clyde McPhatter & the Domino’s. Een enkele keer is de geluidskwaliteit wat minder, zoals bijvoorbeeld in het nummer Boogie Woogie door Charles Dowman, maar dat heeft hier dan ook weer zijn charme.
Still Records, en nu dus That No Good Poo Pee Doo, is wederom een aanrader voor de liefhebber van rhythm & blues en zwarte rock ‘n’ roll.
Info via www.collectorrecords.nl (Frans van Dongen)


LADIES AND GENTLEMEN, ATTENTION PLEASE.../ NIGEL LEWIS & THE ZORCHMEN
Drunkabilly Records, DBR20036

Nigel Lewis richtte in 1980 samen met Paul Fenech The Meteors op, volgens zichzelf de eerste en enige echte psychobillyband. Voordien hadden ze al samen in rockabillybands gespeeld, maar met The Meteors mixten ze door het toevoegen van een punkdrummer rockabilly met punk, en een nieuw genre werd geboren. Althans na enige tijd, want de allereerste Meteors opnames zijn prima semi-akoestische rockabilly, terug te vinden op de compilatie Homegrown Rockabilly. Nigel speelde in die dagen contrabas en zong ook pakweg de helft van de nummers, maar tegen dat hun tweede plaat (Wrecking Crew uit 1983) uitkwam lag ie al uit de band, naar verluidt omdat hij een andere muzikale richting uit wou. Later zat Nigel in The Escalators, The Tall Boys en The Johnson Family, bands waarin hij experimenteerde met psychedelica en garagerock. Daarna ontzettend lang niks meer van de man gehoord, tot ie enkele jaren terug plots weer opdook begeleid door gelegenheidsband als The Dead Kings (D), The Zorchmen (GB), Thee Andrews Surfers (B) en The Tombstone Brawlers (USA), waarbij hij altijd oud materiaal speelde. Dit is zijn eerste nieuwe studio album in járen en daarom is het jammer dat deze CD allesbehalve exceptioneel is geworden. Zorchers van dienst op de foto zijn Paul "Choppy" Lambourne (contrabas), Doyley Zonderachternaam (gitaar) en Steve "Ginger" Meadham (drums) die onder hun drie al in zowat álle Britse psychobands zaten. Helaas klinkt het resultaat meer als huis-, tuin- en keukenvlijt dan als de grootse comeback van iemand die een genre uitvond. Of heeft Nigel Lewis alle instrumenten zelf ingespeeld?...
Ladies And Gentlemen, Attention Please... serveert neo aangevuld met scheuten rockabilly, psychobilly en punkrock, maar Nigel Lewis blijkt als zanger niet echt hoogbegaafd of fijnbesnaard: hij declameert meer dan hij zingt en is niet bepaald toonvast, wat extra opvalt omdat de vocals erg naar voor gemixt zijn. Bovendien zijn alle nummers opgehangen aan poepsimpele gitaarrifs en simplistisch van structuur en opbouw. Niet dat de CD barslecht is, het is alleen allemaal veel te simpel, waardoor waardoor catchy ideetjes nauwelijks uitgewerkt zijn. Het voordeel daarvan is evenwel dat alles zich na enkele luisterbeurten in mijn brein (of wat daarvan over is) verankert en ik het eigenlijk allemaal best begin te vinden, want op tracks in Britse revival stijl zoals Destination Blue komt die eenvoudige aanpak juist goed tot zijn recht, en uiteindelijk hoeft het niet altijd Grote Kunst te zijn, of wat? Als ik links en rechts op diverse internet fora kijk stel ik vast dat de meningen betreffende de CD verdeeld zijn, en uiteindelijk komt het tenslotte allemaal neer op je eigen smaak.
De CD is kort (11 songs, 26 minuten), maar je krijgt er wel een tweede bonus-CD cadeau bij met een liveconcert van Nigel Lewis opgenomen in de 20 Flight Rock bar in Hamburg op 1 februari 2007. De bonus-CD werd door Drunkabilly niet bij de promo-exemplaren bijgestoken, dus het is aan u om zelf te ontdekken of Nigel Lewis er live on stage meer van bakt dan in de studio. Ik zag de mens de laatste paar jaar twee keer aan het werk, en daarop afgaande vrees ik van niet. Maar nogmaals: oordeelt u vooral zelf via de soundsamples op www.myspace.com/nigellewisandthezorchmen en www.drunkabilly.com (Frantic Franky)

naar boven



10 april 2008

BOOGIE WOOGIE TENNESSEE: NASHVILLE Vol. 1
Collector Records CLCD 2879
MASON DIXON BOOGIE: NASHVILLE Vol. 2
Collector Records CLCD 2880

Op het eerste zicht lijken dit de zoveelste Boppin' Hillbilly CD’s van Collector, maar lezing van de CD-boekjes (jawel: Collector CD’s mét uitgebreide en gedetailleerde hoesnota’s!) leert dat deze CD’s een missie hebben: het aanvullen van de in 2000 uitgebrachte Bear Family 8-CD-box A Shot In The Dark: Tennessee Jive: Country Music On Nashville's Independent Labels 1945-1955, en dat op basis van in 2006 verschenen boek A Shot In The Dark: Making Records In Nashville 1945-1955 van Martin Hawkins, dat de geschiedenis van de onafhankelijke countryscene in en om Nashville in het eerste naoorlogse decennium, toen dat nog lang niet de hoofdstad van de country was, nog dieper exploreert. Waarmee u meteen weet dat dit country en geen rock ‘n’ roll CD’s zijn. Deze twee CD’s die de output van labels als Dot, Tennessee, Republic, Jamboree, Decca, Kingsport, Cap, Valley en Gold documenteren bevatten evenwel geen overschotjes of minderwaardig materiaal ten opzichte van de Tennessee Jive doos, zo lezen we, en hoewel niet álle 62 tracks meesterwerkjes zijn, geven we toe dat er inderdaad weinig shit tussen staat. Dit gezegd zijnde vindt u hier alle geliefde Collector Boppin' Hillbilly ingrediënten: onweerstaanbaar heupwiegende good old country boogie, slepende fiddles, vibrerende pedal steels, rammelende barrelhouse piano's, bluesy boogies met trompet, zangeressen, novelty songs met geinige teksten, de occasionele kerstsong (luister eens naar die slappende contrabas op I Wouldn't Have You On A Christmas Tree van de ons totaal onbekende Dick Stratton: allesbehalve een rustige kerst!), country van het jef-er-ligt-een-worst-op-tafel stereotype (ook bekend als de saucissenboogie), jazzy ragtime piano boogie woogies, nummers geworteld in bluegrass, Hank Williams-imitaties, en een vuistvol covers van hits als Boogie Woogie Tennessee, I'm Moving On, Hillbilly Boogie, Shine Shave Shower, Hot Rod Race, Tattood Lady, en Bye Bye Blues. Naast de covers ontdekken we ook enkele originals: Sugar Coated Love van Dick Stratton zou ouder zijn dan de versie van Bill Monroe, en Chickie King's Love You Love You Love You werd later als Love Love Love een hit voor Webb Pierce. De meeste artiesten zijn al lang vergeten in de plooien van de tijd, maar hier en daar doet een naam toch een belletje rinkelen: enkele opnames worden begeleid door de band van gitarist Hal Bradley (broer van de bekendere Owen Bradley), pianist/ accordeonist Roy Hall zou later rockabilly opnemen én Whole Lotta Shakin' Goin' On schrijven, Don Davis blijkt de echtgenoot van Anita Carter (zus van June Carter die later met Johnny Cash huwde), en ook het derde Carter zusje, Helen Carter, staat op deze CD’s. Allemaal goed en wel, maar horen we ook rockabilly? Nee, wat dat betreft moeten we u teleurstellen, want hoewel de muziek op deze CD’s één van de elementen is van de oerbrij waaruit de rockabilly ontstond, mogen we vooral niet uit het oor verliezen dat rockabilly vooral een reactie tégen dit soort muziek was. Onafgezien daarvan kan ik probleemloos deze twee CD’s na elkaar beluisteren in de auto en dan krijg ik er nog niet genoeg van.
De diehard kan met het boek in de hand zijn dossiers bijwerken, de gewone liefhebber heeft er twee prima boppin' hillbilly CD’s bij, alle Barnstompers dezer wereld kunnen weer wat nieuw covermateriaal kiezen. Dat Collector tot het einde der tijden nog veel CD’s van dit kaliber moge uitbrengen. Info: www.collectorrecords.nl (Frantic Franky)


BOOGIE THE HOUSE DOWN - JUKE JOINT STYLE/
THE JUKE JOINT PIMPS

Voodoo Rhythm Records, VRCD46

Ach zo, u dacht dat Bo Weavil en Stinky Lou & the Goon Mat primitieve blues speelden? Think again: deze Juke Joint Pimps maken minsten evenveel lawaai met slechts twéé man! The Juke Joint Pimps uit Keulen zijn Tilmann Michalke en Michael Wagener (respectievelijk gitaar en zang/ mondharmonica bij bluesband The Silvertones, Wagener nam ook drie CD’s op met Little Roger & the Houserockers), die samen een duo vormen met gemene gitaar, lawaaierige drums, klaaglijke mondharmonica en geschreeuwde vocals, grossierend in slave hollers en slide blues, zwart genoeg om het traditionele bluespubliek te kunnen overtuigen, ruig en luid genoeg om omarmd te worden door de garage doelgroep van Voodoo Rhythm. Het hoeft dan ook geen betoog dat dit superprimitief is opgenomen met veel vervorming op de stem. Inspiratie halen ze bij Robert Johnson (Dust My Broom), Muddy Waters (Rollin' And Tumblin', I Can't Be Satisfied) en Jerry McCain (Money Honey - ik dacht dat dit That's What They Want heette, eigenlijk gewoon een doorslagje van Mannish Boy van opnieuw Muddy Waters, op zich al een antwoord op Bo Diddley's I'm A Man), de acht eigen songs (nu ja, Dick Shake is gewoon Shake Your Hips met een schuine tekst) zijn niet te onderscheiden van de covers. Nieuw is dit alles evenwel niet: wie begin jaren '70 al eens een bluesplaat kocht (en dat deden véél rockers destijds, om de eenvoudige reden dat er toen lang nog niet zoveel rock ‘n’ roll te koop was) heeft een hoop materiaal in deze stijl in de kast steken. Maar wat dit uiteindelijk met rock ‘n’ roll te maken heeft? Uitgezonderd de paar bluesboppers niets, al raden we eenieder die op tijd en stond een fluim rauwe blues weet te waarderen met plezier www.juke-joint-pimps.com aan. Referenties: Elmore James, Howlin' Wolf, en alles op Fat Possum. Distributie: Clear Spot, ook uit op vinyl (VR1246). Voor meer trash slechts één adres: www.voodoorhythm.com (Frantic Franky)


TU AS PERDU TO CHEMIN / MAMA ROSIN
Voodoo Rhythm Records, VRCD44

Eigenlijk doet deze CD exact hetzelfde als de CD van The Juke Joint Pimps, maar dan in een heel ander genre, de zydeco. Zydeco is de zwarte variant van de blanke cajun, en beide zijn exponenten van de volksmuziek uit Louisiana, gebaseerd op de 18de eeuwse muziek die Franse immigranten via een ommetje langs Canada naar Amerika brachten. Zydeco is als zwarte muziekvorm erg beïnvloed door rhythm and blues, en het is exact die van rhythm and blues doorspekte zydeco die Mama Rosin brengt, nu eens rockend, dan in blues- of rhythm and bluesvorm, soms juist ouderwets traditioneel, soms modern, soms op de maat van de wals, soms met allerlei speciale geluidseffecten erin verwerkt, maar altijd - anders zou het ook niet uitkomen op Voodoo Rhythm - rauw en ongepolijst. En net als bij The Juke Joint Pimps zal wie een beetje thuis is in het genre al heel wat platen in deze stijl in de kast hebben steken. Mama Rosin woont in Geneve, bezigt het gebruikelijke zydeco instrumentarium van accordeon, gitaar, drums en triangel, en zingt in het typerende onbegrijpelijke en vaak huilende Frans, en dan is het wel handig dat de teksten erbij gestoken zijn. Als je een mondje Frans begrijpt uiteraard. Af en toe gebruiken ze een voor het genre wat ongewoon instrument als de mondharmonica, de dobro of zelfs de banjo, maar vreemd genoeg werkt het in deze context. De 13 nummers zijn een mix van eigen songs en covers geïnspireerd door genre grootheden als Nathan Abshire (Pine Grove Blues, Mama Rosin), Dewey Balfa, Joe Falcon (de allereerste mens die ooit cajun opnam én de oom van fifties swamp-rocker Johnnie Allan), Adam & Cyprien Landreneau (La Prairie Ronde), Amedé Ardoin (Quoi Faire), en Adam Herbert.
Persoonlijk vind ik deze CD, als occasioneel zydeco liefhebber maar zeker geen kenner, erg goed. De vervormende geluidseffecten hier en daar lijken me wat overbodig, maar voor de rest moet de zydeco fan dit wel kunnen pruimen. De rock ‘n’ roll liefhebber daarentegen... Zoals altijd bij Voodoo Rhythm ook uitgebracht als LP met bestelnummer VR1244. Distributie: Clear Spot. Info: www.voodoorhythm.com en www.myspace.com/mamarosin (Frantic Franky)

naar boven



3 april 2008

IT’S SOCIABILLYWOPROCK TIME!/ ROCKIN’ HENRI
TCY Records, TCY 008

Eén van de meest opvallende releases van de laatste tijd is dit eerste officiële werk van de 41-jarige Limburger Rockin’ Henri, de laatbloeier die pas recentelijk gitaar leerde spelen, inmiddels talloze demo’s opnam en nu een platencontract bij het Zwitserse te pakken heeft gekregen. Opvallend, omdat rock ‘n’ roll van origine een rebels karakter heeft en/ of op z’n minst een uiting van vreugde moet zijn. Echter, op deze CD worden sociale thema’s belicht waarvan Henri vindt dat ze stof tot nadenken zijn. We komen dus songs tegen met titels als Cliniclown Song, Girl In The Wheelchair, Mom And Dad, etc. Maar, beste rockers, haak niet af, want eerst en vooral laat hij en de verantwoordelijke muzikanten de CD rocken met zijn bekwame songwriting.
Het eerste deel van het album wordt het ‘revival/ retro’-gedeelte genoemd, wat te horen is middels het spel van de muzikanten, doch vooral merkbaar is gezien de productie van de sound van het album, en een enkele keer aan de neo-songstructuur (Runaway From Duties). The Letzebillies (uit Luxemburg/ Duitsland met leden van Ten Strike and Little John & The Cadillacs) zijn van de partij voor het revival-gedeelte waarbij opvalt dat de band strak in het gelid speelt. Henri is niet in het bezit van een volle, krachtige stem, maar probeert dat te compenseren met overtuiging, passie en karakter. Als je het aan mij vraagt gaat hem dat het best af in de up-tempo songs. Ik noem Tastes Are Different (als een soort Be-Bops in revivalsound), I’m No Macho Man (voorzien van een mieterse gitaarsolo), You’re A Hardworking Woman (prima, sentimenteel nummer) en It’s Dating Time (dat door het repetitieve gitaarloopje in je geheugen blijft hangen). Het wordt voor de zingende Henri iets moeilijker in de ballads, maar zijn getoonde lef wekt derhalve bewondering op, al zijn sommige ballades iets te bombastisch naar mijn smaak.
Als ik moet kiezen heeft het tweede gedeelte, ‘the vintage part’, mijn voorkeur. De trefwoorden voor ‘vintage’ zijn hier beslist niet ‘slap’ of ‘krakkemikkig’ of ‘ruis’. Luister maar eens naar het uitstekende Mom And Dad met bijbehorende, typische jaren ‘50 gitaarwerk á la Buddy Holly, of het goed gevonden, grappige I Got A Girl Named Gretsch. Ook top: It’s All Rock ‘n’ Roll (rock ‘n’ roll is ook sociaal, jazeker!) en het met sax vertolkte Rockin’ Magazine (namens Boppin’ Around, bedankt!). De begeleiding van The Rock-A-Tones (aka The Round Up Boys-Ike & The Capers) is ronduit fantastisch. De ballades komen hier trouwens wat beter uit de verf dan die uit de eerste helft waarbij ik In My Dreams het meest geslaagd vind, vanwege het best bij Henri’s stem passend. Het Nederlandstalige, mid-tempo Cash-achtige Mijn Leven Ging Aan Mij Voorbij vind ik daarentegen wonderbaarlijk het állerbest bij Henri’s stem passen. Ook leuk: het doo-wopnummer Why Do You Hurt The One You Love
Dat Henri het pad van de rock ‘n’ roll cliché’s durft te verlaten blijkt niet alleen uit de sociale songteksten, doch ook uit het feit dat enkele songs niet in het Engels zijn. Natuurlijk frons je je wenkbrauwen bij de Duitstalige nummers, maar al lezende in het songtekstenboek (booklet: 32 pagina’s!) blijkt hier meestal een verklaarbare, persoonlijke verklaring voor. Nog twee opmerkelijke zaken: de laatste track (maar liefst de 29e!) is de instrumental Benson Boogie van én door Wild Bob Burgos (die ook de linernotes schreef), en – last but not least – is het booklet van deze CD voor het eerst in de rock ‘n’ roll historie ook in braille verschenen. Over sociaal gesproken… Info: www.rockinhenri.com (Frans van Dongen)


DESERT HOP/ THE TUMBLIN’ GO GO’S
Tumblin’ Records, TGG03

De derde CD van deze rebelse noorderlingen is opvallend genoeg weer geheel anders van opzet dan hun eerste twee. Het debuut was een album met voornamelijk klassieke rockabillycovers, voor de tweede componeerden ze alles zelf en ging het qua benadering meer richting neo-rockabilly, voor deze derde laat de band ons via een persbericht weten meer vintage rockabilly te klinken.
Toch vind ik dit niet echt een goede omschrijving van hun muziek. De term vintage slaat toch vooral op de aanwezigheid van enkele countryachtige songs, de rockabillysongs neigen eerst en vooral naar neo-rockabilly. Zo is de titeltrack The Desert Hop een goede Johnny Horton-‘vertaling’ waarbij het gitaarspel van Arjan ‘Johnny G. Strings’ niet á la Johnny Horton beschaafd blijft, maar expressief en wild doet klinken. Daarbij zal de stem van René ‘Hottie’ altijd wat aan Batmobile, en daardoor aan neo-rockabilly, blijven denken. En hierbij kunnen we dus het eigen geluid van The Tumblin’ Go Go’s officieel definiëren! Tumblinbilly! Met het heftige Bleedin’ Eyes wordt deze omschrijving nog eens bevestigd. Wauw! Dat enerzijds zeggende is het anderzijds opvallend dat de band meer country in haar repertoire laat komen. Nu, als dat authentieke fifties country is vinden wij dat helemaal niet erg. Luister naar het prima Hank Williams nummer Six More Miles (To The Graveyard) dat zelfs neigt naar bluegrass, of I’m So Alone waarbij de band verbazend genoeg zelfs de pedalsteel presenteert en waarbij de sound vervolmaakt wordt door bassist Abel ‘Huggybear’. Ogen dicht in gedachten over de prairie of de wilderness zwerven kun je met het sfeervolle Bandidos De La Frontera. Zeg, deze mannen kwamen toch uit Drenthe? Jazeker, luister maar eens naar The Story Of Charles Starkweather… Ahum! Was het dan toch Arizona?
Over het geheel genomen is dit het meest verrassende en tevens beste album van de band tot nu toe. Voor meer info over band en CD kijk je op www.tumblingogos.nl (Frans van Dongen)


90 MILES TO RENO/ THE RENO BROTHERS
Tombstone Records, TOMB-CD 2086

De bezetting is niet meer dezelfde als die van enkele jaren terug toen ze als een verwoestende wervelwind door de Nederlandse én Europese rock ‘n’ roll gewesten raasden en maandenlang de toppositie van de Boppin’ Around Top Tien (voor wat het waard is) innamen. Maar de sound van het viertal daarentegen is nauwelijks veranderd. En – in dit geval – we praise the Lord for that!
Bij de muziek van The Reno Brothers stel ik me als niet-muzikant altijd een onnoemelijk grote gitaar voor met een hals van zeker anderhalve meter. Hoe kun je anders zo’n hevig twangy geluid produceren is mijn logische gedachte… Misschien zijn The Reno Brothers na het verlaten van Ramon ‘Elvis’ van der Weurf wat serieuzer geworden, maar beter dat dan niet zichzelf blijven en gekke fratsen uithalen om het gat op te vullen. Dat lossen ze probleemloos en gemakkelijk op muzikale wijze op. Zanger/ sologitarist Rogier schreef zoals gebruikelijk een hele rits nummers en dit oeuvre wordt gecompleteerd door een handvol covers. Het startschot van het album is meteen raak met Let The Devil Come Out, waarbij ik het alleen jammer vind dat het nummer niet vindingrijk eindigt in plaats van het in een fade out te laten wegzakken. Ook strak in uitvoering: 90 Miles, Make It Allright en Rolling Ramblin’ Man waarin uitstekende gastmuzikant Andres Met De Lange Naam op mouth-harp zichzelf nét niet een longperforatie bezorgt! Het puike Hotrod Saturday Night kennen we al van hun eerdere mini-CD. Onmiskenbaar is en blijft het verbluffende gitaarspel van Rogier, maar er is ook ruimte voor de nieuwste broer Rolf Hartogs. Rots in de branding op bas blijft Eddy Poppes en met de tweede relatieve nieuwe telg Aeilko van der Wagen slaan ze de plank ook niet mis. Jawel, letterlijk alle songs bevallen me, en gek genoeg dus ook de songs van namen als Wayne Hancock (Johnny Law) en Dale Watson (Truckin’ Man), waarvan ik mezelf niet direct een fan noem. Misschien bevoordeel ik The Reno Brothers dan ook wel, maar dat hebben zij dan zélf afgedwongen. Want wie het nummer ook schreef, waar het nummer ook vandaan is getrokken, de totale muziek van The Reno Brothers is truckin’ country roots rockabilly van de eerste orde! Voor de laatste info, check www.myspace.com/
renobrothers
(Frans van Dongen)


RUNNIN’ WILD/ DRESSED IN BLACK TODAY
Drunkabilly Records, DBR20037

Runnin' Wild (B) een gevestigde waarde noemen is een open deur intrappen: tenzij mijn ex er een of meerdere heeft mee gejat is dit hun zevende album sinds de band in 1993 werd opgericht. En zoals wel vaker bij Runnin' Wild staat een nieuw album gelijk met een nieuwe bezetting: out zijn contrabassist van het eerste uur Ben Aissa en gitarist Mario Mattucci die na zijn uren bij The Be-Bop's bijkluste bij zijn Brusselse collega's, gebleven is drummer Koen Verbeek, nieuw is contrabassist Jack Fire die járen geleden al samenwerkte met Runnin' Wild frontman Patrick Ouchène in The Domino's.
Twee zaken vallen meteen op bij de eerste beluistering: Koen Verbeek neemt op zowat de helft van de 14 tracks de leadzang voor zijn rekening, solo dan wel in duet met Pat, en deze CD trekt nog meer dan hun eerdere werk de troefkaart van de gypsy swing, de zigeunerjazz van een Django Reinhardt die van grote invloed was op een Chet Atkins. Die invloed heeft natuurlijk altijd in Runnin' Wild gezeten, maar nu gaan ze helemáál de richting uit waarmee Patrick met The Domino's flink wat succes scoorde in Frankrijk en een deal met EMI binnenhaalde. De twee eerste tracks op de CD zetten de toon: vrolijke opgewekte rockabilly met een zonnig swingende gitaar die er lustig op los friemelt, een thema dat regelmatig weerkeert. Runnin' Wild heeft er de juiste persoon voor gevonden in de Brusselse jazzgitarist Christophe Astolfi die een flink stukje manouche kan spelen. Andere gasten die bijdragen tot de variatie en de vreugde: Jorge Fortunato (49 Special) op steel, ex-Domino's Bernard Vancraeynest op fiddle, en de globetrottende Indonesische gitarist Madé J. die na de opnames van dit album België alweer achter zich heeft gelaten, op diverse andere gitaren zoals de dobro. U kan Madé J. checken op www.myspace.com/madejmusic . Swing dus, die bij momenten inderdaad heel erg aanleunt bij wat The Domino's destijds pleegden, zoals de jazzy instrumental Jack O Roonie waarin Jack Fire zijn contrabaskunst mag tonen, of het in het - jawel - Frans gezongen en Louis Armstrong-gewijs jazzy gescat Ice Cream Crime in vooroorlogse zazou stijl. Het origineel daarvan stamt uit 1991 en is van de Brusselaar Philippe Lafontaine. Er is trouwens nog een tweede Franstalig nummer, het mysterieus stray cat struttende Le Jour Ou T'es Partie, door Patrick geschreven samen Jacques Duvall, componist van - hou u vast - Banana Split van Lio! Naast die rockabilly swing bevat I Dressed In Black Today rock ‘n’ roll getapt uit diverse vaatjes: hoempabilly van eigen maaksel, bluesbop met het op Muddy Waters' You're Gonna Miss Me geënte If You Wanna Be My Baby, stevige rock ‘n’ roll met het door Benny Joy beïnvloedde That's What I Like, straight rockers als My Gal From Abilene en Guitar Breaker, meezing-gospelbilly, en zelfs een mid-tempo in tegentijd rockende cover van de countrystandaard Little Ole Wine Drinker Me. Ook geinig: het calypso rockend Big Bamboo, zowat het bekendste double entendre calypso liedje, ondermeer gedaan door Duke Of Iron, Lord Creator en Mighty Sparrow. Ja, die calypso artiesten hadden nogal eens namen!
Deze CD klinkt geluidsgewijs fantastisch, is goed uitgevoerd, erg gevarieerd, opmerkelijk aanstekelijk, bevat opvallend goeie teksten, en kijkt over het muurtje: Runnin' Wild breekt uit het rockabilly keurslijf om rond te dartelen in een breder georiënteerde roots speeltuin. Het resultaat is 100% geslaagd! Info: www.drunkabilly.com en www.myspace.com/
runninwildrockabilly (Frantic Franky)


BESAME MUCHO / LOS VENTURAS
Surf Waves Records SWR 10

Los Venturas is een van die Belgosurf bands die nauwelijks aan bod komen in deze kolommen. Ten onrechte, want ze timmeren al bijna 10 jaar de weg, hebben twee full-CD’s op hun naam, traden op in heel West-Europa tot in Griekenland en Tsjechië toe, en in september trekken ze zelfs voor drie weken naar de bakermat van de surf, het immer zonnige California. Surf City, here we come! De bezetting van Los Venturas is al een paar keer gewijzigd: out zijn het orgeltje en gitarist Sébastien Févry, in is gitarist Christoph Boost van The Hydrosonics. Op deze CD-single presenteren ze zich in een standaard surfbezetting van twee gitaren, bas en drums. Zelf omschrijven ze hun instrumentals als een mix van surf, ska, soul, funk, groove, rocksteady, reggae, rai, mariachi, porno sleaze en indie rock, en de Vespa op het hoesje is wat mij betreft het symbool van de link tussen het Europa van midden jaren '50 en de mods van de jaren '60.
Besame Mucho, de enige cover hier, is een klassieker gebracht door iedereen van The Coasters en Chris Isaak over Helmut Lotti en Dalida tot The Ventures en Jet Harris, en dus ideaal om een beeld te vormen van welk instrumentaal vlees we in de kuip hebben. De versie van Los Venturas blijkt helemaal verschillend van alle andere Besame Mucho's die ik in mijn platenkast heb steken, en is nauwelijks herkenbaar. Sterker: dit is geen surf maar euro instro met een vleugje Shadows en Spotnicks. Los Venturas maken van Besame Mucho een vrolijk uptempo huppelend dingetje doorspekt met iets dat klinkt als Griekse boezoeki's! Track 2, Theme From PORN, is wel surf, meer bepaald sfeervolle en melodieuze medium tempo surf met veel vibrato, opnieuw Shadows gitaren, en een knipoog naar Ennio Morricone's The Good The Bad And The Ugly. De titel Theme From PORN had mijns inziens evenwel beter gebruikt geweest voor track 3, Rai Uno, want die klinkt inderdaad als het soort experimentele soundtrack van een slechte pornofilm uit de jaren '70. Er duikt een saxofoon in op (Stephan Taens, die eerder al meespeelde op hun full-CD Surfers Brew), er zitten veel gitaareffectjes in en het is instrumentaal, maar dat geldt ook voor de muziek in Derrick en dat noemen wij evenmin surf of instro. Bovendien is het met zijn bijna vier volle minuten veel te lang gerekt. Nee, dan liever het laatste nummer, Met De Vespa Op De Baan, wat de vraag stelt waarom surfbands toch zo vaak voor titels in hun eigen moerstaal moeten gaan. Met De Vespa Op De Baan ligt opnieuw in de opgewekte Spotnicks lijn, flirt ook met die boezoeki's of wat het ook mogen wezen, en is voorzien van snorfiets geluiden. Het moeten immers niet altijd scheurende bolides zijn.
Niets dat een tsunami gaat veroorzaken, maar (uitgezonderd Rai Uno) wel een leuk opstapje naar de lente! Info: surf naar www.losventuras.be en www.myspace.com/
losventurastheoriginal
(Frantic Franky)


BOOGIE CURSE/ THE BABOONS
Drunkabilly Records, DBR20038

Als er één debuut is waar halsreikend naar werd uitgekeken, is het dit wel. Dit kwintet uit Turnhout (ondertussen een kwartet: saxofonist Guy Claessens is na de opnames uit tijdsgebrek uit de band gestapt en wordt niet vervangen) waarvan geen enkel groepslid ouder is dan 25 is er immers in geslaagd om in vijf jaar tijd en zonder noemenswaardige vorm van demo op te treden op de Rockabilly Rave, de Hot Rod Hayride, High Rockabilly Spanje, en Peer (het grootste rhythm and blues festival in België). Hoe doen ze dat, waar andere ‘beginnende’ bands er amper in slagen een optreden in de plaatselijke jeugdclub te versieren? Het helpt natuurlijk als je bij hetzelfde boekingskantoor zit als The Seatsniffers en een goeie promotor hebt die de band kan verkopen, maar dan nog moet je je reputatie kunnen waarmaken, anders zal je liedje niet lang duren. Het helpt ook als je een frontman hebt die er een beetje goed uit ziet: de impact van vrouwelijke fans mag nooit onderschat worden. Een langharige contrabassist is dan weer een handicap in een scene waarin uiterlijk vertoon een grote rol speelt, al werkt het misschien wel in omgekeerde richting om geaccepteerd te worden buiten het rock ‘n’ roll circuit. Om u maar te zeggen dat The Baboons het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt hebben. Ze zijn beïnvloed door The Seatsniffers, hebben/ hadden dezelfde bezetting met saxofoon, en putten uit dezelfde inspiratiebronnen, maar moeten daardoor natuurlijk vechten tegen de Seatsniffers stempel die ze onvermijdelijk opgedrukt krijgen.
Wat zegt de CD? De titel Boogie Curse legt de associatie met bluesbop, maar eigenlijk dekt die vlag de lading niet: uitgezonderd de Tarheel Slim cover Number Nine staat hier geen enkele echte bluesbopper op. Nee, de CD (geproduced door bluesgitarist Marc "Tee" Thijs, die eerder al achter de knoppen zat bij Hètten Dès, Sin Alley en Hellsonics) klinkt wel degelijk heel nadrukkelijk Seatsniffers: zelfde invloed van 50’s R&B, zwarte rock ‘n’ roll, country en soul, zelfde gelaagdheid, zelfde nadruk op de gitaar, zelfde maniërismen, zelfs de stem klinkt af en toe Seatsniffers. Op het eerste gehoor lijkt het of je een CD met onuitgegeven Seatsniffers nummer beluistert, maar toch is dit zoveel meer dan een kopie. The Baboons verwerken meer rockabilly in hun muziek, en weten tegelijkertijd alle rockabillyclichés te omzeilen. De acht eigen nummers (op de hele CD staan slechts vier covers) barsten van de ideeën en etaleren het muzikaal kunnen van The Baboons, waarbij vooral de zang van Arthur De Winter van een grote maturiteit getuigt. Een aantal nummers wordt opgevrolijkt door een extra piano, en enkele zijstapjes bewijzen dat de groep geen oogkleppen heeft: het zompige Green River is een cover van CCR, swing klassieker It Ain't The Meat It's The Motion krijgt een prima uitvoering met jazzy piano en contrabas, Voodoo Girl is T-99-achtige experimentele blues (en daardoor niet aan mij besteed, maar dat is louter mijn persoonlijke smaak en zeker geen waarde oordeel). Cum laude geslaagd, oordeelt de Boppin' Around jury. Speeltips: It Ain't The Meat It's The Motion, het eigen Drinking Gasoline (dat Johnny Cash mixt met Link Wray), en de zwarte rocker Trip To Bandstand (origineel uit 1959 van BB Cunningham Jr., de zoon van Sun artiest Buddy Blake). Info: www.thebaboons.be en www.myspace.com/
baboonstheband
(Frantic Franky)


BLUE FANDANGO/ CENOBITES
Drunkabilly Records, DBR20039

Na twee full albums en een 3-track picture disc single op Drunkabilly (en daarvoor nog een 8-track 10-inch op Tombstone) nu een 6-track mini-CD in de nieuwe bezetting met gitarist Rudo Olyslager en drummer Nik Reitsma van de Rotterdammers die ondertussen toch ook al meer dan 10 jaar meedraaien in het psychobillycircus. Op deze mini staan vijf loeiharde nummers in een stijl die we kunnen omschrijven als Peter Pan Speedrock met een contrabas: psycho vermengd met punk, metal en hardcore, in moderne kringen weleens rawk and roll genoemd. Het zesde nummer, een cover van Herman Brood's Never Be Clever, valt uit de toon, want dat is rock met female achtergrondkoortjes op maat geknipt voor de hitparade! Van die andere vijf nummers zijn er twee van eigen hand, de overige zijn covers van de Braziliaanse psychobillies Os Catalépticos (Like In A Gasoline Tank), de Nederlandse punkband Die Nakse Bananen (Life Is Hell), en Rudo's vorige band, hardcore gezelschap I-Reject (Put To The Test). Als u zich kan vinden in dit soort door Motörhead en The Exploited beïnvloede psycho, is dit CD-tje zonder meer voor u geschikt.
De fans krijgen naast deze zes songs ook een zevende nummer in de vorm van een videoclip van het na twee beluisteringen al niet meer uit ons hoofd te branden Murderer's Fate van hun vorige album Snakepit Vibrations. En u gelooft het nooit, beste vrienden, maar voor de eerste keer in mijn leven ben ik er in geslaagd zo'n clipje open te krijgen op de computer! Ooit wordt ik die klerecomputers de baas! Als extra stimulans zit bij deze mini ook een bonus compilatie-CD met 16 tracks, de Drunkabilly Label Sampler Vol. 2, maar omdat die ook los te koop is bespreken we hem apart op onze website. Info: www.drunkabilly.com, www.cenobites.net of het meer update www.myspace.com/cenobitespsycho (Frantic Franky)


DRUNKABILLY LABELSAMPLER VOL. 2: 16 HITS
Drunkabilly Records, DBR20040

In 2003 bracht het actiefste Belgische label al een sampler uit, dit is volume 2. Een sampler is een verzamel-CD aangeboden tegen een zacht prijsje ter promotie van en kennismaking met de bands op het desbetreffende label. Dat van die spotprijs geldt ook voor deze CD, bij Drunkabilly zelf te koop voor slechts € 5,-. U leest het goed: 16 tracks van 13 Europese bands voor 5 euro! De Gentse platenfirma catert voornamelijk (zij het niet exclusief) voor het hardere marktsegment in de hedendaagse rock ‘n’ roll scene, en de meerderheid van de nummers op deze CD zijn dan ook vooral psychobilly in alle soorten en maten: prima vermengd met rock door The Caravans (GB, met extra punten voor de gitaarrif), beïnvloed door hardcore (Hellsonics, B), compromisloos recht voor de raap (Cenobites, NL), of stevige melodieuze rock-met-een-contrabas (of is het dan toch gewoon moderne rock ‘n’ roll?) door Milwaukee Wildmen (NL). Aanverwant modern: de monstrofonische orgel-cum-bongo surf van Fifty Foot Combo (B), de door orgel, vervormde gitaren en blazers aangedreven maar oh zo aanstekelijke soulrock van de recentste Hot Boogie Chillun (D), en de aan Motörhead schatplichtige speedrock van The Gecko Brothers (NL, met Batmobile contrabassist Eric Haamers op leadgitaar - gelukkig staat hun bluegrass grap Tequila In The Bluegrass hier ook op, helaas is het ook niet meer dan dat: een half afgewerkte grap). Ja, vrienden, in deze context klinkt de neo van Nigel Lewis (GB) al bijna ouderwets, en de potige rechtdoor rock ‘n’ roll van Hètten Dès (B) haast traditioneel ! Tussen al dat geweld vinden we toch drie meer 50’s geïnspireerde tracks: de twangy rockabilly van Moonshine Reunion (B), de Seatsniffers rock ‘n’ roll van het gloednieuwe debuut van The Baboons (B), en - eigenlijk nog verder in de tijd teruggaand dan de fifties - de scattende Frenchy zigeunerswing van het interbellum door Runnin' Wild (B). Eén nummer hier is onuitgebracht, het overduidelijk door de moderne Hot Boogie Chillun incarnatie geïnspireerde Soft Like Velvet van Nitro17 (D), dat een van de volgende releases op Drunkabilly wordt.
De tracks hadden qua mastering wat meer op elkaar afgestemd mogen worden (een geluidstechnisch euvel dat wel meer compilaties treft), maar dat is slechts een randbemerking, want deze verzamelaar biedt een interessant overzicht van het actuele aanbod in en de tendensen van het moderne (lees: hardere segment van het) Europese rock ‘n’ roll landschap, en bovendien zoals gezegd bij Drunkabilly te koop voor amper € 5! Puristen en traditionalisten dienen zich evenwel te onthouden... De volledige tracklisting vindt je op www.drunkabilly.com (Frantic Franky)

naar boven



10 maart 2008

WELCOME TO THE CLUB:
EARLY FEMALE ROCKABILLY

El Toro Records, ETCD1013

Het staat hier nergens expliciet vermeld, maar ik neem aan dat dit allemaal nummers zijn waarvan het copyright vervallen is, dus tot en met 1957. Wat betekent dat liedjes waar platenfirma’s vroeger voor moesten afdokken en bootleggers niet voor betaalden, nu door iedereen legaal mogen worden uitgebracht. De samensteller hoeft behalve het jaartal dus met niets rekening te houden, waardoor deze CD’s het equivalent worden van de compilatiecassettes die we vroeger zelf opnamen voor onszelf of voor vrienden. Wat leidt tot interessante CD’s als deze. Als je verzamel-CD’s uitbrengt is het altijd handig thematisch te werk te gaan, en op deze CD is dat zangeressen, een thema dat in het verleden al zijn waarde heeft bewezen, zie de Hot Boppin' Girls reeks (10 LP’s), de zes CD-box Memphis Belles: The Women Of Sun Records, of de diverse Rockin' Girls compilaties op Collector. Geheel terzijde: deze CD heeft niets te maken met de gelijknamige Amerikaanse documentaire over rockabilly zangeressen uit 2001. Louter toeval waarschijnlijk, ja ja...
Rockabilly was in de jaren '50 slechts een beperkt, lokaal en kortstondig fenomeen, en daardoor zijn er nooit echt veel vrouwen geweest die het genre opnamen. Als boerenlul rockabilly zingen was één ding, daar konden ze op de boerderij best nog mee lachen, maar als vrouw (of in vele gevallen puber) werd je helemaal als een brutaaltje beschouwd. El Toro brengt 33 tracks bij elkaar die zowel de grote namen (Wanda Jackson, Brenda Lee, Janis Martin, Collins Kids), de voorlopers (Rose Maddox, Charline Arthur, Jean Chapel, Anita Carter, Davis Sisters), de Sun artiestes (de amper 12-jarige Barbara Pittman die I Need A Man uitschreeuwt), de buitenbeentjes (Patsy Cline, uiteraard met Stop Look And Listen - benieuwd wat Bear Family op hun Patsy Cline Gonna Shake This Shack Tonight CD gaat opvoeren als proto-rockabilly) als de minder bekende godinnen (Sparkle Moore) en de compleet vergeten zangeressen waarop Collector een patent lijkt te hebben (Jan Smith, Dottie Jones, Connie & The Cytations, Betty Brant with Abbie Neal's Ranch Girls) omvat. Van de bekendste namen worden nu eens niet de bekendste songs bovengehaald: Hot Dog That Made Him Mad en Baby Loves Him van Wanda Jackson, Bigelow 6200 van Brenda Lee. Hou er rekening mee dat de term ‘rockabilly’ hier in zijn breedste betekenis wordt geïnterpreteerd: op deze CD staat technisch gezin evenveel hillbilly swing variété als rock ‘n’ roll als pure rockabilly in de trend van een Bunny Paul (Sweet Talk) op. Evenveel steelgitaren als leadgitaren met andere woorden. De kwaliteit varieert van de pure Gene Vincent anno 1956 sound van Wanda Jackson tot nummers die als referentiepunt niet verder geraken dan het simpele feit dat ze werden opgenomen door een zangeres. De hi-fi kwaliteit varieert dan weer tussen uitstekend, krakend als een Collector-CD, en een onbegrijpelijke achtergrondruis bij bijvoorbeeld Patsy Cline. Daar moet toch wel een betere geluidsbron van te vinden zijn, denk ik dan. Handig is dat je gelijk een aantal originals krijgt van nummers die we vooral kennen van onze eigen Nederlandse rock ‘n’ roll zangeressen zoals The Bugaloos en Miss Mary Ann.
De liefhebber van female rock ‘n’ roll, vaak verpakt in een vreemd onschuldig-sensueel jasje – of moeten we zeggen maatpakje dan wel avondjurk – zal een aantal tracks ongetwijfeld al hebben, maar wie nog geen verzameling vrouwen in huis heeft doet hier een zaak aan. Tussen deze 33 tracks zit goed spul, zij het lang niet allemaal even goed als dé verrassing van de CD, het door gitarist Grady Martin aangevuurde Little Lovin' van Mimi Roman, echtgenote van Paul Evans, de componist van Seven Little Girls, I Gotta Know (Elvis) en When (Kalin Twins). Deze CD bewijst dan ook vooral waarom Wanda Jackson en Janis Martin de queen van de rockabilly zijn geworden, en niet bijvoorbeeld Bolean Barry of Patsy Ruth Elshire. Eén vraag rest: Sparkle Moore, waar ben je gebleven? Checken op dubbels kun je op www.eltororecords.com (Frantic Franky)


THE GREAT SKIFFLEBILLY TRAIN WRECK/
UGLY DOG SKIFFLE COMBO

Vampirette Music, VAMPCD 119

The Ugly Dog Skiffle Combo (UDSC) is een Engelse skiffleband die in 2000 werd opgericht. Ik schreef al eerder over deze band toen vorig jaar het eerste album Live At The Western Star (Western Star, WSRC 004, 2007) werd uitgebracht. Daarom beperk ik mij deze keer tot een korte beschrijving van het Ugly Dog Skiffle Combo. In 2007 kwam ook deze tweede CD uit met de intrigerende titel The Great Skifflebilly Train Wreck, die deze keer door het Duitse label Vampirette Music werd uitgebracht. De band speelt alles wat goed klinkt uit de afgelopen 10 jaar en dat lijdt tot een combinaties van wijsjes uit de Amerikaanse Burgeroorlog en uit de folkmuziek temidden van songs van Gershwin, Woodie Guthrie, Leadbelly, Hank Williams, Johnny Cash, Elvis Presley en Chuck Berry, composities van groepen uit de jaren ‘60 zoals The Beatles en The Rolling Stones en nummers van niet zo voor de hand liggende artiesten als T-Rex, Queen, Kirsty McColl en Tracey Ullman. Die combinatie maakt de band al heel bijzonder en dat doet ook het niet alledaags instrumentarium van een theekist bas, gitaar, fiffle, banjo, kazoo, contrabas, een wasbord natuurlijk (onmisbaar voor skiffle), mond harmonica, mandoline en een eenvoudig drumstel bestaande uit base drum, bekkens en een snare. Als je het bijzondere repertoire mixt met heel aparte instrumenten en dit alles nog afmaakt met een heel gezonde portie humor en enthousiasme kan je met recht spreken over een heel excentrieke Engelse muzikanten. De band bestaat uit Crystal Clare (fiddle, mandoline en xylofoon), Jolly Roger (ukelele, drums), The Bear (wasbord, jawharp), "Lost" John Bates (banjo), Dr. Voodoo (akoestische gitaar, harmonica) en The Rev (bas, gitaar, skiffle tree - is volgens mij de theekist bas).
Na een bekend intro (Sailor's Hornpipe) op de xylofoon volgen twee bekende, zeer grappige en swingende songs als Frankfurt Special wat ik vooral ken uit de Early Blue Cats-stij van Little Tony & The Tennessee Rebels) en Bad Moon Rising van John Forgerty/ Clearance Clearwater Revival, gezongen door Crystal Clare. Heel apart en zeker ook grappig is de skiffle en verder ook humoristische versie van I Feel Fine van The Beatles, met gekke toetertjes om de oorspronkelijke achtergrondzang te imiteren. Heel grappig gevonden en zeer geslaagd is ook de overgang van een soort droevige opening op de viool in duel met de banjo, al waarnaar de song Duellin' Banjos van Arthur Smith langzaam op gang komt. Met zo titel kan het nummer niet anders dan up-tempo worden en dat gebeurt dan ook. Het wordt een gave snelle banjo song met zelfs een stukje Yankee Doodle (rustig in het midden en heel snel zo tegen het einde). In tegenstelling tot de titel is het eigenlijk bij de UDSC meer een duel tussen de banjo en de fiddle, maar dat mag de pret niet drukken. Het klinkt wederom zeer authentiek, ook door het voor skiffle karakteristieke wasbord en een soort stampende voet geluid op de achtergrond. Ook de tweede Beatles song is de moeite waard, want I Just Seen A Face is een opvallende muzikale verschijning met aparte zang in een plat Engels accent, maar vind ik prima en derhalve een zeer verdienstelijke eigen versie. Prima is ook de skiffle-/ hillbilly-uitvoering van de Buddy Holly rockabilly song Midnight Shift, die wat relaxter dan het origineel wordt gecoverd. Een hele gave en zeer swingende up tempo song is het instrumentaaltje Squirrel On A Broken Limp met hoofdrollen voor banjo en mondharmonica wat muzikaal gezien wederom uitstekend in elkaar zit. Als bonustrack nog een bluesy song met minimale begeleiding van alleen gitaar, en verder bevat de CD als bonus nog twee video’s van de songs Railroad Bill en Gumberland Gab (tracks die te vinden zijn op hun eerste CD Live At Western Star). Info: www.uglydog.co.uk en www.mcdp.de (Frank Nelissen)


ROCK/ BUDDY KNOX & JIMMY BOWEN WITH THE RHYTHM ORCHIDS
Bear Family Records, BCD 16872

Buddy Knox werd op 20 juli 1933 in Happy, Texas, geboren. Hij leerde gitaar spelen op de highschool, waarna hij psychologie ging studeren aan het Texas State College. Daar ontmoette hij Jimmy Bowen (contrabas/ zang), Donnie Lanier (sologitaar) en Dave Alldred (drums), waarmee hij in zijn vrije tijd muziek maakte. Ze formeerden een band, The Rhythm Orchids, waarmee ze voornamelijk op college feesten en bij gelegenheid ook in plaatselijke bars optraden. Buddy en Jimmy schreven zelf enkele nummers voor de band, waarvan Party Doll en I'm Stickin' With You zo populair bleken dat werd besloten de songs ergens op te nemen en er een plaat van te laten persen. De Rhythm Orchids trokken van studio naar studio en kwamen door een tip van The Teen Kings (met Roy Orbison) terecht in Clovis, New Mexico, waar ze bij Norman Petty terecht konden. Rock ‘n’ Roll was in die dagen nog een vies begrip in Amerika, maar Petty, die al enige tijd met Buddy Holly samenwerkte had er wel oren naar. Er werd een plaat gemaakt met Buddy Knox als zanger op Party Doll, terwijl Jimmy Bowen de zang op I'm Stickin' With You voor zijn rekening nam. Van de zestig dollar die de band gespaard had werden 1500 exemplaren van deze single geperst.
Nadat de band hun eigen Triple-D label had opgericht beginnen de bandleden met de distributie ervan in Noord-West Texas. De single Party Doll / I'm Stickin' With You had als catalogusnummer Triple D G80W-797 (Party Doll) / 798 (I'm Stickin' With You). De single verkocht redelijk, hetgeen resulteerde in een aantal extra boekingen, maar bracht de band tevens in de problemen. Want met de beperkte financiële middelen die ze als studenten hadden, konden ze de single niet landelijk verspreiden en de nodige promotie geven. Om de plaat dus een echte hit te laten worden moesten ze hem verkopen aan een nationaal platenlabel. Tegen het eind van 1956 kwam de band tot overeenstemming met het pas opgerichte Roulette Records in New York. Roulette Records kocht niet alleen hun platenlabel Triple D op, maar gaven tevens Buddy zowel als bassist Jimmy Bowen een solocontract. I'm Stickin' With You/ Everlovin' Fingers van Jimmy Bowen en Party Doll/ My Baby's Gone van Buddy Knox werden nu gescheiden op Roulette heruitgebracht met op de hoes respectievelijk Jimmy Bowen en Buddy Knox als zanger. De B-kanten werden gevuld met twee songs van Jimmy, alhoewel My Baby's Gone (de B-kant van Party Doll) aan Buddy werd toegeschreven Beide platen kwamen in februari 1957 gelijktijdig in de Amerikaanse hitparade. I'm Stickin' With You van Jimmy Bowen klom op tot nummer 14, maar Party Doll van Buddy Knox werd een regelrechte millionseller, die maar liefst vijf maanden in de top 10 stond. Voor Buddy volgde nu een ware golf van TV-shows en zogenaamde packagetours met diverse bekende R&R-artiesten en was hij ineens een rockster. Als opvolger van Party Doll werd gekozen voor een nummer in dezelfde stijl Rock Your Little Baby To Sleep, dat slechts tot een 23e plek kwam. Het was de B-kant van de single Don't Make Me Cry/Rock Your Little Baby To Sleep (Roulette 4009, 1957). Daarna kwam een Hawaï-achtig nummer uit Hula Love, de B-kant van Devil Woman (Roulette 4018, 1958). Met Hula Love had Buddy Knox meer succes mee en in april had de single maar liefst 14 maanden onafgebroken in de Top 100 gestaan. In de tweede helft van 1958 liepen de plaatverkopen wat terug, wat te wijten is aan de indiensttreding bij een panster divisie van Buddy Knox. Op in de picture te blijven speelde hij tijdens een weekendverlof mee in de film DJ Jamboree met onder andere Jerry Lee Lewis. Platen als Swinging Daddy/ Whenver I'm Lonely (Roulette 4042, 1958), Somebody Touched Me/ C'Mon Baby (Roulette 4082, 1958) That's Why I Cry/ Teasable, Pleasable You (Roulette 4120, 1958) en To Be With You/ I Think I'm Gonna Kill Myself (Roulette 4140, 1958) verkochten maar matig.
Toen Buddy uit dienst kwam ging hij direct op tournee en trad hij op in een groot aantal Alan Freed's Coast To Coast show met vele andere rock ‘n’ roll-artiesten. Samen met Buddy Holly nam hij een nieuwe elpee op, docht hij miste alle noteringen in hitparades. Toen in 1960 zijn contract bij Roulette afliep, werd het niet verlengd en tekende Buddy na tien singles en twee LP’s voor Roulette bij Liberty in Hollywood. Zijn eerste single voor Liberty Lovey Dovey/ I' Got You (Libery 55290, 1960) verkocht weer aanzienlijk. Het zou echter een korte opleving zijn, want de opvolger Ling Ting Tong/ The Kisses (Liberty 55305, 1961) flopte finaal. De Nederlandse Indo-rock band The Javalins nam het nummer één jaar later (1962) op.
Vanaf die tijd trad Buddy Knox alleen nog maar in obscure gelegenheden op. Het enige succes dat hij nog kende was in Engeland waar She's Gone (met Tommy Allsup van The Crickets op gitaar) /Now There's Only Me (Liberty 55473, 1962) in 1962 een hit werd.
Voor Liberty maakte Buddy Knox een stuk of acht singles en werden Lovey Dovey/ Ling Ting Ton nog als All Time Hits 54525 uit gebracht. Via labels als Ruff (o.a. de single Jo Ann/ Don't Make A Ripple), Reprise en United Artists verdween Buddy naar de achtergrond.
In 1974 emigreerde Buddy Knox naar Canada, omdat de Canadezen Buddy en zijn platen niet vergeten waren en waardoor hij de muziek trouw bleef. Gedurende het eind van de jaren '70 en in de tachtiger jaren kreeg Buddy Knox nieuwe energie door de Europese rock ‘n’ roll revival van jaren '50 rock ‘n’ roll. Daardoor kwam Buddy Knox en zijn muziek uit de jaren ’50 en ‘60 opnieuw in de belangstelling en deed hij wederom veel optredens op festivals in Europa (o.a. Engeland en Nederland). In 1980 trad hij samen met Charlie Gracie en The Dave Travis Band op tijdens de Rockhouse meeting in Eindhoven, waar ik Buddy Knox heb zien optreden. In 1982 nam hij zijn oude hits, maar ook onbekend werk als Storm Clouds, nog een keer op met The Dave Travis Band. Deze LP heet Travellin’ Light en werd uitgebracht door Rundell Records (Rundell LP 004, 1983). In 1999 overleed Buddy Knox aan kanker in Washington, USA.
De betekenis van Buddy Knox en Jimmy Bowen is dat Buddy Knox de eerste rockabillyzanger/ songwriter was die een nummer één hit scoorde, maar er ook nog in slaagde om aan dat succes nog een goed vervolg te geven met onder meer Hula Love, I Think I'm Gonna Kill Myself en diverse andere singles, terwijl Jimmy Bowen een dikke top 20 hit scoorde met I'm Stickin' With You en later grote hits produceerde van Dean Martin, Frank Sinatra en George Strait en ook nog van enorme betekenis was voor het revolutioneren van de bekende Nashville Sound.

Deze zeer fraai uitgevoerde Bear Family CD van Buddy Knox & Jimmy Bowen is zoals zovaak bij Bear Family, in een zogenaamde CD-digipack uitvoering uitgebracht en voorzien van een fantastisch CD-boekje van maar liefst 52 pagina's. Het CD-boekje bevat vele unieke en zeer zeldzame foto's en verder heel veel nuttige informatie (o.a. discografie), samengesteld door echte kenners. Het album bevat maar liefst 31 songs vanaf Party Doll uit 1956 tot en met Good Lovin' uit 1964 en is de eerste CD-verzameling gewijd aan een echte rockabilly pionier en naar mijn weten ook de eerste keer dat zijn Roulette en Liberty opnamen op CD uitkwamen, zowel de hits als de andere singles. Naast het altijd met Buddy Knox verbonden Party Doll, ook andere gave rockabilly songs in dezelfde stijl zoals Mary Lou uit 1957 en ook songs waarop Jimmy Bowen zingt, zoals I'm Stickin' With You. Het is niet te begrijpen waarom Rock Your Little Baby To Sleep (1957) zo weinig heeft gedaan, want dat vind ik ook een hele gave song met een prima rockabilly sound en fraaie backin' vocals. Ik vind dat Buddy Knox en Jimmy Bowen qua zangers echter niet voor elkaar onderdoen, want bijvoorbeeld My Baby's Gone uit 1957 (gezongen door Jimmy Bowen) is ook een zeer goed nummer. Naast de vocale kwaliteiten van Buddy Knox en Jimmy Bowen valt er ook instrumentaal veel te genieten, zoals op het instrumentale Rockabilly Walk uit 1957. Heel opvallend en geheel anders dan de originele versies zijn de uitvoeringen van Buddy Knox & The Rhythm Orchids uit 1957 van Roy Orbison's Rockhouse en Bill Haley's Rock Around The Clock. Heel opvallend om een andere uitvoering van één van mijn favoriete Bill Haley nummers te horen en die ik ook zeer goed vind. Ondanks het op een gegeven moment uitblijven van hits bracht Buddy Knox nog veel goed werk uit zoals de ballad Whenever I'm Lonely uit 1958. Een ander nummer wat ik nog apart wil noemen is Storm Clouds uit 1960 met Norman Petty op het orgel. Een song die ook niet zo bekend is, maar zeker wel de moeite waard is The Girl With The Golden Hair uit 1958.
Ik vind deze release zeer de moeite waard, want je hebt voor een ‘redelijk’ betaalbare prijs in één keer al Buddy Knox' Roulette en Liberty werk. Met dank aan www.bear-family.de (Frank Nelissen)


ROCKIN’AROUND THE BABY/
VINCE CASSELLA AND SWING CAPPUCCINO

Big Beat Records, BBR 00292

Via Jean ‘Charles’ Smaine van CIA Music in Frankrijk ontving Boppin’ Around het debuutalbum van de mij totaal onbekende zanger Vince Cassella. Dus dat werd tijd voor een eerste kennismaking.

Vince Cassella omschrijft zichzelf als iemand met een voorkeur voor vintage. Zijn grootouders, Californische emigranten, na hun terugkeer naar de USA, hadden een grote invloed op Vince’s culturele achtergrond en brachten als het ware een groot deel van hun muzikale cultuur over op de jonge Vince. In 1980 nam hij een uiterlijk aan van zijn grote idool Elvis en zag hij eruit als een jonge Elvis, Elvis The Pelvis met de bijpassende kleding en schoenen. Na veel oefenen op de gitaar kon hij al gauw een aantal akkoorden spelen en kon Vince al gauw lokaal een reputatie opbouwen met het zingen van de rock ‘n’ roll klassiekers van Elvis Presley, Gene Vincent, Eddie Cochran, Fats Domino en Carl Perkins. In 1982 startte hij zijn eerste professionele optredens door deel te nemen aan rock ‘n’ roll festivals en concerten. Hierdoor werd hij in staat gesteld zijn vocale capaciteiten en zijn capaciteiten als showman verder te ontwikkelen In 1993 werd zijn droom werkelijkheid, toen Vince door een agent als solo zanger op een Europese tour mee te gaan met de legendarische Elvis-muzikanten DJ Fontana (drums) en Scotty Moore (gitaar). Hij nam als het ware de plaats in van Elvis achter de microfoon en het was voor hem een hele belevenis om tussen deze legendarische muzikanten te staan. Vince heeft met veel succes die taak vervuld en kreeg een heel groot compliment van DJ Fontana, dat “Elvis zeer trots zou zijn op Vince en alles wat hij bereikt heeft”. In 1999 gedurende een liefdadigheidstour zong Vince met zijn groep Daddy’O, die hij opgericht had met zijn vriend en gitarist Pat Peray. Gedurende die avond had de band de eer om de Franse legendarische zanger Johnny Halliday op een aantal rock ‘n’ roll klassiekers te begeleiden. De dag daarna zou Johnny Holliday verklaren dat de zanger van de groep Daddy’O precies weet waar het allemaal om draait in rock ‘n’ roll. Zulke opmerkingen geven precies aan welke mogelijkheden en talenten Vince heeft en Vince’s passie en liefde voor rock ‘n’ roll en zijn grote betrokkenheid met de rock ‘n’ roll scene zorgden ervoor dat hij in contact kwam met een andere rock ‘n’ roll liefhebber en kenner, Jacky Chalard. Jacky Chalard is zowel een zeer bekende muzikant (hij speelde heel wat jaren basgitaar voor artiesten als Vince Taylor, Jack Scott, Sonny Fisher, Eddie Fontaine, Gene Summers, Crazy Cavan en zelfs Chuck Berry) als een platenproducer in Frankrijk. Verder richtte Chalard in Parijs, Frankrijk het bijna mystieke rock ‘n’ roll-label Big Beat Records in Frankrijk op. Die samenwerking tussen Vince en Jacky werd al gauw een vriendschap en op die manier ontdekten ze dat ze allebei een gemeenschappelijke achtergrond hebben, want ze komen allebei uit Napels, Italië. Jacky en Vince startten samen een project om een album samen te stellen en te produceren met een mix van de grootste klassiekers uit de rock ‘n’ roll scene en de muzikaliteit van klassiekers uit Napels. Verder was de opzet om een mix te creëren van het bovenstaande en een beat en gitaarsolo’s zo te laten klinken alsof ze zo uit de Missisippi Delta komen. Een soort muzikale kruisbestuiving, die zou kunnen ontstaan als Bill Haley & the Comets zou gaan jammen met bekende Italiaanse zangers en legendarische swingers als Renato Corosone of Marino Marini. Het project werd verder opgebouwd en kreeg zijn uiteindelijke vorm in 2006 toen Vince Cassella (zang/ gitaar) de juiste muzikanten voor dit project in de buurt van Napels ontdekte en ze als band bij elkaar bracht. Dat werd dus de band Swing Cappuccino en die bestaat uit Sandro Gosta (contrabass), Angelo Riccio (sax), Lucio Maioriello (piano), Gaetano Muto (drums) en Pat Peray (gitaar).

Het album opent met L’Ora del Boogie, wat niets anders is dat Birth Of The Boogie van Bill Haley & the Comets, maar dan in het Italiaans. Ik vind L’Ora del Boogie een prima song met een gave swing sound, heel goed gitaarwerk en super swingend in combinatie met piano en sax en de ene keer Engels op zijn Italiaans en de andere keer in het Italiaans gezongen. Wat een binnenkomer, de band heeft niet voor niets het woord swing in zijn bandnaam. Verder ontbreken natuurlijk niet als eerbetoon aan Vince’s grote voorbeeld Elvis Presley een aantal van Elvis’bekendse nummers zoals It’s Now Or Never, Surrender en One Night, maar die echter ook weer geheel anders klinken, omdat Vince deze songs ook in het Italiaans zingt (bijvoorbeeld It’s Now Or Never en Surender). Heel herkenbaar muzikaal gezien vind ik Movimento Di Rock, in het Italiaans gezongen en een perfect visitekaartje voor swingende en dansbare rock ‘n’ roll. Grappige rock ‘n’ roll met de piano en sax als voornaamste dragers is Teddy Girl, ook in het Italiaans gezongen en in zijn totaliteit prima swingende rock ‘n’ roll met goed gitaarwerk. Heel creatief is ook Sun Of Napoli, een uitstekende medley en een heel waardig eerbetoon aan Elvis van oude Elvis Sun-klassiekers als Mystery Train, My Baby Left Me en That’s Allright Mama. Heel apart is het in Gene Vincent stijl uitgevoerde Blue Jeans Rock, omdat het in het Italiaans wordt gezongen, maar de andere kant muzikaal gezien wel heel duidelijk is wie voor de muzikale arrangementen model heeft gestaan. Door die combinatie en het gebruik van een gave scheurende sax, piano en stevig drumwerk een uitschieter op dit album. Naast invloeden van van Bill Haley, Elvis, ook van Gene Vincent. Van Gene Vincent coverden ze namelijk Lotta Lovin’, wat muzikaal prima in elkaar zit, maar waar de band weer iets eigens aan toegevoegd heeft, namelijk een overgang naar Svaluation, wat in het Italiaans wordt gezongen en hier en daar ook op een manier die apart of obscuur (obscure productie) te noemen is). Ook komt de band met een song op de proppen die in de stijl van Gene Vincent past (Blue Jeans Rock). Naast dit alles ook Italiaanse songs als La Gatta Che Scotia en Mambo Italiano, terwijl Travellin’ Man van Ricky Nelson veel rustiger is dan het grootste deel van de songs op dit album en uitgevoerd wordt met leuk en sfeervol gitaarwerk. Buona Sera Signora is natuurlijk niets anders dan de bekende R&R-klassieker Buona Sera van Louis Prima. Ook de uitvoering van Vince is zeer swingende en dansbare rock ‘n’ roll met een stuwende piano en een vette bas als kenmerkend voor de sound. Op het einde van dit nummer klinkt terecht applaus! Na One Night van Elvis volgt nog een herhaling van dit nummer met als titel One Night (Of Sin) met een beetje aangepaste tekst.
Het is een opmerkelijk album met veel swingende en dansbare rock ‘n’ roll in een combinatie van Elvis, Bill Haley, Gene Vincent en Louis Prima in combinatie met het Italiaanse culturele erfgoed. Voor een swingende cappuccino begeef je naar www.swingcappuccino.com en voor verdere info schrijf je ouderwets naar Jean ‘Charles Smaine’, 16 Avenue Foch, F-67110 Niederbronn Les Bains, Frankrijk (Frank Nelissen)


706 UNION AVENUE/ CHRIS WATSON
LRD 00003

Chris Watson hoef ik natuurlijk niet meer nader voor te stellen, want deze Belgische Jerry Lee Lewis teistert al heel wat jaren zijn piano en trad ook diverse malen in Nederland op. Eindelijk weer eens album van hem en de titel verwijst natuurlijk naar het adres van de Sun studio, 706 Union Avenue, Memphis Tennessee, TN 381035, USA. De CD werd ook in die legendarische studio opgenomen en ook de drummer van de band Jimmy (geboren als James M) van Eaton verwijst naar de Sun-studio waar hij opnam met Jerry Lee Lewis, Billy Lee Riley (als een semi-permanent lid van de begeleidingsband The Little Green Men) en ook was hij de originele drummer van The Sun Rhytm Section, waarin hij later werd opgevolgd door DJ Fontana. Van Eaton drumde ook mee op het 706 Reunion album met Billy Lee Riley en Roland Janes en werkte hij weer samen met Jerry Lee Lewis en op Charlie Feather’s Elektra album en samen met Billy Lee Riley voor Hightone. Naast Jimmy van Eaton bestaat de band op deze CD uit Chris Watson (piano en zang) en Gaspard Ricevuto (contrabas).
De Sun studio wordt meteen al op zijn kop gezet, want met de twee knallende Jerry Lee Lewis-klassiekers Beathless en It’ll Be Me wordt mij het visitekaartje voor dit album, stevige piano rock ‘n’ roll, al meteen vanaf het begin al duidelijk. Wat een sound en wat een dynamiek! Alles komt bijelkaar, zang, piano, bas en drums, het klopt allemaal op het supersnelle Breathless en ook op It’ll Be Me is de sound en uitvoering uitstekend met verder een vol basgeluid. Zeker ook een uitschieter is Jerry Lee Lewis’ The End Of The Road met gaaf pianowerk en dito zang. Naast vooral stevig rock ‘n’ roll-werk vind je ook relaxte country in de vorm van het van Elvis bekende I Forgot To Remember To Forget met prima (geproduceerde) zang. Ook Hank William’s Cold Cold Heart bevalt mij prima, door de combinatie van rock ‘n’ roll en country met verder obscuur klinkende zang. Een ander favoriet nummer is naast Breathless ook Lewis Boogie, lekker snel en een geslaagde mix van elementen van het origineel en eigen arrangementen (zoals een vette contrabas) en fantastisch pianospel. Zeer gaaf is zeker ook de swingende versie in Jerry Lee Lewis-stijl van de Elvis-klassieker Don’t Be Cruel. Het zit vocaal en muzikaal prima in elkaar en klinkt lekker energiek en zo hoor ik Chris Watson het liefst. Een derde favoriete nummer dat ik zeker wil noemen is Mean Woman Blues, een beheerste versie met echter ook heel veel dynamiek qua tempo, piano en zang. Klasse! Dynamisch is zeker ook de uitvoering van Charlie Rich’ Break Up met lekker veel galm op de zang (zoals bij veel nummers op dit album) en stevig drumwerk dat perfect past bij de zang, piano en bas. Een heel waardige uitsmijter is That’s When Your Heartaches Begin, een fraaie ballad-achtige song met mooie uithalen in de zang. Ik vind dit een uitstekend album met vooral veel swingende piano rock ‘n’ roll in de stijl van Jerry Lee Lewis, terwijl het niet altijd gaat om nummers van Jerry Lee Lewis, maar ook om songs van Elvis. Een perfecte ode aan Sun-records, Jerry Lee Lewis en Elvis in een combinatie van rock ‘n’ roll en country. Info: www.chriswatson.be (Frank Nelissen)


50TH ANNIVERSARY/ LOS JETS
HMR 050 (CD)
A LIVING LEGEND: 50 YEARS OF CONCERTS (1958-2008)/ LOS JETS
HMR 012 (DVD)

Ter gelegenheid van het 50 jarig jubileum van de Spaanse instrumentele grootmeesters van Los Jets is er een speciaal dubbelpakket uitgebracht van een CD en een DVD.
Op de CD wordt meegewerkt door voor (instrumentale) rock ‘n’ roll-fans bekende namen als Brian “Licorice” Locking van The Shadows, Jimmy Torres (ex-solo-gitarist van The String-A-Longs) en Indra Raj van Move It (Indra Raj komt oorspronkelijk uit Sri Lanka en de band Move It uit Zwitersland).
Een fantastische song, lekker up tempo met een pompende sound vind ik Partisans met hele fraaie en heldere gitaarklanken, een stevige bas en stuwend drumwerk. Partisans is één van mijn favoriete nummers op dit album. Een heel fraai nummer vind ik ook To Need, To Want And Not To Have, geschreven door Jimmy Torres van The String-A-Longs met een wat steviger en modern geluid, maar verder prima. Een mooie song met het karakteristieke mondharmonicageluid van Brian Locking is Luna, geschreven door voormalig Los Jets-bandlid en oprichter, Ediberto (Eddy) Guzmán, in combinatie met mooie gitaarklanken. Luna is heel bijzonder als eerbetoon aan Edberto door de combinatie van Spaanse invloeden en mondharmonica. Heel grappig vind ik de instrumentale versie van de popsong Maggie Mae van Rod Stewart met een stevig gitaargeluid en dito drumwerk. Het is apart om te horen dat het herkenbare van het origineel in de uitvoering van Los Jets het ‘m vooral in het gitaarwerk. Verder is het gitaarwerk soms ook wat moderner, maar dat is verder niet storend. Luister maar eens naar de hoogstandjes op de gitaar. Een nummer die er ook echt uitspringt is The Millionaire met het sfeervolle en karakteristieke Shadows-geluid van Indra Raj. Mooie gitaarklanken, en door het gebruik van de Esse Echomatic echo klinkt het allemaal nog mooier. Pure klasse! Een prima up tempo instrumentaaltje is ook Zero met fraaie gitaarsolo’s en een leuk stuwend ritme. Een opvallende song met een soort tegendraads ritme is Space Ship Renzez-Vous, waardoor het lijkt of het nummer muzikaal gezien niet helemaal synchroon loopt. Maar dat lijkt zo, want zoals ik het beluister hoort het zo. Het gitaargeluid is zoals zo vaak bij Los Jets uitstekend verzorgd. Heel apart om te horen is de instrumentale versie van Robbie van Leeuwen’s (Shockin’ Blue) popklassieker Venus met goed gitaarwerk in de stijl van het origineel, maar zeker ook met eigen arrangementen (orgel, percussie en sound). Het stukje moderne gitaarwerk had mijns inziens achterwege gelaten mogen worden. Ook het tweede nummer waarop Indra Raj speelt, Voodoo Woman vind ik er uitspringen door de heldere gitaarklanken in combinatie met de gave echo. Wat een gitaarsound! Het album wordt besloten met Zorongo 08, een nieuwe versie van Zorongo, een nummer waarmee de band een hit scoorde in de jaren ’60 en 08 verwijst naar 2008 met mooie elektrische gitaarklanken en ook de voor Los Jets karakteristieke Flamenco sound. Ik geef zelf echter de voorkeur aan de oude uitvoering uit de jaren ’60.
Op de DVD staan een 5-tal clips van songs die op hun albums verschenen, zoals Wonderful Land, Telstar, Thinking in Our Love (met een grappig soort James Bond-achtige filmpje op een bepaalde manier gemonteerd tot een soort clip), The Breeze And I and vocaal Treat Me Nice (Saanse TV, 1990). Verder staan er op de DVD een groot aantal live registraties uit de diverse Europese steden en die vooraf worden gegaan door videoboodschappen, ingesproken door bekende redacteuren zoals Alan Taylor van het Pipeline Magazine (GB) en van New Candy Dancer, een muzikant van The Ryders en ook een sfeerbeeld van hun concert in Nederland, voorafgegaan door een videoboodschap van mijn tweelingbroer Frank Nelissen.
Het is als overzicht zeer geslaagd, als is het beeldgeluid en de geluidskwaliteit van de live-registraties hier en daar wat wisselend.
Door de combinatie CD en DVD, de clips en liveregistraties is dit misschien wel het passende slotakkoord van deze Spaanse band, want dit jaar wordt de Farewell Tour gestart en doet de band zaterdag 5 en zondag 6 april ook de 48e Cliff Richard & The Shadows-meeting in de Druivetros in Berkel-Enschot aan (voor alle informatie over de meeting: bel Joop en Jolanda Moen via 0481-425667). Ik weet niet of dit het laatste album c.q. de laatste DVD is, maar doe je voordeel ermee! Info: www.losjets.com (Frank Nelissen)


WE ARE STILL JUVENILE DELINQUENTS/ COSH BOYS
CB CD 009

Dit is het tweede album van de Finse rock ‘n’ roll-band The Cosh Boys, want in 2006 verscheen in eigen beheer hun debuut-CD Bring Rockabilly Back. Ik schreef toen al meer over deze opmerkelijke band en dus beperk ik mij nu tot hun nieuwe CD.
Cosh Boy is een stevige instrumentale song met twangy gitaar gecombineerd met een surfsound en een mooi dreigend geluid. Een zeer gave rock ‘n’ roll song met stevig gitaarwerk en fraaie achtergrondzang is Ronnie Allen’s Juvenile Delinquents, revival rock ‘n’ roll met een vleugje jaren ’60. Be Bop A Lula is 50 Years old is natuurlijk een ode aan één van hun idolen Gene Vincent en het is een gaaf eigen nummer met een zeer fraaie ‘60’s gitaarsound en sterke invloeden van Engelse rock ‘n’ roll (bijvoorbeeld Growl van Johnny Kidd & The Pirates). Heel apart voor zo’n band is de instrumentale versie van Del Shannon’s hit Runaway met fraaie volle gitaarklanken en in zijn totaliteit een prima uitvoering. Een andere song die er uitspringt is I’m Gonna Catch Me A Rat van Jesse Mae Robinson die muzikaal gezien wel wat weg heeft van Screamin’Lord Sutch en andere Engelse rock ‘n’ roll (bijvoorbeeld Vince Taylor). Valerian ’64 heeft qua begin veel weg van The Tornados, maar verder gaat de vergelijking op, want het gaat veel meer richting een stevige surfinstrumental met invloeden van o.a. Dick Dale. Zeer goed gedaan, want luister maar eens naar het gitaarwerk en de gave echo’s. Zeer ruige rock ‘n’ roll met rauwe en apart geproduceerde zang is Motorcycle Gang, een eigen nummer en echte rock ‘n’ roll uit het hart en heel veel herkenbaars. Heel apart door de combinatie van twangy gitaar en de surfsound is het instrumentaaltje Special Blue Jeans met heel veel gave echo op de gitaar. Rock On Vince is de perfecte ode aan Vince Taylor en daarom heeft het nummer natuurlijk een intro à la Brand New Cadillac. Qua zang is het niet altijd even goed verstaanbaar (iets te veel echo wellicht), maar muzikaal zit het weer prima in elkaar en zijn de gitaarsolo’s zeer stevig. De hier genoemde songs vind ik er echt uitspringen en de rest vind ik niet zo bijzonder, iets te modern en met iets te schreeuwerige zang.
Dit is een album voor de fans van Engelse rock ‘n’ roll in de stijl van Johnny Kidd en Vince Taylor en instrumentale rock ‘n’ roll en surf en met een wat ruimere kijk op rock ‘n’ roll. Info via: timo.kurunsaari@gmail.com (Frank Nelissen)

naar boven



4 maart 2008

DJ AT’S CRAZY RECORD HOP PRESENTS: FOOT TAPPIN’ & DANCE AT THE SCREAMIN’ FESTIVAL vol. 1
El Toro Records, ETCD 1017

Na een eerdere demo brengt de Nederlander At’s Crazy Record Hop nu een officiële CD uit op het Spaanse El Toro Records. Voor El Toro is dit meteen een visitekaartje voor het Screamin’ Festival (dat door Carlos van El Toro georganiseerd wordt) en voor At is dit uiteraard een prima promotie voor zijn eigen diensten. At draait vaak op het zomerse Screamin’ Festival aan de Spaanse kust.
De steekwoorden bij At’s muzikale voorliefde zijn rhythm & blues, jive, swing, sax, fifties en – even een open deur intrappen – dansbaar. Opvallend daarbij is dat zowel op zijn record hops als op deze CD niet de állergrootste rock ‘n’ roll hits de dienst uitmaken. Enige uitzondering hierop is wellicht Little Richard’s Good Golly Miss Molly, voor het merendeel staan hier namen als Roy Brown (Rockin’ At Midnight), Ella Fitzgerald (Chew Your Bubblegum), The Four Tunes (Marie), Tommy Dorsey (On The Beach At Bali-Bali), The Du-Droppers (Boot ‘Em Up), LaVern Baker (Jim Dandy) in de spotlights. Okay, niet allemaal onbekende namen maar toch ook niet allemaal grijsgedraaid bij jou thuis. En al is het merendeel swing en jive van veelal zwarte origine, Crazy With Love van Guy Mitchell of Bingo van Pat Boone is dat natuurlijk niet. Toch goeie songs, At! Zou ik die Pat Boone gewoon onderschat hebben? En dat er al een fusie van zwarte en blanke muziek was voordat de rock ‘n’ roll-boom losbarstte wordt nog eens onderschreven door Bob Wills & zijn Texas Playboys in een mengeling van rhythm & blues enerzijds en western-swing anderzijds. So Let’s Rock swingt!
Veel goede songs op de CD die dus niet voor de hand liggend zijn en waarvan er best wat tussen zitten die tot nu toe de weg naar mijn platencollectie nog niet gevonden hadden. De uitdaging van elke DJ, en zeker van elke rock ‘n’ roll DJ, en dus ook van At’s Crazy Record Hop, is het op de vloer houden van zoveel mogelijk dansers. Het koppel dat op het punt staat weer te gaan zitten, bedenkt zich op het moment dat de volgende dansbare noten weer uit de speakers schallen, blijft staan en voelt de vermoeide voeten niet meer. Dat is de kunst die At beheerst en middels deze CD kun je je daarvan een beeld vormen. Verdere info is te vinden op www.crazyrecordhop.com (Frans van Dongen)


ONCE WE GET STARTED/ THE HI-RISERS
Rock & Roll Inc. Records, R&R Inc. 027

Al zeven CD’s bracht de band uit maar als mijn breinmassa me niet in de steek laat hoor ik nu voor het eerst van The Hi-Risers op een CD. De band (een trio: Greg Townson op gitaar, Todd Bradley op bas, en Jason Smay op drums) komt uit Amerika en kunnen we qua stijl situeren aan het begin tot en met de midden jaren ’60. Maar ofschoon het nu lijkt alsof ik ze in een afgebakend hokje probeer te plaatsen kan daar absoluut geen sprake van zijn. Dat is niet te zien aan de namen van de songs, want die zijn voor de volle honderd procent zelf gecomponeerd. Van elementen uit de stijl van Bobby Fuller tot die van Phil Spector, van vlotte rock ‘n’ roll tot trage sixtiesgeluiden: The Hi-Risers do them all!
Melodieus en greasy als het is, doet Once We Get Started aan het sfeertje van Happy Days denken. Maar betitel ze niet als een higschool-rock ‘n’ roll bandje, want in onder meer Two Week Notice gaat de band helemaal los met puike rock ‘n’ roll voorzien van uitgesproken wild gitaarwerk dat alleen maar heftiger wordt naar mate we het einde van het nummer naderen. Vroege Beach Boys geluiden horen we in een vocaal surfnummer als 18 Wheels Of Love en in schil contrast daarbij staat het nummer ATM Inside dat we als 60’s garage á la Sonics kunnen betitelen. De band speelt dan ook niet met contrabas, doch met elektrische gitaar. Het gitaarwerk is in nagenoeg alle nummers prominent op de voorgrond te vinden, een uitzondering daar gelaten: de ons ook bekende Jimmy Duvall speelt steelgitaar op 18 Wheels Of Love, in inderdaad een countrynummer zoals ze die in de sixties maakten. Daar waar je echter juist een hoofdrol voor de gitaar verwacht, bepaalt de sax (van gast Marc Bradley) de toon op We’re All On That Train, dat daarbij dan toch weer van Cuck Berry-achtige gitaarlicks is voorzien.
Ik sta verrast van het feit dat ik de muziek van The Hi-Risers – als niet echt een specifieke liefhebber van de muziek uit de jaren ’60 (ik zit over het algemeen een decennium eerder) – op bijna alle fronten waardeer of zelfs verbluffend vind. Enkele uitzonderingen zitten in de vrij poppy sound van de rustigere nummers, meer bepaald de 60’s ballads die me niet zo bekoren. Dat is overduidelijk een kwestie van smaak want het is wel duidelijk dat deze band op een behoorlijk hoog niveau acteert.
De distributie is in handen van Sonic Rendezvous dus de CD is in elke CD-zaak gemakkelijk te bestellen. En dat zou ik maar snel gaan doen ook. Kijk eens op www.hirisers.com (Frans van Dongen)


MOVE AND ROCK
Collector Records, CLCD 4519

Rock ‘n’ roll zoals rock ‘n’ roll moet zijn, daar opent deze verzamelaar mee: Give Me A Chance van ‘Unkown IV’… Wie? De vierde onbekende track van een mastertape? Enfin, deze compilatie Move And Rock staat er vol mee. Vol met rock ‘n’ roll, niet altijd even sterk, maar meestal gelukkig wel. Enkele van de naar mijn mening beste tracks zijn – naast de zojuist genoemde opener – de ‘standaardrocker’ Gonna Find Some Lovin’ vertolkt door Charlie Booth & the Blue Velvets, het bijna (of helemaal?) zwart klinkende Black Pepper Makes You Sneeze van Bobby Cates & the Swingers, het goed gevonden mid-tempo vertolkte en goed gezongen Messed Up Woman van The Jesters II, en het door Lee Hazlewood geschreven Pretty Jane van Mark Robinson. De enige vrouw op deze CD moves and rocks too: het is Becky Durnning met het nummer Jimmy Boone. Tot slot: Opvallend is dat ene Harry Lee met vier, overigens niet onaardige tracks vertegenwoordigd is.
Niet alle titels voldoen aan de strekking van de titel van de CD, Move And Rock, maar zijn wat meer country van aard, zoals bijvoorbeeld Fate Stole The Wedding Ring opgenomen door Cliff Cleaves (met daarin een hoofdrol voor de fluit!). Een kniesoor die daar op let, het houdt de afwisseling er in ieder geval in. Info: www.collectorrecords.nl (Frans van Dongen)


ROCK ‘N’ ROLL WITH PIANO vol. 14
Collector Records, CLCD 4520

Een eindeloze reeks, zo lijkt het. En dat is niet erg, integendeel. Het veertiende deel rockt gewoon verder waar 13 ophield. Een rocker als Big Fat Mama (Roy Young & the Millermen) bezorgt je aangenaam luistergenot waarbij je de volumeknop automatisch een tandje hoger zet. De bopper Walkin’ In New Shoes (Art Gunn & his Titans) doet je wensen naar een lange record hop op Hemsby en appetijtelijk strollende dames verschijnen vanzelf op je netvlies tijdens Tijdens The Wo Step (Larry Dallas). Opvallend is het nummer Hoppin’ At The Hop, inderdaad At The Hop van Danny & the Juniors, maar hier helemaal instrumentaal vertolkt door The Ramblers met de sax in de hoofdrol (als vervanging van de zang) en de piano in dezelfde rol als het origineel, dus ook met diezelfde solo. Bekendste nummers verder: Great Balls Of Fire, prima vertolkt door The Royale Monarch en Linda Lu door Al Saxon & the Millermen, ietsjes minder sterk dan Ray Sharpe zelf, en een acceptabele Slipping & Sliding door Mitch Adams. Het merendeel is rock ‘n’ roll met piano, maar zo nu en dan horen we ook een instrumentaaltje zoals het niemendalletje, maar toch grappige Turtle Neck (Mike Pritchett), of het aanstekelijke Dancing Elephants (The Daddy O’s) en vanzelfsprekend ook echte piano boogie-woogie als The Mason Dixon Boogie en Cook ’n The Boogie (Lawrence ‘Piano Roll’ Cook).
Yep, bijna allemaal leuke nummers op deel 14. Info: www.collectorrecords.nl (Frans van Dongen)


ROADHOUSE RIOT… AND OTHER SONGS WITH WORDS/ THE GIN PALACE JESTERS
Gin Palace Jesters, GPJ-002

Tweede CD van een zeskoppige hillbillyband uit Chicago waarvan ik enkel zanger-gitarist Dave Sisson (Three Blue Teardrops) en akoestisch ritmegitarist Ken Mottet ken. De eerste moet ook zowat de leider van de band zijn aangezien hij 10 van de 14 songs schreef, de laatste ken ik enkel van zijn stukjes in ReVue Magazine, een magazine uit Chicago dat er ondertussen ook mee gekapt is, zo lijkt me. Jammer: Mottet's stukjes waren wat mij betreft het hoogtepunt van ReVue Magazine, niet alleen wegens uitstekend geschreven (een zeldzaamheid: iemand die voor een rock ‘n’ roll blad schrijft die ook werkelijk kan schrijven...), maar vooral van een ongekende schoonheid en getuigend van zijn onvoorwaardelijke liefde en passie voor alles wat vergankelijk is. Maar ter zake naar The Gin Palace Jesters, wier stijl promogewijs omschreven wordt als "honky tonk huilebalken, western swing, cowboymuziek uit het gouden tijdperk van de country, novelties, drinkliederen, donkere ballades en liefdesliedjes". Wat ik hoor is veel twangy gitaren, fiddle (gespeeld door een meisje - waarom heb ik geen lief die in een hillbillyband speelt?), pedal steel, drie- tot zelfs vierstemmige old timey samenzang, walsjes, jazzy western swing boogie, en invloeden van bluegrass, early 60’s rock ‘n’ roll pop en de countryrock van The Eagles, die uiteindelijk de mosterd ook maar bij dit soort muziek haalden, laten we dat vooral niet vergeten. Samen maakt dat country van de oude stempel, in mijn oren een beetje klinkend als The Derailers of BR5-49 light. Opvallend: slechts twee covers, Are You Missing Me van The Louvin Brothers en Jim & Jesse, en Second Fiddle van Buck Owens. Niks mis mee, heel keurig uitgevoerd, leuke ideetjes (Ol' Webb's Bullhorn Pontiac over de auto van Webb Pierce, de verwijzing naar Hank Williams' Your Cheatin' Heart in Roadhouse Riot) maar me bij de strot grijpen doet het nergens: ik vind deze CD te netjes, te braaf, teveel op veilig gespeeld om vooral niemand voor het hoofd te stoten. Ik mis ballen en een tikkeltje gemeenheid of bravoure, alle verwijzingen naar dim lights, thick smoke and loud loud music ten spijt. Ik heb zo'n beetje het gevoel dat High Noon met de helft minder volk deze nummers dubbel zoveel impact zou geven. Kortom, ik zie deze Gin Palace Jesters niet winnen bij een kroeggevecht, en om het niveau van een Webb of Hank te halen zullen ze nog veel boterhammen moeten eten. Maar voor de rest zoals gezegd helemaal niks mis mee, dus ben ik misschien weer veel te streng. Deze CD verscheen in eigen beheer, dus ga langs www.ginpalacejesters.com waar je kan beluisteren. Ga niet langs start, u ontvangt geen geld. (Frantic Franky)


YIP YIP!/ VELVETONE
CrossCut Records, CCD 12010

Vierde album van de Bremer stadsmuzikanten die dankzij enkele optredens in Nederland en België ook bij ons geen onbekenden meer zijn, eind 2007 voorafgegaan door de single Li'l Bad Thing/ Seven (verzamelaars opgelet: er is een versie uit op wit vinyl beperkt tot amper 250 stuks) die representatief bleek voor de hele cd. Velvetone exploreert graag de duistere kant van de rock ‘n’ roll en smokkelt daartoe allerlei elementen uit andere genres in hun muziek. We horen op deze CD veel twangy gitaren, wah-wah gitaren, stukjes Chris Isaak, wat Tony Joe White, veel funky grooves zonder dat het groovy funk wordt (als u begrijpt wat we bedoelen), Vegas grind, flarden Run Chicken Run, Bo Diddley beat, Mexicaanse mambo, een streepje Johnny Cash, een snuif Seatsniffers, een onderhuids en nauwelijks opvallend laagje orgel en nog veel meer. Velvetone mengt dit alles tot een eigen geluid, vernieuwend maar tegelijkertijd vertrouwd. Slechts drie covers: Guess Things Happen That Way (Johnny Cash) wordt in de handen van Velvetone een kruising tussen een countrywalsje en Endless Sleep (Jody Reynolds), Go On Home (Sanford Clark) klinkt als Psycho (Leon Payne) zoals Porter Wagoner het had kunnen zingen, en It Ain't Right (Gordon Terry). Het zal u intussen wel duidelijk zijn: puristen zullen gruwen van deze CD, want Velvetone mikt onverbloemd op de rootsliefhebber met een brede smaak. Dit is avontuurlijke rock ‘n’ roll, maar je moet er wel voor zijn natuurlijk! Voorbeluisteren kan op www.velvetone.de. Info: www.crosscut.de (Frantic Franky)

naar boven



14 februari 2008

GONE IS MY MIND/ LIL' ESTHER & HER TINSTARS
Empire Records, EMP-CD-109

Ik leerde The Tinstars kennen toen ze nog The Tin Star Trio waren, zo ongeveer ergens rond 1990, ten tijde van hun debuut LP Just Before All Hell Breaks Loose (op CD heruitgebracht door Rarity), en The Tinstars behoorden toen zonder enige twijfel tot de beste bands van Nederland. In de tijd waarin teddyboy rock ‘n’ roll en neo hoogtij vierden, grepen deze hepcats avant la lettre terug naar hard hittende, bijna desperate 50’s rockabilly. En niet alleen ik vond The Tinstars goed, dat deed ook Ronnie Dawson, die Tin Star gitarist Tjarko Jeen gelijk wegplukte bij The Tin Stars om zijn gitarist te worden. Hoeveel muzikanten van de huidige generatie kunnen zeggen dat ze door een 50’s artiest gevraagd werden om in vast dienstverband mee naar Amerika te gaan? Sindsdien hebben The Tinstars geen platen meer gemaakt (ik dacht dat er een LP zou verschijnen op Empire, maar ofwel is die nog niet uit ofwel heb ik ze gemist), maar ze zijn nog steeds actief, al zie ik ze niet vaak meer vermeld in onze Be There!© En als ze al eens spelen, is dat meer op buitenlandse high profile festivals tot in Amerika toe dan in Nederland. Ze hebben zelfs geen MySpace of website. Waarom, vraag ik me dan af? Druk bezig met allerlei andere dingen, of gewoon te lui?
Ook Lil' Esther rockt al jaren, even lang als The Tinstars, en haar leerden we kennen bij meidentrio The Bugaloos (twee LP’s begin jaren '90), daarna zong ze even bij The Ranch Girls en Jess & Jill & The Sinners, en tegenwoordig doet ze het solo, begeleid door The Tinstars. Dat leverde tot nu toe de EP No Time For Love (1998, Goofin’) en de CD In The Garden Of Love (2002, Rarity) op. Nu is er deze Gone Is My Mind, dat in tegenstelling tot wat u uit het voorgaande zou kunnen besluiten géén rock ‘n’ roll om de rock ‘n’ roll geworden is. Nee, van de 15 tracks kan je slechts pakweg de helft als rock ‘n’ roll/ rockabilly beschouwen, en daarvan zijn er nog eens een aantal medium tempo. Maar: dat zijn wel allemaal goeie songs, met opvallend veel aandacht voor melodie en doordachte arrangementen. Op een aantal nummers doet een vrolijke honky tonk piano mee. De overige helft van de tracks situeren zich in een semi-akoestisch ragtime countryblues kader dat zich beweegt tussen het engelengezang op de Oh Brother Where Art Thou soundtrack, trage early 50’s Sun country, en opgewekte vocal harmony à la Bugaloos. Deze nummers worden toepasselijk uitgevoerd met ouderwetse instrumenten als fiddle (Joost van Es), mondharmonica, mandoline (Arnold Lasseur van The Hillbilly Boogiemen) en steelgitaar. Esther's stem is loepzuiver, kristalhelder, waar nodig voorzien van een geslaagde growl, en komt overal goed tot haar recht. Soms herinnert Esther ons onwillekeurig aan Patsy Cline, voorwaar geen klein compliment. Let u vooral ook op de nummers waarin duetgewijs met een tweede stem wordt gewerkt, van Rick de Bruijn van The Tinstars en Esther's Bugaloos zusje Judith van den Berg. Op deze CD staat geen eigen materiaal, maar vijf songs werden speciaal voor Esther geschreven door Don Cavalli (die tegenwoordig van kop tot teen in een bluestrip zit, getuige zijn Cryland CD van vorig jaar, maar dit geheel terzijde: laat duidelijk zijn dat de twee Don Cavalli songs hier géén blues zijn), John Lewis van The Rimshots, en Big Sandy (al heeft die laatste een van zijn twee nummers, het wondermooie Love That Man, al zelf opgenomen op zijn Turntable Matinee uit 2006). De 10 andere nummers zijn covers, maar niet de voor de hand liggende female klassiekers, wel onbekend spul, niet alleen van zangeressen als Helen Hall (Rock Till My Baby Comes Home), Charlene Arthur (I've Got The Boogie Woogie Blues, inderdaad een boogieënde medium tempo blues met slide), Goldie Hill (Treat Me Kind) en The Miller Sisters (There's No Right Way To Do Me Wrong), maar evengoed van zangers, zoals Zeb Turner (I've Got A Lot Of Time To Do A Lot Of Things) of True Taylor (True Or False). Om u een idee te geven: de bekendste cover hier is I've Had Enough van Jerry Reed!
Een CD die verder kijkt dan rockabilly/ rock ‘n’ roll en de roots van die genres exploreert met kennis van zaken, eerbied en kunde = het betere werk van eigen bodem! Als je deze CD nergens vindt kan je best een mailtje sturen naar Esther zelf via www.myspace.com/tinstaresther, www.lil-esther.com of www.empire-music.net (Frantic Franky)


ROCKIN', ROLLIN', SWINGIN', STOMPIN' WITH.../ UNCLE CHARLIE & THE RIVERSIDE STOMPERS
Empire Records EMP-CD-108

Debuutalbum van dit rockabilly kwartet opgericht in oktober 2005 in het Spaanse Sevilla door zanger-gitarist Carlos A. Del Bosque, die we nog kennen van The Jungle Tigers, The Rollin' Miles en Anabel & The Rock-A-Bells. De muziek is ouderwetse rurale rockabilly, ouderwets gebracht met strummende akoestische ritmegitaar, fingerpickende jazzy Chet Atkins leadgitaar, veel steel gitaar en een hoge nasale stem. De helft van de 13 nummers is nòg ouderwetser in pure western swing stijl met een extra fiddle, bespeeld door special guest Félix Roquero van de Spaanse bluegrassgroep Blue Mountain, zie onze bespreking van hun debuut Lonesome Roads. Componisten staan nergens vermeld, maar dit lijken mij enkel covers, genre Make Like A Rock And Roll, I Get The Blues (Gene O'Quinn), Six Pack To Go (Hank Thompson), Mobile Alabama (Curtis Gordon), Big Fool (Ronnie Self), Rock Therapy, Bye Bye Blues (Les Paul) en Something I Said (Lew Williams). De authenticiteit wordt nog verhoogd door de wat amateuristisch klinkende sound van de CD. Uncle Charlie & The Riverside Stompers brengen hetzelfde soort repertoire als onze eigen Barnstompers, maar de vergelijking draait uit in het nadeel van de Spanjaarden. Muzikaal valt hier weinig op af te dingen (tenzij een gebrek aan inventiviteit), maar de zang is op zijn best middelmatig en op zijn slechtst ronduit zwak, wat het ouderwets effectje op de stem niet kan verhullen. Die gebreken worden evenwel deels weer goedgemaakt door het aanstekelijk enthousiasme. Geen wereldschokkende CD met andere woorden, maar misschien toch leuk voor de liefhebbers van het authentieke spul. Info: www.myspace.com/unclecharlieriversidestompers of www.empire-music.net (Frantic Franky)


LONESOME ROADS/ BLUE MOUNTAIN
CAB Records, CAB56002

Bluegrass is - sterk vereenvoudigd - Amerikaanse volksmuziek gekenmerkt door samenzang en akoestische snaarinstrumenten, een aan country verwante vorm van rootsmuziek die gedefinieerd wordt door zijn eigen beperkingen. Het gaat er dan ook niet zozeer om iets nieuws toe te voegen, wel om het genre zo authentiek mogelijk te benaderen. En net als The Blue Grass Boogiemen bij ons zijn er in elk land wel enkele groepjes die bluegrass bedrijven, alleen is de bluegrass scene nòg ondergrondser dan de rockabilly scene en treden al die bands haast nooit uit hun eigen hokje en hoor je er hier dus zelden iets van. Blue Mountain komt uit het Spaanse Sevilla, werd opgericht in 2002, en bestaat uit ondermeer zanger Rafael Colmenarejo (drummer van Uncle Charlie & The Riverside Stompers) en fiddler-gitarist Félix Roquero (gastmuzikant op de CD van Uncle Charlie; hier ook besproken). Zoals gezegd wordt bluegrass in eerste instantie beoordeeld door de mate van authenticiteit, maar bij beluistering van het na twee demo’s verschenen full length debuut van Blue Mountain valt me op dat - hoewel ze het bluegrass gegeven en instrumentarium gebruiken volgens alle regels van de kunst - deze CD toch een net iets breder reikend singer-songwriter sfeertje uitademt. Is het de relaxte manier van spelen? De klank van de dobro? Colmenarejo's manier van zingen? Ik kan er niet meteen de vinger opleggen. Of komt het doordat ze de verplichte instrumentals en klassiekers als Little Maggie, Blackberry Blossom, Turkey In The Straw, Lonesome Road To Travel, Clich Mountain Backstep, I Am A Pilgrim, Earl's Breakdown en het sinds Oh Brother Where Art Thou alomtegenwoordige Man Of Constant Sorrow (het belang van deze film uit 2000 met George Clooney (de Cary Grant van nu) voor pré-fifties country kan niet genoeg onderstreept worden) afwisselen met recentere nummers van Ronnie McCoury (zoon van Del McCoury), Richard Thompson en Mark Graham, en covers van rocksongs als Smoke On The Water (Deep Purple), Wish You Were Here (Pink Floyd) en Little Wing (Jimi Hendrix), niet voor de grap of het novelty effect, maar akoestisch uitgebeend tot de essentie van de song? Ook opvallend: een eigen nummer gezongen in het Spaans. Laat in elk geval duidelijk zijn dat dit niks met rock ‘n’ roll, maar alles met Americana te maken heeft. Liefhebbers ter zake kunnen dan ook best hun oor te luisteren leggen op www.myspace.com/bluemountainband en
www.bluemountainband.com (Frantic Franky)


KISS KISS KILL KILL/ HORRORPOPS
Hellcat Records, 0498-2A

HorrorPops, het psychobilly trio van Kim Nekroman van Nekromantix en Patrica Day, komt oorspronkelijk uit Denemarken maar woont 10 jaar na hun oprichting in Los Angeles, waar ze het helemaal zoeken te maken, en dan helpt het natuurlijk als je een goed van oren en poten voorziene contrabassiste als zangeres en frontvrouw hebt. Helaas klinkt hun derde album op hardcore/ punk/ ska label Hellcat niet als psychobilly maar als rock in de stijl van B-52's, Siouxie & The Banshees en Sisters Of Mercy, gelardeerd met vleugjes surf en ska (let op de zinsnede "my fist in the middle of your face" op de melodie van "our house in the middle of our street" van Madness). Kim Nekroman omschrijft zichzelf op zijn MySpace als "fashionbilly". HorrorPops zijn snel en luid, en hebben een contrabas en de looks. Of ze ook integriteit hebben, mag elke psychobillyfan voor zichzelf uitmaken.
Verdeling: Epitaph. Op www.myspace.com/thehorrorpops kan je beluisteren. (Frantic Franky)


SURREAL FOLK BLUES GOSPEL TRASH VOL. 2/ REVEREND BEAT-MAN
Voodoo Rhythm VRCD41

Deel 2 in een trilogie waarvan volume 3 een DVD zou moeten worden. Reverend Beat-Man alias Lightning Beat-Man is de Zwitser die zo gek is als een koekoeksklok, het Voodoo Rhythm label runt (telkens weer een garantie voor alles wat maar enigszins trashy is), en dat label ook handig gebruikt om een massa's releases uit te brengen van zijn garageband The Monsters en onder eigen naam. Als we onderweg de tel niet zijn kwijtgeraakt is dit zijn zesde solo album, en wie de man een beetje kent weet waaraan we ons mogen verwachten. Toch staan tussen alle feedback en vervorming van deze kruising tussen 60's garage lawaai en ultra primitieve voodooblues enkele opvallende nummers. Blue Moon Of Kentucky wordt een uptempo hillbilly meezinger, muzikaal erg goed gebracht met Zeno Tornado & The Boney Google Brothers die instaan voor de begeleiding op banjo en fiddle, opgevrolijkt met een non-stop arsenaal geluidseffecten zoals onweersbuien, knallende zweepslagen, revolverschoten, brekend glas, sirenes, mitralleurs en wekkers. Het betere polka werk! Naar het schijnt verscheen dit nummer vorig jaar al op een vinylsingle met slechts één kant (!), maar die zijn we nooit tegengekomen. Our Girls is een onderkoeld Singin' The Blues-achtig rustig nummer. Jesus is demente country die klinkt als een afdankertje van André Williams' countryplaat Red Dirt uit 1999. De CD eindigt in de stijl van die bizarre parlando moraliserende country preken op een laagje orgel, helaas te lang (7 minuten!), meer gebruld dan gesproken (hou er rekening mee dat Beat-Man op de hele CD meer brult en gromt en grijnst dan hij zingt), en net zoals de meeste songs tekstueel compleet over the top. Jammer, want zo wordt een goed idee voor een ongewone parodie verkracht tot een grap die snel verveelt. Blijft over: twee songs die misschien interessant zijn voor all round Boppin' Arounders, en de verzuchting dat we Beat-Man graag nog eens een uitzinnig rock 'n' roll plaatje als zijn debuut Wrestling Rock 'n' Roll uit 1995 zouden zien maken. Binnenkort zou die 10" trouwens op CD verschijnen met extra bonustracks.
Ook uit als LP met catalogusnummer VR1241. Info : www.voodoorhythm.com (Frantic Franky)


12 ROOTS 'N' BOOGIE BLUES HITS/
STINKY LOU & THE GOON MAT

Voodoo Rhythm Records, VRCD43

Het Franse Stinky Lou & The Goon Mat hebben al op zowat elk rock 'n' roll festival en in zowat elke rock 'n' roll keet gespeeld, en dat is op zijn zachtst gezegd vreemd, want het is een bluestrio. Toegegeven, ze spelen bluesbop, maar het blijft blues. Erg primaire blues bovendien. Als u niet begrijpt wat ze uitvreten in het rock 'n' roll wereldje, zal u na deze CD niet van idee veranderen, want ook dit album is 100 % blues. Uiteraard heeft dit trio de rudimentaire doch hogelijk explosieve muziek die ze brengen niet zelf uitgevonden: ze inspireren zich op het gemeenste van John Lee Hooker en Lightning Hopkins, jatten bij hedendaagse blues excentriekelingen als R.L. Burnside, Junior Kimbrough en T.-Model Ford, banen zich niets ontziend een weg over het bluespad geëffend door hun landgenoten van The Bo Weavil Blues Band, en vermengen hun primitieve muziek met elementen uit slave hollers, veel distortion, vervormde zang door een Bullit mikrofoon, de smerigste slidegitaar aan deze kant van de Mississippi, versnelde stemmetjes en geluidseffecten allerhande, wat tot een hypnotizerende trance leidt. Voeg daarbij titels als Show Me Your Tits en Sexual Feeling, plus de gimmick van een zelfgebouwde wastobbe contrabas bespeeld met handschoenen aan en een gitarist die neerzit en tegelijkertijd met zijn voeten hi-hat en basdrum bedient, en het plaatje is compleet. Naarmate de CD vordert vraag ik me af of deze mensen oprecht geloven in wat ze brengen, dan wel express zo enerverend mogelijk proberen te klinken, onderwijl in hun vuistje lachend omdat ze met elkaar hebben gewed hoeveel mensen zulk een bizarre CD gaan kopen. Het verwondert dan ook niet dat deze plaat net op een trash label als Voodoo Rhythm verschijnt.
Wie valt voor Stinky Lou live zal hier plezier aan beleven, de niet-bluesfan zal dit daarentegen simpelweg opsplitsen in snelle en trage blues. Distributie: Clear Spot. Ook uit als LP onder catalogusnummer VR1243. Info: : www.myspace.com/stinkylouandthegoonmat en : www.voodoorhythm.com (Frantic Franky)

naar boven



31 Januari 2008

PLAY IT COOL MAN, PLAY IT COOL/ TIBBY EDWARDS
Bear Family Records, BCD 19557 AH

In 1985 bracht Bear Family een titelloze Tibby Edwards LP met 17 tracks uit (vreemd genoeg de allereerste Tibby Edwards LP ooit), die nu wordt aangevuld met 17 bonustracks, samen Edwards' complete opnames, die de periode 1953-1961 beslaan. En ook al begint deze CD met een uiterst bopbaar medium tempo hillbilly Flip Flop And Fly uit 1955, het feit dat de CD verschijnt onder de Gonna Shake This Shack Tonight banier wijst er op dat het hier meer hillbilly dan rockabilly betreft, wat je gelijk merkt aan de fiddle en de steel die in Flip Flop And Fly een even prominente rol vervullen als de leadgitaar. Ten bewijze: pas in de laatste 20 seconden van Flip Flop And Fly gaat de band echt voluit...
De in 1999 overleden Tibby Edwards is heden ten dage compleet vergeten, maar blijkbaar moet ie in de fifties toch enige naam en faam gehad hebben, anders had Mercury Records nooit geen 13 singles van hem uitgebracht. Ter illustratie: toen Elvis op 16 oktober 1954 zijn debuut maakte op de Louisiana Hayride, stond Edwards enkele trapjes hoger op de affiche, en jawel: in het CD boekje staat een foto waarop Tibby poseert met Elvis. Hij begon zijn carrière als Hank Williams kloon, begrijpelijk gezien de tijdsgeest, want Hank was kort na zijn dood zo mogelijk nog populairder dan bij leven. De oudste nummers hier klinken dan ook heel erg Hank en zijn soms zelfs regelrechte doorslagjes van bijvoorbeeld Jambalaya, Cold Cold Heart of I Can't Help It (If I'm Still In Love With You), wat nog wordt versterkt door het feit dat Edwards op die opnames begeleid wordt door Hank's originele Drifting Cowboys, voor de gelegenheid versterkt met Floyd Cramer op piano en Chet Atkins verrassend genoeg op ritmegitaar en niet op lead. Naarmate de songs chronologisch vorderen wordt die typische klaaglijke Hank-stijl wat vinniger door de toevoeging van een honky tonk gitaar, en zo komt er wat schot in de zaak, al helt de eindbalans van deze CD overduidelijk meer over naar standaard country en countrypop dan naar hillbilly. De CD eindigt met een drietal vroege swamp popnummers en een highschool popsong. Enkele nummers zijn gezongen in Franglais of Frengels, een verbasterd Engels met Franse inslag: Edwards (echte naam: Edwin Thibodeaux) was een volbloed cajun. Leuk op dit soort CD’s zijn altijd de songs die je kent in andere uitvoeringen, hier Walking And Crying With The Blues (Al Terry), het onuitgebrachte Big Mamou (Link Davis), Cry Cry Darling (Jimmy C. Newman) en Play It Cool Man (George Jones). In 1958 moest Edwards het leger in en was zijn carrière voorbij. Na zijn terugkeer slaagde hij er niet meer in de draad op te pikken, en na nog exact drie singles werd hij behanger.
We moeten streng zijn: dit is een interessante CD voor de liefhebber van trage old time country, maar de hardcore hillbilly fan zal hier slechts een vijftal nummers naar zijn gading vinden! Info: www.bear-family.de (Frantic Franky)


OUT OF BOUNDS/ HOWARD CROCKETT
Bear Family Records, 16794 AH

Howard Crockett? Nooit van gehoord. Dat is u vergeven, want dit is de eerste keer dat er een CD van de man verschijnt. En wat moge de Johnny Horton connectie zijn die het hoesje vermeldt? Wel, beste kijkbuiskindertjes, Howard Crockett is de artiestennaam van Howard Hausey, componist van Honky Tonk Man, Ole Slew Foot, All Grown Up, Sugar Coated Baby, Counterfeit Love en Whispering Pines, allemaal opgenomen door Johnny Horton, al moest ie van Honky Tonk Man tweederde van zijn rechten afgeven aan Horton en diens manager Tillman Franks. Ja, zo ging dat in die goeie ouwe tijd. Crockett heeft zelfs altijd beweerd dat hij ook One Woman Man schreef en dat gewoon gratis weggaf aan Horton en Franks opdat Horton toch maar zijn nummers zou blijven opnemen!
De in 1994 overleden Crockett zou pas in 1973 zelf een (country)hitje scoren met Last Will And Testimony (Of A Drinking Man), maar deze CD concentreert zich op de eerste zes jaar van zijn carrière, van 1957 tot 1962 voor labels als Dot, Solar, Hamilton, Manco, Smash en Dixie. U krijgt hier Crockett's origineel van Ole Slew Foot, zijn tot nu toe onuitgebrachte demo van Sugar Coated Baby, zijn eveneens in de kluizen blijven liggen covers van Honky Tonk Man en All Grown Up (opgenomen na Horton's dood), en zijn naamloze Dixie budget cover van Horton's Johnny Reb.
Daarnaast bevat deze CD ook nog bijna een dozijn tracks in de stijl van Johnny Horton alsmede bijna een dozijn Johnny Cash-achtige tracks. Sommige ervan leunen ook vocaal sterk aan bij de stem van Horton en Cash, wat leidt tot enkele merkwaardige songs met een Johnny Cash-stem op een Horton-melodie! Er staat zelfs één liedje op dat duidelijk op maat van Jim Reeves is gesneden. Ik veronderstel dat Howard Crockett al die songs opnam om in te spelen op het (in Johnny Horton's geval postuum) succes van Horton en Cash, of in de hoop ze aan de grootmeesters te verpatsen. Hou er wel rekening mee dat het hier de Johnny Horton ten tijde van Battle Of New Orleans en niet Honky Tonk Hardwood Floor betreft, idem ditto voor Johnny Cash: dit klinkt meer Ballad Of A Teenage Queen dan Folsom! Verdwaald tussen de zo maar eventjes 36 nummers op deze CD staan ook nog wat country en countrypop, Crockett's Dixie budget cover van I Got Stripes (opnieuw Cash), zijn onuitgebrachte versie van Ballad Of Thunder Road (Robert Mitchum), en een rocker uit 1958 met backing vocals getiteld Truddy Brown die kraakt als een Collector track.
Uit het voorgaande is u reeds duidelijk dat deze CD niet zozeer gericht is op de rock ‘n’ roll liefhebber, maar mikt op iedereen die alles verzamelt wat van ver of dichtbij met Johnny Horton en Johnny Cash te maken heeft. Info:
www.bear-family.de (Frantic Franky)


POOR MAN’S RICHES/ BENNY BARNES
Bear Family Records, BCD 16517 AH

Bear Family heeft er een handje van weg zijn country releases te verpakken en marketten als rockabilly CD’s. Deze CD bijvoorbeeld ziet er heel rock ‘n’ roll uit en opent met de coole medium tempo rocker (of uptempo stroller) You Gotta Pay uit 1958, maar helaas is dat zo ongeveer de enige echte rocker die Benny Barnes ooit opnam, zo blijkt uit de complete 50’s opnames van deze in 1987 overleden country zanger. Barnes kwam net als George Jones uit Beaumont, Texas en klonk als een kruising tussen Hank Snow, Lefty Frizell en George Jones zelf, die hem persoonlijk onder zijn vleugels nam: Jones zorgde ervoor dat Barnes zijn allereerste single kon opnemen en gaf hem daarvoor zelfs twee nummers cadeau, waaronder No Fault Of Mine voor hij het zelf opnam. Na het succes van Barnes' tweede single Poor Man's Riches dat het in 1956 nog beter deed dan Jones' doorbraak Why Baby Why werd hem een even grote carrière als George Jones voorspeld, maar helaas: George Jones werd (en is wat mij betreft nog steeds) een van de allergrootste countrysterren, terwijl Barnes er nooit in slaagde het succes van Poor Man's Riches te evenaren.
Deze CD volgt Barnes' parcours vanaf zijn twee eerste één-man-op-één-akoestische-gitaar demo's van begin 1956 (waaronder een goeie My Babe) over al zijn singles, inclusief zijn covers voor het Dixie budget label van de artiesten die wèl hits scoorden, en in die categorie horen we uitstekende versies van I Walk The Line, There You Go, Give My Love To Rose en Train Of Love (4x Johnny Cash) en Tangled Mind (Hank Snow). Barnes was misschien wel de enige mens ter wereld die zowel Cash als Snow, toch twee hemelsbreed verschillende stemmen, geloofwaardig kon imiteren. Het is in dat opzicht typerend dat Hank Snow in 1961 Barnes' Beggar To A King coverde en er in tegenstelling tot Barnes zelf een hit mee haalde. Nog een Benny Barnes original: Take The World (But Give Me Jesus) werd in 1967 gecoverd door.... George Jones! En om nog even terug te komen op die Dixie covers: vijf Dixie tracks die gewoonlijk toegeschreven worden aan Benny Barnes staan niet op deze CD, omdat het in werkelijkheid (hoogstwaarschijnlijk) niet om Barnes gaat. De Dixie cover serie (van 1956 tot begin jaren '60 meer dan 50 EP’s) werd naamloos uitgebracht en in ruil voor wat geld onder tafel ook naamloos ingezongen door diverse artiesten, waaronder Benny Barnes, maar bijvoorbeeld ook George Jones of Sleepy LaBeef.
Behalve You Gotta Pay, de gospel-billy Talking To The Lord, die Cash covers en die demo van My Babe, staat op deze CD weinig dat refereert naar rock ‘n’ roll: bijna alle nummers zijn standaard 50’s country en zeker niets uitzonderlijks: enkel No Fault Of Mine, Poor Man's Riches en King For A Day overstijgen het doorsnee country niveau van die dagen. Toch is er nog een andere link met rock ‘n’ roll, meer bepaald naar een artiest die net als Barnes ook uit Beaumont kwam, namelijk The Big Bopper. Op deze CD staat Barnes' Buddy Holly-Richie Valens-Big Bopper tribute Gold Records In The Snow, merkwaardig genoeg een eerbetoon aan drie rock ‘n’ roll helden in de vorm van een country song. Een andere single van Barnes blijkt geschreven door The Big Bopper en bij mijn weten nooit door de Bopper zelf opgenomen, namelijk die Beggar To A King en het El Paso-achtige Fastest Gun Alive. Maar wat had u gedacht? Jawel, beide kantjes zijn opnieuw country. En dat is het belangrijkste dat u moet onthouden uit deze bespreking: tweederde van de 33 tracks hier zijn medium tempo en vooral trage country... Info:
www.bear-family.de (Frantic Franky)

naar boven



21 Januari 2008

I MUST BE DREAMIN’/ THE ROBINS
El Toro Records, ETCD R&B 111

The Coasters zijn wellicht één van de meest aansprekende R&B-groepen uit de rijke rock ‘n’ roll historie. Charlie Brown, Yakety Yak, wie kent niet die melige deuntjes die uitstegen tot klassiekers van de eerste orde? Maar The Coasters kennen ook een enorme voorgeschiedenis als The Robins. Twee Coasters groepsleden, Bobby Nunn en Carl Gardner maakten al deel uit van de lange succesperiode van deze Robins, waarvan ook de zojuist overleden Billy Richard deel van uit maakte. (Zie ook Big News, waarin een korte biografie van The Robins te lezen is.)
In hun Johnny Otis periode (eind jaren ’40, begin jaren ’50) kun je de sound van The Robins omschrijven als een late Ink Spot sound, óf een vroege doo-wop sound. Het leverde de groep bekendheid en hits op, maar het enorme succes kwam pas in 1955 dankzij Smokey Joe’s Café (geschreven door Leiber & Stoller). Deze CD behandelt de korte tijdsspanne van de periode ná Johnny Otis in 1953 tot het ontstaan van The Coasters in 1955, op de labels RCA Viktor, Crown en tenslotte Spark, waarop Smokey Joe’s Café verscheen. Maar er staan meer nummers op die door de kenners als klassiekers gezien worden, velen dansbaar en altijd met die kenmerkende meerstemmige achtergrondzang en de vrijwel altijd prominent aanwezige saxsolo, zoals Double Crossin’ Baby, All Night Baby, Ten Days In Jail (met voor de verandering geen sax, maar wel een gitaarsolo), Get It Off Your Mind, Double Crossin’ Baby, of wonderschone ballads als A Fool Such As I en Just Like A Fool. Maar de bekendste song is misschien wel het dreigende, mid-tempo Riot In Cell Block #9, al was dat voor The Robins geen nationale hit, wat te maken zou kunnen hebben met het feit dat het nummer dankzij de opruiende tekst door vele radiostations verbannen werd. De song heeft (mede ook dankzij de successen van latere uitvoerders) echter later alsnog de status verworven van R&B-klassieker.
The Coasters-fans kennen de muziek van The Robins waarschijnlijk wel. De overige liefhebbers van zwarte, originele R&B zullen hier vast ook plezier aan beleven. Info: www.eltororecords.com (Frans van Dongen)


JIVE TIME!/ THE SLAMMERS MAXIMUM JIVE BAND
El Toro Records, ETCD 2036

The Niet echt een pakkende naam vind ik, The Slammers Maximum Jive Band. Maar gelukkig is dat geen issue voor een beoordeling van een CD. De band is een voortzetting van The Alabama Slammers en eigenlijk is er qua repertoire niets veranderd. De CD omvat vele kroonjuweeltjes uit de geschiedenis van de swing en jive, en derhalve is het repertoire niet echt verrassend te noemen. Gelukkig is het album niet te jazzy geworden en is de back-beat prominent aanwezig, met spaarzame uitzonderingen als Straighten Up And Fly Right wat we moeten zoeken in de hoek Nat King Cole en Irving Mills. Voor ons, onrustige rockers, is er gelukkig genoeg te romp en stompen: denk aan schitterende nummers als She Walks Right In van Clarence ‘Gatemouth’ Brown of Hook Line And Sinker van Smiley Lewis. Niet dat de Slammers het halen bij deze authentieke kwaliteit, maar het is zeker aantrekkelijk gedaan en de uitvoeringen zijn strak (dankzij contrabassist Neale Hobday en Gary Richardson op drums), opwindend en zeker dansbaar. Dat is natuurlijk een verdienste van alle muzikanten maar waarbij de blazers vanzelfsprekend de boventoon voeren: tenor sax (Andy Burns) en bariton sax (James Gray). Ook opvallend: een dame op piano (Claire Hamlin), en zanger James Gray (jawel, ook op bariton sax) die weliswaar geen zwarte R&B-stem heeft, maar zeker een blanke swingstem á la Louis Prima bezit (nou vooruit, in die richting moet je het in ieder geval zoeken). Van Prima coveren ze trouwens Buona Sera. Leuk, maar daarvan hebben we er al 680 gehoord...
The Slammers Maximum Jive Band doen er alles aan om je te vermaken en dat lukt ze grotendeels ook. Info: www.slammersmaxjive.co.uk en www.eltororecords.com De CD wordt in Nederland gedistribueerd door Bertus en is derhalve landelijk verkrijgbaar (Frans van Dongen)


OLD DAWGS NEW TRACKS/ V8 RUMBLE
Vampirette, VAMPCD112

Zoals de titel al aangeeft is deze band de opvolger van Dawg House, waarvoor zanger-gitarist Wayne Beauchamp een nieuwe drummer en een nieuwe contrabassist recruteerde. Andere bezetting, andere groepsnaam, én een ander geluid: geen rockabilly met een vleugje neo, maar old skool neo heel erg in de stijl van Restless, af en toe op basis van bluesbop of met een vleugje ska, en zonder dat het agressieve psychobilly wordt, misschien omdat de gitaar nooit voluit gaat. Dit genre vind je goed of slecht, en V8 Rumble brengt het volgens alle regels van de kunst, al voegen ze niks nieuws toe en klinkt die gitaar soms wat krampachtig. Als debuut is dit okay en zeker niks mis mee, maar in Beauchamp's geval met 15 jaar ervaring slechts ternauwernood met de hakken over de sloot. Bovendien is er al Restless, dus op een middelmatige kopie zit niemand te wachten. Uit de band springen We Say Yeah (Cliff, hen voorgedaan door Polecats) en de mondharmonicarocker So Long Baby Goodbye (Blasters), opvallende covers zijn Baby One More Time (Britney Spears, als je het nummer niet kent is deze cover gewoon een goeie rock 'n' roll song ! ) en My Best Friend's Girl (new wave band The Cars). Op www.v8rumble.co.uk staan MP3 samples. Info: www.shop.mcdp.de (Frantic Franky)


SWINGIN' & SAXY/ DAWG HOUSE
Vampirette VAMPCD115

Was dit Britse trio onder leiding van zanger-gitarist Wayne Beauchamp na 15 jaar niet op non-actief gezet en veranderd in V8 Rumble? Inderdaad, deze CD bevat geen nieuw maar oud materiaal: de band werd opgericht in oktober 1991, deze opnames dateren van vòòr hun albumdebuut Saturday Night At The Dawg House (1997), meer bepaald uit 1994-1995 toen ze een kwartet met saxofoon waren. Het gaat om 11 studio opnames en 2 live tracks, al klinken die 11 studio opnames ook heel erg "live": alle songs worden lang uitgesponnen met langgerekte intro's en outro's en meezingkoortjes en solo's waarbij de muzikanten worden voorgesteld. Het lijkt inderdaad alsof Dawg House in de studio hun set hebben ingeblikt zoals ze die ook live moeten gebracht hebben. Een enkele keer hoor je zelfs een handvol applaus op het einde van een nummer. Wat er ook van zij, alle nummers zijn onuitgebracht behalve Last Time I Saw Her, dat in januari 1997 verscheen op de Dynamite single # 12.
Met Swingin' & Saxy als titel en een tekening van een saxofoon op de hoes verwacht je jive, maar dat is niet de muziek die Dawg House ons hier voorschotelt. De CD bevat poppy rock 'n' roll waarbij de sax weinig meer doet dan meetoeteren. De gitaar klinkt soms wat bluesy, de bas funky, de gitaar freakt uit, en ook de songkeuze weerspiegelt die poppy benadering: de meeste nummers zijn klassiekers (Smokey Joe's Café, Got My Mojo Working, Stray Cat Strut, Shakin' All Over, Baby Blue, Tear It Up...), met als buitenbeentjes een opgewekt en geinig Wild Thing (Troggs, maar ook weer te lang uitgemolken, want door het start-stop ritme valt het nummer telkens opnieuw stil) en het jazzy Rocketship To The Moon (Stargazers). Het enige eigen nummer, Last Time I Saw Her, weerspiegelt meer de neo richting die de band later opging. Beauchamp's typische (beperkte) stemgeluid daarentegen was reeds aanwezig vanaf hun begindagen.
Aardig om een keertje te horen, zij het iets teveel van hetzelfde, en hangen blijft het niet. Daarvoor is dit te simpel gespeeld en zijn er betere jukebox bands. Misschien leuk voor de fans, maar helaas pindakaas is Dawg House bij ons te onbekend om hier ten lande veel fans te hebben. Info: www.dawghouse.co.uk
. Info: www.shop.mcdp.de (Frantic Franky)

naar boven

Terug naar de voorpagina