(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!


 


19 juni 2019

CD Recensies


THERE’S A BOTTLE ON THE TABLE/
THE DOEL BROTHERS

El Toro, ETCD7027

Minstens het vierde full album van de Britse baarden die hun rockabilly (Bottle On The Table, Love Letter, Just Say You Don’t Know) doorspekken met vlotte countryboogie uit een fijn (bier)vaatje (Jealousy, New England In The Fall), Tennessee Ernie Ford (het eigen Beer Bucket Boogie), Johnny Cash (een meer countryversie van Thanks A Lot) en ander country lekkers, tot sixties country fun (Country Bum) en medium tempo rechtdoor seventies country funk met twangy gitaar en dobro toe (Dwight Yoakam’s Distance Between You And Me). Een andere cover om hun stijl te duiden is Baby I’m Ready van Carl Smith, en een voorbeeld van hoe breed ze gaan (even breed als ze zelf zijn, hahaha) is How High The Moon van Les Paul & Mary Ford. Mijn favoriet is hun cover van Viva Las Vegas met een alternatief arrangement, lees op een compleet andere melodie gezet: wat dramatisch western-achtig zoals Union Avenue (GB – wat is er van hén geworden?) het hadden kunnen doen, met ook een stukje van de melodie van House Of The Rising Sun er in maar dan achterstevoren gespeeld. De steel gitaar bespeeld door Phil Morgan is wat zweverig en de zang behoort tot het middenveld want ze zingen niet zo diep als Tennessee Ernie Ford en niet zo goed als Johnny Cash: dit is niet perfect maar wel uitermate gezellig. Net als wij eigenlijk! Info: www.facebook.com/doelbros en www.eltororecords.com (Frantic Franky)


GONNA MAKE IT ALONE - BREXIT ROCKERS
Atomicat, ACCD 006

Je moet die Engelsen nageven dat ze humor hebben: een fifties rock ‘n’ roll compilatie met als thema de brexit! Uiteraard gaan de songs niet echt over de brexit want Engeland werd pas op 1 januari 1973 lid van de op 1 januari 1958 (fifties!) opgerichte EEG, de Europese Economische Gemeenschap. Welk effect de brexit zal hebben op de rock ‘n’ roll scene inzake bijvoorbeeld optredens van Britse bands bij ons of het vrije vervoer van CD’s over de grenzen heen valt nog af te wachten, maar het van oorsprong Duitse Rhythm Bomb dat al een aantal jaar opereerde vanuit het Verenigd Konkrijk heeft er niet op gewacht: Rhythm Bomb pakte zijn buizen, is opnieuw verhuisd naar Duitsland en doekte het pas overgekochte Britse label Rockstar op dat 39 jaar bestond. De CD zal trouwens nog wel eventjes actueel blijven want Engeland is voorlopig nog steeds niét uit Europa. Nee, dit zijn gewoon nummers waarvan je de titel zou kunnen interpreteren als een commentaar op de hele brexit discussie, in haast evenveel rock ‘n’ roll stijlen als er liedjes op de CD staan en dat zijn er 24: hitjes (Singing The Blues in de Britse versie van Tommy Steele), de allerbeste rock ‘n’ roll uit de fifties (Pity Me van Jackie Lee Cochran), zangeressen (Easy Payments van Sherree Scott), Dion’s existentiële stroll Gonna Make It Alone, Billy Fury’s nog steeds fantastische jiver Gonna Type A Letter, nog meer jive met Promises Promises Promises van The Penguins, all time favoriet Revenoor Man van George Jones, desperate rock ‘n’ roll (I Don’t Need You No More van The Rumblers), primitieve rockabilly recht van onder de koeien vandaan (Lies Lies Lies van Norman Bullock with the Southerneers), oververhitte rockabilly (Messed Up van Bill Swing), beschaafde zwarte rock ‘n roll met een stem uit een diepe ijskelder (Your Cash Ain’t Nothing But Trash van Big John Greer), nog meer zwarte rock ‘n’ roll met She Done Me Wrong van The Whips, uptempo piano blues boogie met trompet (Bad Penny Blues van Humphrey Lyttelton), Bo Diddley in Caraïbische Love is Strange mood met Crackin’ Up, hillbilly (No Money In This Deal van George Jones, Don’t Push Me Too Far van Skeets McDonald), country swing (The Way You’re Treating Me van Jim Gatlin), pure country (We’re Talking It Over van Faron Young) en gecertifieerde waanzin met There’s Something Wrong With You van Screaming Jay Hawkins. Work Out van Ricky Dee & the Embers is een instrumentale, euh workout van Sam Cooke’s Twistin’ The Night Away en When I Get Paid van Cliff Bennett & the Rebel Rockers is uit 1961 maar klinkt als revival rock ‘n’ roll – het was dan ook een productie van Joe Meek. Deze CD, samengesteld door de Britse DJ Mark Armstrong en gemasterd door Rawand Baziany (D) van Black Shack Recordings, is eigenlijk gewoon iemands favoriete playlist en het oordeel luidt dan ook eensluidend: alle 24 goed!
Info: www.koko-mojo.com
(Frantic Franky)


NEW WORLDS/ THE NEVROTIX
Crazy Love Records, CLCD64401

Na de full albums Paranoid en Alive is de nieuwe release van The Nevrotix (S) een mini met zes eigen nummers, en stonden die twee vorige albums nog helemaal in de schaduw van Batmobile dan schudden onze favoriete Scandinavische psychobillies sinds Kim Nekroman naar Amerika verhuisde dat Batmobile juk helemaal van zich af om plaats te maken voor een meer eigen stijl. Die stijl is de echte oldschool psychobilly, kort snokkend, met een contrabas zo strak als een metronoom en op kruissnelheid, de psychobilly uit de tijd dat psychobilly nog gewoon psychobilly was en geen speedmetal of punk. Enkele nummers hebben een bijna elektronisch geluid op gitaar en drums wat evenwel goed past bij deze brok energie met de voor het genre obligate horror songtitels als Ghost, Bad Dream en Hypnosis. Ook uit op 12 inch rood vinyl. Info www.crazyloverecords.com en www.facebook.com/thenevrotix (Frantic Franky)


THAT ROCKS/ COLTON TURNER
El Toro, ETCD6098

Gene flauw idee wie Colton Turner is want de info op de CD is nul komma nul maar hij komt uit Austin en dit schijnt zijn tweede CD te zijn. Turner was net op toer door Europa, een toer die in de Benelux enkel halt hield op D-Day in Amsterdam en Goezot In’t Hofke in Oud-Turnhout (B) waar ik dus niet naartoe ben gegaan: andere verplichtingen en een gezin tevreden te houden, u kent dat, maar ’s avonds wel lekker naar The Spunyboys (F) wezen kijken op de Straatfeesten in Kalmthout (B).
Pas na zijn passage hoor ik Turner’s CD en met wat voor een binnenkomer opent die CD, zeg: I Can’t Help Myself is uptempo met flitsende steel gitaar en klinkt zéér fifties, gevolgd door Norma Jean en Two Shoes die even goed klinken en euh, even goed klinken als de beste fifties opnames, zo goed dat ik na die eerste drie nummers ben gaan spieken waar dit werd opgenomen. Bij Fort Horton Studios in Wyldwood, Texas, dus thuis bij Billy Horton wiens broer Bobby Horton hier op vier tracks die steel gitaar inspeelde. Nu ben ik zeker geen specialist inzake authenticiteit en beluister ik mijn platen ook maar gewoon op een doordeweekse platendraaier, maar dit klinkt wel degelijk zoals fifties platen die op CD gestanst werden: een dik geluid dat atoombom-gewijs ontploft vanuit de kern en naar alle kanten wegdwarrelt, als u zich daar iets kan bij voorstellen. Midnight Hour klinkt alsof het werd ingespeeld door de band van Bo Diddley, All You’ve Got To Do is dan weer rustig doch uiterst mooi, en naarmate de CD vordert merk je dat dat mooie, dat melodieuze ook terugkomt in de andere songs. Ook sterk: alle 12 songs komen uit de koker van Colton Turner. Het enige waarmee ik dit zo 1-2-3 kan vergelijken zijn The Bellfuries maar dan meer fifties klinkend en met een flinke snuif country. Dit is straf, zéér straf. Dikke spijt dat ik ze niet live ben gaan zien. Ook uit op El Toro Bullseye vinyl (BE124). Info: www.facebook.com/coltonturnerband en www.eltororecords.com
(Frantic Franky)

naar boven

13 juni 2019

LONG LOST TAPES VOLUME 1
Brisk Records, BRCD006

En de nieuwe CD van Ray Collins’ Hot-Club is… tromgeroffel… géén CD van Ray Collins’ Hot-Club! Nee, dit zijn 17 nummers door Ray Collins “opgenomen voor de fun met sessiebands en vrienden van Ray Collins’ Hot-Club, The Ballroom Rockets en Cat Lee King & his Cocks, voor nooit afgewerkte projecten en tijdens pauzes in kelders en woonkamers”. Typisch Ray Collins is dat hier druk met schuilnamen wordt gegoocheld en ik heb dus geen flauw idee wie wat doet bij de Session Band, het Collinski Lounge Combo en Ali Gator & the Reptile Rockers - ik herken alleen het typische gegrom van Cat Lee King (D), hier onder de naam Cat’s Bimbo Box. Het verbazingwekkende van deze CD is dat dit voor het merendeel géén rock ‘n ‘roll is maar een heleboel andere muziekjes zoals daar zijn garagerock (Good Way To Play), een knetterende rhythm ‘n’ blues gitaar instrumental (Oh Yeah) en funky freewheelende seventies countryrock (Chick On The Loose, The Old Cat) en tot daar aan toe, maar gek genoeg ook bossanovapop (I Stepped In Your Trap met dwarsfluit), croonerpop (The Grind), groovy seventiespop met strijkers (Bad Ideas) en rustige maar toch uptempo instrumentale vibrafoon-gitaar lounge jazz instrumentals, al is dat laatste misschien minder verrassend dan het lijkt aangezien Ray Collins zich bij zijn Hot-Club ook meermaals van de vibrafoon bedient. De CD bevat dus onwaarschijnlijk veel seventies, maar gelukkig staat er ook rock ‘n’ roll op, te weinig rock ‘n’ roll maar wel hele goeie rock ‘n’ roll met karakter en klasse als Hot Potato en Heading For Action, en rockende sax-vibrafoon instro’s als FM Boogie in je ware Ray Collins’ Hot-Club stijl. Ook goed: het notabene in het Duits gezongen Baby Bitte Bleib Bei Mir en het rustige nonsensikale en in het refrein vrolijk doo-woppende Du Nur Du. Alle nummers uitgezonderd de door onder meer Billie Holiday, Ella Fitzgerald, Judy Garland en Frank Sinatra gezongen crooner Come Rain Or Come Shine werden geschreven door Ray Collins die op dit schijfje twee keer zichzelf covert met een countryversie van The Old Cat en met een snoeiharde James Brown funkversie van Shaking That Boogie! En nu komt het strafste van alles: deze genre-overschrijdende CD is heel aanstekelijk en werkt, misschien omdat (bijna) alle nummers piano en vibrafoon hebben, of misschien omdat de nummers, ook al zijn ze soms niet meer dan één rif, zo goed uitgewerkt zijn. ’t Is me een rekel, die Ray, vervellend als een slang, en het is duizelingwekkend dat iemand die zichzelf en zijn band zo period perfect jaren ‘50 kan doen klinken en er uitzien, ook andere genres zo goed beheerst. Is dit een stap richting een nieuwe richting voor Ray Collins’ Hot-Club? Het zou kunnen, want een nummer als Bugs In My Teeth op zijn recentste CD klonk ook al erg sixties. We horen het nog wel! Dit album zou ook op vinyl uitkomen.
Info: www.briskrecords.com en www.the-hot-club.com
(Frantic Franky)


THE WILDEST WEEKENDER
Wild Records, géén cat.nr.

Deze CD verscheen ter gelegenheid van de Wildest Weekender in Turnhout (B) in maart en zou enkel daar te koop zijn, al is ie sindsdien ook in de reguliere handel opgedoken - u weet hoe dat gaat. De CD bevat 23 tracks van de 23 bands uit Amerika, Canada, Mexico, Japan, Rusland, Engeland, Duitsland, Portugal én Nederland die daar toen op twee dagen optraden, al durven we er niet op zweren dat ze daar ook allemaal écht waren want het was er een non-stop komen en gaan van groepsleden: Nederlanders die drumden bij Russische bands, dat soort toestanden. Maakt uiteindelijk allemaal niets uit, wat wél uitmaakt is dat dit vooral nieuw talent uit de Wild stal is, al staan er toch een paar oudjes tussen die zich een weg naar Wild hebben gebaand zoals Sonny West (Whiplash is een erg geslaagde twangy gitaarinstro met veel geluidseffecten en studio overdubs) en Carlos Mejuto van Carlos & the Bandidos. Muzikaal omvat dit alle stijlen waarnaar Wild de laatste jaren is uitgedijt over garagerock (The Stompin’ Riffraffs, Rockin’ Rick & the Rhythm Wranglers) en aanstekelijke sixties-seventies pop (Los Blancos) tot zelfs bijna punk (The Hi-Tones) die menige rock ‘n’ roll wenkbrauw zal doen fronsen. The Terrorsaurs dreunen hun gebruikelijke zware sixties Davie Allan gitaar instrumentals, Gizzelle situeert zich met Somewhere Down The Line in de jaren ‘60 bluesrock met orgel, en Pachuco José doet aan Mexicaanse hoempapa - cumbiabilly, iemand? Daarnaast bevat de CD uiteraard vooral veel Wild rock ‘n’ roll gekenmerkt door die verzwarende drumbeat en die shakende marraca’s uitgevoerd door bands als The Downbeats, The Rhythm Torpedoes, The Two Timers, The Greasemarks, Bebo & the Goodtime Boys en The Sparks Boys, al kan het wel degelijk ook in de vorm van klassieke rockabilly met Elvis Cantu en Roy Dee & the Spitfires, rockabilly die ook melodieus mag, zie en hoor Chuy & the Bobcats en Los Killertones. Onze Nederlandse Wild band, Lil’ Sal & the Wildtones, dragen hun steentje bij met een sterk nummer getiteld Glad She’s Gone. Alle muziek hier klinkt alsof ze werd opgenomen in een garage en ik vermoed dat de Wild studio in Hollywood inderdaad niet veel meer is dan label baas Reb Kennedy’s omgebouwde garage. Het belangrijkste van alles is dat alle 23 tracks onuitgebracht zouden moeten zijn: “werk in progress”, veel demo’s en één live nummer. Info: www.wildrecordsusa.com en www.wildrecordseurope.com (Frantic Franky)

naar boven

29 mei 2019

ROCKVILLE REVELATION/
LOU CIFER & THE HELLIONS

Bear Family, BCD 17590

Het vijfde full album of daaromtrent van deze oorspronkelijk in 1995 door leden van Mess Of Booze en The Ton-Up Rockers opgerichte Ruhrpott rockers bevat zoals al hun albums enkel zelfgeschreven nummers, en naast 14 nieuwe nummers krijg je als bonus de drie tracks van hun in 2014 op hun eigen ’57 Records verschenen CD (EP 57-007) Now You Do en het nummer Full Moon And Empty Bottles dat in 2017 op de Part Records (D) compilatie Teds & Rockers Volume 2: Howlin’ At The Moon stond. De stijl is teddy boy rock ‘n’ roll dus weet u dat dit klik-klakkende rechtdoor rock ‘n’ roll met elektrische basgitaar is, in het geval van Lou Cifer brutaal gezongen met een plat Engels accent, maar ook met occasionele backing vocals en links en rechts een enkel modern akkoord, zij het dat dat modern akkoord uiteraard ook rechtdoor wordt gespeeld. Het kwartet wordt voorts gekenmerkt door een tongue in cheek benadering die aangeeft dat het allemaal maar om te lachen is, en die attitude gecombineerd met een goeie stage act leverde hen een schare fans op. Overigens drijven ze de grap niet zo ver dat àl hun teksten des duivels zijn: hier passen tekstueel alleen Dance With the Devil, No Salvation en de gospelrock Salvation in dat straatje, al is Rock With Lucy Fair een goeie woordspeling. I Don’t Wanna Grow Up toont de invloed van Britse rock ‘n’ rol, maar het mag evengoed melodieuze rockabilly (de Carl Perkins tribute Carl Is On The Radio) of country rock zijn (Three Times), I Don’t Belong Here gaat meer richting bluesrock, de mandoline in Full Moon And Empty Bottles geeft een cowboy effectje, en Workman heeft sax en piano, beide ingespeeld door Ray Collins. Wij die opgroeiden met Cavan, Riot Rockers en andere Flying Saucers hoorden dat het goed was. Ook uit als Bear Family vinyl-LP (BAF 19004). Info: www.bear-family.com en www.loucifer.de (Frantic Franky)


LET’S GO MESS AROUND/ THE SAME OLD SHOES
El Toro, ETCD 6099

Nieuw album van het in 2010 opgestarte Italiaanse kwartet dat pas nog in de Cruise Inn in Amsterdam optrad en reeds één CD (Real Gone Sessions ETCD 6091 uit 2016), één vinyl-EP (Real Gone Sessions, ook uit 2016) en de vinylsingle Sweet Rockin’ Mama/ Mister Blues (2018) uitbracht op het Spaanse label El Toro. De stijl is aangename goedgezinde en niet te snelle melodieuze rockabilly met wat twang, samen te vatten als luistervriendelijke rockabilly met stemmenwerk dat doet denken aan Dave & Deke Combo, of voor wie het liever in de jaren ’50 zoekt met Sid King & the Five Strings van wie ze een geslaagde Sad Drag And Fall plaçeren, naast Mister Blues (ik ken het alleen van Ernest Tubb) de enige cover tussen de 12 songs die eindigen met On My Mind, een ballade in de stijl van Elvis op Sun Records. Door de neus gezongen én goed gespeeld: dit kan niemand slecht vinden. Ook uit op El Toro Bullseye vinyl-LP (BE 126). Info: www.eltororecords.com en www.facebook.com/thesameoldshoes (Frantic Franky)


THE GREAT TRAGEDY: WINTER DANCE PARTY 1959
Bear Family, BCD 17585

Op 3 februari jongstleden was het exact 60 jaar geleden dat Buddy Holly, Ritchie Valens en The Big Bopper het leven lieten bij een vliegtuigongeval, en sindsdien staat 3 februari 1959 bekend als de dag dat de muziek stierf. Het aantal CD’s dat de muziek van deze drie artiesten en dan uiteraard vooral van Buddy Holly recycleert is intussen oneindig, maar Bear Family (D) vindt een nieuwe invalshoek door te focussen op de andere artiesten van die fatale Winter Dance Party toer. De CD bevat vier door Buddy Holly, Ritchie Valens en The Big Bopper ingesproken radiospots voor de Winter Dance Party die gekoppeld worden aan The Big Bopper’s Chantilly Lace en Buddy Holly’s Heartbeat. Van Ritchie Valens staat er twee dezelfde radiopromo op die toch anders klinkt alsof Valens dit twee keer heeft ingesproken, hier gekoppeld aan respectievelijk La Bamba en Donna. Twee radio-introducties van Buddy Holly door DJ Alan Freed worden gekoppeld aan I’m Gonna Love You To en aan Listen To Me. Het Buddy Holly interview door Alan Freed (net geen twee minuten) waarin ze het hebben over de verschillende vliegtuigen waar ze al in vlogen en met name over een helikoptercrash die Holly zag, mag als redelijk bekend beschouwd worden. Of klassiekers als It Doesn’t Matter Anymore (met aftellen!), Maybe Baby, It’s So Easy, Peggy Sue en Well All Right (5 x Buddy Holly) en Come On Let’s Go (Ritchie Valens) hier per sé op moesten is vatbaar voor discussie, maar Ting-A-Ling blijft een fantastisch voorbeeld van de fantastische rockabilly die Holly pleegde vòòr zijn doorbraak, Fast Freight en Big Baby Blues zijn ronduit uitstekende bluesy gitaar instrumentals van Ritchie Valens, en Big Bopper’s uitbundige rock ‘n’ roll songs als Little Red Riding Hood, Monkey Song (You Made A Monkey Out Of Me) en Big Bopper’s Wedding blijven wij fantastisch vinden – zijn A Teen-Age Moon is verrassend ingetogen, net als I Wonder Why en de melige ballade No One Knows van Dion & the Belmonts, óók op de affiche van de Winter Dance Party tour. Hun kikkerende doo-wopper I Can’t Go On (Rosalie) daarentegen! Minder bekend maar daarom des te interessanter zijn de mindere goden op die affiche zoals Frankie Sardo (zijn Class Room is uptempo teenrock, Fake Out is sentimenteel) en zangeres Debbie Stevens (in één concert toegevoegd als extra attractie) met haar geflipte rock ‘n’ roll nummer If You Can’t Rock Me. Ook op deze CD: de brave rock ‘n’ roll single When Sin Stops van Waylon Jennings in een productie van Buddy Holly voor wie Jennings basgitaar speelde op de Winter Dance Party tour. Extraatjes zijn het welbekende radio nieuwsbericht dat de dood van de drie rockers aankondigde en twee minder bekende news flashes waarvan één slechts 23 seconden duurt, en vier tributes waarvan Three Stars van Eddie Cochran overbekend is – ik had liever eens een keertje het origineel van Tommy Dee gehoord. Minder bekend is Ray Campi’s Ballad Of Donna And Peggy Sue, een afwisselend trage en snelle (Campi blijft Campi) Donna-achtige ballade (B-kant The Man I Knew – A Tribute To The Big Bopper staat hier niét op). The Great Tragedy van Hershel Amond (de rockabilly van Let’s Get It On) is een popballade met kermisorgel, en Benny Barnes’ Gold Records In The Snow is plechtstatige huilerige country met steel die klinkt zoals de eerbetonen aan de tien jaar daarvòòr overleden Hank Williams klonken. De Ritchie Valens tribute single van Ritchie’s lief Donna Ludwig die wél op Bear Family’s recente Ritchie Valens Rocks CD stond staat hier helaas niét op, en Loretta Thompson’s Buddy, Big Bopper And Ritchie evenmin. De CD bevat een kleurenbooklet van 24 pagina’s boordevol foto’s, hoesjes, labelshots, affiches en zelfs kleurenfoto’s van die laatste concerten.Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

naar boven

22 mei 2019

HAPPY HOUR/
TIM KNOL & THE BLUE GRASS BOOGIEMEN

I Love My Label, ILML0003

En de nieuwe CD van The Blue Grass Boogiemen is er een van…. (géén tromgeroffel want The Blue Grass Boogiemen doen het akoestisch)… Tim Knol! Dat de dertigjarige Nederlandse singer-songwriter een nieuw album uit heeft met “onze” Blue Grass Boogiemen (want ze zullen altijd een beetje van ons blijven) zal inmiddels eenieder weten want het was groot nieuws: overal 5 sterren recensies (echt niemand die zei: dit stinkt), prime time televisie én op nummer 1 binnengekomen in de Nederlandse vinylcharts! Knol heeft een voorliefde voor americana muziek, dat was geweten, en hij groeide er ook voor een stuk mee op want zijn pa Ton Knol speelt al zeer lang ragtime en bluegrass en doet dat nog steeds bij The Oldtime Stringband. Het was die pa die hem in 2002 (Knol was toen 11 jaar) meenam naar een optreden van The Blue Grass Boogiemen op het Blue Highways festival in Utrecht, en in 2006 mocht ie als 15-jarige zelfs een liedje komen meezingen op het podium toen The Blue Grass Boogiemen in zijn thuisstad Hoorn speelden. Echt waar, want het moment is vastgelegd op een foto. Wellicht is er toen al gesmoesd dat ze eens iets samen moesten doen, en sindsdien stonden ze inderdaad af en toe nog samen op een podium. Daarnaast was Tim Knol een van de gasten op het Blue Grass Boogiemen album Grassified uit 2016 waarin bekende Nederlanders eigen liedjes verbluegrassten, en zie, nu heeft Knol samen met Arnold Lasseur van The Blue Grass Boogiemen een heel album bij elkaar geschreven. Dat de muziek top is kan niet anders als het beste bluegrass kwartet van Europa achter je staat (The Blue Grass Boogiemen zijn na 30 jaar zó goed dat ze nog goed zijn als ze slecht zijn), maar ook Knol’s stem past in het plaatje want hij bezit niet alleen die hoge, klaaglijke stem die het genre typeert maar – en dat is minstens even belangrijk – hij heeft zich wel degelijk het wezen van deze muziek eigen gemaakt. Er werd op Happy Hour niet gekozen voor de gemakkelijkste weg en de grootste gemene deler van de uptempo carnavalsmeezingers, en evenmin werd geopteerd om de toegankelijkheid te vergroten door het maken van een coverplaat met bekende liedjes. Traditie, modernisme, melancholie en singer-songwriter gaan op deze plaat hand in hand en het fantastische is dat die singer-songwriter eigenlijk frisse countryrock in de stijl van bijvoorbeeld The Byrds is zoals in Far From Me Now en Let It Shine. De nummers bezitten bovendien die zeldzame kwaliteit dat ze na een paar keer beluisteren zo in je hoofd zitten dat het reeds klassiekers lijken. En aangezien the circle nooit broken mag zijn wordt de cirkel rond gemaakt door vader Ton Knol die backings zingt op één nummer, Pain In My Heart van The Osborne Brothers, de enige cover op deze plaat die men ons in menig buitenland zal benijden en die bovendien, en zo hoort het, ook uit is vinyl. Bonus: al die media aandacht leidt tot meer interesse in enerzijds de bluegrass muziek zelf en anderzijds in haar Nederlandse ambassadeurs The Blue Grass Boogiemen, en daar kan de wereld alleen maar mooier van worden. Het klimaat zal er niet mee gered zijn, maar de apocalyps wordt gelijk een stuk feestelijker. Allen daarheen in rijen van twee naar www.bluegrassboogiemen.nl, www.timknol.nl en www.ilovemylabel.nl (Frantic Franky)


STUDIO OUTTAKES/ THE EVERLY BROTHERS
Bear Family, BCD 17587

Dit is de heruitgave van een Bear Family CD uit 2006, toen verpakt in zo’n kartonnen miniboxje in de vorm van een vierkante doos waarin bandopnames werden bewaard, nu uit als reguliere jewel case CD. Het CD boekje met commentaar van Don en Phil Everly is gecondenseerd van 64 naar 33 pagina’s (weggevallen is een discografie) maar bevat wel de originele track per track info. Het belangrijkste, de muziek, is dezelfde gebleven, meer bepaald alternatieve versies van hun Cadence opnames uit de hoogdagen van hun eerste hitperiode 1957-1960. Wat hier niét opstaat is studiogebabbel en aftellen naar de liedjes zoals dat wel stond op de Rhino (USA) CD All They Had To Do Was Dream uit 1985 die bestond uit demo’s en outtakes. Nu hou ik daar persoonlijk wel van maar ik geef grif toe dat het ontbreken ervan juist zorgt voor een CD die je van begin tot eind met recht en rede met plezier kan beluisteren als een alternatieve greatest hits want dit is een evenwichtige samenstelling van uptempo, medium tempo (Til I Kissed You) en trage (Oh So Many Years, Rockin’ Alone (In An Old Rocking Chair), Who’s Gonna Shoe Your Pretty Little Feet, I’m Here To Get My Baby Out Of Jail) nummers, van de bekende klassiekers (Bye Bye Love) en minder bekende (Kentucky) songs, en van rock ‘n’ roll (Keep A Knockin’, Rip It Up) en country. Nog meer reden tot juichen is dat de CD maar liefst 34 complete (en meestal vroegere) takes bevat van 28 verschillende nummers (van de in totaal 40 liedjes die ze opnamen voor Cadence) met drie takes van Poor Jenny en twee takes van Wake Up Little Susie, Hey Doll Baby, Claudette en All I Have To Do Is Dream die best voldoende van elkaar verschillen. Met andere woorden: het handelt niet om oneindig veel nauwelijks verschillende takes van dezelfde trage country nummers, én bovendien horen we ook alternatieve versies van de allergrootste Everly hits. De verschillen die ‘em vaak in de details zitten situeren zich in een afwijkend instrumentaal arrangement, de ritmesectie, het tempo (Claudette en Wake Up Little Susie zijn iets sneller), de toevoeging van een rockender gitaarpartij door producer Chet Atkins die andere dingen doet op zijn gitaar, afwijkende vocale arrangementen (Bird Dog zonder diepe “he’s a bird”!) en het uitzoeken van de perfecte balans tussen de stemmen want blijkbaar was het toen inderdaad nog in één keer erop of eronder, al valt ook op dat die samenzang er vaak al vanaf de eerste take pal op zat. Dit spelletje zoek de zeven verschillen is soms erg subtiel, maar dat maakt het juist zo interessant voor wie vertrouwd is met het werk van The Everly Brothers. Acht van deze versies stonden in 1991 al op Bear Family’s Classic Everly Brothers 3 CD-doos BCD 15618, de andere zagen sinds ze in de RCA Victor studio in Nashville werden opgenomen pas voor het eerst opnieuw het daglicht in 2006. Al de nummers die je zo goed kent klinken hier anders en daarom fris, en daarom is dit gedroomd voer voor Everly fans. Om alle hierboven aangehaalde redenen is de CD ook geschikt voor wie nog niets in huis heeft van de beroemdste broers uit de rock ‘n’ roll geschiedenis, maar de allerbelangrijkste reden blijft misschien nog omdat hun scherpe samenzang 65 jaar na datum nog steeds sprankelt, zeker in de fantastische geluidskwaliteit hier. Het voorbeeldige CD boekje bevat een heleboel snapshots gemaakt tijdens de opnamesessies en een kort commentaar bij elk nummer door de beide Everly broertjes. Info: www.bear-family.com en www.everlybrothers.net (Frantic Franky)


KICK-STARTED BY THE KING:
RHYTHM & BLUES WITH THE ESSENCE OF ELVIS

El Toro, ETCD1069

Dat Elvis flink wat mosterd haalde bij de blues is algemeen bekend, dat die beïnvloeding ook andersom werkte is minder gedocumenteerd en is exact wat deze CD doet: deze 23 zwarte tracks dragen de stempel van Elvis. Vreest niet: de CD bevat géén rhythm ‘n’ blues maar zwarte rock ‘n’ roll die Elvis niet kopieert maar subtielere, misschien zelfs onbewuste invloeden laten horen, want vaak zit het ‘m in de arrangementen, de manier van zingen en de intonatie. De 23 nummers kunnen opgedeeld worden in verschillende categorieën: covers, antwoordversies en kopieën, liedjes van zangers bewonderd door Elvis die hem wellicht ook beïnvloed hebben zoals Roy Hamilton (die in 1954 de originele uitvoering opnam van het twee jaar later door Elvis gecoverde I’m Gonna Sit Right Down And Cry Over You dat hier niét op staat) en Brook Benton, en songs in de stijl van Elvis. Covers van Elvis songs met soms een heel ander arrangement zijn Jailhouse Rock door Jimmy Breedlove, het verdienstelijke Paralysed door Emile Ford & the Checkmates (GB), Otis Blackwell’s All Shook Up en zijn originele Teddy Bear demo, en de diepe vocal harmony versie van Heartbreak hotel door doo-wop groep The Cadets. Old Fish van Lennie Lacour is trouwens een Heartbreak Hotel imitatie en diezelfde Lennie Lacour wandelt ook in de Lonely Street waar het hotel der gebroken harten is gevestigd. De instrumentale cover van Crawfish door Jesse Stone (auteur van As Long As I’m Moving én Money Honey én Shake Rattle And Roll) & the Stone Crushers wordt dan weer exotica van een goed King Creole vaatje. Antwoordversies is een mooi woord voor een nieuwe tekst schrijven op een bestaand nummer, maar het wordt nu wel allemaal druk verzameld: het geweldige Hey Memphis van Lavern Baker is in deze welbekend (maar als je er dieper op ingaat toch merkwaardig voor zijn tijd: een zwarte zangeres die in de ik-vorm antwoordt als zijnde Elvis’ liefje!), het Return To Sender antwoord Don’t Want Your Letters van Gerri Granger is nagenoeg onbekend. Een nummer waarvan heelder flarden muzikaal flagrante kopieën zijn is Jimmy Breedlove’s Jealous Fool dat Teddy Bear combineert met Don’t Be Cruel. Nummers in de stijl van Elvis zijn Stepping Out en You’re For Me van Brook Benton en Lucky Me van Dee Clark, en helemáál op maat van de King geschreven zijn Make Ready For Love en Music And Fire, beide van hofleverancier Otis Blackwell. Niet alle nummers zijn even voor de hand liggend: Falling In Love Again van Clarence Paul (mede-oprichter van doo-wop groep The 5 Royales), Send For Me van Ollie Jones (co-auteur van Finders Keepers Losers Weepers) en All Night Long van Johnny Fuller moet je een paar keer beluisteren in het licht van deze compilatie voor de gelijkenis duidelijk wordt, en I Need Love van Ray Brewster (lid van The Penguins post-Earth Angel en van The Hollywood Flames post-Buzz Buzz Buzz) is eerder een derderangs imitatie van Charlie Rich! Sommige would-be Elvissen waren zo te horen zo arm dat ze zich zelfs geen namaak-Jordanaires konden permitteren: Johnny Fuller kreeg bij First Stage of The Blues blijkbaar als enige instructie te zingen met opgetrokken bovenlip… Ons oordeel? Deze CD is een uitstekende oor-opener! Ook uit op El Toro Bullseye vinyl (BE 123).
Info: www.eltororecords.com
(Frantic Franky)


THAT’LL FLAT GIT IT VOLUME 32:
ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM THE VAULTS OF DECCA, BRUNSWICK & CORAL RECORDS

Bear Family, BCD 17584

Vierde Flat Git It met opnames van Decca en zusterlabels Brunswick en Coral Records (een, euh, record: dit is het eerste label in deze reeks waaraan vier CD’s worden gewijd) deels opgenomen in Nashville onder leiding van producer Owen Bradley met A-Team leden Grady Martin (gitaar), Hank Garland (gitaar), Floyd Cramer (piano), Bob Moore (bas) en Buddy Harman (drums), deels in Los Angeles met studiomuzikanten als jazzgitarist Barney Kessel. Zoals op alle CD’s in deze reeks staan er een aantal bekende namen op als Johnny Burnette & the Rock ‘n’ Roll Trio met de allerklassiekste aller rockabillyklassiekers Drinkin’ Wine Spo-Dee-O-Dee, Buddy Holly met de klassieke rockabillyopnames Ting A Ling en I’m Lookin’ For Someone To Love, Buddy Holly’s Crickets drummer Jerry Allison met zijn onder het pseudoniem Ivan uitgebrachte Real Wild Child, Brenda Lee met Little Jonah (Rock On Your Steel Guitar) met vuurwerk op de steel gitaar door Buddy Emmons, Ronnie Self met het branievolle medium tempo This Must Be The Place zoals we van hem gewend zijn met een hoek af (B-kant Big Town is kalmer), Eddie Fontaine met het kalme East Of The Mississippi, en Wayne Walker met de brave major studio rock ‘n’ roll track You’ve Got Me (Where I Wanna Do). Bill Haley tekent present met het minder bekende Lean Jean, niet die typische kletterende Comets sound maar een medium tempo stroll met wat oosters klinkende solo’s. Ook countryveteraan Hank Penny doet zijn duit in het rock ‘n’ roll zakje met Rock Of Gibraltar, bigband rock ‘n’ roll met honky tonk piano en steel gitaar, terwijl Terry Noland het verrassend ingetogen houdt met het medium tempo Crazy Dream. Een opvallende onbekende naam is Lance Roberts omdat die later, met name in 1960, één single opnam voor Sun Records en sindsdien niet meer teruggevonden is. Nog meer minder bekende doch niet minder geslaagde vooral late fifties rock ‘n’ roll wordt opgediend door de heet staande Dodie Randle met Man Hunt (het resultaat van die jacht, B-kant I Fell In Love Again, is al wat minder), Billy Rocka (Listen Pretty Baby), Chuck Johnston & the Jaycees (Sweet Baby), het door Bill Haley geschreven Broke Down Baby van The Tyrones, Mitchell Torok (Red Light Green Light) en The Barker Brothers (Well All Right Friday Night), opvallend vaak met een dramatisch bijna wanhopig kantje als Just Give Me Your Heart van Johnny Duffett, Don’t Give Me Heartaches van Arthur Osborne (twang meets Bo Diddley), Run Little Joey (Joey’s Lament) van Jimmy Duncan dat in dezelfde verlopen bar heeft zitten slempen als Going Down To Tia Juana van André Williams, en The Third Degree van Johnny Bell. Rustiger en beschaafder is Blue Street van Arnie Derksen en de meer gecountryfiëerde versie van rockabilly is vertegenwoordigd met Joe Hudgins’ Where’d You Stay Last Night. Follow The Rock van The Bay Bops is swing rock ‘n’ roll en Honky Tonk Freeze van Sandy Coker is een cleane rockabilly gitaar instrumental op wandeltempo – denk Les Paul maar minder inventief. Leuk voor verzamelaars zijn de thema songs: Homer Denison Jr’s Chickie Run is beatnik rock ‘n’ roll over jeugddelinquentie, de CD bevat twee nummers over Tarzan (zijn alle Tarzan songs ooit op één CD gecompileerd?), Midnight Monster Hop van Jack & Jim is een horror rock ‘n’ roll classic, en ook het minder bekende The Raven van Jackie Brooks mag je tot de horror rock rekenen: de tekst is gebaseerd op het klassieke gedicht van Edgar Allan Poe, de muziek is swing rock ‘n’ roll met over the top zang! Zoals gebruikelijk zit er een dik boekje bij met track per track info en is dit absoluut een top uitgave.Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

naar boven

8 mei 2019

LP Recensies

MR MOTO: THE ORIGINS OF SURF MUSIC 1960-1963/ THE BELAIRS
Munster Records, MR 388

Een vinyl-LP met 14 tracks van The Belairs, de surfband bekend van Mr Moto uit 1961: emotie en melodie, een wereldschijf en de oorwurmste aller oorwurmen met zijn intro op flamenco gitaar, het barokke piano interludium en daartussen die sfeervolle sax. The Belairs waren eigenlijk geen surfband maar de ontbrekende schakel tussen de instrumentale rock ‘n’ roll van eind jaren ’50 en de surf van begin jaren’ 60: ze hadden wel reverb en staccato gitaren maar niet de voor surf typerende glissando blubbergitaren, al zit die surf er zeker ook voor een stuk in op een nummer als Volcanic Action, hun tweede en stevige uptempo gitaar/sax rock ‘n’ roll single die enkel verscheen op 500 promo exemplaren. Hun discografie bleef trouwens beperkt tot die Mr Moto en nog een stuk of twee, drie latere singles in latere bezettingen, en het belang van The Belairs, een groep die voorts opviel omdat ze wel twee gitaren maar géén bas in de gelederen hadden, ligt dan ook deels in hun stamboom: de individuele bandleden zwermden uit naar groepen als The Challengers, Eddie & the Showmen, The Standels, PJ & the Galaxies en Jim Fuller’s Surfaris. Naast Mr Moto staat op deze LP Mr Moto B-kant Little Brown Jug, ook prima gitaar/sax rock ‘n’ roll, net als Kamikazi, Squirt, het striptease trage Vampire en de opgewekte sax toeteraar Chiflado die net als Duck Waddle en Shimmy de sixties welkom heet. Daarnaast bevat de LP de originele versie van het door Belairs ritmegitarist Paul Johnson geschreven Squad Car (het nummer met de sirene, bekender in de versie van Eddie & the Showmen uit 1963), hun instrumentale sax/gitaar cover van Del Shannon’s Runaway, en het vocale surfnummer Rocking Pants, gezongen door een zwarte (!) groep genaamd The Initials begeleid door The Belairs, maar dan vocale surf zoals Papa Oom Mow Mow, niet zoals I Get Around. Niets mis met deze LP, integendeel, en wat het helemaal mooi maakt is dat je er een CD bij krijgt met niet zomaar de 14 tracks van de LP maar in totaal 26 nummers, en laat dat nu de complete The Origins Of Surf Music 1960-1963 CD van The Belairs zijn zoals die verscheen in 1987! Nog opvallender: de inner sleeve van de LP is dezelfde ingekleurde bandfoto die de hoes van die CD siert! Toch zijn deze 26 tracks niet de volledige Belairs output: er verscheen nog minstens één single, Charlie Chan, in een latere compleet andere bezetting, Paul Johnson verkoopt op zijn website www.pjmoto.com dezelfde CD onder de titel South Bay Surf Volume 1: The Origins Of Surf Music met twee extra tracks wat het totaal op 28 brengt (maar met een booklet van slechts 24 pagina’s tegenover het originele booklet van 72 pagina’s), en heel veel later bracht Sundazed Records nog meer demo’s op de markt dan op deze CD staan, want terwijl amper twee nummers hier het predicaat “home recording” dragen wordt bij beluistering meteen duidelijk dat er heel wat meer demo’s op staan, minstens een tiental, want je hoort gewoon aan de geluidskwaliteit, aan het spontane, het onaffe, het jam-achtige en op een stuk of twee nummers aan het gebabbel tussendoor dat onder meer Rampage, de medley Davy Crockett Meets Mickey Mouse, Crawler, Stung, Peter Gunn en de Skip & Flip cover It Was I uitprobeersels en vingeroefeningen zijn met soms slechts enkel twee gitaren. Wat nog op de CD staat is de Belairs medley van het kinderliedje Three Blind Mice en Jingle Bells, hun cover van (On Top Of) Old Smokey waarin je door het ge-yeehaw op de achtergrond duidelijk de invloed van Duane Eddy hoort die ook muzikaal in The Wayward Wind zit, een demo van Mr Moto (overduidelijk een oefenversie want de sax blaast er fameus naast), een demo van Chiflado, een demo van Volcanic Action en een “live” versie van hetzelfde nummer opgenomen van de TV die zo hard kraakt dat je geeneens kan horen dat dit niet live maar playback is! Nog een opmerking: zowel op deze LP als op de drie CD uitgaves is Little Brown Jug niét de single versie maar de originele tape met twee sax solo’s, op de single ge-edit tot één sax solo omdat Paul Johnson op het einde van de tweede sax solo een fout akkoord speelde op zijn gitaar! Munster is een Spaans label (info: www.munster-records.com) maar je kan dit gewoon in Nederland bestellen via www.sonicrendezvous.com (Frantic Franky)


BRAZIL PRIMITIVO VOLUME 1: RHYTHMS, LEGENDS & STYLES (1899-1963)
Sound Miracle, SSMM 005

Wat in hemelsnaam gooien ze nu weer binnen? Vergeet de ridicule titel en hoes, deze LP op transparant vinyl bevat 16 tracks met oude muziek uit Brazilië, en als we zeggen oud dan is dat echt stokoud: de recentste track is uit 1963, de oudste uit… 1899, wat zo ongeveer het jaar is waarin Emile Berliner de grammofoonplaat uitvond! Dat betekent uiteraard dat dit geen rock ‘n’ roll is maar Braziliaanse rootsmuziek uit zeer verscheiden hoek, met de meerderheid van de nummers netjes verdeeld over de jaren ’30, ’40 en ‘50 tot 1963, gaande van music hall, vaudeville, volksmuziek, samba, vooroorlogse crooner bossanova, jungle tam tams, dramatiek en fanfare muziek. Dit is met andere woorden een heel diverse verzameling etnische muziek, doch onafgezien van het feit dat ik die hou van Laurel & Hardy muziekjes dit met plezier op mijn gemak kan uithoren staan tussen deze lundus, chorinhos, capoeiras (en niet caipirinhas, dat is een drankje waar ik wel een emmertje van lust), xaxados, toadas en forros (ik wist ook niet dat ze zo heten) toch een paar nummers die uw aandacht waard zijn, zoals een uptempo zigeunerswing fingerpickende versie van Tico Tico No Fuba uit 1934, tien jaar voor The Andrews Sisters het deden als Tico Tico, gezongen door Carmen Miranda, zij met de fruitkorf op haar hoofd. Het origineel is trouwens nòg ouder en stamt uit 1931 door het Orquesta Colbaz uit Colombia, terwijl ik het van Carmen Miranda pas ken uit 1947 in de film Copacabana! Noites Cariocas van Jacob Do Bandolim uit 1943 is instrumentale zigeunerswing en het is adem benemend te horen hoe tijdloos dit klinkt. Mulher Rendeira van Vanja Orico e Demonios Da Garoa uit 1953 en Asa Branca van Luiz Gonzaga uit 1947 lijken door het gebruik van de accordeon dan weer op enerzijds de Mexicaanse rancheras uit diezelfde tijd (ook al is het nog lichtstelsels verwijderd van een Flaco Jimenez) en anderzijds op de jodelende cowboys uit de jaren ’30, en ik versta er geen jota van maar ik hoor wel dat dit allemaal uit dezelfde pot nat komt. Ja ja, maar de Boppin’ Around handelt toch over rock ‘n’ roll, hoor ik u terecht knarsetanden. Nou, wat denkt u van het als “proto-psych xaxado” omschreven Mulher Rendeira (effectief hetzelfde nummer als van die Vanja Orico e Demonios Da Garoa), 1 minuut en twaalf seconden instrumentale gitaar boogie uit 1963 die zo hard zwiebert dat dit evengoed boppin’ hillbilly uit de jaren ’40 had kunnen zijn, uitgevoerd door Raulzito e os Panteras, wat de allereerste opname moet zijn van de latere Braziliaanse rock artiest Raul Seixas. Deze ondanks zijn gezegende leeftijd nog steeds vitale muziek heeft een vreemde aantrekkingskracht, maar hou wel rekening met de 78 toeren geluidskwaliteit! Sound Miracle Recordings is een Spaans label en bij de LP krijg je een bonus CD met de hele LP + twee extra tracks, info: www.soundmiraclerecordings.bandcamp.com . Bij ons in de Jordaan kan je dit gewoon bestellen via www.sonicrendezvous.com (Frantic Franky)

naar boven

25 april 2019

CD Recensies

ROCKS/ RITCHIE VALENS
Bear Family, BCD 17525

Op 3 februari was het exact 60 jaar geleden dat Ritchie Valens omkwam in het vliegtuigongeval dat ook Buddy Holly en The Big Bopper claimde en het is verbazingwekkend dat de jongste van die drie artiesten (Valens was amper 17 jaar) die bij leven en welzijn op net iets meer dan acht maanden tijd slechts drie singles uitbracht tijdens vijf professionele opnamesessies in de Gold Star Studios in Hollywood toch voldoende materiaal opnam om te komen tot een nalatenschap van uiteindelijk drie LP’s en in het digitale tijdperk zelfs een 3 CD-box, allemaal de schuld van Del-Fi platenbaas annex Ritchie Valens manager en producer Bob Keane die ijverig aan de slag ging met alle mogelijke restjes en demotapes van Ritchie die in zijn eentje op elektrische gitaar songs inoefent en ideetjes uitprobeert. Veel opnames hier klinken dan ook onafgewerkt of als een spontane jam (en duren vaak ook erg kort), overgedubd met nochtans door de wol geverfde zwarte studiomuzikanten als drummer Earl Palmer en René Hall op beurteling leadgitaar en de pas uitgevonden Danelectro six string basgitaar die samen met Valens’ hoge snerpende stem zijn sound definieert, een sound die ik zou durven omschrijven als bruisend en onstuimig, de overmoed van de jeugd, en anderzijds soms toch rauw kon klinken zoals in Rockin’ All Night. Veel van die originele demo’s klinken overigens heel etherisch, alsof ze zo scherp mogelijk zijn onttrokken aan het stof der decennia. Bij die restjes zat bijvoorbeeld ook een live bandopname met een niet echt geweldige hifi-kwaliteit gemaakt tijdens een concert in Ritchie Valens’ middelbare school door Ritchie Valens met een begeleidingsgroep bestaande uit alleen een drummer, een tape die net lang genoeg duurde om één kant van een live LP te vullen, dus de B-kant werden opnieuw bewerkte demo’s. Eén nummer van die liveplaat staat op deze CD en die From Beyond is zo’n loodzware gitaar instumental dat je eerder aan Link Wray als aan Ritchie Valens denkt en die bovendien door die krakende geluidskwaliteit en een titel die betekent “van over het graf” echt akelig klinkt. Die nalatenschap krijgt nu de Bear Family Rocks behandeling en opent uiteraard met de in Vlaanderen als de kuskesdans bekendstaande La Bamba. De pure Ooh My Soul Little Richard imitatie Ooh My Head blijft een explosieve 1 minuut en 40 seconden white rock door een latino, maar wel een latino met de blues want het valt op hoeveel nummers inspiratie vonden in de rhythm ‘n’ blues zoals de amper 1 minuut en drie seconden durende instrumental Rhythm Song, de uitstekende uptempo twee gitaren instrumental Fast Freight, de rockaballad Little Girl is eigenlijk een bluesje, en Big Baby Blues is een instrumentale improvisatie op een blues schema. Er zijn ook opvallend veel zwarte covers: de Robins standaard Framed wordt een bluesje en de sympathieke uptempo Larry Williams rock ‘n’ roll cover Bony Moronie is eveneens duidelijk bluesy geïnspireerd. Tja, ik kan me voorstellen dat je als gitaar spelende tiener in de jaren ’50 aangetrokken werd door die rhythm ‘n’ blues, en dan is het verleidelijk om te zeggen dat het de zwarte invloed op een Latino rocker betreft maar de vraag is nog maar in hoeverre Valens ondanks de aanwezigheid van die La Bamba en de instrumental Malagueña die meer tango als Mexicaans klinkt beïnvloed was door zijn roots: ze spraken bij hem thuis naar verluidt géén Spaans en Bob Keane was uiteraard commercieel genoeg om Valens’ echte naam Ricardo Esteban Valenzuela Reyes te veramerikaniseren. Naast die door rhythm ‘n’ blues beïnvloede nummers staat hier uiteraard rock ‘n’ roll op: Come On Let’s Go natuurlijk, het wilde The Paddi-Wack Song, de opgewekte Sharon Sheeley compositie Hurry Up, en ook de nummers met Ritchie Valens in zijn eentje op gitaar als Let’s Rock ‘n’ Roll en het amper 1 minuut en 26 seconden durende Rockin’ All Night zijn rock ‘n’ roll uit een goed vaatje, terwijl Hi-Tone en het melodieuze Rock Lil’ Darlin’ brave doch uitstekende teen rock zijn. Voor een CD in de Rocks reeks staan hier toch verrassend veel trage nummers en rockaballads op als Stay Beside Me, het mooie wat exotische eigen In A Turkish Town, de Ersel Hickey cover Bluebirds Over The Mountain, de (opnieuw zwarte) Robert & Johnny cover We Belong Together, en voor de volledigheid uiteraard Donna. “Nieuw” spul staat hier niet op: alle outtakes en alternatieve versies en demo’s van met name Cry Cry Cry, Dooby Dooby Wah en That’s My Little Suzie verschenen eerder, met name op die 3 CD-box Come On Let’s Go uit 1998, en het is fascinerend om te horen hoe Cry Cry Cry evolueert over drie home recordings en demo’s tot de uitgebrachte master en volbloed rocker. Goudklompjes voor verzamelaars zijn een door Ritchie Valens ingesproken radio commercial van 20 seconden voor de Winter Dance Party tour (op Bear Family’s The Great Tragedy: Winter Dance Party 1959 CD over Ritchie, Buddy Holly en The Big Bopper staan er zo twéé nauwelijks van elkaar verschillende) en een 40 seconden durend fragment van wat ons een herdenkingsprogramma op de radio lijkt waarin gepraat wordt met mensen uit het vak die de drie artiesten hebben gekend. Waar is de rest daarvan? De CD, goed voor in totaal 34 royale tracks, sluit af met een echte zeldzaamheid: de enige single die Ritchie Valens’ lief Donna Ludwig, de echte Donna dus, ooit opnam, en dat was in 1959 uiteraard een dubbelzijdige tribute aan Ritchie Valens want de muziekbusiness is voor niks verlegen. Het nog geen twee minuten durend Lost Without You heeft een voor 1959 verrassend hoog Shangri-Las gehalte, Now That You’re Gone doet al even verrassend qua muziek denken aan de ballades van Jack Scott. Voor zover ik weet leeft Donna Ludwig nog, dus haal der naar de Rhythm Riot! Samengevat is dit een uitstekende Ritchie Valens CD, en als puntje bij paaltje komt blijft het frustrerend te bedenken dat als ie die verdomde toss om dat zitje niét had gewonnen Ritchie Valens nu misschien in Hemsby had gespeeld. Of kan je je voorstellen: Ritchie Valens begeleid door Los Lobos? Info: www.bear-family.com en www.ritchievalens.com (Frantic Franky)


ROCKS/ LITTLE JUNIOR PARKER
Bear Family, BCD 17535

Litlle Junior Parker zal de eeuwigheid ingaan als de zwarte artiest die bij Sun Records de bluesbop klassieker Feelin’ Good en de originele zwarte versies van de latere rockabilly classics Mystery Train en Love My Baby opnam. Deze CD had dus in theorie in Bear Family’s The Sun Years, Plus reeks kunnen zitten, al zou het Sun gedeelte daarvan dan beperkt zijn geweest tot zijn twee Sun 78 toeren uit 1953 + vier onuitgebrachte masters. Maakt niet uit, een overzicht van zijn uptempo opnames is ook een goed uitgangspunt want Parker bracht tot zijn overlijden aan een hersentumor in 1971 op amper 39-jarige leeftijd meer dan 50 singles uit en aangezien Parker zwart was zal daar wel een pak blues tussen zitten. De CD bevat 28 nummers opgenomen voor Duke Records (The Duke Years, Plus had dus een correcte titel geweest) tot 1964 in chronologische volgorde maar opent uiteraard met die Sun krakers, met name met de perfecte bluesbopper Feelin’ Good. Mystery Train is trager dan Feelin’ Good (en trager dan Elvis’ coverversie) maar minstens even hypnotiserend, Love My Baby (bij Sun zelf gecoverd door Hayden Thompson die luidens het CD-boekje altijd dacht dat het een nummer van Billy Lee Riley was!) is wél snel en verdient zondermeer de stempel zwarte rockabilly. Can’t Understand leunt vocaal sterk aan bij die drie nummers maar zit muzikaal vastgebeiteld in nog vreemdere bluespatronen, net zoals I Wanna Ramble eigenlijk gewoon Feelin’ Good met een andere tekst en een licht gewijzigde melodie is. Dit had zó Sun kunnen zijn! That’s My Baby is daarentegen geïnspireerd op Love My Baby maar uitgewerkt als zwarte rock ‘n’ roll met sax. Parker was duidelijk van vele markten thuis: Please Baby Blues is rhythm ‘n’ blues swing met groot orkest, Mother-In-Law Blues is bluesrock anno 1956, Next Time You See Me is meer New Orleans dan Memphis, en My Dolly Bee is pure zwarte rock ‘n’ roll. De CD bevat ook veel early sixties zwarte rock ‘n’ roll zoals het op Shout inspelende Seven Days, het uit het vat der dansrages tappende Annie Get Your Yo-Yo, en veel mooie early soul rock ‘n’ roll tot en met het gelikte doch uitermate geslaagde Peaches, allemaal met Parker’s fluwelen stem, soms omschreven als honingzoet, een stem die je niet zou verwachten op basis van zijn Sun werk. Junior Parker legde sinds zijn passage bij Sun Records een lange en vruchtbare weg af en de rockende neerslag daarvan staat op deze CD. Wat er voor alle duidelijkheid niét op staat is Parker’s enige pré-Sun single (You’re My Angel/ Bad Women Bad Whiskey uit 1952 samen met de jonge Ike Turner op piano) en die andere vijf Sun masters. Wat er wel bijsteekt is een voorbeeldig Bear Family CD boekje van 39 pagina’s.
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

naar boven

11 april 2019

Vinyl Recensie

NEVER GONNA BREAK MY HEART/
SHOTGUN SALLY

Shotgun Sally, géén cat.nr.

Medio 2017 noteerde Onze Man in zijn recensie van het debuutalbum van deze Leuvense band dat Shotgun Sally (de naam van de band, niet van de zangeres) er van middelbare leeftijd uitzag. Nu ziet zowat élke rockabilly er ouder uit dan hij/zij is om de eenvoudige reden dat we ons ouderwets kleden (met als voordeel dat je niet veroudert maar langzameraan zo oud wordt als je er uit ziet) maar het was een feit dat de band er enigszins statisch bijstond op een podium: een contrabassist gezeten op een barkruk oogt niet echt wild. Het goede nieuws is dat dit verleden tijd is: zangeres Katrien Van Proeyen die er allesbehalve van middelbare leeftijd uitziet verjongde haar band drastisch, knikkerde drie van de vijf groepsleden eruit, behield alleen drummer Jimmy Van Iersel, verving hun twee gitaristen door één gitarist, Bart “Rico” Ulens van onder meer Benvis & his Rockets, Rhumba Kings, Britt Bones & the Undertakers en een heleboel andere Belgische bandjes, en lijfde op contrabas Sébi Lee in, normaliter heer en meester op zijn piano, hier in een louter ondersteunende rol. Live on stage spelen ze zo al enige tijd, maar dit is hun eerste geluidsdrager in die bezetting, in afwachting van een nieuw album, met als grote verschil dat hun debuut enkel covers bevatte en we hier kennismaken met hun twee eerste eigen nummers, geschreven door Katrien en Bart. En dan zijn wij vinylvreters van middelbare leeftijd altijd zo blij als een kind wanneer een band er een prestigezaak van maakt die eerste eigen boreling uit te brengen op een echte single. Luistert u maar naar uw download, wij blijven hardnekkig vinden dat een pláát beter klinkt dan een computer. De naald daalt in de groef, een slag op de symbalen, een gitaarintro van enkele seconden en ze vliegen er in met goeie hooks en een opvallende zanglijn die al na 17 seconden aan het refrein zit. Na 50 seconden is het tijd voor de eerste wat exotisch klinkende solo, niks opboosten, maar Katrien legt haar hele ziel én een kreun in deze oorworm van een song die alles zegt in 2 min en 40 seconden. B-kant Sugar Coated Lovin’ is iets trager op een uptempo stroll tempo maar opnieuw heel doorleefd en expressief gezongen. Verzamelaars alarm: hier zijn slechts 300 stuks van geperst!
Info: www.shotgunsallyrockab.wixsite.com en www.shotgunsally.be
(Frantic Franky)

CD Recensies

A ROCKIN’ GOOD WAY/ PRISCILLA BOWMAN
El Toro, R & B 126

Priscilla Bowman? Nooit van gehoord! Gelijk terzake dan maar: Priscilla Bowman nam in 1958 de originele versie op van het door Brook Benton geschreven A Rockin’ Good Way, in 1960 door Benton in duet met Dinah Washington de eeuwigheid ingezongen. Bowman nam van 1955 tot 1959 op voor Vee-Jay en Vee-Jay sublabels Falcon en Anber, en bracht in totaal zeven singles uit. Deze CD, bij ons weten de eerste Priscilla Bowman re-issue sinds de LP An Original Rock ‘n’ Roll Mama uit 1986, bevat de A- en B-kant van die zeven singles in chronologische volgorde, aangevuld met één onuitgegeven maar even goed nummer uit 1955, Tortured. De CD opent met de enige hit die Priscilla Bowman ooit scoorde, de prima speelse uptempo rhythm ‘n’ blues rocker Hands Off, in december 1955 drie weken lang nummer 1 op de Billboard rhythm ‘n’ blues hitlijst en blijkbaar een dusdanige hit dat ze ook een vervolg opnam, de al even bruisende en huppelende rhythm ‘n’ blues swing crooner I’ve Got News For You. Another Night leunt vervaarlijk dicht over naar een Billie Holliday crooner en toont dat Bowman over hele goeie stembanden beschikte én vocaal veelzijdig was. Ook muzikaal staan deze opnames erg sterk, luister bijvoorbeeld naar wat ik die niks van piano ken beschouw als de piano tripletten in I’ve Got News For You. My Darkest Night is traag met piano en een eenzame bluesgitaar, I Don’t Need Your Lovin’ is opnieuw medium tempo en met van die duistere akkoorden. Hootie Blues is een medium tempo blues met New Orleans dixieland blazers en vanaf het achtste nummer, Yes I’m Glad (Everything’s Alright) uit 1957 wordt er een beat op gezet en wordt diezelfde muziek wonderwel rock ‘n ‘roll. Geen Let’s Have A Party rock ‘n’ roll à la Wanda Jackson, al zit in Don’t Come In Here wel een gemene grol, maar de zwarte rock ‘n’ roll equivalent zoals het voor zijn tijd tekstueel toch gedurfde Spare Man dat de dames oproept er voor alle zekerheid een reserve kerel op na te houden, terwijl Ain’t Givin’ Up Nothing door de achtergrondkoortjes dan weer duidelijk mikt op de tienermarkt. Sugar Daddy klinkt alsof niet Elvis maar Ray Charles de liedjes voor de Elvis film King Creole zou hebben gezongen, en ook Like A Baby heeft door de trompet een New Orleans sfeertje. Die Like A Baby is meteen een link met Elvis: dit is een oudere zij het niet de originele uitvoering van het bluesy nummer op de Elvis Is Back LP uit 1960, want zelfs vòòr Priscilla Bowman was het al minsten drie keer opgenomen, onder meer door The Chordettes. En die Rockin’ Good Way? Goed hoor, geen duet maar wel met mannelijke doo-woppende backings door niemand minder dan The Spaniels, en zelfs rockender dan de gladgepolijste uitvoering van Brook Benton & Dinah Washington wegens iets sneller. Eén opmerking betreffende de hi fi kwaliteit van deze CD: sommige nummers lijden onder een metalige klank in de hoge tonen. Desalniettemin is dit een fantastische soundtrack voor wanneer wij op een luie zondagochtend de terrasdeuren openzwieren om ons te koesteren in de eerste lentezon. En voor u “haal der naar de Rhythm Riot” roept: Priscilla Bowman overleed in 1988 op haar zestigste aan longkanker.
Info: www.eltororecords.com
(Frantic Franky)

naar boven

4 april 2019

I’M ON MY WAY/ GEORGINA PEACH & THE SAVOYS
El Toro, ETCD7026

Nieuwe Nederlandse bands, laat ze maar komen, zeker als ze zo goed zijn als Georgina Peach & the Savoys, voorheen Georgina Peach & the Originators, wat op zich geen verwondering mag wekken als je ziet dat de band bestaat uit doorgewinterde muzikanten die vele watertjes hebben doorzwommen: Jeroen van Gasteren alias CC Jerome (gitaar), Roy Raaijmakers (piano, orgel), Evert Hoedt (saxofoon), Mikkel van der Meulen (saxofoon), Martin Ubaghs (bas) en Darryl Ciggaar (drums), op dit album aangevuld met Mischa van Dalsen (mondharmonica). Samen vormen ze The Savoys die in diverse bezettingen en deels met andere muzikanten maar telkens onder aanvoering van CC Jerome eerder al albums maakten met de Britse Chuck Berry Earl Jackson (voorlopig onuitgebracht) en de Australische rockabilly Rusty Pinto. Het verhaal waarmee Georgina Peach & the Savoys wordt verkocht is dat de band op een niet zo mooie dag begin 2018 in een café gestrand was zonder hun zanger die net was opgestapt, de kastelein tussen neus en lippen liet vallen dat zijn serveuse best een aardig moppie kon zingen, en a star was born. Nou, si non è vero è ben trovato, zullen we maar zeggen. Hier en daar lees ik dat dit album zo uit de befaamde Daptone studio in Brooklyn had kunnen komen waar met name Amy Winehouse haar wereldhits inblikte, wat ik overdreven vind, maar feit is dat dit debuut aardig wat in petto heeft. De CD opent met het wat sleazy medium tempo Palm Of Your Hand van Dolly Lyon uit 1957 met zware bariton sax waartussen een rhythm ‘n’ blues gitaar sluipt, en de Early Times van Dennis Binder en het orkest van Ike Turner uit 1954 blijken voor Georgina Peach de early sixties uit de tijd van de zwarte rock ‘n’ roll met blazers, het soort rockende pré-soul uit de eerste helft van de jaren ’60 dat op deze CD wel meer aan bod komt zoals in Aretha Franklin’s If You Don’t Think (OK, dat is uit 1974) of in titeltrack I’m On My Way van Barbara Dane uit 1960. Dat laatste doet qua arrangement inderdaad aan Amy Winehouse denken, al moet je daar toch mee oppassen: als dit bij Daptone zou zijn opgenomen had het wellicht nog 10 keer beter geklonken maar waarschijnlijk 100 keer duurder geweest… Dit album toont dat Georgina Peach & the Savoys niet op één trucje teren: Walking The Dog laat Rufus Thomas’ hond uit in New Orleans en ook Barbara George’s I Know (You Don’t Love Me No More) uit 1962 baadt in diezelfde New Orleans groove, de hedendaagse (1998) Keb Mo cover God Trying To Get Your Attention is uptempo gospel met jazzend orgel, Money (That’s What I Want) wordt een beschaafde zwarte rocker en Honey Hush wordt een rocker op twist tempo met boogie woogie piano. De CD bevat enkel covers, wat niet erg is omdat het merendeel van de 12 nummers niet de bekende meuk zijn, en de opvallendste covers zijn wat mij betreft de meestamper I Can’t Help Myself (Sugar Pie Honey Bunch) van The Four Tops uit 1965 die bruisende bluesrock met mondharmonica wordt, en de gezongen uitvoering van het sinds The Shadows vooral als instrumental bekend staande Perfidia, hier gebracht als ska met orgel zo traag dat het reggae wordt. Dat klinkt erg lekker en voor mij nieuw, al zal het met een platencollectionneur als Ir Vendermeulen in de gelederen allicht al eerder zijn gedaan. Moet ik Mikkel nog eens vragen bij gelegenheid. Dat de band goed klinkt is haast vanzelfsprekend (hoewel ik het geluid eerder hedendaags dan vintage warm vind klinken) en de slechte karakters die twijfelen aan Cheri Addo’s vocale capaciteiten kan ik enkel aanraden te luisteren naar haar versie van Etta James’ soul/ blues klassieker I’d Rather Go blind uit 1967: kippenvel! En die vergelijkingen met Amy Winehouse? Vergeet het. Wat dacht u van de jonge Tina Turner? Georgina Peach is een ruwe diamant waar nog aan geslepen moet worden, maar ruwe diamanten zijn zeldzaam en dienen gekoesterd. Ook uit op LP op El Toro’s vinyl afdeling Bullseye BE128.
Info: www.eltororecords.com en www.abcagency.nl
(Frantic Franky)


IT DON’T MEAN A THING: THE BEST OF/ THE DOMINO’S
El Toro, ETCD6097

Afdeling jeugsentiment: The Domino’s, in de jaren ’90 dé Belgische swingband, zijn terug! Een woordje uitleg: The Domino’s begonnen als rockabilly trio onder leiding van Patrick Ouchène en brachten in die bezetting in 1990 een titelloze LP uit op Rockhouse (NL), verdubbelden hun personeelsbestand met piano, sax en viool en werden een swingband die twee CD’s uitbracht, Minor Things in 1991 en Gotta Get Out in 1996, al waren ze eigenlijk meer een rock ‘n’ roll band tout court die toevallig ook een paar swing nummers op het repertoire had. Toen de swing nummers van hun eerste CD bleken aan te slaan in Frankrijk brachten ze daar een nieuwe versie van die CD uit met extra Franstalige swing nummers getiteld Je Suis Swing waar ze in La Douce France toch een paar jaar op hebben kunnen teren. Niets blijft evenwel eeuwig duren en na twee albums was het succesliedje uit en startte Ouchène opnieuw een rockabilly trio, Runnin’ Wild, naam waaronder hij nog steeds rockabilly speelt. Nu zijn The Domino’s dus terug actief, al heeft dat tot nu toe weinig meer opgeleverd dan een handvol optredens in België en een enkel buitenland, plus deze Best Of gepuurd uit hun twee albums die niet focust op de swing nummers maar de band toont zoals ze effectief waren: een rock ‘n’ roll band met een aantal swing nummers in de set. Concreet: deze Best Of bevat de volledige Minor Things CD + drie nummers van Gotta Get Out. Swing nummers hier zijn onder meer It Don’t Mean a Thing (gypsy swing met fiddle, honky tonk piano, druk borstelende drums en fingerpickende gitaar), de op een gelijkaardig stramien gebouwde instrumental Minor Swing, Flying To The Station Gate (jazzy big band swing met veel blazers), Johnny Horton’s Train With A Rhumba Beat met zigeuner viool en Django Reinhardt gitaar, het jazzy Trapped In A Web Of Love, de western swing picking instrumental Cannonball Rag met Stephane Grappelli-Django Reinhardt behandeling en het gelijkaardige It’s A Sin To Tell A Lie, nummers die klinken alsof Woody Allen een film met een rock ‘n’ roll soundtrack zou maken. Op basis van deze nummers kan je The Domino’s eerder als neo swing dan als vintage catalogeren, ook al door de moderne sound, maar ja, in 1991 moest zelfs Brian Setzer zijn Orchestra nog beginnen! Deze nummers worden afgewisseld met Ray Charles rock ‘n’ roll met blazers en piano (The Mess Around), rockabilly met steel (Why Don’t You), semi-akoestische bluesbop op dobro (Muddy Waters’ I Can’t Be Satisfied) en het zwaarder modern rockend Cuckoo Girl, een moderne lijn die ze verder doortrokken op hun tweede album Gotta Get Out met moderne rock ‘n ‘roll met sax (Everybody Said) en een hypermoderne cover van Tornado van The Jiants met synthesizer orgel en discodrums die we beide ook terughoren in Rhythm In My Bones. Toen ik The Domino’s vorig jaar hun eerste reünie zag spelen focusten ze tot mijn verbazing niét op de swing nummers maar juist daardoor is deze Best Of best representatief voor waar de band nu voor staat en uiteraard ook voor waar ze in de jaren ’90 voor stonden, en de CD is uitermate geschikt voor wie de originele uitgaves ontbreekt. Nieuw of onuitgegeven of zeldzaam spul staat er niét op, ook al omdat de band bij mijn weten nooit iets heeft uitgebracht dat niet op die twee CD’s stond. Maakt niet uit: ik vond The Domino’s toén reuze leuk en vind dat nu ik het 20 jaar later allemaal terughoor nog steeds, want wat The Domino’s zo goed maakte was de joie de vivre die hun muziek uitstraalde en het feit dat Patrick Ouchène zich liet omringen door straffe muzikanten: Kasper Devos was een fantastische fingerpicker, en bandleider en multi-instrumentalist Bernard Vancrayenest kende zijn gelijke niet. Waar zijn ze toch gebleven? Zazou zazou zazou zazouzé!
Info: www.eltororecords.com
(Frantic Franky)

naar boven

21 februari 2019

CD Recensies

CRAZY LOVE/ THE BOOZE BOMBS
Part Records, PART-CD 678.015

Zesde studio album van het al 20 jaar rockend Duitse kwartet onder aanvoering van Anneliese Pardo, de Barbara Pittman van onze tijd, de rondborstige zangeres die klinkt alsof ze zowel een taaie tante als een uitermate gezellige madame is, opgenomen bij de Black Shack vintage studio in Calw (Black Shack wordt gerund door Booze Bombs contrabassist Rawand Baziany en Booze Bombs gitarist Stephan Brodbeck) en dan weet u dat dit een heel aards en zompig klei-geluid gaat hebben. Veel muzikale gasten op deze nieuwe die in vergelijking met hun vorige albums wat meer Wild Records klinkt met hypnotiserende ritmes en veel maracas en typische Wild rockers als Can’t Sleep At Night en All I Got, bluesbop met mondharmonica (titeltrack Crazy Love), bluesrock met mondharmonica (I Need Some Lovin’) en de op Pardo’s lijf geschreven rhythm ‘n’ blues rocker met mondharmonica en Johnnie Johnson piano They Call Me Big Mama, origineel van Big Mama Thornton. The Booze Bombs zijn evenwel niet voor één gat te vangen: He’s Mine en Please Write Me A Letter zijn stevige pianorockers, My Heart Goes Boom heeft een Sun vibe, Hey Little Man is early sixties zwarte rock ‘n’ roll met sax, de Charlie Starr cover You Ain’t My Number One is sfeervolle rock ‘n’ roll à la Sticks And Stones en Beer Truck is een geinige gitaar-sax instrumental à la Champs. Daarnaast toont tornado Anneliese Pardo zich ook van een ongewoon empathische kant met de erg goed gezongen ballade You’ll Lose A Good Thing in een rock ‘n’ roll sax versie van deze soul klassieker van Barbara Lynn. Wat een wijf, die Annie! Het zaakje sluit af met de door Stephan Brodbeck gezongen traditional In The Pines dat uptempo countrybilly met spooky steel wordt van het soort waarbij de contrabas tijdens de solo een versnelling rapper schakelt.
Deze CD is gevarieerd én goed, dus voor wie The Booze Bombs één groot vraagteken is, is dit het moment om kennis te maken. En wie de band uit het Zwarte Woud wél kent kan uiteraard niet zonder deze CD, ook uit op vinyl (PART-LP 378.014). Info: www.rockabilly.de en www.boozebombs.de
(Frantic Franky)


HOWLIN’ TO THE MOONLIGHT/
THE LOUISVILLE BOPPERS

Part Records, PART-CD 6128.001

Het tweede album (hun eerste verscheen al in 2013 in eigen beheer onder de titel Louisville Nights) van The Louisville Boppers, opgenomen bij Black Shack in Calw (D), opent met de leuke en geslaagde zij het misschien iets te lange want ondanks het verplichte stukje twang net te weinig variërende gitaarpickende instrumental Whooper Snooper die u misschien nog origineel kent van The Keytones (GB). Door de strakke contrabas klinkt het erg hedendaags en dat zet de toon voor deze CD die in de toekomst zal worden beschouwd als een schoolvoorbeeld van vroege 21ste eeuwse rockabilly: net zoals je intussen duidelijk onderscheid kan maken tussen “seventies fifties “ en “eighties fifties” rock ‘n’ roll en rockabilly zoals die gepleegd werd in de jaren ’70 en ’80 (wie heeft die dekselse termen toch uitgevonden?) is de rockabilly anno nu wel heel ver verwijderd van de jaren ’50 rockabilly, met name veel krachtiger, zoals bijvoorbeeld de Louisville Boppers cover van Mac Curtis’ If I Had Me A Woman hier, een ietsiepietsie sneller dan bij Mac Curtis en met meer distortie op de stem en veel meer echo. De CCR cover Run Through The Jungle is bluesabilly met veel vervorming op de stem, rockabilly nummers als het eigen Truck Drivin’ Man klinken door het gitaarwerk tegendraads, en Rosa Lee heeft Johnny Burnette Rock ‘n’ Roll Trio distortie op de gitaar. Daarnaast is het in 2010 opgerichte trio bestaande uit de vader-zoon tandem Thomas (zang, ritmegitaar) en Fabian Reder (zang, leadgitaar) met Matthias Uhl op contrabas van alle rock ‘n’ roll markten thuis: Meanest Thing is een loodzware John Lee Hooker-stijl bluesbopper, het eigen Jump Jive And Wail (dus niet de Louis Prima kraker) is uptempo R ‘n’ B jive, Circle Round The Moon is twangy Sun-billy op een melodie die doet denken aan Worried About You Baby van Roy Gaines, en Rockin’ Rolla Mama doet zijn voordeel met een Ronnie Dawson groove. De CD bevat ook een drietal country getinte songs: Mighty Fine Woman met klaaglijke steel is medium tempo hillbilly met een snik in de stem als Wayne Hancock, één van de twee uitvoeringen van I’m Gone is countrybilly met steel, en Sunday Morning Coming Down is een mooie countrybilly versie van het mooie Johnny Cash nummer, alleen is duidelijk dat de Reders geen Johnny Cash zijn en besef je eens te meer hoe geniaal Cash wel was met zijn zang. Samen geeft dat 12 eigen nummers en vier covers waarmee The Louisville Boppers hun eigen geluid en hun eigen plaatsje onder de rock ‘n’ roll zon creëren waar helemaal niks mis mee is, tenzij het feit dat de zang zo dicht op de microfoon zit dat je elke druppel speeksel, euh, hoort. Op zich ook niks mis mee, maar in die rustiger gezongen country nummers waarin de stem niet zo hijgend op je huid zit valt dan wel op dat de zang eigenlijk heel gewoontjes is. Nu ja, ’t is wat je er mee doet natuurlijk, en nummers als Big Boppin’ Daddy, de rechtdoor rocker Start Right Down of de uptempo polonaisebilly versie van die I’m Gone trekken dit zelfs boven het gemiddelde. Strafste van alles: The Louisville Boppers zijn een drumloos trio en dat hoor je nergens! Tenzij dan door het feit dat er op zes nummers een gastdrummer meedoet, Rockin’ Bende van The Booze Bombs en Dusty Dave & the Heart Attacks. Meanest Thing en Rockin’ Rolla Mama verschenen op vinylsingle bij Migraine Records. Info: www.part-records.de en www.facebook.com/louisvilleboppers (Frantic Franky)

naar boven

7 februari 2019

Vinyl Recensies

HITS THE BURNETTE BROTHERS/ JUNIOR MARVEL
CAB Records, CAB 7006

Junior Marvel, al meer dan 20 jaar non stop rockend, behoort intussen tot de anciens van onze vaderlandsche rock ‘n’ roll scene. Junior Marvel is een topnaam in Europa maar zijn echte naam is Frank Marquez: hij heeft Spaans bloed door de aderen stromen en dus mag het niet verwonderen dat hij een band heeft met Spanje en daar vaak optreedt op festivals. In 2014 bracht hij op het Spaanse label CAB al de vinyl single Bertha Lou/ Just Keep On Going CAB7003 uit en dit is een nieuwe 4-track vinyl-EP op dat label waarop hij niet wordt begeleid door zijn reguliere Nederlandse band The Hi-Tombs maar door de Spaanse muzikanten Adolfo Ruiz (contrabas) en Juan Fresneda (drummer) van Charlie Hightone & the Rock-It’s. De opnames onder leiding van gitarist en CAB baas Carlos A. Del Bosque (al is Del Bosque niét Charlie Hightone want Del Bosque’s artiestennaam luidt Uncle Charlie en de echte naam van Charlie Hightone is Carlos Vela - geen dank, we houden het graag netjes bij voor u) werden gemaakt in Spanje in 2016: Del Bosque is duidelijk niet van de rapsten. De insteek is origineel: vier nummers die te maken hebben met Johnny & Dorsey Burnette, de broers die in de jaren ’50 misschien wel de allerbeste rockabilly van het hele peloton hebben gemaakt, mogelijk omdat ze niet klinken alsof ze recht van onder de koe vandaan kwamen maar als de voormalige boksers die ze inderdaad waren, met muziek recht uit en zo hard als de straten van de groezelige grootstad.
De EP opent met het eerder door Carl & the Rhythm All Stars (F) gecoverde Just One More Time, bij Johnny Burnette in 1959 enkel een krakende demo waarop hij zichzelf begeleidde op akoestische gitaar. In handen van Junior Marvel wordt het stevige rockabilly, misschien een ietsiepietsie trager gespeeld dan het origineel maar wel met een krachtige doch klassieke power sound. Ook Little Ole You, origineel van Wayne Walker en door de broertjes Burnette in 1960 opgenomen als demo, wordt klassieke medium tempo rockabily met twangy gitaar, en je hoort mooi hoe Marvel speelt met de tekst die hij zich volledig heeft eigen gemaakt. De B-kant van dit zwarte goud opent met het welbekende Rock Therapy van Johnny Burnette & the Rock ‘n’ roll Trio, maar zoals hier heb je deze onvervalste rockabilly classic van het zuiverste water nog nooit gehoord: Marvel heeft er onder de titel Pecador Andaluz (Andalusische zondaar?) een Spaanse tekst op geschreven waarvan wij die op de Spaanse weekenders niet verder geraken dan “dos cervezas por favor” enkel het woord “cojones” verstaan. Marvel klinkt in dit nummer om de beeldspraak van het hoesje te gebruiken alsof hij net een peer op zijn muile heeft gehad en leunt muzikaal sterk aan bij de primitieve rockabilly waarmee Johnny Burnette zijn eeuwige faam vestigde: Marvel’s uitvoering lijkt wel een vergeten Mexicaanse opname uit begin jaren ‘60. Niet om te lachen is afsluiter Train Kept A Rollin’ waarvan je Johnny Burnette’s muzikale anarchie heden ten dage niet meer kan benaderen maar vocaal staat Junior Marvel hier huilend meer dan zijn mannetje. Op heel de EP valt trouwens op dat zijn stembanden hebben gerijpt en zijn uitgegroeid tot een macho rock ‘n’ roll stem met een Elvis grijns erin gebakken, en het is ook fijn vast te stellen dat de hele EP verrassend medium tempo is. Dat is immers veel moeilijker dan gas erop. Om kort te gaan: we mogen in dit kikkerlandje blij zijn dat we een uitvoerder als Junior Marvel hebben. Als u deze EP tegenkomt zou ik niet twijfelen: er zijn er slechts 250 van geperst en die zijn bij CAB zelf al allemaal de deur uit! Als je op zeker wil spelen neem je best contact op met Frank zelf. Info: www.facebook.com/frank.marquez.14 en www.facebook.com/CAB-1528960640700379/
(Frantic Franky)


HILLBILLY BEAT/ THE PLANET ROCKERS
Witchcraft International, WCILP107

Weer een nieuwe Planet Rockers plaat? Nee, dit is de vinylversie van een album dat tot nu toe enkel op CD bestond, het in het gezegende jaar 2000 op het Britse label No Hit Records verschenen derde en laatste studio album van The Planet Rockers (USA). Felix Schütze van Witchcraft International (D) die in 2014 hun comeback album Return Of The Planet Rockers uitbracht heeft er een jaar of drie over gedaan vooraleer deze heruitgave in kannen en kruiken was, enerzijds omdat Planet Rockers frontman Sonny George zo ongeveer de allerlaatste internetloze mens ter wereld is, anderzijds omdat het in 1987 opgestarte No Hit Records enkele jaren terug door Barney Koumis samen met zijn platenwinkel Sounds That Swing in Camden Town, Londen werd verkocht aan de huidige eigenaars Martin Heaphy en Carlos & the Bandidos contrabassist Neil Scott.
Hillbilly Beat had minder impact dan de eerste twee Planet Rockers platen Coming In Person (1991) en Invasion Of The Planet Rockers (1992), misschien omdat het pas bijna 10 jaar later verscheen en het kwartet uit Tennessee kort na deze release van de radar verdween. Hillbilly Beat werd opgenomen in Liam Watson’s befaamde Toe Rag Studio in Londen door slechts twee originele Planet Rockers, Sonny George en gitarist Eddie Angel, begeleid door de Britten Matt Radford op contrabas en Brian Nevill op drums die ook meespeelden op Sonny George’s solo album Truckin’ Country en Eddie Angel’s solo album Guitar Party. Dat viel evenwel niet te horen aan het eindresultaat want het succes van The Planet Rockers was de winnende combinatie van Eddie Angel’s spetterende gitaarspel en Sonny George’s macho stem die klinkt alsof hij inderdaad op een berg in de diepste wouden van Tennessee woont. Een opvallende gast op Hillbilly Beat was overigens onze eigen Tjarko Jeen van The Tinstars op één nummer op gastgitaar. The Planet Rockers omschreven zichzelf als 100 % Tennessee rock ‘n’ roll dan wel hillbilly beat maar hun muziek was en is nog steeds een uitgekiende en onweerstaanbare mix van evenveel delen rechtdoor rock ‘n’ roll, pure klassieke rockabilly met country feeling (Rockin’ Mama, origineel van Shelby Smith uit 1962), uptempo country rock, Louisiana swamp rock en strollers, en dat was op deze Hillbilly Beat niet anders met een uitgelezen keure aan veelal onbekende uit de countryrock afkomstige covers als Down And Out van Chuck Wells uit 1965, Swamp Gal van Tommy Bell uit 1959 en (Like A) Rolling Stone van Larry O’Keefe uit 1959 die allemaal perfect in het Planet Rockers straatje passen. Caffeine Nicotine And Alcohol van Sonny George’s volgetatoeëerde eigen hand is een volbloed stroller, een twangy Eddie Angel rockabilly gitaar instrumental als Batteroo zoals alleen Eddie Angel die kan uit de losse pols schudden klinkt 20 jaar later nog even urgent, en de Sonny George/ Eddie Angel compositie Treadin’ Water is toch een instant rock ‘n’ roll classic, of niet? Wat zeg ik, bijna álle 16 tracks hier zijn instant rock ‘n’ roll classics! Gotta Travel On! Don’t Knock What You Don’t Understand! Down The Line! One More Drink!
Kortom: vielen dank Felix Schütze dat we dit eindelijk op LP naast onze andere Planet Rockers LP’s kunnen zetten, en op dit vinyl klinkt het nog eens fantastisch ook! Het Planet Rockers debuut Coming In Person uit 1991 zou trouwens ook pas op vinyl zijn heruitgebracht op het Spaanse label Sleazy Records met de Rampage/ Thunder Road Rock single as bonustracks.
Info: www.witchcraft-international.de
(Frantic Franky)

CD Recensies

THE BEST OF RIPSAW RECORDS VOLUME 5
Part Records, PART-CD 650.028

Part Records (D) gaat voort met het inventariseren van Ripsaw Records uit Washington, het jaren ‘70/’80 label uit Washington met als bekendste artiesten Tex Rubinowitz en de begin 2018 overleden Billy Hancock die mensen van mijn rock ‘n’ roll generatie zich nog wel zullen herinneren van hun 10-inches op Big Beat (F) met materiaal dat oorspronkelijk op Ripsaw verscheen. Een andere Ripsaw artiest die cultstatus verwierf was Danny Gatton die voor Ripsaw opnam met de groep Danny & the Fat Boys.
Volume 5 bevat 22 tracks die niet enkel verschenen op Ripsaw maar ook op gerelateerde labels als Turkey Mountain, Hippo, Full Deck, Tex Rubinowitz’ No Club Label, Billy Hancock’s Aladdin label en Billy Poore’s Renegade label, aangevuld met een paar onuitgegeven opnames. En aangezien de wegen van de platenbusiness ondoorgrondelijk zijn staat hier ook materiaal op dat voor zover ik weet origineel verscheen op Goofin’ Records uit Finland. Autenticiteit bestond nog niet in die pioniersjaren van de rock ‘n’ roll revival en de contrabas moest nog worden heruitgevonden, maar men poogde in dat tijdsgewricht wel degelijk zo goed en zo kwaad als het ging rock ’n’ roll te plegen, zelfs wanneer dat betekende dat men (bij gebrek aan beter?) blijkbaar niet vies was van een heavy metal gitaar op tijd en stond, zoals in Tex Rubinowitz’ versie van Linda Lu. Zo staan hier nog meer muzikale anomalieën op: dat synthesizer riedeltje op Billy Hancock’s Take Your Time (bij Buddy Holly was dat orgel) is maar niks en op zijn The Trouble With Girls staat zelfs zoveel synthesizer dat dit geen rock ‘n’ roll maar new wave is! Dat stond destijds niet op die Big Beat’s! Wél leuk is een radiospot van Tex Rubinowitz uit 1979 die niet zomaar een ingesproken boodschap is maar een heuse rock ‘n’ roll song, ook al duurt ie slechts 45 seconden. De CD toont de diversiteit van Ripsaw Records dat blijkbaar meer een rootslabel dan enkel een rock ‘n’ roll label was: Tex Rubinowitz’ No One Left To Turn To is trage rock ‘n’ roll met accordeon wat een zydeco effect geeft, American Music van Danny & the Fat Boys is doo-woppende zwarte rock ‘n’ roll met fifties doo-woppers The Clovers op backing vocals, en Tears For New Orleans van Billy Hancock is een New Orleans bluesje met zo te horen een klarinet en trompet. Nog meer New Orleans swing zit in de Lloyd Price cover Tell Me Pretty Baby van The Uptown Rhythm Kings. Louie Setzer is geen broer van Brian Setzer maar een bluegrass veteraan wiens muziek bluegrass van een miljoen in een dozijn is, net zoals de country van Jimmy Cole country van een miljoen in een dozijn is. De CD bevat vier onuitgegeven nummers van Jimmy Cole (country), een zangeres genaamd Little Sister met een cover van Jerry Lee Lewis’ I’m On Fire, en Tex Rubinowitz met die Linda Lu en de doo-woppende ballade Darling Lorraine, net als de andere paar trage nummers op deze CD haast bijna overdreven parodiërend. En de winnaar is… Marti Brom! Ook in 1992 al een dijk van een stem, solide band, uitstekende geluidskwaliteit en alle drie haar tracks zijn goed: Knee Deep In The Blues is mooi rollend, haar Black Cadillac is verschroeiend, en met Seven Lonely Days geeft ze aan op eenzame Patsy Cline hoogte te staan.
Samengevat: net als de vier vorige Ripsaw CD’s is dit een uniek tijdsdocument van de seventies fifties met een CD boekje van 24 pagina’s info, opnamedetails, foto’s en lieve woordjes van iedereen die van dicht of ver met Ripsaw te maken had tot een ex-lief van Tex Rubinowitz uit begin jaren ’80! Info: www.part-records.de
(Frantic Franky)


DEMO/ RUDY LA GOUTTE & SES ACOLITRES

Het bestaat nog, échte demo’s die rondgestuurd worden in de hoop dat iemand er iets positiefs over schrijft! Niet meer op audiocassette zoals lang geleden, tegenwoordig komen demo’s binnen op CD-R zoals deze, hier in de bus gevallen zonder één woord uitleg, geen website, niks. Zoek het zelf maar uit! Nou, in dat geval neemt u bij ons steevast een risico, wat ene Rudolph Diot er niet van weerhield, een Fransman allicht want de CD-R werd ons vanuit F-67400 Illkirch-Graffenstaden opgestuurd. Wat zegt dit? Nou, ’t is een beetje een onevenwichtig beestje: de negen nummers klinken allemaal een beetje anders alsof ze niet samen maar op verschillende tijdstippen (achterop staat inderdaad “2017-2018”) en plaatsen of misschien wel gewoon bij Diot thuis werden opgenomen, waar uiteraard op zich niks mis mee is wanneer het om een demo gaat. De nummers, opgenomen in trio bezetting met contrabas en drums, zijn ook niet allemaal even goed gespeeld, hahaha, en Diot en zijn acolieten klinken het beste als ze rechttoe rechtaan pure rockabilly spelen, maar ik loop vooruit op de zaken. De CD opent met het eigen Poor Mother, moderne dramatische westernbilly met extra akoestische gitaar en een streepje mondharmonica en gezongen met een geforceerd diepe stem. (Working On) The Railroad, origineel van Lee Hazlewood uit 1963, is repetitieve moderne rockabilly met de nadruk op rock, opnieuw met die gemaakt diepe stem die wellicht als Hazlewood tracht te klinken maar me steeds meer doet denken aan Jona Lewie, de Britse singer-songwriter die in de jaren ’80 hits scoorde met You'll Always Find Me In The Kitchen At Parties en Stop The Cavalry. De deels in het Frans gezongen Al Terry cover Good Deal Lucille ligt Diot uiteraard goed en hij zingt dit bovendien met een gewone, normale stem en die klinkt beter dan die lage stem. Gek genoeg wisselt Diot in Folsom Prison Blues zijn normale en die lage stem af, en zijn versie heeft een leuk rockabilly arrangementje maar zijn Engels is helaas schabouwelijk. Het eigen en opnieuw “gewoon” gezongen Ma Voisine, ook deels in het Frans en deels in het Engels, is een aardige swingbilly, het eigen Tarantula Ghoule is horror rock ‘n roll met veel boe boe boe’s, Come Sweet Chariot van T. Tommy & the Chanters uit 1956 is gospel swing met Rudy La Goutte in zijn uppie op enkel akoestische gitaar, en het eigen Hiver Brumeux wat volgens ons “mistige winter” betekent is een moderne rockabilly gitaar instrumental. Soms hoor ik een overgedubde akoestische of tweede elektrische gitaar en de muziek in zijn geheel wordt gekenmerkt door veel uithalen op de gitaar en ondanks de variatie in stijlen toch een zekere herhaling. Die geforceerd diepe stem is misschien een poging om zijn Franse accent te verdoezelen, wat helaas natuurlijk nooit lukt, en zo kabbelt deze demo rustig negen nummers lang vrolijk door.
Ons strenge oordeel: Rudy La Goutte amuseert zich ongetwijfeld te pletter maar heeft een producer nodig die het geheel beter doet klinken. De mogelijkheden daartoe zijn er in elk geval! Info: www.facebook.com/rudi.lagoutte.3
(Frantic Franky)

naar boven

24 januari 2019

Vinyl Recensie

GREETINGS FROM EL PASO/ HUELYN DUVALL
CAB Records, CAB7007

Huelyn Duvall werd op 18 augustus 79 jaar maar rust nog niet op zijn lauweren: sinds hij in 2003 comebackte bracht de rock ‘n’ roll zanger uit Texas die in de jaren ’50 nummers als Three Months To Kill, Life Begins At 4 O’ Clock, het door The Stray Cats gecoverde Double Talkin’ Baby en Teen Queen opnam minstens vier nieuwe CD’s en vijf nieuwe vinylsingles uit.
Dit is zijn derde 4 track vinyl-EP met nieuwe opnames sinds 2014 en die werden alle drie opgenomen door de Spaanse gitarist Carlos A. Del Bosque alias Uncle Charlie met Del Bosque zelf op leadgitaar. Twee van die EP’s verschenen op Del Bosque’s eigen CAB label, de derde op dat andere Spaanse label Sleazy Records. Op deze vier nieuwe tracks opgenomen in Spanje in mei 2016 wordt Duvall begeleid door de muzikanten van de Spaanse band Los Tihuya Cats, Manuel (contrabas) en Pablo (drums) Villalba met Del Bosque uiteraard zelf op leadgitaar en Tihuya Cats zangeres Raquel San Blas op één nummer op tweede stem. De band doet zijn job meer dan goed en opener Sweet Woman, Sun rockabilly van Edwin Bruce, zit muzikaal dan ook prima de luxe in elkaar. Op deze klassieke, dreigende rockabilly valt niets af te dingen maar het nummer toont gelijk waar het puntschoentje wringt: Duvall’s stem is lager, niet meer zo scherp, wat schor en niet meer zo toonzuiver. De onverbiddelijke tol der jaren, jammer maar helaas, en daar kan de kwaliteit van de nummers op zich niets aan veranderen. Just Can’t Stop Lovin’ You, een eigen compositie van Duvall, is mooie uptempo countrybilly, mede door de backing vocals van Raquel San Blas, en de B-kant opent met een cover van Sugar Coated Love van Lazy Lester, origineel een zwart nummer dat hier rockabilly wordt, een soort ultrasnelle stroll met een opvallend slappende contrabas. Vooral in dit nummer wordt pijnlijk duidelijk dat Duvall’s stem niet meer is wat ze was, maar kan je iets anders verwachten van iemand die 80 jaar wordt? Ook afsluiter Somebody’s Doin’ Me Wrong van Edgar Blanchard uit 1956 is een zwart nummer en hoewel Duvall het originele arrangement volgt laat hij de mondharmonica van het origineel achterwege om tot rockabilly te komen, wat uiteraard vooral aantoont hoe dicht die zwarte en blanke muziek eigenlijk bij elkaar lag.
De conclusie van onze immer onverbiddelijk strenge doch rechtvaardige jury luidt dat Huelyn Duvall het nog steeds kan, ook al is zijn stem tegenwoordig wat minder, maar hey, ik zal gewoon al blij zijn als ik op mijn 80ste nog leef, laat staan nog kan zingen. Als u deze EP tegenkomt zou ik niet twijfelen: CAB perst altijd slechts zeer beperkte aantallen en van deze Huelyn Duvall zijn er slechts 250 in omloop! Daarom zou het interessant zijn die drie EP’s van Del Bosque op één CD te stansen, wat misschien inderdaad gaat gebeuren want CAB kondigt een CD getiteld Huelyn Duvall In Spain aan die effectief die drie EP’s zou moeten gaan bevatten, mogelijk aangevuld met nog meer nummers want Del Bosque begeleidt Huelyn Duvall in april op de tiende editie van het Blue Monday Good Rockin’ Tonight festival in Attignat (F) en da’s misschien de kans om opnieuw de studio in te duiken.
Info: www.facebook.com/CAB-1528960640700379/ en het sinds 2017 niet meer ge-updated www.huelynduvall.com
(Frantic Franky)

CD Recensies

40 JAHRE ROCK ‚N‘ ROLL/ SPIDER MURPHY GANG
Universal Music, 4034677414095

Wie namen als Günther Sigl en Barny Murphy iets zegt is vast en zeker met deze Beierse band opgegroeid: rock ‘n’ roll op zijn Beiers, geen Hoogduits maar dialect. Iets dergelijks hebben wij ook meegemaakt in de Achterhoek met de rockband Normaal en in het Limburgse met Tex-Mex-band Rowwen Heze, bands die nationaal bekend geworden zijn en in het geval van Spider Murphy Gang zelfs over de grenzen. De Duitse band had net als Normaal en Long Tall Ernie & the Shakers een vreemde combinatie van fifties styled nummers en toenmalige ‘hedendaagse’ rock. Ik heb die LP’s steeds met gemengde gevoelens beluisterd want de fifties styled nummers waren super doch de rocknummers wat vlak met te weinig dynamiek. Tja, als je van vintage rock ‘n’ roll houdt dan is jaren ’70 of ‘80 rock niet bepaald hetzelfde. Hoe dan ook, die bands hebben met die combinatie succes gehad. Dit jaar heeft Spider Murphy Gang haar 40-jarig bestaan gevierd en van de originele bezetting zijn alleen nog Günther Sigl en Barny Murphy (burgerlijke naam: Gerhard Gmell) overgebleven, de oprichters en het gezicht van Spider Murphy Gang, niet alleen fysiek maar ook muzikaal, Sigl met het schrijven van de hitsongs en Murphy met zijn voortreffelijke gitaarspel à la Chuck Berry. De bandnaam werd trouwens ontleend aan de Elvis film Jailhouse Rock, luister maar eens naar de tekst van het gelijknamige nummer. Meestal worden bands waarvan nog maar enkele leden zijn overgebleven aangevuld met jongere muzikanten, maar niet zo bij de Spider Murphy Gang: naast Sigl en Murphy staan sinds 1986 Ludwig Seuss (piano, accordeon) en sinds 1989 Willie Duncan (ritmegitaar, basgitaar), aangevuld met Otto Staniloi (saxofoon) sinds 1995 (en niet 1977 zoals op de CD staat) en Andreas Keller op drums. Dit zestal speelde op 28 oktober 2017 een live-concert in het stadion van München dat opende met Überdosis Rock ‘n‘ Roll, een nummer dat in de coupletten rock is en in de refreinen revival rock ‘n’ roll. Rock ‘n‘ Roll Schuah (schoenen), origineel uit 1980, is stevige rock ‘n’ roll met Chuck Berry gitaarlicks en in dit soort nummers kan leadgitarist Barney Murphy zich helemaal uitleven, zowel op plaat als live met een variant op Berry‘s duck walk. Mijn oren swingen! Vis-A-Vis, een van mijn favoriete oude nummers van hen, is pure fifties styled rock ‘n’ roll en mijn oren kruipen al dansend onder de oorschelpen van de koptelefoon vandaan. Het nummer heeft 40 jaar na dato niets aan pit verloren en is mooi in de originele arrangementen gehouden, ook al werd er een sax en met drums een slappend geluid als van een contrabas aan toegevoegd en wordt het live uitgebouwd. Met deze song zouden ze zo op een rockabillyfestival kunnen optreden! Met So A Nacht zouden ze van een dergelijk festival meteen weggejaagd worden want dat is gewoon Status Quo-achtige rock. Mit‘n Frosch Im Hois (met kikker in de hals), een andere oude kraker van hen, is een mid tempo fifties styled piano rocker, en Sommer In Der Stadt is mid tempo tex mex origineel uit 1982 van hun LP Tutti Frutti. Sigl kondigt het volgende nummer, Ich Grüsse Alle Und Der Rest Der Welt, origineel uit 1990, aan met de woorden “let’s twist again“ en qua ritme is het ook een twist, maar door de melodie is het een echte vlotte rocker en een geweldig puur rock ‘n’ roll nummer. De twee nummers van gast artieste Claudia Koreck kunnen we overslaan wegens gewoon moderne poprock maar met het wordt weer leuk met Cadillac (nummer 56 in 1985), een seventies rock-achtig nummer waarin je heel duidelijk de invloed van Chuck Berry hoort. Pfüati Gott Elisabeth (God behoede je Elisabeth), hun hit uit 1984 met als hoogste chartpositie nummer 29, is een echte meezinger en het hele stadion zingt massaal mee. Schickeria, in 1982 met een twaalfde plaats in de Duitse charts naast het Neue Deutsche Welle nummer Skandal Im Sperrbezirk een van hun twee internationale hits (alleen niet in Nederland), is een mid tempo rocker die hier nog steeds klinkt als het origineel maar dan wat steviger. Een nummer dat je misschien niet verwacht is Pinetop’s Boogie Woogie, in 1928 opgenomen en in 1929 uitgebracht door Clarence Smith die in maart 1929 stierf, hier in de soloversie van Ludwig Seuss een geweldige boogie woogie met rock ‘n’ roll touch door de stevige pakkende beat. Dan gebeurt er iets afgrijselijks waar je oren spontaan gaan van dicht zitten, een unplugged versie van Johnny B. Goode, niet in het bekende arrangement maar in een lounge-achtige versie met dwarsfluit. Dat ligt me echt dwars. What da fuck? Ze hebben deze song nota bene tig maal gespeeld als rock ‘n’ roll en dan nu dit hier… Hoe ouder muzikanten worden, hoe verdraaider. In plaats van een opstandige rebel zit ik hier als een bekakte gladde jongen met een cocktailglaasje in de hand. Unter‘m Kastanienbaum dat CD 1 afsluit is een rustig vrolijk voortkabbelend mooi tex mex nummer dat er mee door kan.
Op CD 2 lijkt het of de band een beetje de rock ‘n’ roll weg kwijt is met andermaal een Tex-Mex nummer, Renate, niet erg maar toch vreemd want door het jodelen krijgt het een carnavalesk trekje. Currylandler, een Beierse dijenkletser op akoestische gitaar samen met gast Willy Astor, is niettemin een ronduit aardig nummer en de zaal gaat helemaal uit zijn dak. Waarom men in hemelsnaam de Keulse rockband Brings die ik met de Keulse carnaval op TV al een misplaatste grap vind als speciale gast naar Beieren, de traditionele tegenhanger van het Rijnland, gehaald heeft blijft een mysterie. Goed, hun Superjeile Zick (supergeile tijd) is een polka met Tex-Mex tint, maar hun tweede nummer is om te vergeten. Daarna eindelijk weer Spider Murphy Gang met Wer Wird Denn Woana (wie gaat nu huilen), een Neue Deutsche Welle nummer met in de refreinen rock ‘n’ roll. Ich Schau‘ Dich An is een andere grote hit van hen (nummer 5 in 1982), een nummer dat ik destijds al een mix vond van NDW en revival rock ‘n’ roll. Friedel Geratsch was in de jaren ‘80 de oprichter en zanger van Geier Sturzflug, een NDW band, en Spider Murphy Gang brengt hier met hem hun Bruttospezialprodukt, in 1983 een grote hit (nummer 1 in de Duitse charts en nummer 22 in de Nederlandse Top 40) die een rock ‘n’ roll song was. Peter Schilling zal menige oudere lezer(es) wellicht nog kennen van zijn hit Major Tom (nummer 2 in Nederland en nummer 1 in Duitsland), destijds een pure NDW song, hier met Spider Murphy Gang een mix van rock ‘n’ roll en NDW. Tijd voor de kraker en nummer 1 hit van Spider Murphy Gang in Duitsland en Nederland: Skandal Im Sperrbezirk, een NDW nummer met rock touch. De volgende song is mijn lievelingssong van de band en ware fifties doo-wop, Sch-Bum (s‘ Leb‘n Is Wiar A Traum) (het leven is als een droom), een cover van Sh-Boom van The Chords uit 1954, hier uitgevoerd samen met de Beierse acapella groep Viva Voce. Frankie Ford groet u in de Beierse cover Achterbahn, een van mijn favorieten van de band want de cover van Ford’s Sea Cruise uit 1959 is een schitterende rock ‘n’ roll versie die de band destijds en ook nu weer hier live laat horen. Herzklopfen, andermaal een heerlijk fifties slowrock nummer, werd origineel als lachnummer op CD uitgebracht (vergelijk met Elvis‘ lachversie van Are You Lonesome Tonight) en daardoor duurde de CD versie destijds meer dan vijf minuten. Hier in de liveversie met een acapella meezingend publiek (enkele duizenden) is de versie bijna vier minuten. Alleen al vanwege dit soort songs loont het de dubbel CD aan te schaffen. De afsluiter van het album is, hoe kan het ook anders, Wir San A Bayrische Band (we zijn een Beierse band), andermaal een rock ‘n’ roll nummer. Een geslaagd jubileum album, ook al hadden een paar van de gasten thuis mogen blijven.
Deze dubbel-CD is ook uit als live-DVD. Info: www.spider-murphy-gang.de (Henri Smeets)


THAT’LL FLAT GIT IT VOLUME 30: ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM RCA VICTOR RECORDS
Bear Family, BCD 17566

Bear Family (D) blijft onverbiddelijk doorgaan met de That’ll Flat Git It reeks die de rockabilly en bij uitbreiding de blanke rock ‘n’ roll label per label in kaart brengt en dan vraag je je na 30 delen uiteraard af waarom ze niet eerder het grote RCA behandelden dat tenslotte koning Elvis onder contract had. Nou, dat hebben ze dus wel degelijk, en zelfs als allereerste CD in de reeks. Het is niet de eerste keer dat deze reeks een label uitsmeert over verschillende CD’s: van US Decca, Columbia en Sun Records verschenen er zelfs al drie CD’s. Elvis zelf staat hier nog steeds niet op en deze tweede RCA CD opent met Get On The Right Track van Joe Clay die nog twee keer terugkomt met Cracker Jack en Goodbye Goodbye en verschroeiender kan rockabilly niet want in vergelijking met Joe Clay zijn zelfs Janis Martin’s klassiekere dan klassieke rockabilly nummers Little Bit, All Right Baby en haar Roy Orbison-op-Sun cover Ooby Dooby aan de zachtaardige kant. De derde grote naam hier is Roy Orbison zelf met de ten onrechte wat opzijgeschoven medium tempo rocker Almost Eighteen. De andere 24 artiesten waarvan een flink pak ook al op Volume 1 stond zijn minder bekend dan wel totaal onbekend en tot de eerste categorie behoort Jean Chapel, de enige Sun artiest die net als Elvis haar Sun werk op RCA zag verschijnen, al moeten we daar eerlijkheidshalve aan toevoegen dat haar Welcome To The Club niet bij Sun was opgenomen maar in Nashville – van Nashville naar Memphis en terug naar Nashville dus – ga niet langs start, u ontvangt geen geld. Overigens werden niet alle hier verzamelde RCA + sublabels Groove en Vik singles opgenomen bij RCA in Nashville met een wisselende schare muzikanten uit producer Chet Atkins’ A-Team als Grady Martin (gitaar), Hank Garland (gitaar), Rusty Kershaw (gitaar), Bob Moore (bas), Jerry Byrd (bas), Buddy Harman (drums), Floyd Cramer (piano) en The Jordanaires (backing vocals) - een deel werd opgenomen bij RCA New York en een deel in licentie overgekocht van andere labels. Wat staat hier allemaal op? Otto Bash’ swingversie van All I Can Do Is Cry blijft geweldig, Georgia Gibbs’ huppeldepup cover van Great Balls Of Fire, Ric Cartey’s uitvoering van de standaard My Babe is swamprock à la Suzie Q, en de Caveman van Terry Fell klinkt meer als een indiaan dan als een holbewoner. Er staat wat softer spul op wandeltempo tussen als Dream Boat van Autrey Inman en Chicken House en School Blues van Dave Rich, maar verrassend veel relatief onbekende wegens nooit eerder op CD verschenen doch ronduit uitstekende rockers als Wild Child van David Hill, Wolf Boy van Sammy Salvo, Hoebe Snow van Benny Martin, Heart Of A Fool van Lee Denson en Oh Baby van The Nite Rockers. Ook op de aanwezigheid van nummers als Never Been Kissed van Marlin Greene, Cooly Dooly van Tam Duffill, It Ain’t Right van Gordon Terry, That Weepin’ Willow Tree van Ray Griff en The Message van Jimmy Dell valt absoluut niets aan te merken. Opvallend zijn enkele countryartiesten die met op tienermaat gestroomlijnde singles hun graantje van de rock ‘n ‘roll rage probeerden mee te pikken zoals Anita Carter met een rock ‘n’ roll versie van Nellie Lutcher’s rhythm ‘n’ blues hit He’s A Real Gone Guy van 10 jaar eerder, Pee Wee King die het zwarte Tweedle Dee door zijn western swing molen draait en oudgediende Bill Carlisle met het plezante Dumb Bunny. Rainbow Doll van Jimmy Dell is een sleazy stroll en ook op Big Guitar van David Hill – nochtans pure rock ‘n’ roll – en Mellow Down Easy van Ric Cartey is het goed strippen. Wat staat hier niet op? David Dante’s origineel van het door Pat Boone tot hit gezongen Speedy Gonzales, Sammy Salvo’s Short Shorts soundalike She Takes Sun Baths, Terry Gordon’s Trouble In The Turnpike en Pee Wee King’s Blue Suede Shoes, om maar wat te noemen. Voor een derde RCA CD? Klagen doen wij evenwel niet: de consequente hoge kwaliteit van de maar liefst 35 nummers op deze CD blijft verbazen en het geheel wordt gepresenteerd in fris klinkende zeg maar sprankelende geluidskwaliteit met een CD-boekje van 52 pagina’s. Volume 31 wordt opnieuw een minder bekend label, Colonial Records.
Info: www.bear-family.com.
(Frantic Franky)

naar boven

17 januari 2019

PLAYTIME/ LOS VENTURAS
Green Cookie, GC059

De achtste release van Los Venturas sinds 2001 is hun vierde op het Griekse label Green Cookie, en wie de Belgische surfband door de jaren heeft gevolgd weet dat hun instrumentale muziek van geen kleintje vervaard intussen way beyond surf gaat. Al hun invloeden culmineren in deze plaat met in Beans Tortillas & Chili (& Even Some Wine) de gebruikelijke van twangy gitaren en mariachi trompetten vergeven Ennio Morricone-achtige western dramatiek, maar evengoed en éven goed springerige André Brasseur rifjes op het orgel uit de tijd van de piratenzenders (Bird Poo), funky wah wah psychedelica (Rai Due), easy tune ska met SF-geluidjes (Flat Earth Rocket Man) en vrolijke niemandalletjes als The Balls Of Saint Rudolph, terwijl A Hui Hui zonnige Hawaiiaanse steelgitaar klanken vermengt met exotica en wat klinkt als vibrafoon of marimba. Om kort te gaan: groovy grooves én meer traditonele gitaar/ orgel surf als Camping Dallas, Nam-O-Point, Carrera Pan-Am en het naar Telstar knipogend Go Go GTO (Full Throttle), deze plaat heeft het allemaal, gekenmerkt door orgel fills en (onder meer Braziliaanse fanfare) percussie. De rijke, in brede laagjes opgebouwde arrangementen doen het geheel erg filmisch klinken en ik zou Los Venturas dan ook graag eens een echte soundtrack horen maken. Wie surf synoniem stelt met Wipe Out zal zich knarsetandend benadeeld voelen, voor wie het wat avontuurlijker mag breken opwindende tijden aan. En de verzamelaars dienen hun ogen open te houden want er komt ook een LP-versie (GC059LP) van amper 200 stuks zwart vinyl en 100 stuks wit vinyl. De eerste 100 LP’s daarvan bevatten bovendien een bonus vinylsingle met twee alternatieve dansmixen.
Info: www.losventuras.be en www.greencookie.gr
(Frantic Franky)

LP Recensie

TIELMAN ON STAGE/ THE TIELMAN BROTHERS
Bear Family, BAF 11018

Op een of ander manier is het erg dat je voor de beste heruitgaven van Nederlandse muziek over de grens moet en dan kom je automatisch uit bij Bear Family dat twintig jaar geleden al uitstekende Tielman Brothers CD’s uitbracht. De Duitse re-issue reus brengt nu hun Tielman On Stage (in tegenstelling tot wat je op basis van de titel zou denken géén live plaat) 25 cm LP op Imperial, NL (ILPT 103) uit 1961 opnieuw uit in een gelimiteerde uitgave van 500 exemplaren op doorzichtig wit vinyl, een plaat waarvan je vandaag de dag niet moet hopen ze nog als mint exemplaar op de rommelmarkt te vinden, ook al omdat ze destijds eigenlijk voor geen meter verkocht, zo heb ik mij toch laten vertellen. De band zat toen namelijk in Duitsland en kon er in Nederland geen promotie voor voeren. Opvallend: op de foto’s staat naast Andy (gitaar), Reggy (gitaar), Ponthon (bas) en Loulou (drums) een vijfde Tielman broer, “Franky Tielman”, maar dat was helemaal geen Tielman broer want hij heette Franky Luyten. Luyten kon naar verluidt amper een gitaar vasthouden maar de band had in 1960 een vijfde man nodig om in Duitsland te kunnen spelen omdat de Duitse boekers er blijkbaar van overtuigd waren dat een echte band uit minimaal vijf groepsleden bestond, lezen wij in het boek Helden Van Toen: The Tielman Brothers En De Nederlandse Rock ‘n’ Roll 1957-1967 uit 2017 waarin auteur Harm Peter Smilde voorts opmerkt dat Luyten “muzikaal nooit een dragende rol heeft gehad” binnen The Tielman Brothers, en tegen 1964 was ie van het toneel verdwenen. Wellicht speelt hij geeneens mee op deze plaat, door Bear Family de heilige graal voor Indorock-verzamelaars genoemd. Zo zou ik dit niet noemen, althans niet qua rock ‘n’ roll gehalte want het prijsbeest hier is bonus track Record Hop, in 1959 hun eerste Imperial single (daarvóór was er een jaar eerder al de single Rock Little Baby Of Mine/ You're Still The One op het Belgische Fernap label die niét op deze plaat staat), een sterk staaltje wilde white rock van eigen bodem. De tweede bonustrack is Record Hop B-kant Swing It Up, rockender dan de acht originele nummers van deze 10-inch samen maar toch nog geen Record Hop. Vier van die acht andere nummers zijn gitaar instrumentals die niet bepaald wild zijn maar wel getuigen van een exotische schoonheid die nog wordt versterkt door het zweverige effect op de gitaar, zoals in het op een sonate van Mozart gebaseerde 18th Century Rock (destijds sprak men er schande van), of in het nummer met de vreemde titel AAA dat net als de instrumentale klassieker Night Train een sleazy randje heeft, mijlenver verwijderd van The Shadows en meer aansluitend bij wat enerzijds de Amerikaanse gitaarbands toen deden en anderzijds bij de sound van bands van hier zoals The Jokers uit Antwerpen, iets wat in de klank zit, en eigenlijk ook een beetje in het amateuristische. Van de gezongen nummers is het plechtige O Sole Mio gebaseerd op Elvis’ versie It’s Now Or Never, en Pretend is brave rock ‘n’ roll die nauw aanleunt bij Carl Mann’s uitvoering. Ik neem aan dat Mann ook de inspiratie was voor het eigen nummer O Rosalie dat veel gemeen heeft met Mann’s Mona Lisa, en ook in het instrumentale April In Paris zit een stukje Carl Mann staccato. I Can’t Forget You tenslotte is een karamellenverzen ballade een balorkest waardig die ook weer dat zweverige bevat. Voor uw 21ste eeuwse oren klinkt het misschien allemaal wat krakkemikkig, maar het maakt wel mooi deel uit van de Nederlandse muziekgeschiedenis.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

naar boven



Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina