
| Je 
          recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze 
          dan naar de hoofdredactie! | 

| 
 | ENJOY 
          THIS BOOGIE/ MYSTERY TRAIN Al in 1977 werd de basis gelegd 
          voor het huidige Mystery Train. Oprichter Ari Hanninen startte toen 
          de band Go Daddies. Twee jaar later ging Ari gebruik maken van een contrabas 
          en op dat moment was hij een rariteit in de Finse rock ‘n’ 
          roll scene. In 1980, toen Ari’s broer Mika als gitarist bij de 
          band kwam, werd de naam gewijzigd in Mystery Train, uiteraard genaamd 
          naar de bekende Elvis song. Na enkele EP’s, een single en een 
          LP op hun naam gezet te hebben ging de band in 1985 uit elkaar om vervolgens 
          20 jaar later weer bijeen te komen. Waarschijnlijk hun kroost opgevoed 
          en ineens tijd en handen over, zullen we maar zeggen! | 


| 
 | MOTEL 
          MEN/ THE MOTEL MEN Het 
          blijft me als oude rock 'n' roll rot (mijn vijanden zullen zeggen: rotte 
          rock 'n' roll ouwe) zowel verbazen als plezieren dat er steeds weer 
          nieuwe bands opduiken, dat jonge mensen een gitaar en een contrabas 
          ter hand nemen om rock 'n' roll te plegen, omdat het bewijst hoe vitaal 
          en essentieel onze muziek blijft, ook meer dan 55 jaar na haar ontstaan. 
          Jonge mensen blijven inzien dat rock 'n' roll geen beperkingen inhoudt 
          maar juist oneindig veel mogelijkheden biedt. Neem The Motel Men, gitaar-contrabas-drums 
          trio opgestart in 2007 of daaromtrent in Sint-Niklaas (B) door zanger-gitarist 
          Steven Hollanders die ik vroeger wel eens ritmegitaar zag spelen in 
          de Nederlands-Belgische cajunband The Acadian Ramblers.  | 
| 
 | B-SIDES/ 
          ARSEN ROULETTE | 
| 
 | MENTAL 
          INTERFERENCE/ THE ASTROPHONIX | 
| 
 | TUPELO 
          WELCOMES ELVIS PRESLEY HOME/ ELVIS PRESLEY Het 
          miljardenverkopende boegbeeld van de rock ‘n’ roll is in 
          een crisistijd als deze misschien wel één van de beste 
          beleggingssubjecten die er zijn. Deze telg uit de 30er depressiejaren 
          staat in deze crisisrevival van die beruchte jaren ‘30 nog steeds 
          fier overeind, ondanks het steen en been geklaag van de muziekindustrie. 
          We zijn inmiddels gewend dat er elk jaar wel weer wat nieuws ontdekt 
          wordt uit huize Presley, dan wel dat slimme marketingjongens compilaties 
          samenstellen van grijsgedraaide hits en ‘rariteiten’. Het 
          rariteitenkabinet van Professor Biondie zou erbij verbleken. Ook al 
          ben ik rock ‘n’ roll-fan en niet specifiek Elvis-fan, toch 
          kon ik het niet nalaten dit album uit haar benarde positie in het platenrek 
          te halen, zodat ze kan genieten van haar vrijheid in mijn CD-speler. 
          Deze Special Collector’s Edition (zijn dat voor de ware Elvis-fan 
          eigenlijk niet alle releases?) is reeds in 1984 als vinyl in de openbaarheid 
          gebracht (de 6 LP-box Golden Celebration, RCA CPM 65172). Tegenwoordig 
          toch een klein collector’s item. Maar goed, het is al heel wat 
          dat het ruim 25 jaar geduurd heeft, voordat men deze opnames op CD deelt 
          met ons, wetende dat in 2007 reeds de DVD (MRS 20026956) verschenen 
          is met een deel van het roemruchte optreden in zijn hometown Tupelo, 
          Mississippi op 26 september 1956. Zowel DVD als CD zijn uitgegeven door 
          Memphis Recording Service in, jawel, Engeland! Deze MRS heeft totaal 
          niets van doen met de voorloper van Sun Records of met het Sun Studio 
          Museum in Memphis! Dit gezegd hebbende, gaan we het pareltje eens onder 
          de grote BA-loep bewonderen. In bijna elke documentaire over Elvis of 
          over rock ‘n’ roll in het algemeen, kom je ze tegen: enkele 
          flitsen van de beelden van het gedenkwaardige optreden in Tupelo van 
          26-9-1956. Gedenkwaardig, niet alleen omdat Elvis toevallig een thuiswedstrijd 
          speelde, maar ook omdat het de oudste beeldopnames met geluid zijn van 
          een live-optreden van de king van de rock ‘n’ roll. Zoals 
          het een Special Collector’s Edition betaamt, is het geheel met 
          zorg opgemaakt en samengesteld. Precies waar je als verzamelaar van 
          droomt. Een 40 pagina’s tellend boekwerkje laat je in de woorden 
          van Roy Turner die memorabele zonnige dag in 1956 herleven. Aangevuld 
          met de herinneringen van Ron Brandon, de jonge knaap die destijds als 
          radiotechnicus voor het kleine Tupelo-station WTUP, zonder het te beseffen, 
          een historisch concert opnam en tot zijn eigen verbijstering in 1984 
          constateerde dat RCA de kopie die hij aan Elvis gegeven had, zonder 
          credits voor Ron, had uitgebracht via de Golden Celebration box. Mooi 
          om te lezen onder welk primitieve omstandigheden die opnames tot stand 
          zijn gekomen. De verontschuldiging op de CD over de geluidskwaliteit 
          in piepkleine lettertjes is meer uit beleefdheid dan dat het er toe 
          doet. Als ware liefhebber van die prille begindagen van de rock ‘n’ 
          roll neem je dit voor lief en het is ronduit lovenswaardig dat men de 
          historische waarde heeft laten prevaleren boven opgepoetste gepolijste 
          marketingwenselijke opnamen voor verwende oortjes. Wat men wel als waarschuwing 
          had kunnen vermelden, is het oorverdovend gekrijs van de ‘kippetjes’ 
          (nou ja, ‘chicks’ klinkt dan toch beter). Aan de hand van 
          het gekrijs kun je precies nagaan, wanneer de schorre zanger (zoals 
          die destijds in het Polygoonjournaal werd genoemd) zijn hip wiggle doet 
          (smile). Ondanks de richtingsgevoelige microfoons is het toch een voortdurend 
          gevecht tussen chicks en performer wie de overhand heeft in de opnames. 
          Zet het volume van je koptelefoon niet te hard, je oren zullen het je 
          niet vergeven (en als je het via de boxen speelt, je buren ook niet)! 
          Maar het is een weergaloos tijdsdocument! Enfin, de geschreven memoires 
          in het booklet zijn aangevuld met een overdosis foto’s van die 
          dag. Smullen! Men heeft zelfs niet onvermeld gelaten dat een jonge Tammy 
          Wynette (op foto in een cirkeltje eruit gelicht) het gillende gilde 
          bevolkte tijdens dit optreden van de hillbilly cat, die extra uit Memphis 
          was overgekomen. Het album opent met een kort ‘hurry’ interview 
          van Charlie Watts. Op het album staat dat dit een interview is dat is 
          opgenomen in de afternoon, maar Charlie vraagt aan Elvis wat hij vindt 
          van de reactie van de teenagers en noemt een meisje dat op het podium 
          klom “this afternoon”! Dat zou betekenen dat het interview 
          dus feitelijk voor de avondsessie is opgenomen en dus niet voor de afternoonsessie! 
          Toch nog een schoonheidsfoutje van de samenstellers? Na de hits Heartbreak 
          Hotel en Long Tall Sally, waarin de live-Elvis op en top naar voren 
          komt (de wijze hoe hij zangmatig het publiek bewerkt), werd de Sleutel 
          overhandigd aan Elvis door de gouverneur van Mississippi, Coleman, als 
          erkenning voor zijn verdiensten in de ‘popular music’. Zoals 
          Tom Parker dit optreden toestond als afleiding van de negatieve kritiek 
          rond Elvis, zo kun je je de vraag stellen of deze act van de gouverneur 
          ook niet meer een politieke zet was (want een oudere gouverneur die 
          een door de oudere generatie gehate Elvis een symbool van erkenning 
          overhandigt is ronduit opmerkelijk, maar als je weet dat het kleine 
          stadje Tupelo die dag alleen al werd overstelpt door een veelvoud van 
          het aantal inwoners, dan is een beetje toeristen-PR voor Mississippi 
          en Tupelo natuurlijk niet weg). Mooi voor Elvis uiteraard, die deze 
          erkenning meer dan verdiende. Na deze waardering voor zijn populariteit 
          zette hij twee ballades, met begeleiding van de Jordanaires, in; I Was 
          The One en I Want You, I Need You, I Love You (waar kun je een krijsend 
          tienermeisjeshart meer mee paaien?). Elvis laat zijn hillbilly cat alterego 
          horen in I Got A Woman om dan door te stomen naar de RCA-krakers Don’t 
          Be Cruel (ook Elvis kon het af en toe niet laten even te lachen bij 
          het zien van de taferelen, hetgeen enkele malen te horen is tijdens 
          de nummers in de middageditie van het optreden) en Ready Teddy (het 
          open air dak gaat eraf!). Niet alleen Elvis bracht de menigte in vervoering, 
          maar ook Scotty Moore (zoals te horen is tijdens zijn solo guitar licks 
          in verschillende songs!). Meisjesharten laat je vakkundig smelten met 
          Love Me Tender en het is één van de weinige nummers waar 
          de meisjes blijkbaar helemaal wegdroomden, want het leek wel alsof ze 
          allemaal flauwgevallen waren (om af en toe nog eens even uit hypnose 
          te ontwaken met rijkelijk gevulde longen… dat zulke kleine lichamen 
          zoveel lawaai kunnen produceren…). De schorre zanger en het schor 
          geschreeuwde publiek verzopen volledig in het bluesy uitklinkende Hound 
          Dog. Na deze wall of sound is een interview met Vernon en Gladys, Elvis’ 
          pa and ma, een verademing. Je valt bijna van je stoel af als je hoort 
          dat de favoriet van mama Gladys, uit haar eigen mond, het dubbelzinnige 
          (om die reden ook verguisde) Baby Let’s Playhouse is en Don’t 
          Be Cruel.  | 
| 
 | REAL 
          RAW ROCKABILLY Al 
          struinend door de paar overgebleven platenboeren in de stad, kom je 
          af en toe toch ware pareltjes van verbazing tegen. Wie denkt er nu aan, 
          dat bij de “gratis/ vrije platen shop” (zoals ze in het 
          Nederlands zouden heten) een vintage rockabilly sampler (dubbel-CD) 
          ligt van luttele 5 euro, vers van de pers nota bene! Hoe dat kan, heeft 
          te maken met het verschijnsel ‘public domain’! Even ter 
          verklaring. In diverse landen heeft men twee soorten copyrights: gebaseerd 
          op de dood van de auteur (songwriter) ofwel © en gebaseerd op de 
          creatiedatum (opnamedatum) ofwel (p). In Nederland kennen we alleen 
          de eerste variant, dus ©. Engeland, waar deze sampler werd gecompileerd, 
          heeft wel de tweede variant (auteursrecht geldt tot 50 jaar na release 
          of, indien unreleased, 50 jaar na de geluidsopname). Terwijl de Amerikaanse 
          opnames/ originelen in USA niet (!) public domain zijn (en strikt genomen 
          zijn pas eind 2047 de eerste opnames in USA zelf, public domain (dit 
          heeft te maken met een wetswijziging, beter bekend als de Sonny Bono 
          Copyright Term Extension Act uit 1998, die zegt dat opnames die vanaf 
          1923 werden gemaakt en reeds in 1998 auteursrechtelijk beschermd waren, 
          pas vanaf 2019 public domain worden (de 1923 opnames) en dat opnames 
          die vóór 1998 werden opgenomen, maar pas na 1998 auteursrechtelijk 
          beschermd zijn, pas eind 2047 public domain worden), kan men in Engeland 
          naar harte lust compilaties samenstellen voor een prikje. En, om het 
          helemaal mooi te maken, kan het Britse compilatieplatenlabel wel © 
          en (p) rechten ontlenen aan haar eigen compilatie als geheel, alsmede 
          mechanische rechten (in GB: mcps, Nederland: Stemra). Niettemin, public 
          domain is leuk en aardig, maar als grote platenlabels schatten van oude 
          onuitgebrachte opnames in hun archieven hebben liggen, dan mogen deze 
          wel public domain zijn, maar er is geen wet die de labels verplicht 
          het materiaal prijs te geven. Dus, logisch dat een label als Bear Family 
          bijvoorbeeld dan toch noodgedwongen opnames onder licentie uitbrengt, 
          die eigenlijk public domain zijn. En ziedaar het verschil in prijs met 
          de compilatie, die we hier bespreken, is verklaard. (Ondanks voorgaande 
          tekst kunnen hieraan toch geen rechten worden ontleend, het dient slechts 
          ter veraanschouwelijking). | 

| 
 | BULLSEYE/ 
          TRULY LOVER TRIO Vierde 
          full-CD van het Truly Lover Trio (USA), in vergelijking met de vorige 
          met een nieuwe drummer, Ricky McCann van The Playboys (GB), die nu blijkbaar 
          in de States woont. Niet dat het veel uitmaakt, want Truly Lover Trio 
          blijft in de eerste plaats de band van Marcel Riesco, de zanger-gitarist 
          met de Roy Orbison fixatie. Is Riesco een bastaardzoon van The Big O? 
          Je zou zeggen van wel, want hoe hij het doet weet ik niet, maar Riesco's 
          stem blijft griezelig veel op die van de jonge Orbison lijken: zelfde 
          hoge timbre, zelfde aarzelende, wat lispelende fezelende intonatie, 
          zelfde uithalen naar de hogere regionen. Die stem heeft ie wellicht 
          deels van nature uit, maar volgens mij heeft hij ze zeker minstens evenveel 
          gecultiveerd door non stop naar Roy Orbison te luisteren, want ook in 
          de muziek zelf horen we regelmatig loopjes die zo uit het werk van Orbison 
          geplukt zijn, zonder evenwel te opvallend te kopiëren. Geen verrassingen 
          op de nieuwe CD, want Riesco blijft doen waar ie goed in is: vlotte 
          nummers schrijven die het midden houden tussen Orbison op Sun en de 
          rockende Orbison van begin jaren '60 (denk: Claudette, The Bug), met 
          al het goeie daarvan zonder de overproductie die Orbison's opnames soms 
          kenmerkt. Toch blijven wij altijd het verschil horen, zeggen wij dan 
          stoer, zoals in de enige echte Orbison cover hier, het Sun nummer Domino, 
          waarin Truly Lover Trio net iets andere accenten legt. En toch beginnen 
          we naarmate de CD vordert te twijfelen, zeker in de rustigere ballade-achtige 
          songs of in het aan de overzijde van de Mexicaans grens met castagnetten 
          mambo-ende The Truth. Als dat op de radio aangekondigd werd als onuitgegeven 
          Orbison, we zouden het durven geloven... | 
 
    naar boven
    
     
 
    
    
    13 mei  2010
| 
 | 30 
          YEARS OF SLAPPIN’ AND TWANGIN’/ RED HOT MAX Terug 
          naar de roemruchte tachtiger jaren van de revival rock ‘n’ 
          roll. In Zweden maakten destijds namen als Kenneth Swanström, Hank 
          C. Burnette, The Boppers en gitaargroep 1961 furore. Maar het rijtje 
          zou niet compleet zijn zonder een rocker die in 1983 te horen was, samen 
          met de Britse Sharks, tijdens de gedenkwaardige rock ‘n’ 
          roll-dag van de KRO-radio vanuit een café in St. Willebrord. 
          Ik mocht me destijds als 17-jarige vergapen aan degelijke Zweedse rock 
          ‘n’ roll en rockabilly van een man met de obscure naam Red 
          Hot Max, bijgestaan door zijn Cats. Wie kon toen bevroeden dat ik 30 
          jaar later een review zou schrijven over het verjaardagsalbum ter ere 
          van 30 jaar Red Hot Max on stage? Ook al claimen de Rolling Stones het, 
          maar komt de eer toe aan Bill Haley’s Comets en is Red Hot Max 
          op weg naar dat predikaat van ‘oudste rock ‘n’ roll 
          band ter wereld’, het feestje dat op dit album gecelebreerd wordt 
          is op zijn zachtst gezegd bijzonder. Maar weinig rockabilly-artiesten 
          kunnen een dergelijke ‘trofee’ tonen aan hun kleinkinderen. 
          Zoals liner notes-schrijver Anders Axelsson treffend schrijft, valt 
          het album in de categorie ‘Well, now dig this!’. Deze Jodimars-kraker 
          van weleer mag natuurlijk niet ontbreken. Evenals andere oudgedienden 
          uit de good ol’ 50’s: Joe Turner’s Shake, Rattle & 
          Roll, Bill Haley’s Birth Of The Boogie en Curtis Gordon’s 
          Mobile Alabama. Terug in de tijd naar de jaren dat een vintage styled 
          rock ‘n’ roll-band uit Stockholm besloot om in 1979 de 50’s 
          rock ‘n’ roll in Zweden, groot gemaakt door Little Gerhard 
          & His Rocking G-Men en Jerry Williams & the Violents, te laten 
          herleven. In 1981 werd dit streven bekroond met een platendeal bij Wildcat 
          Records. Multi-instrumentalist Red Hot Max alias Mats Olsson (zang/ 
          gitaar en ook piano), Kjell Olsson (gitaar), Bo Salmonsson (stand up 
          bass) en Arnulf Ibsen (drums), inmiddels aangevuld met Ake Banksell 
          op steel guitar, doken een jaar later wederom de studio in en dat resulteerde 
          in de in 1983 uitgebrachte LP Lonesome Rocker, dat toen in Nederland 
          via Rockhouse in licentie verscheen. Ik mag me nog steeds een trotse 
          eigenaar van dat vinylalbum noemen… waar dat optreden op de KRO-radio 
          toch goed voor is geweest... Tot dan toe was het nog voornamelijk rockabilly 
          wat de klok sloeg, maar rond 1986 nam de stijl een wending richting 
          rockin’ swing en dansbare house rock á la Bill Haley & 
          the Comets. Daartoe werd de steel gitarist verruild voor een saxofonist 
          namens Claes Carlsson. Rond 1989 kwam pianist Per Erik Jonsson de band 
          versterken. En dat zou ook enkele jaren zo blijven. Tegenwoordig is 
          alleen de bassist niet van één van de originele line ups. 
          Het album bevat een muzikale bloemlezing van de zes verschenen LP’s, 
          plus nummers van het album 25 Years Of Hysterical Rock & Roll (2000), 
          een nummer van de allereerste EP uit 1980, enkele andere songs uit de 
          beginperiode en 5 unreleased songs uit 2010, 2002 en 1980. Max is niet 
          alleen een begenadigd instrumentalist, maar ook een songwriter. Dat 
          laat hij horen in Classic Car Folks en There’s A Scratch. De eerste 
          een jumper en de tweede een rockabilly. Beiden 50’s styled, zoals 
          je dat van de Red Hot Zweed niet anders gewend bent. Het bekende Please 
          Don’t Leave Me van het Johnny Burnette Trio heeft een goede beat 
          en ook de Jerry Lee Lewis achtige teddyboy rocker (!) Toe Tappin’ 
          is niet te versmaden. Deze vier songs zijn allen onuitgebrachte afgestofte 
          parels. Ietwat teddyboy rock ‘n’ roll klinkt ook door in 
          Hey Baby en So Mean Baby (waarvoor zonder twijfel The Worryin’ 
          Kind van Tommy Sands uit 1957 model heeft gestaan). De instrumentale 
          kwaliteiten toont frontman Mats in de, uiteraard Duane Eddy uitademende, 
          Twang Medley en in de schietstoelrocker Red Hot Stomp. Een aantal songs 
          zijn afkomstig van de twee live LP’s die ze ooit hebben opgenomen 
          en dus mag je Red Hot Max beluisteren in onvervalst Zweeds (woordenboekje 
          was niet bijgeleverd bij de CD, komt misschien nog in een volgende oplage). 
          Safronia B is een weergave van de jump-/swingperiode van de band, als 
          je daar al van kunt spreken, want ze speelden toen ook nog steeds pure 
          rockabilly, waarvan Stomp Rock en I’m A Hobo (wat in de verte 
          herinnert aan Mystery Train) getuigen. That Mellow Saxophone is een 
          klassieker die de meesten zullen kennen van het Brian Setzer Orchestra, 
          maar reeds Joe Jackson en Red Hot Max waren met rockin’ swing 
          bezig toen Brian en de zijnen nog de wilde katten lieten struinen. Haley 
          wordt weer eens nieuw leven ingeblazen in Are You Ready To Rock. Dit 
          beluisterend en ook de rest van het album in ogenschouw nemend, kun 
          je alleen maar concluderen dat dit een echt dansalbum is. Zou verplichte 
          kost moeten worden op elke dansschool! Ook You Gotta Go valt nog in 
          de ‘Haley periode’ van de band. Mama’s Little Baby 
          daarentegen refereert overduidelijk aan de 1955 Memphis SUN-sound. Equator 
          brengt ons weer in de swingin’ mood en Stop (in tegenstelling 
          tot wat de titel suggereert) laat je met je voeten de maat houden en 
          zelfs een beetje head bangen (voor softies dan wel) in deze jumper. 
          De Comets moeten een enorme indruk op Red Hot Max en de zijnen hebben 
          gemaakt, want Fractured is andermaal een ode aan de “oude heren” 
          van de rock ‘n’ roll. Met Countdown Boogie gaan we op de 
          zwarte rock ‘n’ roll-tour, terwijl Blue Jean Boogie één 
          van de nummers is die de band ooit in 1983 ten gehore bracht hier in 
          Nederland (de versie hier is de studio-opname uit 1983). Na 1.30 minuten 
          is de dolle pret alweer voorbij, maar gelukkig hebben we nog Blue Backbeat, 
          eveneens uit 1983. Niettemin als ik deze songs vergelijk met de LP-opnames, 
          dan schijnt het dat men er nog wat aan opgepept heeft. De vintage rockabilly 
          Rock & Roll Fever zegt het allemaal: deze band is één 
          en al rock ‘n’ roll! Have You Heard klinkt alsof die uit 
          de platenkast van het Johnny Burnette Trio afkomstig is. Het heeft veel 
          weg van de versie van de Burnettes van de Joe Turner klassieker Honey 
          Hush. Lekker jitterbuggen op Jitterbuggin’ Baby, hoewel het nummer 
          meer een verrockte boogie woogie is. Baby Take Me Back is andermaal 
          een song die de band in Nederland liet horen in 1983, maar dit hier 
          is hun studioversie uit 1980. Het verjaardagsalbum wordt afgesloten 
          met één van de nummers waarmee het allemaal plaatmatig 
          begon in den beginne in 1980: Newborn Flame. Wellicht kunnen we dat 
          ook zeggen van dit album: een herboren vlam.  | 
| 
 |  
          GOLD 
          STAR GUITAR/ HAL HARRIS | 
| 
 | COLLECTORS 
          CHOICE Vol. 5: BOOGIE WOOGIE FEVER | 


| 
 | RIDING 
          THE RAILS/ LITTLE KIM & THE ALLEY APPLE 3 | 
| 
 | I’M 
          HOOKED/ THE ROY KAY COMBO The 
          Roy Kay Trio bestaat sinds 2001 en maakte sindsdien drie albums. Het 
          Amerikaanse trio, bestaande uit Roy Kay (zang/ gitaar), Robin Cady (contrabas) 
          en Mike Geglia (sologitaar) is een graag geziene gast in Europa en was 
          onder meer te zien op D-Day en het is dus geen wonder dat ze ons hun 
          gloednieuwe, vierde album voorlegden. Toch vormt dit album een wezenlijk 
          verschil met The Roy Kay Trio van voorheen. Het trio lijfde namelijk 
          drummer Aaron Mlasko in om de boer op te gaan als The Roy Combo, zonder 
          overigens te stoppen als The Roy Kay Trio. Je kunt dus zowel het drumloze 
          trio als het combo, eventueel uitgebreid met pianist, saxofonist of 
          steelgitarist, tegenkomen. | 
| 
 | HANK 
          THE HIRED HAND/ HANK THOMPSON | 
| 
 | HOW 
          DO YOU THINK I FEEL: THE SINGER AND HIS SONGS/ WAYNE WALKER | 

| 
 | LOADED/ 
          THE SMOKY MIDNIGHT GANG Het 
          rokerige middernacht orkest (wat klinkt het toch truttig als je het 
          in het Nederlands schrijft), zoals ik uit ‘top secret’ bronnen 
          vernam, ontleent haar naam aan de met blauwgrijze rook bedekte schemerige 
          achteraf kamertjes, waar diep in de nacht (de ‘wee wee hours’) 
          sigaarpaffende zwartgeld verdienende mannen, die tot het bendegilde 
          (fier genaamd ‘gangs’) behoorden, gokten, handel dreven, 
          duistere plannen smeedden en in de pauzes opgevrolijkt werden door enkele 
          dames van het frivole arbeiderssegment. Die ‘gangstertent’, 
          waar de naam werd uitgebroed, was meer bepaald het café ’t 
          Krochtje in Gent, waar de band na een avondje swingen graag nog eens 
          het zweet met gekoeld gerstenat wil afkoelen. | 
| 
 | OCALA 
          BABY/ JERRY KING & THE RIVERTOWN RAMBLERS Na 
          vier jaar is hier de gloednieuwe CD van de Amerikaanse band Jerry King 
          & the Rivertown Ramblers. We bespraken de vorige CD in onze 68e 
          gedrukte uitgave en we constateerden toen enige gelijkenis met de legendarische 
          Amerikaanse band Go Cat Go, met in de gelederen de doodgeschoten zanger 
          Darren Spears, én dus ook van Elvis. Wat volgens ons een uitzonderlijk 
          compliment betekende. | 

| 
 | THE 
          BIRTH OF SURF vol. 2 Hoewel 
          Bear Family, naast de early country en de oude Duitse schlagers, zeer 
          actief blijft in de rock ‘n’ roll is dat met het ‘andere’ 
          grote re-issuelabel Ace Records tegenwoordig wat minder het geval en 
          vindt dit Engelse label haar pre tegenwoordig vooral in de soul. Echter, 
          zo nu en dan komt er toch nog interessant rockend materiaal uit op Ace. 
          Zo startte men een tijd terug met de serie The Birth Of Surf van, pakweg 
          de eind jaren ’50 tot de midden jaren ’60, en vers van de 
          pers is de volume 2 in deze reeks. Aangezien ondergetekende niet direct 
          een surffan is – laat staan een surfkenner – besloot ik 
          me, veilig voelende met twee zwemdiploma’s, toch eens aan deze 
          materie te wagen. Want zijn vele rockers net als ik niet op zoek naar 
          het ultieme werk in de surf vanwege de sterke binding met de vocale 
          rock ‘n’ roll als het gaat om drive, energie en backbeat? 
          En zou het als geïnteresseerde rocker niet fijn zijn om het essentiële 
          uit de surf op enkele CD’s bij elkaar te hebben? | 
| 
 | KÜSSE, 
          JEANS & ROCK ‘N’ ROLL/ LARS VEGAS Ook 
          al heet het label ‘dotter’, je hart hoeft niet gedotterd 
          te worden, want op voorhand kan ik al verklappen dat je aan deze CD 
          geen gebroken hart overhoudt. Al eens gehoord van Jürgen Weber? 
          Nee? Hmm. Lars Vegas dan? Ook niet?! Ace Cats? Ja, zo lala. Baseballs 
          dan? Maar natuuuuuurlijk! Ziedaar, een onbekende bekende, die al sinds 
          1984 in de showbizz actief is als rock ‘n’ roll-zanger. 
          Daar waar Peter Kraus al die tijd het gezicht van de Duitse rock ‘n’ 
          roll was en nu nog teert op zijn oude roem en zelfs noodgedwongen naar 
          Portugal afreist om daar Duitse badgasten te vermaken (terwijl Nederlandse 
          artiesten de ether van Mallorca vereren met hun geblèr), lijkt 
          de weg vrij voor een nieuwe generatie rock ‘n’ roll-artiesten. 
          In 1984 begon het met deelname aan een talentenjacht met de songs Baby 
          Blue (Gene Vincent) en Once Upon A Dream van Billy Fury. 1986 volgde 
          dan de eerste single met de band Chicago Four. Na tal van talentenjachten 
          en een uitstapje naar de swing, werd Lars in 1989 eerste bij de casting 
          voor de Rudi Carrell Show met Roy Orbison’s You Got It. The ‘Big 
          O’ is het grote voorbeeld voor de Duitse rocker, ofschoon we daar 
          stemmatig helaas niets van horen op dit album. Uiteindelijk tijdens 
          de TV-uitzending van onze landgenoot Carrell, werd hij 21ste, maar dan 
          wel voor een publiek van, hou je vast, 14 miljoen toeschouwers… 
          bijna heel Nederland! Dat zijn kijkcijfers die in het internettijdperk 
          helaas niet meer mogelijk zijn. Dat was nog de tijd dat je braaf om 
          acht uur ’s-avonds met chips en cola voor de TV gekluisterd zat 
          en internet alleen nog maar voorbehouden was aan verstrooide professoren 
          op universiteiten! In 1994 verscheen het eerste solo-album. Vanaf 1996 
          ging het echter als een raket bergopwaarts, toen de Dordmundenaar de 
          leadzanger werd van de eveneens uit Dortmund afkomstige legendarische 
          Ace Cats (Hit: Linda in 1984), in een deels nieuwe bezetting (met als 
          originelen: Tina Schudde, Petra Humfeld, Christian Schudde en Thomas 
          Szalaga). Met deze nieuwe Ace Cats scoorde Lars een groot succes met 
          Immer Wieder Solo, voor één van de vier grootste labels 
          ter wereld: Sony. Vanaf 1999 weer op de solotour (regionale nummer 4 
          hit met Pass Gut Auf in het Rheinland; let wel: 18 miljoen inwoners!) 
          en nu zelfs actief als de gitarist van The Baseballs (nummer 1 hit met 
          hun album Strike in Zweden, Finland (verbaast niemand), Noorwegen, een 
          tweede plaats in Zwitserland en zesde plaats in Duitsland zelf)! Nu 
          Nederland nog! Zijn eigen album is weliswaar niet zo succesvol als Strike 
          van de Baseballs, maar alleszins zeer waard om te beluisteren en bespreken! 
           | 

| 
 | CURES 
          WHAT AILS YOU/ THE BONNEVILLE BARONS | 
| 
 | THE 
          JCR SESSIONS/ THE GRIZZLY FAMILY The 
          Grizzly Family is een Franse rockabillyband die in 1993 het levenslicht 
          zag, maar nog niet veel geluidsdragers op haar naam heeft staan. Een 
          mini-CD, en tevens vinylsingle, in 1994 en vervolgens een mini-CD pas 
          in 2004 gevolgd door hun eerste volledige CD in 2006. Die laatste twee 
          bespraken we destijds in ons gedrukte magazine. De opnames van deze 
          nieuwe CD dateren ook al weer uit 2007, maar het Zwitserse Blue Lake 
          Records heeft het album nu pas uitgebracht onder de titel The JCR Sessions. 
          JCR is als het ware de huisstudio van Blue Lake. | 
| 
 | STRIKE/ 
          THE BASEBALLS Het 
          met rockabillytouch opnemen van popsongs is niet nieuw, sinds de trend 
          werd ingezet door Dave Philips & The Hot Rod Gang in 1982 met het 
          van Gloria Jones uit 1964 zijnde, en van Soft Cell bekende, Tainted 
          Love. De Duitse band met Canadese alter-ego, Dick Brave & The Backbeats, 
          rondom popzanger Sasha Schmitz liet zien (eigenlijk ‘horen’) 
          dat deze muzikale benadering hoog kan scoren. In het kielzog van Dick 
          Brave volgden Sasha’s vrienden Boppin’ B (die in 2005 nog 
          Wanda Jackson begeleidden in de 3 uur durende marathon-uitzending ‘50 
          Jahre Rock’, daar waar de Nederlandse TV-zenders het niet nodig 
          vonden dit historische feit te memoreren). Toen kwam, op dezelfde leest 
          geschoeid, de countryband Texas Lightning op het podium (deden in 2006 
          mee aan het Eurovisie Songfestival en eindigden als 15de). Een band 
          die live overigens ook aardige vintage styled rock ‘n’ roll 
          ten gehore brengt. Daarna volgden The Rockhouse Brothers (rockabillyband 
          met het popmuziek sideproject Obsessions), die bekend werden n.a.v. 
          een simpele ontbijtshow op de Duitse commerciële TV-zender Sat1. 
          Inmiddels meer dan 200 optredens per jaar. Zo kan dat gaan! Dus kon 
          het niet uitblijven dat er weer een nieuwe act zou komen: The Baseballs 
          (voor de puristen onder ons: veel base, maar weinig balls. Niettemin 
          de vrijdenkers onder ons zullen deze band zeker kunnen waarderen). Hun 
          producer (van onder meer Boppin' B. en tevens gitarist van de Backbeats) 
          André Tolba, die ook in Nederland muziek studeerde en nu verdienstelijk 
          aan de weg timmert met een op Brian Setzer Orchestra geschoeide rockin’ 
          swing leest: The Adriano Batolba Orchestra, liet me weten dat dit project 
          bewust in de wereld is gezet (in tegenstelling tot Dick Brave, dat gewoon 
          puur toeval was en onverwacht tot een succes is geworden). De Baseballs 
          hebben geen background in de rock ‘n’ roll/ rockabilly (Backbeats 
          en Rockhouse Brothers wel). Des te verbazingwekkender is dit voortreffelijk 
          vintage styled album Strike. Het label WEA (Warner Brothers) wilde het 
          dal (zoiets als een ‘zomerpauze’/ komkommertijd) in de muziekbranche 
          overbruggen en kwam met dit project op de proppen, aldus André. 
          Dat het een gouden greep was, bleek al gauw toen de single Umbrella 
          in de Duitse charts terechtkwam (43ste plaats) en in Zwitserland zelfs 
          op een 9de plaats topte. In maart 2010 is dit nummer, met rijkelijke 
          vertraging, binnengekomen op de 14de plaats in de voor Nederlandse begrippen 
          eigenlijk toch belachelijke Mega Top 50 (wat moet een klein land als 
          Nederland met een top 50, een grootte die zelfs het vijf maal grotere 
          Duitsland heeft! De oude ‘Top 20’, zoals in de tienermagazines, 
          zou beter zijn) en op een 3de plaats in de albumcharts. Het album Strike 
          daarentegen was nóg succesvoller: 6de plaats in de Duitse charts 
          en een 2de plaats zelfs in Zwitserland. In Finland, het rockabillymekka 
          bij uitstek, won de band de Emma Award (hoogste Finse muziekonderscheiding). 
          Bij dat succes komt spontaan de gedachte op: Stop And Stare (hun pure 
          50’s Fats Domino-achtige schuifelaar, gekoppeld aan Hot ’N 
          Cold op CD-single in Duitsland). | 
| 
 | MIT 
          17 HAT MAN NOG TRÄUME/ VANESSA NEIGERT Een 
          nieuw jong stralend, in petticoat gestoken, sterretje aan het Duitse 
          rock ‘n’ roll/ schlager firmament, ontsproten aan de Duitse 
          Idols-variant ‘Deutschland Sucht Den Super Star (DSDS)’ 
          (ik heb er vorig jaar de parodie Deutschland Sucht Den Super Joker op 
          geschreven en opgenomen, want dit soort smakeloze overcommerciële 
          talentenjachten doen geen recht aan de talentenjachten uit lang vervlogen 
          tijden). Net dat zoals bij het Eurovisiesongfestival niet altijd de 
          winnaars zegevierend in de annalen van de muziekhistorie vereeuwigd 
          worden (denk aan het magere succes van rock ‘n’ roll-achtige 
          act The Bobbysocks in 1985 met La Det Swing), maar juist de nummer twee 
          of drie of zelfs nog lager met de eer gaan strijken, zo geldt ook voor 
          Vanessa dat ze ondanks haar zesde plaats toch behoorlijk succes heeft. | 

| 
 | ON 
          THE ROAD MET ELVIS/ KRIS CLERCKX | 

| 
 | HAIRDOS 
          & HEARTACHES/ JACK RABBIT SLIM | 
| 
 | MOTELS, 
          GAS & BEER/ QUARTER MILE COMBO | 
| 
 | SPACE 
          MISSION/ THE ROCKETS The 
          Rockets vormen een Zwitserse band die voorheen Jerry & the Rockets 
          heette maar die na het vertrek van frontman, pianist en zanger Jerry 
          het nu kort en bondig, maar wat clichématig, op The Rockets houdt. 
          De nieuwe frontman is de ons onbekende, in Zwitserland woonachtige Nederlander 
          Swen van Altena. Hij blijkt voorheen in een andere Zwitserse band, Hardcase 
          uit Zürich, gespeeld te hebben. De band doet het nu blijkbaar zonder 
          piano, want van Altena is zanger/ slaggitarist. Het CD-hoesje is best 
          aardig vormgegeven waarbij de opvallend afgebeelde raket, gelijkend 
          aan die van Kuifjes Raket Naar De Maan, het handelsmerk van de band 
          moet zijn. Rock(e)t het, is dus de vraag! | 

| 
 | MISS 
          A-BOMB/ ELLA & THE ROOSTERS Je zou verwachten dat deze CD 
          op El Toro uit zou komen, maar niets is minder waar. Het is het Zwitserse 
          Blue Lake Records dat de Spaanse zangeres Ella en haar Roosters heeft 
          weten te strikken voor hun debuutalbum. | 
| 
 | BAD 
          TASTE OF LIFE/ THE SEVENTY NINERS | 
| 
 | SAVAGE 
          AMERICAN ROCK/ RIP CARSON & THE TWILIGHT TRIO De 
          verschillen tussen Savage American Rock en Stand Back van slechts een 
          jaar later zijn miniem en subtiel, maar toch merk je dat de band (met 
          nieuwe drummer Santos DeLeon, tegenwoordig bij The Rip'em Ups) de nodige 
          progressie heeft gemaakt: de nummers klinken hechter, meer als echte 
          nummers in plaats van een aaneenschakeling van bij elkaar gescharrelde 
          rifs. Ook het gitaarspel van Danny Angelo is beter. Sommige songs zijn 
          wilder als op Savage American Rock, andere zijn juist rustiger. We horen 
          ook meer Sun invloed, zoals in Heart Attack en in After School Rock, 
          dat Come On Little Mama van Ray Harris koppelt aan Fairlane Rock van 
          Hayden Thompson. Want Rip blijft leentjebuur spelen: Don't Leave Me 
          is - laten we eerlijk blijven - gewoon Born To Love One Woman van Don 
          Johnston (en in de fifties gecoverd door Ric Cartey) met een andere 
          tekst. De melodie van Can't Comfort Her heeft (net als You Can Find 
          Another Man op Savage American Rock) wat weg van Don't Think Twice It's 
          All Right van Bob Dylan. Onafgezien daarvan staan op Stand Back opnieuw 
          enkel eigen songs, uitgezonderd twee covers: Little Red Hen (Little 
          Red Rooster van Sonny Burgess & Bobby Crafford) en het mij onbekende 
          Another Bridge To Burn (van Johnny Bush?). Op het einde van de rit klinkt 
          Stand Back beter dan Savage American Rock, maar dat ligt volgens mij 
          eerder aan de opnames zelf of aan de mastering. | 

| 
 | HET 
          GAAT GEBEUREN!/ JOHNNY VALENTINO | 
| 
 | DE 
          ROCK ‘N’ ROLL METHODE 24 & 25 De 
          carnaval is amper achter de rug, of ik heb een dubbelpack voor me liggen 
          met een kerst-CD en een gewone CD. Zo gaat dat tegenwoordig, na de carnaval 
          komt meteen de kerst er weer aan (smile). We hebben het dan over het 
          dubbelpack De Rock & Roll Methode 24 & 25 uit huize Sam Sam 
          Music, zeg huize Ligtvoet (we herinneren ons nog Tony Light & The 
          Bellboys, die in 1963 (andere bronnen spreken van 1961) het bekende 
          Twistin’ Patricia aan de plaat toevertrouwden). Voor diegenen 
          die het ontgaan is: vorig jaar heeft Sam Sam Music het bekende cult-label 
          Rarity Records, van Hans Smit alias Hans van Haarlem, overgenomen. Ook 
          al is het qua layout begrijpelijkerwijs een low budget CD (gezien het 
          illegaal kopiëren staat ook de opmaak van CD’s nu eenmaal 
          onder druk, afgezien van de Buma/ Stemra rechten voor pakweg 50 songs, 
          wat ook niet mis is), toch zou het fijn zijn om wat bio over de bands 
          te geven (geeft een CD toch wat meer cachet, dan weet je tenminste naar 
          wie je luistert: de mens achter de muziek). Op de flyer (en helaas ook 
          Sam Sam Music’s website) staat “V/A 1957-1964 Dutch Groups”. 
          Er staan echter diverse buitenlandse acts op de dubbel-CD, zoals Nokie 
          Edwards (USA), Les Champions (F), The Starletts (B), Les Saphires (B), 
          The Ramrods (USA), The Atlantics (AUS) en mogelijk nog meer? De enige 
          opnames die voldoen aan het criterium van 1957-1964 zijn met zekerheid 
          Warum Weinst Du Kleine Tamara uit 1962 van de Tielman Brothers, Santa 
          Claus Boogie (1965) van Ricky & The Rhythm Strings, Josy uit 1963 
          van The Starletts (België), Take Me Back To My Boots And Saddle 
          van The Ramrods (USA) uit 1961, Automne (1963) van Les Saphires (België), 
          Surfer’s Paradise van The Atlantics (Australië) uit 1963 
          en L’idole Des Jeunes (= Teenage Idol, Ricky Nelson) van Les Champions 
          (Frankrijk) uit 1963. De rest van de opnames (40 songs) zijn overduidelijk 
          van (ver) na 1964!  | 

| 
 | TRIBUTE/ 
          HOT WIRE  
          Het is inmiddels niets bijzonders meer: het coveren van moderne popmuziek 
          om het te converteren naar rock ‘n’ roll nummers. In Duitsland 
          is het een populaire en succesvolle bezigheid. Enkele jaren geleden 
          scoorden Dick Brave & the Backbeats een nummer één 
          hit met Walk This Way (Run DMC) en afgelopen zomer stonden The Baseballs 
          nog zeer hoog in de Duitse charts met Umbrella (Rihanna). De groep Hot 
          Wire uit het noorden van Duitsland vist voor haar album Tribute ook 
          in de grote popvijver. | 
| 
 | JUMP 
          AND SHOUT/  | 
| 
 | WESTERN 
          STAR ROCKABILLIES vol. 4  
          Het Western Star label, ofwel volmondig The Western Star Recording Company, 
          is in tien jaar uitgegroeid tot één van de belangrijkste 
          rockabillylabels van het Verenigd Koninkrijk. In een volgend volume 
          van de verzamelserie Western Star Rockabillies, deel 4, genieten we 
          weer van een smakelijk overview van wat het label de rockabillyliefhebber 
          te bieden heeft. | 

| 
 | ONE 
          TRACK MIND/ SUE MORENO & JACK RABBIT SLIM In 
          het booklet van dit nieuwe album wordt de combinatie Sue Moreno en Jack 
          Rabbit Slim door Geoff Barker (BBC’s Saturday Night Rock ‘n’ 
          Roll Party) gepresenteerd als ‘The Dream Team’. Zonder dat 
          ik ook maar één noot gehoord heb ga ik dat natuurlijk 
          niet tegenspreken, maar het is wel zo dat ik in eerste instantie de 
          combinatie niet de meest voor de hand liggende vond. Sue heeft dat charismatische, 
          mysterieuze overkomen, terwijl Jack Rabbit Slim je huis afbreken mochten 
          ze bij je binnen spelen. Ik had dan ook eerder een album van Sue verwacht 
          met de wat meer ‘subtielere’ Keytones (inclusief Sue’s 
          boyfriend Jim, vandaar), zeker na een soortgelijke samenwerking met 
          Marco DiMaggio met als resultaat de CD Bye Bye Blues. | 
| 
 | GOES 
          INTERCONTINENTAL/ RAY COLLINS’ HOT CLUB | 
| 
 | SILVER 
          WEDDING/ THE HOT ROD GANG | 
| 
 | LOVE 
          RHYTHM AND HATE/ LOS BRIOLES | 
| 
 | RADIO 
          MODERN: THE ABC OF SWING, BOP 'N ROLL | 
| 
 | GOT 
          THEM HILL BILLY BLUES | 

| 
 | THE 
          STORY OF OUR LOVE/ THE VELVET CANDLES In 
          Engeland, Amerika en Duitsland lopen verschillende doo-wop groepjes 
          rond die deel uit maken van een heuse doo-wop scene of die gewoon als 
          rock ‘n’ roll groep geaccepteerd worden in de ‘reguliere’ 
          rock ‘n’ roll scene. Hoe anders is dat in Nederland. Echte 
          doo-wop groepen zijn op één vinger te tellen en ik vraag 
          me zelfs af of je überhaupt zo ver komt… | 
| 
 | KICK 
          IT OVER THE MOON/ ROCKET IN A POCKET | 
| 
 | ROCKABILLY 
          HICKS | 

| 
 | BLACK 
          AND WHITE/ SMOOTH & THE BULLY BOYS | 
| 
 | TIME 
          TO HAVE A TIME/ THE NEVA RIVER ROCKETS Sinds 
          de invasie van Russische bands in de jaren '90 weten sommigen in West-Europa 
          nu, dat St. Petersburg zoiets als het Memphis van Rusland is. Vanuit 
          deze stad aan de Neva rivier (gaat door de stad, stromende van het Ladoga 
          Meer naar de Oostzee) komen drie topklasse muzikanten: Kirill Prasolov 
          (alias Mr. Key Pee, het schrijvend hart van het trio) op gitaar en zang, 
          Peter ‘Sneaky Pete’ Mironov op de grote viool en zang, Paul 
          'Fidel' Vozlinski (drums). Sinds 2000 doen de jongens al mee en vanaf 
          2002 spelen ze wat ze het beste kunnen: Rockabilly, Hillbilly en Western 
          Swing. Het kan dus niet verbazen, dat ook dit (derde officiële) 
          album (na Rockets’ Roll en Moonshine Troubadours, beiden op TCY 
          en hun eigen professionele demo Waitin’ For A Train) een echte 
          Hepcat smaakmaker is. Het is niet eenvoudig voor de Russische bands 
          om in het Westen groot te worden, en al helemaal niet als je rockabilly 
          maakt voor fijnproevers. Niettemin, in de jaren dat ze meedraaien, is 
          hun schare fans gestaag gestegen! Deze fans, en ook jullie (wanneer 
          je spaarvarken nog wat spaarvet kwijtraakt), komen aan hun trekken bij 
          songs die overwegend authentiek zijn, dan weer eens bluesachtig en dan 
          weer meer eigentijdse rockabilly. De sound is oké en zoals het 
          echte Russen betaamt, beheersen ze ook hun instrumenten formidabel. 
          Jammer alleen, dat het zingen van Kirill ‘wil graag’ Amerikaans 
          klinkt, dus is het meestal niet helemaal te verstaan wat er wordt gezongen. 
          Of dit belangrijk is, is een kwestie van smaak, want het gaat toch meestal 
          over liefde en rockabilly, maar als je de been- en voetspieren wilt 
          gebruiken om te dansen en de vingerspieren voor ‘finger snapping’, 
          dan is deze CD gewoonweg een ‘must’ voor Hepcats! | 
| 
 | DANGEROUS 
          CURVES/ TOM POWDER Er was een tijd dat alleen meisjes ‘gevaarlijke bochten’ (dangerous curves) hadden. Tegenwoordig zijn het de artiesten, die na een bandcarrière op het solopad terecht komen, die door gevaarlijke bochten scheuren. Zelfs al is de covergirl op de CD echt dynamiet, de sound van dit album laat haar verbleken tot een muurbloempje. Tom’s Powder is namelijk al meer dan genoeg voor dynamiet! Zo ver alles in orde. Alleen, het probleem met covers is nu eenmaal, dat je steeds met het origineel vergeleken wordt. Wanneer je echter in staat bent om het in een eigen cultversie te gieten, zoals bijv. The Stray Cats, dan is de slogan 'You Can’t Do It Better Than The Master’ snel vergeten. Hoe dan ook, voor de meesten zijn covers hun 'doodvonnis'. Live heeft men geen keuze, mensen willen gewoon dansen en dan moet je het bekende spul laten horen, maar op een album kun je je afvragen of het wel handig is dat te doen. Dat geldt ook voor onze Zweedse makker Thomas Gahn, beter bekend als zanger en gitarist van de legendarische Black Knights, die zijn wortels (uiteraard) in de Engelse Teddyboy rock & roll heeft. Eigenlijk hoor je dat op dit album alleen in het eerste nummer, maar voor de rest is het eerder een mix van vintage gebaseerde rockabilly en een vleugje country. Men kan Tom misschien het best omschrijven als een ‘leerling’ van de Zweedse oud-meester Hank C. Burnette. Dus een 'one man band' (zanger, gitarist, bassist en drummer) in één persoon. Hoeveel armen heeft die man eigenlijk? In ieder geval genoeg om een schare Teddy Girls te omarmen. En die zullen vooral vreugde beleven aan zijn eigen compositie, Red Rose Tattoo dat (voor mij tenminste) het absolute hoogtepunt van het album is. Aan zijn hersens zijn nog twee succesvolle eigen compo’s ontsprongen (met name Gold Teeth 'N Silver Charms, omdat geen huid droog blijft: ‘zweet-rock’ op zijn best). Helaas zijn de covers enigszins matig, van een zwak Help Me Make It Thru The Night (Kris Kristofferson’s cover), zangmatig een beetje te hoog gegrepen voor Tom, tot een wel zeer geslaagde cover King Of Fools van Sun Records 'Schaduw van de Sterren' Ed Bruce. Wie houdt van pittig werk komt volledig aan zijn trekken. De 12 songs nodigen uit om te dansen. Dus het motto voor de doorsnee rock ‘n’ roll liefhebbers: peper in je achterste en rocken maar! Info: www.tcy-records.com (Henri Smeets) | 
 naar 
    boven
    
    
    Lees 
    hier de oudere recensies
