(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!

 

30 juni 2016

CD Recensies

BIGGS B SONIC/ BIGGS B SONIC
Adaloc Music, LC30128-AL61105

Biggs B Sonic is een trio uit het Noord-Duitse Kiel waar we met dit debuutalbum voor het eerst kennis mee maken. Bij het zien van de traditionele bezetting van zang/gitaar, contrabas en drums denken we meteen aan rockabilly maar Karsten Jordt (Mr. Biggs B), Bastian Gregor (The Biggs Beat) en Claus Aktoprak (Mr. Claus Doghouse) tappen meer uit hun vaatje: rockabilly is slechts een klein onderdeel van hun algehele sound die je kan betitelen als mainstream rock ‘n’ roll. Andere Duitse namen als Dick Brave of The Baseballs komen dan direct naar boven, maar toch is de sound van Biggs B Sonic anders. Ik noem het puurder, zonder de productionele, soms wat bombastische benadering van deze hitsuccesgroepen. De 13 songs zijn netjes verdeeld over zes covers en zeven eigen nummers en de link met de ‘good old days’ is duidelijk aanwezig, ook in eigen songs als Enjoy The Rockabilly Show (“let’s Rock Around The Clock under the Blue Moon Of Kentucky and have some Tutti Frutti” etc), That’s Rock ‘n’ Roll (“in 1954 there was Bill Haley, the national anthem was Rock Around The Clock” etc) op een Bo Diddley beat en One Track Mind (“my luck started then in ’54 when a fellow named Bill Haley come a knocking at the door with juvenile delinquents Monty Clift and Jimmy Dean” etc) met sax waarbij de groep een duidelijk rock ‘n’ roll revival statement maakt. Leuk voor het grote publiek dat een stukje ware rock ‘n’ roll geschiedenis te horen krijgt en zo maakt de band van voor de hand liggende rock ‘n’ roll clichés geinige gimmicks. De band speelt reuze strak op klassieke wijze en is dus aantrekkelijk voor ieder die hen op een willekeurig festival meemaakt. Dat de band commerciëel best zou willen scoren merk ik op aan het feit dat de band een heuse single van de CD heeft getrokken, het eigen nummer Lots Of Pretty Women dat heel erg aan Shakin’ Stevens doet denken (waarschijnlijk ook door het gebruik van de accordeon) maar ondanks dat het ontzettend goed in het gehoor ligt is het eigenlijk (daardoor?) de mindere van de eigen songs. Give Me Your Heart As A Lucky Charm in Dion’s A Teenager In Love stijl en Just Another Guy (goh, wat klinkt dit bekend…) gaan door voor prima highschool rock ‘n’ roll en de enige ballad op het album is Once Upon A Time. Als covers horen we Runaway (bedeesder en minimalistischer dan het origineel), Sh-Boom dat met een vrolijk ska ritme wat doet denken aan hoe The Big Six het speelden, Lookin’ Out My Back Door nagenoeg in de stijl van CCR zelf, Tainted Love in de bekende revival neo-rockabilly stijl en daardoor het ruigste nummer van het album, Yes Tonight Josephine in de bekende revival stijl van The Jets en Wicked Game, even zo beklagend als Chris Isaak.
Je kunt met gemak stellen dat Biggs B Sonic op een zowel smakelijke als kwalitatief sterke wijze de klassieke rock ‘n’ roll op de menukaart houdt en het album is derhalve aanbevelenswaardig voor iedereen die rock ‘n’ roll breed uitgedragen wil zien. Info: www.biggsbsonic.com en www.adalocmusic.com (Frans van Dongen)


TEENAGE TIME VOLUME 14
Classics Records, CLCD 766

Volume 14 alweer van de reeks die vist in de schier onuitputtelijke bron van wat het Zweedse re-issue label Classics zelf zo beeldend omschrijft als “educational songs in the art of being a teenager”, goed voor opnieuw 30 liedjes uit Amerika, Engeland, Australië en Canada uit pakweg 1959 tot 1962, de periode die wel eens smalend wordt omschreven als het tijdperk van de Bobby’s en jawel, op de 30 artiesten hier zijn er toch drie Bobby’s oftewel 1 op de 10 met als bekendste de pas overleden Bobby Curtola. Zo zie je maar hoe de originele artiesten uit de jaren ’50 ons tegenwoordig in bosjes tegelijk ontvallen: in de hoesnota’s staat Curtola nog omschreven als springlevend in de Canadese oldies scene. Wie er het booklet van Bo Berglind en Kent Heinemann op naleest valt dan ook op hoe weinig artiesten hier – in zoverre er biografische info beschikbaar is – nog leven, en zelfs voor zij die nog leven is er niet altijd een happy end in de rock ‘n’ roll: Mickey Farrell (de rockaballad I’m Searchin’ uit 1960) leeft nog maar dan wel in de gevangenis waar hij sinds 2013 zes jaar uitzit wegens het in de tijd toen hij nog op het politiebureau werkte verdonkeremanen van in beslag genomen drugs die via zijn stiefzoon op de zwarte markt terechtkwamen. Naast Bobby Curtola staat hier nog een naam op met op zijn minst een bekende connectie, Andy Cavell, een protégé van producer Joe Meek, in zijn Hey There Cruel Heart uit 1962 vooral te horen aan de solo op het glockenspiel. Teen angst, pathos en dramatiek, dat zijn de ingrediënten van de teen song (Ray Pilgrim lijkt op het punt te staan zich de ziel uit het lijf te rukken als hij in Red Red Roses zijn ex op de kerktrappen ziet met een ander én slaagt er tegelijk in om geloofwaardig te klinken), en muzikaal vertaalt zich dat hier in enerzijds songs met sax en rock ‘n’ roll gitaar in de hoofdrol, vaak met achtergrondkoortjes en soms zelfs pure doo-wop (Where Is She van Larry & the Standards) of daarop gebaseerd, anderzijds diametraal daartegenover uitgekiende strijkersarrangementen in de stijl van de veel bekendere Paul Anka’s en Johnny Tillotson’s dezer wereld. Beide stijlen leveren mooie nummers op (Here Comes That Dream Again van Jack Moore & the Clefs is een poprock pareltje van het zuiverste water), soms ge-ent op country, een enkel keer op ska ritmes (Walking With My Angel van Jim – gezondheid! – Cava), met uitlopers naar wat je zou kunnen beschouwen als voorlopers van wat later dan weer de popcorn zou worden. Uiteraard zijn niet alle 30 tracks even sterk maar individueel beluisterd hebben ze allemaal hun merites en samen vormen ze het blanke equivalent van de zwarte muziek op het kantelmoment tussen rock ‘n’ roll en soul. Hou er wel rekening mee dat de geluidskwaliteit niet echt high fidelity is: een aantal tracks lijken me rechtstreeks van de singletjes gekopieerd (The Fault Is Your Own van Charles Watts is zelfs een onuitgebrachte acetaat) en tot daar aan toe, maar enkele van die singles waren zo te horen zelfs niet juist gecentreerd. Dat heb je met zeldzaam spul. Info: www.facebook.com/Classics-Records (Frantic Franky)

naar boven

23 juni 2016

GONE FOR LOVIN’/ VINCE & THE SUN BOPPERS
Rhythm Bomb Records, RBR 5830

Moest het smoelwerk op het hoesje u bekend voorkomen dan hebt u recht op een sigaar: twee van de vier Sun Boppers die in 2014 op Sleazy Records al de 4-track vinyl-EP Sunstroke uitbrachten zijn Vince Mannino en Giovanni Ziino, respectievelijk gitarist en drummer van Dale Rocka & the Volcanos. Vince & the Sunboppers komen dus uit Sicilië helemaal onderaan de Italiaanse laars en deze CD wordt aan de man/ vrouw gebracht als een tribute aan Sun Records, altijd een goeie sales pitch, alleen dekt de Sun vlag de lading hier niet helemaal. De 12 originals opgenomen bij Lightning Recorders in Berlijn echoën wel degelijk de Sun sound (vooral in de gitaar) maar kopiëren die niet, nee, ze vertrekken vanuit Sun om hun eigen ding te doen dat nu eenmaal geïnspireerd is door Sun: Bad Boy Rock is Roy Orbison op Sun-achtig, Bunny Love is die uit duizenden herkenbare Sun shuffle in tegentijd en titeltrack Gone For Lovin’ vertoont alle Carl Perkins truken op een Sittin’ On Top Of The World melodie, al betreft dit alles meer de sfeer dan een noot voor noot kopie en gaat de CD breder. Zo is Black Haired Woman de verplichte stroll, Dance With Sally neigt naar de hardere Wild Records aanpak, de melodie van Devil Eyes doet denken aan When I Found You, Mama Little Chicky is plattelandser in een Move Around (Groovey Joe Poovey) setting, en zo doen wel meer nummers hier aan rockabillyclassics denken. I’m Longing For You en It’s You spelen dan weer met melodie en harmonie op de wijze waarop The Be-Bop’s (B) het patent hebben. Opgeteld geeft dat als u ’t ons vraagt geen Sun tribute maar authentieke rockabilly, en bovendien goeie en strakke authentieke rockabilly. Nu ja, da’s mijn interpretatie en misschien zien ze dat zelf wel helemaal anders en u ook. Waar we’t allemaal wèl over eens zullen zijn: prima CD!
Info: www.facebook.com/VinceTheSunBoppers en www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)


SUPERSONIC GAL/ MARYANN & THE TRI-TONES
Rhythm Bomb Records, RBR 5832

Niet ònze Miss Mary Ann, wel Mariann Lants uit Talinn, Estland begeleid door de Estlandse band die in 2007 ontstond uit de restanten van The Jumpin’ Wheels, eerder al onze hoogsteigen Hans Nelemans begeleidden als RJ & the Tri-Tones, en sinds 2011 Lants’ vaste groep: in 2014 stonden ze op de 18de Rockabilly Rave. Supersonic Gal is de heruitgave van hun gelijknamig bij Lightning Recorders in Berlijn opgenomen doch in eigen beheer op amper 300 exemplaren uitgebracht debuutalbum Tritone Music TCD1501. Lants heeft een vrij hoge, geflipte stem met veel hiccups en andere geluidjes die er alles uitperst, de band in trio bezetting met gitaar (Artur Skropnik), contrabas (Igor Golovenko die inmiddels niet langer deel uitmaakt van The Tri-Tones) en drums (Peeter Karo) speelt authentieke rockabilly met af en toe een moderne overgang met de intensiteit van en op hun best klinkend als Johnny Powers in diens gouden jaren. Titeltrack Supersonic Gal heeft gitaargewijs wat weg van Cruisin’ van Gene Vincent en Angel Of The Desert is een onverwachte melodieus-melancholische bijna singer-songwriter ballade, maar het geheel rent zo’n beetje doelloos alle richtingen uit zonder echt doel te raken. Het resultaat is zeker niet slecht (zij het met slechts tien (alle tien zelfgeschreven) songs in amper 26 minuten aan de wel erg korte kant) maar op basis van de CD lijkt me dit vooral een band om live te ervaren. Intussen zijn ze al een nieuw album aan het inblikken bij Lightning Recorders.
Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/tritonez (Frantic Franky)


ALGO SALVAJE VOLUME 2: UNTAMED 60s BEAT AND GARAGE NUGGETS FROM SPAIN
Munster Records, MR CD 359

Waarom wij een CD met “beat en garage nuggets” recenseren? Heel eenvoudig: omdat we Volume 1 recenseerden, omdat in het verleden op dat soort compilaties van Amerikaans materiaal soms goeie sixties rock ‘n’ roll nummers stonden, en omdat distributeur Sonic Rendezvous zo vriendelijk was ons een exemplaar te bezorgen en als mensen die moeite doen, doen wij de moeite die dingen ook effectief te beluisteren, ook al passen ze niet meteen in ons straatje.
Op Volume 1 stonden een vijftal tracks die die onze goedkeuring konden wegdragen, op Volume 2 staat ondanks cool klinkende groepsnamen als Los Salvajes, The Vampires en Los Angeles Negros als we streng zijn één echt rock ‘n’ roll nummer: een cover van Last Night van The Mar-Keys uit 1963 door Los Diablos Negros, misschien niet toevallig het oudste nummer op deze CD en een gitaar instrumental die rondjes draait in het schema zoals ze in de States eind ’50 begin ’60 met duizenden werden ingeblikt, beetje Vegas Grind-achtig maar wel machtig klinkend. In tegenstelling, zo voegde hij er aan toe, tot Los Relámpagos, in de hoesnotas bejubeld als “de beste Spaanse instrumentale/surf band aller tijden”, maar hun El Baile Del Bufón uit 1967 moet dan wel uit hun psychedelische periode dateren: ik hoor mondharp en een instrument dat klinkt als een middeleeuwse doedelzak. Het zijn op deze CD dan ook voornamelijk bepaalde elementen van bepaalde nummers die het interessant maken. Zo is Sin Rencor van Cefe y los Gigantes uit 1965 een schoolvoorbeeld van de overgang tussen rock ‘n’ roll en beat: melodieuze beat met een rockende gitaar, misschien een beetje té medium tempo maar alleszins het beluisteren waard, en El Olé van Grupo 15 uit 1966 is beat die een orgeltje kruist met een rock ‘n’ roll gitaar die flamenco speelt.
De CD omvat de periode 1963 tot 1970 en evoceert het hele gamma aan sixties stijlen van pop, beat en Britse rhythm ‘n’ blues tot fuzz en psychedelica, waarbij opvalt hoeveel nummers voorzien zijn van een orgeltje en mondharmonica. De meeste van de 28 nummers worden in het Spaans gezongen waarbij de Engelstalige nummers dik in de minderheid en soms even onverstaanbaar zijn. Vier nummers zijn rock ‘n’ roll covers: Te Esperaba is een Spaanstalige CC Rider uit 1967 door Los Pops die puur sixties is en ook de eveneens Spaanstalige Cadillac uit 1966 van Los Gatos Negros is een tegenvaller: orgel, mondharmonica, te traag en duidelijk gebaseerd op de coverversie uit 1966 van The Renegades. Lamento De Gaitas is een onherkenbaar (doedelzakken, militaristische drumroffels én fuzz) I Love How You Love Me van The Paris Sisters, onherkenbaar omdat de versie van Los Archiduques gebaseerd is op die uit 1966 van de Britse tweelingbroers Paul & Barry Ryan waarvan Barry de nummer één hit Eloise zou scoren. Ook de Bo Diddley cover I Can Tell van Los Indonesios uit 1966 is helaas pure sixties en zelfs geen Diddley beat. Bo’s origineel evenmin trouwens. En wie waren die Los Indonesios? Niemand minder dan onze eigen indo rockers The Black Dynamites uit Den Haag die op een gegeven moment zo populair waren in Spanje dat ze er van 1965 tot 1969 minstens drie singles, drie EPs en twee LP’s uitbrachten!
Algo Salvaje bevat dus slechts een minimum aan rock ‘n’ roll maar is niettemin verplichte kost voor de gedreven verzamelaar van obscure sixties garagerock en aanverwanten: het voorbeeldige tweetalig Spaans-Engels CD booklet biedt track per track info, (deels) kleurenfoto’s, labelshots én hoesjes, en plaatst het geheel tegen de sociale achtergrond van wat toen nog een dictatuur was. Ook uit op dubbelelpee MR 359. Info: www.munster-records.com, Nederlandse verdeling via www.sonicrendezvous.com (Frantic Franky)


CRUISIN’ COUNTRY VOLUME 9
Classics Records, CD 761
CRUISIN’ COUNTRY VOLUME 10
Classics Records, CD 762

Wie behoefte heeft aan enigszins rockende country dient wellicht te rade te gaan bij Classics’ nieuwe serie Rockin’ Country Style want het belangrijkste dat we over hun Cruisin’ Country reeks moeten vermelden is dat dit géén rockabilly en zelfs geen boppende hillbilly betreft maar pure onversneden country. Maar wel degelijk goéie country en dat maakt dan toch weer een verschil. Het zit zo: hoeveel rock ‘n’ roll plaatjes zouden er in de jaren ’50 zijn opgenomen? Miljoenen? Nou, reken dan maar dat er nog eens een veelvoud daarvan aan country is uitgebracht. Door die bomen het bos nog zien is titanenwerk maar deze reeks helpt u een flink eind op weg: de overgrote meerderheid van de 30 tracks per CD zijn goeie country en onder goeie country verstaan wij uptempo country, in het geval van deze twee CD’s uit de tijdspanne 1956-1963, ook al staan de fiddles in slagorde opgesteld. Cruisin’ Country hanteert en respecteert de ongeschreven regels van de reeksen: thema’s (zelfs ruimtevaart in The Orbit Of Love van Carl Kent), af en toe een zangeres (Blondie Brooks fans aller landen, verenig u) en de occasionele bekende naam als Mark “Teen Angel” Dinning, Hawkshaw Hawkins, Merle Kilgore (op de foto met Elvis!), Kitty Wells & Roy Drusky, Joe Poovey en Bill Mack. Daarnaast staan op beide CD’s flink wat western romantiek en nummers in de folky stijl van Johnny Horton zoals Russ Garner’s River Man dat zelfs linkt naar Hank Snow’s I’ve Been Everywhere. Ja, die Johnny Horton heeft wat teweeg gebracht met zijn Battle Of New Orleans. Ook typerend: op tijd en stond een scheut kneuterige country humor als Fred Lewis’ Four Footed Mule.
Zal ik beginnen met de hoogvliegers of met de tegenvallers? Volume 10 opent met Life Of A Poor Boy van Smiley Monroe, uptempo Johnny Cash met een rock ‘n’ roll beat en twéé flitsende honky tonk piano solos. Ook geniaal: Invitation To The Fair van Joe Juma op een uptempo Sandy Nelson drumbeat dat handelt over de wereldtentoonstelling in Seattle in 1962 en destijds uitgebracht werd op een single op postkaart! Treinsongs kunnen er nooit genoeg zijn, zeker niet van het kaliber van een hogesnelheidstrein als de Heartbreak Train van Bob Hill. Love’s What Makes The World Go Around van Norm Owens schrééuwt om gecoverd te worden door iemand als James Intveld, en wat dat betreft: deze CD’s zouden integraal kunnen gecoverd worden door een band als The Country Side Of Harmonica Sam. Neem nu een nummer als Where Else Could I Go van Marvin McCullough: puur country cliché, maar wat is het goed uitgevoerd! Zelfs een sleper als het klaaglijke The Girl I Love van Skip Cody weten wij te waarderen, maar What Would I Do van Bill Phillips zit dan weer heel dicht bij de schmaltz en iets als het elke logica verwerpende In The Middle Of A Lonely Night van Johnny Southern kan enkel omschreven worden als incredibly strange music. Een handvol nummers als Big Big Love van Ken Lightner vind ik minder omdat de geluidskwaliteit minder krachtig is en die kermis piano op Lovin’ Sam van Bob Graves is ook niet om over naar huis te schrijven, maar soit: op twee keer 30 tracks neem je ze er bij. Als ik moést kiezen ging ik voor Volume 10 wegens méér Buck Owens stijl en Buck Owens imitaties, alleen wil ik helemaal niet kiezen: alle achtergrondkoortjes en steelgitaren ten spijt wil ik op basis van deze twee CD’s meteen de hele reeks, want ze voldoen prima aan hun opzet: opzetten in de auto!
Info: www.facebook.com/Classics-Records (Frantic Franky)

naar boven

16 juni 2016

Vinyl Recensie

WIGGLE WALK/ SHAUN YOUNG
Witchcraft Records, WCI-114

‘t Is een hobby als een ander: ambachtelijk vinyl uitbrengen, niet om rijk te worden maar omdat je ervan houdt, al moet je natuurlijk zien dat je uit de kosten raakt anders blijft de liefhebberij niet duren. Felix Schütze (D) is zo iemand: als DJ Lucky Shooter drààit hij plaatjes, als zichzelf brengt hij ze uit op zijn Witchcraft label, en dat doet hij goed want zijn eenmanslabeltje bestaat inmiddels 20 jaar en heeft een indrukwekkende portfolio met releases van onder meer Planet Rockers (USA), Bellfuries (USA), JD McPherson (USA), Playboys (GB) en Smokestack Lightnin’ (D). Deze single van High Noon frontman Shaun Young (USA) is zo’n voorbeeld van liefhebberij: Schütze vond Wiggle Walk (geen nieuw nummer want het stond in 2005 op Young’s gelijknamige GRCD6127 CD opgenomen met de fine fleur van Austin waaronder op contrabas Billy Horton die het album inblikte in zijn Fort Horton studio in Austin, Bobby Horton en Dave Biller op gitaar en T Jarrod Bonta op piano) een fantastische stroll die evenwel nooit gedraaid wordt om de eenvoudige reden dat ie niet beschikbaar is op vinyl, en dus bracht hij het gewoon zelf uit – legaal, want een deal met Goofin’ was snel gemaakt en Shaun Young zelf zal het ook wel niet erg gevonden hebben, want dat Wiggle Walk hitpotentieel heeft zullen ze destijds ook al geweten hebben anders hadden ze de CD niet naar dat nummer vernoemd.
Wiggle Walk is inderdaad strollen uit een goed vaatje: het nummer met mooie dalende akkoorden drijft op een hypnotiserende twangy gitaarrif in de stijl van de gitaren begin jaren ’60 ingespeeld door Al Casey voor Lee Hazlewood producties. Als u zich daarbij niets kan voorstellen, denk aan The Fire Of Love van Jody Reynolds dat gecoverd wordt op Young’s Wiggle Walk CD. Welk nummer van die CD zouden wij hier zelf op de B-kant gezet hebben? Moeilijk te zeggen want echt veel uitschieters stonden daar niet op, maar wij zouden wellicht gegaan zijn voor de uptempo teen rock van Don’t Ask Me Why met zijn mooie backing vocals of de rechdoor gitaarrocker The List, maar in dat geval zou de A-kant misschien zichzelf beconcurreren. Schütze koos dan ook voor een nummer met een gelijkaardig tempo als Wiggle Walk, Havin’ More Fun Than The Law Should Allow dat een beetje een oosters sfeertje meekreeg met de piano en de toms. De twee nummers samen vormen eens te meer een voorbeeldige Witchcraft single en tegelijk een eerherstel voor een ten onrechte vergeten track!
Info: www.witchcraft-international.de (Frantic Franky)

CD Recensies

CHURCH BELLS RINGING EVERYWHERE/
THE ROOMATES

El Toro Records, ETCD6079

The Roomates (met één –m) zijn niet alleen bij doo-wop fans geliefd maar ook bij velen in de rock ‘n’ roll scene. Ze treden dan ook vaak op op rock ‘n’ roll festivals terwijl vele andere doo-wop groepen zich louter en alleen in de nóg kleinere subcultuur van de doo-wop bewegen. De Britse groep bestaat al sinds 1987 en bracht inmiddels een stuk of tien albums uit op opvallende labels als Ace Records (eigenlijk een re-issue label) en het Amerikaanse doo-wop label Crystal Ball Records. Qua stijl is de groep gemakkelijk onder te brengen in de blanke (Italo) doo-wop zoals die in de jaren ‘50/’60 in Amerika populair was met groepen als The Mystics, The Capris, The Elegants, The Del Satins, The Crests en Dion & the Belmonts.
De bekendste song op hun nieuwste album is Hushabye van The Mystics, zo’n beetje het paradigma voor het geluid van The Roomates, en ook ballads als Lullabye, Where Was I en If Sandy Only Knew (met knipoog naar Dion) voldoen aan de stijlomschrijving. Bekende doo-wop chlichés horen we in de uptempo songs Dream Girl (handclaps!) en Church Bells Ringing Everywhere (kerkklokken!) waarbij je het woord ‘cliché’ hier positief mag interpreteren. Iets minder positief vind ik het ontbreken van de songcredits. Geen covers? Ammehoela, naast de titeltrack en nog een enkel nummer dat ik niet (her)ken zijn dit covers, wat overigens geen enkele afbreuk doet aan de hoogstaande kwaliteit van de muziek! Apart genoeg dwalen veel van die covers qua oorsprong af van de Italo doo-wop, zie hier The White Cliffs Of Dover (bekend van Vera Lynn in WOII maar al in de fifties verdoo-wopt door The Robins) of het van Dwight Yoakam bekende A Thousand Miles From Nowhere waar nog wat country in doorklinkt, maar sneller en uiteraard met harmony vocals. Dàg doo-wop cliché’s! Nog opvallender is een vocale versie van Sleepwalk, de bekende instrumentale klassieker van Santo & Johnny, overigens geen eigen idee want dat werd in de jaren ’60 al eerder gedaan met een vrouwelijke stem. Nu ook want Susanna Pichin zingt hier met The Roomates zoals ze dat vaker doet en heeft gedaan. Everytime I Hear Your Name (Patti Page) is nog zo’n melancholieke song gezongen door diezelfde dame. Misschien kun je dit geen doo-wop noemen maar na wat ‘door-horen’ is het prachtig vertolkt. Je hebt ‘m door, The Roomates dwalen tegenwoordig vaker af van het geplaveide doo-wop pad, wat ook weer bevestigd wordt door I Ain’t Gonna Waste My Time, gelijkend op de late jaren ‘50 bopper van Wiley Barkdull. Melodie en opzet doen denken aan Sixteen Tons van Tennessee Ernie Ford met z’n lage stem, ideaal voor de doo-wop basstem. Playmate Of The Year laat de invloed van de doo-wop op de vocale surf horen en She’ll Be Gone is een heuse stroller origineel van Betty O’Brien en hier dan ook gezongen door een dame, Karen Demmery. We gaan tot slot naar de oorsprong van doo-wop want The Roomates coveren verrassenderwijze ook zwarte doo-wop middels Don’t Say Tomorrow, origineel van The Prisonaires, een zwarte doo-wop groep op Sun Records, terwijl het nu aan Danny & the Juniors doet denken. Het zwartst klinkt Hey Maryann met karakteristieke basstem door gastzanger Stuart Demmery van de Britse Belvederes.
Als je niets hebt met de romantische kant van de rock ‘n’ roll heb je deze recensie voor niks gelezen, als je de zoete geluiden van de ware vocal harmony weet te waarderen zal je onder de indruk zijn van dit prachtige album.
Info: www.eltororecords.com en www.facebook.com/The-Roomates (Frans van Dongen)


HOT MESS/ THE REAL GONE TONES
El Toro, ETCD6076

Dit in 2011 in Warschau, Polen opgericht bandje dat vorig jaar hun debuut So Cool uitbracht (een 7-track CD-R waarvan hier vier nummers worden hernomen) ziet er op de foto uit als hepcats pure sang met een zangeres die de looks van een vinnige rockabilly chick combineert met het brilletje van een kantoornuf. Maar wat een brok dynamiet in haar stem! De CD opent met rockabilly in overdrive en veel contrabas maar vanaf het derde nummer (een duet met de doorrochelde stem van mondharmonicaspeler Simon Paco Núñez) worden de hypnotiserende rhythm ‘n’ blues rifs en maracas en mondharmonica bovengehaald en gaat het richting de sound van Wild Records, en de rest van de CD wordt er inderdaad over en weer gebopt tussen uitstekende rockabilly en Wild. De 14 eigen van de 15 nummers zitten beter in elkaar dan de gemiddelde rockabillytune met arrangementen waarover is nagedacht. Spelen kunnen ze, luister maar eens naar Sleepy Heart in een klassieke Capitol rockabilly sound of de Sun echo’s in Slick Like A Sickle. Uiteraard is dat deels de verdienste van de Lightning Recorders studio in Berlijn, maar vooral van de band zelf: als zij het niet spelen kan het ook niet opgenomen worden, zo eenvoudig is dat. Waitress With A Broken Heart is rustIge uptempo jazzabilly met een kazoosolo, en het album eindigt met de enige cover, een raszuivere bluesbopper met mondharmonica gezongen door Núñez in de 7 miljoenste versie van Shake Your Hips. En zangeres Marla Marvel kan zingen, ook dat is duidelijk, want ze beschikt over een nerveus gedreven vlijmscherpe hoge stem die het hele scala uitdrukt van poeslief tot een compleet van de pot gerukte rock ‘n’ roll hiccup in de gelijknamige song.
Deze CD wordt beter bij elke luisterbeurt en is daarom het ontdekken meer dan waard voor liefhebbers van rockabilly met pit. Op El Toro verscheen ook de 4-track vinyl-EP ET-15.074 Mean Mama waarvan de vier nummers ook op deze CD staan: het titelnummer waarvan wij eerst dachten dat het niet op de CD staat blijkt daar kortweg Mama te heten.
Info: www.facebook.com/TheRealGoneTones en www.eltororecords.com en (Frantic Franky)


ROCKIN’ COUNTRY STYLE VOLUME 2:
1956-1962 COUNTRY ROCKERS

Classics Records, CLCD 765

Classics is een Zweeds re-issue label dat sinds 1995 naast enkele label compilaties rond Cuca, Yucca en Manu Records en thema CD’s rond Elvis en Buddy Holly soundalikes zich vooral toespitst op verzamelreeksen van enerzijds teenrock en anderzijds country. Na intussen al 10 volumes Cruisin’ Country hebben ze een tweede reeks opgestart onder de enigszins misleidende titel Rockin’ Country Style, want deze 30 tracks zijn geen rock ‘n’ roll met country invloed maar country met rock ‘n’ roll invloed, invloed die zich voornamelijk uit in de backbeat en het gebruik van de elektrische gitaar. Alle country ingrediënten zijn aanwezig: twangy gitaren, fiddle en steel, en evenzeer typisch country is dat dit niet zozeer liedjes dan wel verhaaltjes zijn, soms met als extraatje de aanwezigheid van novelty elementen zoals het space thema van Flying To The Moon van Wally Black. Daarnaast zijn veel van deze songs gebaseerd op honky tonk piano (I’m A Country Boy van diezelfde Wally Black), bluegrass en gospel. De nummers die ik als échte rock ‘n’ roll beschouw zijn hier dan ook op de vingers van één hand te tellen, wat niet wegneemt dat hier goed spul op staat. Opener Black Smoke And Blue Tears van Clyde Arnold uit 1961 bijvoorbeeld, een uptempo treinsong met een goeie gitaardrive, een piano in de achtergrond, prachtige omhooggaande akkoorden in in- en outro, zelfs geen tijd voor een solo én de protagonist gaat de nor in voor moord! Over mooie akkoordenprogressies gesproken: ook het bekendere Salty Dog Blues, hier in de versie van Carl Phillips, blijft wonderschoon. Die Clyde Arnold en die Carl Phillips namen naast country ook een heel klein beetje rock ‘n’ roll/ rockabilly op, net zoals wel meer artiesten hier als Billy Nix (op de foto zou hij de vader van Charlie Thompson (GB) kunnen zijn!), Jericho Jones (alias Pee Wee Trahan alias Johnny Rebel, dé Johnny Rebel van die beruchte KKK nummers), Jack Bradshaw, Bill Hall, Jimmie Dawson en die Wally Black. Joe Castle blijkt Joe Kozak van Hillbilly Rock (uiteraard niet dezelfde Hillbilly Rock van De Kermisklanten) maar de Ray Smith van You’ve Heard About Texas is dan weer niet de Ray Smith van Sun Records. Zo wordt het ingewikkeld!
Al die artiesten zijn vrij onbekend maar allicht om de toegankelijkheid te vergroten staan hier toch een paar bekendere namen op met minder bekende nummers zoals Love Love Love uit 1957, een vroege single van Del Reeves vòòr hij trucker werd (trouwens een country cover van een zwart nummer van The Clovers) en Rose, Cal en Fred Maddox in diverse solo- en duetcombinaties nadat de dringend heilig te verklaren Maddox Brothers & Rose ontbonden waren. Hun Hey Bill, Gotta Travel On en Who’s Gonna Chop zijn helemaal in Maddox Brothers stijl. En What Do I Care van Money Lewis & the Coasters, hier zonder componist, is uiteraard een (budget) cover van Johnny Cash. Een vijftal nummers vind ik minder geslaagd, voornamelijk wegens medium tempo, en You’re A Cheater van Don Sessions was beter geweest zonder achtergrondkoortjes, maar dat alles heb ik evengoed bij medium tempo rock ‘n’ roll.
Conclusie: voer voor de verzamelaars van boppin’ hillbilly, al dient ten behoeve van die verzamelaars zeker vermeld dat wij minstens één op de drie nummers hier al hebben, voornamelijk op Buffalo Bop en Collector/ White Label. Het goede nieuws is dus dat we twee op de drie nog niét hebben. Zoals steeds bij Classics steekt bij de CD een booklet van 40 pagina’s met labelshots, deels kleurenfoto’s, en biografische info over de artiesten, voor een groot stuk gebaseerd op wat Billboard destijds over hen schreef. Info: www.facebook.com/Classics-Records
(Frantic Franky)

naar boven

4 juni 2016

ROCKERS ARE ROLLIN’/ THE NITRO BURNERS
The Nitro Burners, NITRO2016/1

En toen kregen we zomaar uit het niets uit Frankrijk een CD toegestuurd van de ons compleet onbekende Nitro Burners. Lederen jekkers, een nummer getiteld Tribute To Crazy Cavan, die CD titel in dat typische lettertype, dat kan alleen maar teddy boy rock ‘n‘ roll zijn, met 13 eigen nummers geschreven door C. Dekker. C. Dekker? Wacht even, is dat niet...? Nog eens naar de foto en de CD kijken en dan zien we binnenin op zang en leadgitaar “Spider”. Nog eens naar die foto kijken, drie keer met de ogen knipperen: jawel, dit is Spider alias Kees Dekker van The Wildcats in de jaren ’80, dezelfde Spider die nu inderdaad al meer dan 20 jaar in Franrijk woont. Hij richtte The Nitro Burners op in 2014 met twee Fransmannen die er net als Spider zelf inmiddels uitzien als oudere jongeren (tja, wij ook, vrezen we) op contrabas en drums.
Die visuele indruk van teddy boy rock ‘n’ roll blijkt na beluistering niet terecht, ook al door het gebruik van contrabas in plaats van elektrische bas. Toegegeven, Wanna Be A Ted is zoals het de titel betaamt rechtdoor, net als die geheel uit songtitels van Crazy Cavan opgetrokken Tribute To Crazy Cavan, maar de CD bevat veel meer stijlen. That Does It is vlotte uptempo rockabilly, Say You Care is verhalende rockabilly à la Deke Dickerson die ik ook hoor in Fadin’ dat tegelijk in de lijn van The Sureshots ligt. Jackie Daniels is uptempo polonaisebilly terwijl Love Doll de onmiskenbare invloed van de Britse sixties rock ‘n’ roll toont. You Breathe Evil is wat meer neo gespeeld, Box Car Blues geeft alle Johnny Cash coverbands een run voor hun money en de jazzy gitaar instrumental The Stolen Chicken klinkt opnieuw Brits, net als titeltrack Rockers Are Rollin’. Na Tribute To Crazy Cavan eindigt de CD met nog meer name dropping in 2 I’s, een eerbetoon aan de intussen mythische Londense koffiebar waar eind jaren ’50 zowat elke Britse rock ‘n’ roll artiest zijn carrière begon. Het mooie is nu dat die verschillende rock ‘n’ roll stijlen samen een coherent geheel vormen, zeker omdat Spider de aanstekelijke songs nog steeds in één handomdraai uit zijn mouw kan schudden. Het resultaat laat zich welwillend aanhoren en zeker fans van Dekker’s vroegere werk mogen dit als een must beschouwen. De vraag is enkel waar je het kan vinden want Rockers Are Rollin’ verscheen in eigen beheer. Check www.facebook.com/philobedoe.nitro en www.lbriend.wix.com/nitroburners (Frantic Franky)


SUMMER BRIDE/ MOLLY MOONSTONE
El Toro Records, ETCD6080

Dit is een ingewikkelde zaak, Watson. Kijk, op de foto staan vijf bandleden + de zangeres, maar hier staan zes namen van groepsleden. Daar zitten twee oude bekenden van ons tussen, Watson, saxofonist Juho Hurskainen van Dr Snout & his Hogs Of Rhythm en gitarist Jussi Huhtakangas, jou allicht bekend als Lester Peabody van The Barnshakers en diezelfde Dr Snout. Daaruit kunnen we deduceren dat dit gezelschap uit Finland komt. Maar de hamvraag is: wie is Molly Moonstone? Elementair, mijn beste Watson. Molly Moonstone is behalve zangeres ook burlesque performer (zie www.instagram.com/molly_moonstone), debuteerde op haar negentiende in een hardrock band en had op haar 23ste haar eigen 13-koppige big band.
Nee, alle Sherlockiaanse gekheid op een stokje, Moonstone’s resumé is indrukwekkend, maar de hamvraag is: kan ze ook rock ‘n’ rollen? Zingen kan ze in elk geval, zoveel is zeker, met een scherpe doch zeer expressieve stem. Spelen kunnen de muzikanten al evenzeer, en de muziek die ze spelen is uptempo rhythm ‘n’ blues swing uitgevoerd in big band met rock ‘n’ roll gitaren die soms vrij bluesy gaan, wild in het rond razende saxen die soms toch ook erg plat klinken, en soms verflauwd door elkaar voor de voeten vallende poppy achtergrondkoortjes. Het geheel heeft iets chaotisch anarchistisch en groot was onze verbazing als na vier nummers het roer 180 graden omgegooid wordt: pakweg de helft van de 14 eigen nummers zijn inderdaad dat soort swing maar worden afgewisseld met geslaagde uptempo honky tonk country (I Want My Heart Back) en uptempo western ballades (Please Come Back Home). Titeltrack Summer Bride is pop gebaseerd op wat een Shadows ballade had kunnen zijn, Give Me A Call kan je als gospelbilly betitelen en Hey Good Lookin’ (niet het Hank Williams nummer) is gebaseerd op Johnny Burnette vervorming. Moonstone vertolkt al die heel verschillende genres met evenveel verve en lijkt zich zo te horen helemaal te smijten. Toch is dit allicht niet ieders meug en je oordeel zal waarschijnlijk afhangen van wat je van de stem vindt. Rock ‘n’ roll voor gevorderden! Alle 14 tracks zijn eigen nummers en de CD werd gemasterd door Alex Hall bij Hi-Style in Chicago. Info: www.eltororecords.com, www.facebook.com/molly.moonstone.band en www.facebook.com/molly.moonstone.79 (Frantic Franky)


GET UP AND DANCE!/ LIL’ MO & THE DYNAFLOS
Rhythm Bomb Records, RBR 5829

Al 14 jaar doen Lil’ Mo & the Dynaflos hun doo-wop ding maar ondanks een stuk of vijf CD’s zijn ze niet echt bekend in de Benelux. Nu zit doo-wop in de Lage Landen sowieso in het verdomhoekje maar deze band, residerend in Los Angeles, is meer dan alleen een doo-wop groep. Het octet bestaat uit vier vocalisten, een saxofonist, een gitarist, een contrabassist en een drummer. Een compleet stel dus, waar veel doo-wopgroepen juist alleen uit vocalisten bestaan en zich vaak laten begeleiden door niet vaste muzikanten en/of vaak a capella optreden. De heren bewegen zich in het speelveld van jive (niet zo zeer jump ’n’ jive, maar wel dansbare zwarte rock ‘n’ roll) en uiteraard doo-wop (niet de zogenaamde zoete Italo doo-wop maar de op zwarte rhythm ‘n’ blues gebaseerde eind jaren ’50 doo-wop). Synoniem voor hun doo-wop stijl is At My Front Door (The El Dorados), het minder bekende Zoop (The Charts) en Have Love Will Travel (niet die van The Sharps met Duane Eddy maar uiteraard de doo-wop song van Richard Berry & the Pharaohs), noot voor noot nagespeeld én gezongen maar uiterst sterk in de uitvoering. De ballade You Belong To Me (Jo Stafford) is moeilijker herkenbaar, al werd het destijds door The Duprees doo-woppend de hitlijsten in gezongen. De uitvoering hier heeft echter meer weg van de eerdere doo-wop versie van The Four Evers, mocht het je interesseren. Lil’ Mo & the Dynaflos weten de sound en stijl van de originele sound ontzettend goed te benaderen. Dat zeggende ben ik helemaal krankjorum van de doo-wop jiver Why Don’t You Answer (The Majarahas). Dít is hoe doo-wop vertolkt moet worden: de zang is sterk in harmonie, de gitaar(solo!) én sax(solo!) zijn uit de kunst en de backing zorgt voor de als-je-niet-beweegt-heb-je-geen-gevoel-voor-ritme beat, net als het veel gecoverde She’s The Most (The Five Keys) en het instrumentale All Night Long (Joe Houston). Instrumentaal? Ja, menig authentieke doo-wop groep liet hun muzikale begeleiding ook eens loos gaan, en – al heb ik ze nog niet zelf live gezien – dat zullen we wellicht ook meemaken bij Lil’ Mo & the Dynaflos, denk aan de shows van de Engelse collegae van The Extraordinaires als je daar ooit eens bij was. Verrassenderwijze maken eigen nummers ook deel uit van het repertoire van de groep. Ik noem de jiver Get Up And Dance, de nog betere jiver Hands Off, de stroller Spellbound, de ballade Miss Magician en het door de basstem gezongen Shut That Door. Dit tekstueel komisch niemendalletje is in de stijl van de geweldige Treniers-achtige fiftiesgroep The Cues.
Waarschijnlijk heb ik in het verleden al vaak met superlatieven gegooid als het om doo-wop gaat. Nu doe ik het wederom en met goede redenen. Dit is een verbluffend goed album. Dankzij Lil’ Mo & the Dynaflos wordt dit genre niet weggevaagd door de tand des tijds. De band stond in mei op het Italiaanse doo-wop festival Sh-Boom Doo-Wop (ja, in het buitenland bestaat dat allemaal), maar wees gerust: in augustus komen ze (weer) terug naar het Bethune Retro Festival in Frankrijk, net over de Belgische grens. Info: www.lilmoandthedynaflos.com en www.rhythmbomb.com (Frans van Dongen)


CRASH LANDING/ THE SATELLITES
El Toro, ETCD 6073

Het Space Sessions ETCD6059 debuut uit 2014 van deze Duitse band bevatte opgewekte late fifties gitaar rock ‘n’ roll met vrolijke refreinen en goeie hooks in de solo’s, met een sound bepaald door één elektrische ritmegitaar die de melodie volgt en een tweede gitaar die daar bovenuit soleert. Wat wij het Joe Bennett & the Sparkletones postgraduaat noemen maar dan in het geval van The Satellites doorspekt met een viertal bluesy rock ‘n’ roll nummers al dan niet met mondharmonica. Deze opvolger in dezelfde vijfmans, euh, bemanning ligt helemaal in dezelfde lijn: ook 11 tracks (alle 11 zelfgeschreven), ook een paar nummers met mondharmonica, en ondanks alle space artwork uiteindelijk ook slechts twee songs met een space thema, There’s Place In Space dat evengoed van The Space Cadets (GB) had kunnen zijn (die trouwens een album getiteld Crash Landed hebben) en Space Boobs. Het verschil met The Space Sessions is een wat, euh, aardser geluid en meer sixties invloed in die bluesy nummers. De gelijkenis is dat beide CD’s even goed zijn! Op El Toro verscheen ook de 4 track vinyl-EP Homeless ET-15.072 waarvan één track niét op deze CD staat. Info: www.eltororecords.com en www.thesatellites.de (Frantic Franky)


ON A MISSION… TO DO YOU RIGHT… ALL NIGHT/
LI’L BEEDEE & THE DOO-RITES

El Toro, ETCD6077

Betsy-Dawn Williams (USA) bracht eerder al onder eigen naam de CD Rocket Girl uit op El Toro (E), dit is haar nieuwe project met deels dezelfde muzikanten en op piano én drums Jeff Potter, bekend van The Lustre Kings en van zichzelf. De CD opent straf met de tongtwister Peter Piper: Williams heeft een krachtige stem met Wanda Jackson frasering en dit is een sterke productie, met een mondharmonica solo in shuckende ezelstijl en een pianosolo. Helaas zakken de 15 eigen nummers daarna in elkaar als een mislukte kaassouflé met medium tempo rhythm ‘n’ blues (26 Love Letters), drijft Start Being Nice op een orgeltje en is Just wanna Be Your Friend ongetwijfeld geslaagd als hele moderne country ballad in een late film TV-film, maar het staat wars op elke definitie van rock ‘n’ roll. Guacamole begint sterk en had een goeie song kunnen zijn maar wordt vakkundig de strot dichtgeknepen door het in dit nummer alomtegenwoordige orgel. Toegegeven: het zal wel allemaal onder de rootsnoemer resorteren en Cartwheels is rechtdoor doch mainstream rock ‘n’ roll, The Boogie Woogie Bogeyman Is Under My Bed een sympathieke rock ‘n’ roll boogie en Cafe Of Tears een acceptabele country ballad met Floyd Cramer piano, maar met slechts één nummer waar ik echt warm van wordt begrijp ik de minstens één lovende recensie die ik elders las van geen kanten. Info: www.eltororecords.com en www.lilbeedee.com (Frantic Franky)

naar boven

19 mei 2016

TOO HOT TO BOP/ MIKE FANTOM & THE BOP-A-TONES
El Toro Records, ETCD-6075

Debuutalbum van deze “nieuwe” Belgische band die toch al enkele jaren aan de weg timmert en – laten we hopen – zijn definitieve bezetting heeft gevonden in contrabassist Bart Crauwels (Wild Deuces) en drummer Pascal Lunari (Be-Bop’s) want elke keer dat wij Mike Fantom & the Bop-A-Tones zagen stonden er andere muzikanten naast frontman Michel Texier en gitarist Patrick Ouchène, zelf frontman van Runnin’ Wild.
De muziek zou ik omschrijven als goeie gitaar rock ‘n’ roll net iets beschaafder dan white rock, met uiteraard de verplichte stroll Vampire Baby maar ook – verrassender – een throwback naar de teddy boy bop met Rockin’ Ball, de stijl waarin Ouchène jàren geleden de rock ‘n’ roll scene leerde kennen, wat zeg ik: waaruit iederéén jaren geleden de rock ‘n’ roll scene leerde kennen, zo ook Texier die al even lag in de rock ‘n‘ roll zit als Ouchène, een van zijn beste kameraden is, en puur uit liefde voor de muziek – en wellicht mede door Ouchène’s invloed – ook is beginnen zingen. De groepjes waarin hij eerder zong zijn bij mijn weten nooit verder geraakt dan demo’s en dit is zijn eerste echte release, en dan doet het ons plezier dat iemand die wij al zo lang kennen en van wie we weten dat ie 200% rock ‘n’ roll is tot en met de pink cadillac toe met zijn band internationale aandacht krijgt. Texier zingt vrij goed in een erg masculine stijl en ook Ouchène zelf zingt op deze CD één nummer, Pretty Eyed Baby (van Frankie Laine & Jo Stafford uit 1951, hier eerder geïnspireerd door de versies van Conway Twitty en van The Prowlers, vermoed ik), een prima rocker die niet zou misstaan op eender welk Runnin’ Wild album. Fire Of Love van Jody Reynolds is gedrenkt in echo en surf reverb en ook Johnny Was A Bad Boy baadt in die rustig geheimzinnige sfeer. De gitaarinstrumental Fantomas Rock is erg filmisch en inderdaad gebaseerd op thema’s uit de Franse film Fantomas (1964) met Louis de Funès. Het resultaat van dat alles is een krachtig album dat uw aandacht meer dan waard is: als u Mike Fantom live on stage ook maar een béétje goed vindt zal deze Too Hot To Bop u bevallen omdat ze er in geslaagd zijn hun overdosis live energie perfect te kanaliseren op geluidsdrager. Drie covers met naast die Fire Of Love en Pretty Eyed Baby ook I’ve Gotta Find Someone van Tiny Tim & the Tornadoes + 10 eigen songs. Vier nummers verschenen intussen op de El Toro vinyl EP Fantomas Rock (ET 15.073). Info: www.facebook.com/mikefantomandthebopatones en
www.eltororecords.com (Frantic Franky)


THE BOY COMES HOME TODAY/
MARK HARMAN & THE HOT RHYTHM BOYS

Sayotta Films & Records, Sayotta 557

Het gitaarspel van Mark Harman, in de rock 'n' roll wereldberoemd als frontman van het Britse trio Restless, was door de jaren heen zeer karakteristiek en dus uiterst herkenbaar. Maar niet nu. Niet bij The Hot Rhythm Boys. Het viertal, bestaande uit 3 Finnen en Harman zelf, hebben een eigen en eigentijdse sound waar zelfs af en toe een stevige vleug ‘modernere’ (blues)rock deel van uitmaakt, maar daarover zo meteen meer. In den beginne maakte Mark Harman dan ook gewoon deel uit van de band, kortweg The Hot Rhythm Boys geheten. We haalden dat al uitgebreid aan in de review van hun eerste CD Introduction in 2011. Nu willen ze toch meer exposure en staat derhalve de naam Mark Harman vóór de groepsnaam.
Vijf jaar na dato verschijnt deze tweede CD, The Boy Comes Home Today. Ik kan de sound wel waarderen. Vette, strakke rock ‘n’ roll. Dat horen we in de opener Blue Knight en de titeltrack The Boy Comes Home Today. Toch is dit geen synoniem voor de hele CD want de (eveneens eigen) nummers I Gotta Find You en Skippin’ Stone zou ik willen definiëren als rockabilly-/psychobily die doet denken aan de Britse Caravans. Ik doel dan vooral op de melodielijn en de zang, want de sound van deze Hot Rhythm Boys is toch een stuk robuuster en in dat laatste nummer zit ook een piano. Richting traditionele rock ‘n’ roll gaan melodieuze songs als Make It Right en A Fool Like Me. Waar zit nu die (blues)rock? Welnu, in alle songs wel een tikkeltje maar wat mij betreft zeker in Hey, I’m Lost en I’m Too Happy To Sing The Blues, waarbij jij het misschien gewoon rock ‘n’ roll noemt. Ik zie het als een kruising tussen ZZ Top en straight rock ‘n’ roll. Het instrumentale Jr’s Blues is dan toch echt typische blues en vind ik eigenlijk helemaal niet vervelend, maar misschien wel een beetje langdradig. Warempel is er ook plaats voor een mildere toon middels de melancholische mid-tempo ballad Mr. Yesterday met akoestische gitaar. We noteren twee covers. Machine Gun Smith zou een cover van een frantic psychobillygroep kunnen zijn, origineel blijkt het echter iets van Katrina & the Waves te zijn. Een mens kan zich vergissen. Puik gedaan, hoor. De tweede cover, Don’t Let Me Down zegt me helemaal niets en past niet op dit album want dit is toch echt rock en geeneens bluesrock, laat staan rock ‘n’ roll.
Resumerend inventariserend tel ik één buiten de toon vallend nummer, één half uit de boot hangend nummer en 10 nummers met een ruime voldoende tot een uitstekend op het rapport! Beste lezers, check www.hotrodrhythmboys.com. (Frans van Dongen)


WASTELAND/ THE GREYHOUNDS
Part Records, PART-CD 645.004

Als onze X-files up to date zijn is dit het minstens vijfde Greyhounds album en het vierde op Part Records (D) van de groep die ontstond uit The Boppin' Passions die vòòr de eeuwwisseling de single Little Bop Baby (1997) uitbrachten op Willie Lewis’ Rock-A-Billy Records uit Denver en de LP Rockin’ By The Moon op Rebel Music (D, 1999). Van The Greyhounds ten tijde van hun debuut Nightlife uit 2002 resteren enkel zanger-contrabassist Herbert Stäcker en leadgitarist Nils Andersen maar de bezetting op deze Wasteland is dezelfde als op hun vorige Story Of Our Life uit 2010. Wasteland bevat frisse hedendaagse rockabilly met elementen uit fifties, country rock, neo en surf en de CD is dan ook gevarieerder dan je op basis van dat wapenschild en die “100 % northern rockabilly” slogan (ze komen van benoorden Schleswig-Holstein) op de inlay verwacht. De muziek is soms wat simplistisch maar het hoeft wat ons betreft niet altijd ingewikkeld te zijn en storen doet dat niet, in tegenstelling tot de artificieel klinkende keyboards die Age Of Death en de instrumentale opener Mexican Twilight (een viool arrangement ware hier fantastisch geweest) ontsieren. Willie Lewis Beat is een eerbetoon aan die Willie Lewis, Rest In Pieces bevat in de gitaarsolo een flard Misirlou, Jukebox Daddy heeft Johnny Burnette distortie in de solo. Twaalf van de 14 tracks zijn eigen nummers, in All You Gotta Do van Tracey Pendarvis passen ze met succes de melodie van de zanglijn aan en de aloude gitaarinstrumental Ghostriders In The Sky wordt alle yippieyaheeho’s nog aan toe nieuw leven geïnjecteerd met een flard uptempo Apache. Info: www.part-records.de en www.the-greyhounds.com (Frantic Franky)

naar boven

12 mei 2016

ROCKIN’ IN ROME/ DA SILVA TRIO
El Toro Records, ETCD6074

Het Da Silva Trio is een – u begint een kenner te worden! – trio uit – opnieuw bingo! – Rome voorgezeten door Marco Da Silva (zang, akoestische gitaar) die u heel misschien nog kent van Marco Da Silva & the Midnighters en hun CD The Midnight Bop op Ninap Records (NNP CD0103) uit 2003. Da Silva wordt hier begeleid door Alberto Antonucci van The Capone Brothers op contrabas en Flavio Pasquetto op gitaar en dan weet u dat dit een drumloos trio betreft, en als u ons een beetje kent dan weet u dat wij geen drumloos trio kunnen horen zonder – het zou niet mogen maar het is sterker dan onszelf – te vergelijken met High Noon (USA) dat rond de eeuwwisseling dé standaard zette voor elk drumloos rockabillytrio dat na hen zou komen. Ere wie ere toekomt: Da Silva Trio bewijst aan High Noon schatplichtig te zijn middels de acceptabele High Noon cover Stranger Things. Wat het verschil maakt bij Da Silva Trio is de countryinvloed en het inventieve gitaarwerk van Flavio Pasquetto, plus dat ie ook een pak andere snaarinstrumenten beheerst: de steel in onder meer I Wanna Do Bad Things, de dobro in If You Want My Love, die gast fiddle in Hank Williams I Can’t Help It (If I’m Still In Love With You), het maakt deze CD alleen maar beter. Links en rechts meen ik een paar overdubs te horen maar dat speelt allemaal geen film als het resultaat er maar is, en dat is er zeker, mede door de behoorlijke zang: Da Silva kan ook de trage nummers met het nodige gevoel in de stem brengen. Covers zijn onder meer Mama’s Little Baby (Junior Thompson), Tennessee Zip (Kenny Parchman), All I Can Do Is Cry (Wayne Walker) en Tongue Tied Jill (Charlie Feathers), in deze context minder voor de hand liggend maar even fraai op smaak gebracht en goed gesmaakt zijn I’m Walking en I’m Ready van Fats Domino. Het eigen Boppin’ Beauty steunt zwaar op de cliché structuur van You’re My Baby van Roy Orbison en Baby Let’s Play House kunnen ze uiteraard niet evenaren, maar een eigen nummer als Are You With Us klinkt dan weer heel fris. Het leukste nummer hebben ze voor het laatst bewaard: de humoristische titeltrack waarin waarlijk elk Italiaans cliché de revue passeert middels zinsnedes als “rockin’ in Rome under the Vatican dome, we love macaroni, we hate Berlusconi”. Ze kunnen in Rome niet alleen rocken maar nemen zichzelf daarbij blijkbaar niet te serieus. Info: www.eltororecords.com en www.facebook.com/dasilvatrio
(Frantic Franky)


GET A LIFE/ THE LAZY BOYS
Part Records, PART-CD 687.002

Zesde album van The Lazy Boys uit Dresden (D) in 19 jaar, dus lui zijn ze zeker niet, al dateert hun vorige, Shadows, intussen ook al weer van vijf jaar geleden. Alle 13 songs komen uit de koker van frontman Mirko Glaser (zang, akoestische gitaar), al zijn er een aantal heropnames bij van hun eigen oudere nummers. De positieve punten van Shadows zijn behouden, misschien met wat minder countryinvloed, maar Get A Life gaat duidelijk een pak breder. Een ander verschil met Shadows is dat ze intussen allemáál een baardje hebben. Titeltrack Get A Life is countryrock met polka-invloed en zeemansaccordeon, Tijuana Rain is een tex mex polonaise met mariachi trompetten en accordeon, en in Midnight Pain wordt die accordeon gebruikt voor cajun (pop)rock. I Must Kill You Now is in tegenstelling tot de titel en net als het zonnige Resist heel vrolijk, The Beast is zondermeer europeana met balkan invloed, afgesloten wordt met pure singer-songwriter in Migrant Bird. Voeg daarbij rechtdoor rock ‘n’ roll en pop rock ‘n’ roll, waarbij ik wens te benadrukken dat dat woordje pop hier geen waardeoordeel is doch slaat op de melodieën, de sound en de kwaliteit van de productie, foutloos gedaan door gitarist Johannes Gerstengarbe - pop is in deze een kunstvorm op zich. De rock ‘n’ roll nummers van hun kant klinken erg modern en zijn vaak medium tempo en gebaseerd op boogie woogie patronen en shuffles met piano in de ondergrond. Ik zou voorts de goeie zang, de boeiende backing vocals of de snuifjes Mavericks kunnen aanhalen, maar laat ik volstaan met de vermelding dat alles uitstekend uitgevoerd is en baadt in die voorbeeldige productie. Het geheel is meer rockende roots dan rockabilly maar juist daardoor de ideale soundtrack voor uw barbecues.
Info: www.part-records.de en www.lazyboys.de (Frantic Franky)

naar boven

28 april 2016

KILLING TIME/ THE HONKY TONK POUNDERS
Part Records, PART-CD 641.003

Na de 10-inch Spotlight On (PART LP 341 001) van rond de millenniumwissel en Devil Bop (PART-CD 641.002) van een decennium later is dit het slechts derde album in 20 jaar van het in 1996 in Siegen (D) opgerichte trio in nog steeds dezelfde bezetting bestaande uit Gunnar Fick (gitaar, zang), Marco Marquardt (contrabas) en Gabriel Prokscha (drums).
De 17 (net als op die twee voorgangers enkel eigen) songs op Killing Time presenteren zich als catchy moderne hedendaagse gitaarrockabilly in een clean doch dynamisch opnamegeluid, deels – met name door de akoestische ritmegitaar nadrukkelijk op de voorgrond te plaatsen – doorspekt met een flinke dosis country feel zoals in That Satisfies Me, de country rock met steel (Ruud Smeets van onze eigen Hi-Faluters en Taildraggers! ) van Thousand Miles en titeltrack Killing Time in rustige Smokestack Lightnin’ mood, ook al door de lijzige zang. De heren zijn evenmin vies van een gezellig meezingertje als Sugar Bee en To The Left to The Right, beide met extra piano door Ulrich Van Der Schoor van Ringlets Trio (D), terwijl Let Her Know, Squeeze Me Baby (opnieuw met steel) en Since I Found Love meer traditionele doch opnieuw modern uitgevoerde rockabilly zijn. Afsluiter Tuberide is tot slot een Los Straitjackets-achtige gitaarinstro met extra orgeltje. De band toont van vele markten thuis te zijn, alleen hadden ze van die twee bluesboppers naar het einde toe Rattlesnake Bop mogen weglaten wegens te traag en te veel overdubs terwijl dat bij het snellere That Girl Of Mine toch allemaal een pak natuurlijker in elkaar overvloeit. Maar voor de rest schaatsen The Honky Tonk Pounders een foutloos parcours dat ik om de zaken makkelijk te maken zou omschrijven als een mix tussen de swing van The Keytones (GB) en het jonge geweld van The Baboons (B). Info: www.part-records.de en www.pounders.de (Frantic Franky)


FINGERPRINTS/
CHILLI & MARIO FEATURING ROADKILLBLUES

Part Records, PART-CD 627.010

Astrid “Chilli” Rusznyak is de zangeres van Chilli & the Baracudas (D) en behaalde in 2013 enige faam in de Duitse versie van The Voice (in team Boss Hoss, uiteraard), Mario Oehlmann is gitarist en oprichtend lid van The Foggy Mountain Rockers (D), en Chilli & Mario is dan ook een Duits gelegenheidsproject opgenomen met een speciaal daartoe samengestelde band waarin twee Nederlanders, met name bassist Harold van Lierop (57 Fairlane, Pipeline 61) en drummer Richard Schuurs (Backdraft, 57 Fairlane), aangevuld met Sören Heinze van Big Bad Shakin (D) op piano en orgel en Markus “Johnny” Göltzer van doo-wop groep the Mysterials (D) als special gast op backing vocals. De CD werd trouwens opgenomen in Helmond!
Chilli & Mario trekken resoluut de popkaart, niet alleen in de melodieën maar vooral in het uiterst cleane opnamegeluid. Van de royale 17 tracks zijn er twee duetten en zingt Mario er één terwijl Chilli de rest van de CD voor haar rekening neemt, wat ze doet met een krachtige doch harde stem waar je toch eerst even aan moet wennen en die niet bij iedereen in de smaak zal vallen. De CD opent met vlotte rock ‘n’ roll in een wat commerciële sound met veel piano maar bevat uiteindelijk evenveel delen rock ‘n’ roll, pop én country, meer bepaald uptempo countryrock (Desperate Souls) en popcountry met pedal steel (I Confess, Time Will Tell). Piano ballade Fingerprints lonkt met zijn rijk georkestreerde backing vocals ongegeneerd naar de hitparade en ook Nothing Without You is zo’n pop pareltje met waahooo backings, waar tegenover staat dat Don’t Woo Me en Rock Boppin’ Daddy puntgave rockers zijn, punt uit, dat alles in een puntgave productie want het geheel klinkt absoluut goed. Alle 17 tracks zijn door Chilli & Mario zelf geschreven uitgezonderd drie covers: de klassieker My Babe met Ray Charles-achtig piano orgeltje, Etta James’ rechtdoor rocker Tough Lover en – verrassender – een cover van Hold Me Tight van The Foggy Mountain Rockers zelf uit 1999. Laat ik voor de slechte verstaanders duidelijk stellen dat de omschrijving “pop” in deze geen waardeoordeel inhoudt. Veel mensen houden van die poppy rock ‘n’ roll en wie daar voorbij kijkt ontdekt een uiterst professioneel gezongen, gespeeld, gearrangeerd, opgenomen en geproduced album. Binnen die optiek is dit dan ook een bijzonder geslaagde CD.
Info: www.part-records.de (Frantic Franky)

naar boven

8 april 2016

Boek Recensie


IN THE PINES: 5 MURDER BALLADS/ ERIK KRIEK
Scratch Books, 136 pagina’s, Nederlandstalig
ISBN 978-94-92117-39-7

En de nieuwe CD van The Blue Grass Boogiemen is… een stripverhaal! Nou ja, niet echt natuurlijk want hun nieuwe CD Grassified verschijnt op 14 april maar bij dit hardcover boek van de Nederlandse striptekenaar en illustrator Erik Kriek steekt wel een nagelnieuwe 6-track-CD van onze nationale doch internationaal zeer gewaardeerde bluegrass (t)rots met de muziek die bij het boek hoort, al is het correcter om te stellen dat het boek bij de muziek hoort want wat Erik Kriek deed is de songs op de CD verstrippen, meer bepaald vijf murder ballads, op de CD aangevuld met een zesde nummer dat niét verstript werd, titelnummer In The Pines. De murder ballad is een verhalend muziekgenre uit de country gebaseerd op stokoude traditionele liedjes over al dan niet waargebeurde passionele moord en doodslag, woede, jaloezie, verraad en hebzucht, niet te verwarren met de cowboy romantiek van de gunfighter ballad of de killer country van recentere datum die handelt over seriemoordenaars en andere personages met mentale problemen. De oorsprong van een moordballade, soms overgeleverd door Engelse immigranten, is vaak verloren in de mist der tijden (de bluegrass traditional Pretty Polly gaat terug tot omstreeks 1750 en wordt zelfs gelinkt aan een passage uit Shakespeare's Much Ado About Nothing), maar een moordballade hoéft niet stokoud te zijn. Er worden immers nog steeds nieuwe murder ballads gemaakt, de bekendste recente is wellicht het ook hier aanwezige Where The Wild Roses Grow duet van Nick Cave & Kylie Minogue. Ook Taneytown (Steve Earle, 1997) en Caleb Meyer (Gillian Welch & Dave Rawlings, 1998) hier zijn hedendaagse nummers. Voor meer tekst en uitleg verwijs ik u naar het nawoord van muziekkenner Jan Donkers (waar is de tijd van zijn Gonzo Radio?) en als u dit een academische benadering vindt die uw rock ‘n’ roll petje te boven gaat en denkt nog nooit een murder ballad te hebben gehoord hebt u het mis: In The Pines (naar wordt aangenomen ontstaan rond 1870) en The Long Black Veil (veel minder oud dan het lijkt: het origineel werd in 1959 opgenomen door Lefty Frizell) wordt u verondersteld te kennen in de uitvoeringen van respectievelijk Charlie Feathers en Johnny Cash. De liedjes werden overigens niet letterlijk één op één vertaald naar het canvas maar door Kriek gebruikt als uitgangspunt, als basis voor een uitgebreider verhaal, soms gebaseerd op een andere of oudere versie. Ook de verhaalstructuur wordt niet slaafs gevolgd, wat doet denken aan de strofe - refrein structuren van de liedjes.
Voor wie niet thuis is in de grafische kunsten: Erik Kriek die in 2008 voor zijn volledige oeuvre de Stripschapsprijs kreeg, de meest prestigieuze Nederlandse stripprijs, zou u moeten kennen van zijn tekstloze avonturen in retro stijl van anti-held Gutsman en zijn vriendinnetje Tigra, en voor het universum van de murder ballad is hij goed geplaatst: in 2012 maakte hij de adaptatie Het Onzienbare En Andere Verhalen gebaseerd op de griezelverhalen uit de eerste helft van de 20ste eeuw van HP Lovecraft, zowat de beste horror auteur sinds Edgar Allan Poe - de raaf op de kaft, en er vliegen flink wat raven rond in de vijf verhalen, deed ons spontaan denken aan Poe’s The Raven. Om u een idee te geven van Kriek’s status: dit boek verscheen tegelijk in Frankrijk, Duitsland en Italië, zij het zonder CD. Om de kwaliteit van het gebodene te beoordelen zijn wij die nooit verder raakten dan Kuifje allicht niet het best geplaatst, maar de term strip doet Kriek’s werk te kort, en ook het Amerikaanse comics lijkt niet op zijn plaats: dit zijn zondermeer grafische vertellingen. En wie zijn wij om lofbetuigingen van De Wereld Draait Door (Kriek was er te gast op 3 maart, The Blue Grass Boogiemen helaas niet), NDR TV (D) of de Italiaanse uitgave van muziektijdschrift Rolling Stone in de wind te slaan? Als we dan toch een mening moeten geven: we vinden dat de tekenstijl aanleunt bij de traditie van de horror strips uit de jaren ’50 van de Amerikaanse uitgeverij EC (Entertainment Comics, en daar zijn we fan van), zij het gestileerder en met veel zwart, bijna houtsnede-achtig, wat uiteraard past bij de duistere verhalen. Elk verhaal is uitgevoerd in zwart/wit met één enkele, telkens een andere zachte steunkleur en gedrukt op kwaliteitspapier op formaat 20,5 x 27,7 cm.
Wat de CD betreft: zoals het genre vereist is er veel aandacht voor harmonieën, maar The Blue Grass Boogiemen laten de hoogste eer aan anderen, een voorproefje van die komende Grassified: Erik Kriek zelf zingt lead in drie van de zes nummers en doet dat verbazingwekkend goed (als u verrast opkijkt: hij drumt en zingt in de Amsterdam bluegrass, blues, rockabilly en rock ‘n’ roll band The Unborn Brothers), op Caleb Mayer staat Annita Langereis van Haystack Hi-Tones en Annita & the Starbombers in de schijnwerper, en op Where The Wild Roses Grow is folkzangeres Sophie ter Schure van The Lasses de Kylie Minogue van dienst. Boogiemen Aart Schroevers (contrabas) en Arnold Lasseur (mandoline) treden enkel op de voorgrond in The Long Black Veil en In The Pines. Het medium tempo Taneytown is vrij folky, deels door de toevoeging van mondharmonica, Where The Wild Roses Grow volgt het hit arrangement maar kleurt dat in door het traditionele bluegrass instrumentarium. Sophie ter Schure zingt beter dan Kylie Minogue - hell, Kriek zingt zelfs beter dan het gebrom van Nick Cave! Aangezien van de zes nummers enkel Pretty Polly uptempo is (alle andere zijn rustig of medium tempo, al helt Caleb Meyer over naar de rappe kant van medium tempo) klinken The Blue Grass Boogiemen hier meer Americana dan ooit, wat enkel benadrukt wat voor een werelderfgoed deze Utrechtenaren wel beheren.
De eerste editie van 3000 stuks is al uitverkocht, een herdruk staat op stapel. Aanbevolen verkoopprijs is 29,90 € wat niet niks is maar voor die prijs van pakweg een dozijn pilsjes haal je wel een exclusief nergens anders te vinden Blue Grass Boogiemen CD’tje plus een bijzonder mooi boek in huis. Wie écht wil investeren diene op zoek naar een van de slechts 222 genummerde en gesigneerde in linnen gebonden luxe edities met berkenhouten cover en een exclusieve print (ISBN 978-94-92117-48-9), verkoopprijs € 125,--. En nu op naar Grassified!
Info: www.gutsmancomics.com, www.bluegrassboogiemen.nl en www.scratchbooks.nl

(Frantic Franky)


naar boven

1 april 2016

CD Recensies

BANG! IT’S THE STARJAYS/ THE STARJAYS
Rhythm Bomb, RBR 5828

Wij hadden nog nooit van deze band uit Seattle, Washington gehoord maar als we zien wie hier achter zit spitsen wij onze oren: The Starjays zijn een nieuw project van Roy Kay van het Roy Kay Trio, begin jaren 2000 een van de meest authentieke drumloze rockabilly bands in Amerika, sindsdien zes albums uitgebracht en nog steeds actief, en vorig jaar kwam hij plots op de rock ‘n’ roll radar met zijn early sixties band The Margraves. The Starjays worden dan weer gepromoot als rhythm ‘n’ blues maar zijn wat ons betreft door de piano (Carl Sonny Leyland!), de meetoeterende saxen (overgedubd want ik hoor meerdere saxen maar er staat slechts één saxofonist vermeld, Sean Jensen) en de aandacht voor bescheiden doch deugddoende backing vocals en ondanks de R ‘n’ B gerichtte gitaar van Mike Geglia (gitarist van het Roy Kay Trio) gewoon jive. Ik lees trouwens dat Carl Sonny Leyland en Sean Jensen enkel meespelen als ze beschikbaar zijn, wat de vraag en het probeem doet rijzen hoe The Starjays klinken zònder hen - allicht heel anders dan op deze CD. Begin 2014 brachten The Starjays al de vinyl-EP The Right Girl uit (Lur Liner LL006) waarvan drie songs hier werden hernomen, enkel het trage No Longer Lonely staat niet op de CD. Opvallend én interessant is dat Roy Kay het laken niet naar zichzelf toetrekt: de frontman van The Starjays is een, euh, frontvrouw genaamd Angela Tini die hoog én diep én een flink keelgat kan opzetten, hoor haar maar eens bezig in A Sin Comin’ On. Kay zingt zelf een tweetal songs en Angela Tini een stuk of vijf maar de meeste van de 14 tracks zijn duetjes. De CD bevat twaalf originals van de hand van Roy Kay die deels de sfeer van New Orleans oproepen (Nobody Loves You Like Me is Crawfish-gewijs mysterieus, de mardi grass ritmes van What’s Gone Wrong), twee covers (die Nobody Loves You Like Me is van Etta James uit 1961 en het in het Italiaans gezongen en eeuwig swingende Tintarella Di Luna van de Italiaanse zangeres Mina uit 1959), afgesloten wordt met Get Closer, een instrumentale saxtoeteraar gestoeld op Big Six leest. Als de piano soleert valt soms de volheid wat weg, waaraan een extra laagje gitaar of sax wellicht had kunnen verhelpen, maar dat wordt meer dan gecompenseerd door goeie jivers als Keep On Talkin’ en Turn Down The Lights. In de CD bakken zullen The Starjays wel in het vakje swing staan, maar in feite is dit gewoon rock ‘n’ roll. Best aardige rock ‘n’ roll, fris gehouden door de moderne wendingen in bijvoorbeeld I’ll Wait (nog zo’n pracht jiver) en vooral een vrolijk en opgewekt plaatje. Info: www.rhythmbomb.com en www.thestarjays.bandcamp.com (Frantic Franky)


LOW DOWN DOG/ THE FRANTIC ROCKERS
Rhythm Bomb, RBR 5824

Hé, deze band heeft mijn naam gestolen! Dit is de opvolger van Savage Beat, het debuut uit 2014 van The Frantic Rockers uit Los Angeles, eigenlijk meer een blues- als een rock ‘n’ roll band, maar dan wel smerige rockin’ blues, misschien omdat contrabassist Jorge Renteria en gitarist David Salvaje vroeger punk en psychobilly speelden terwijl drummer Ernest Jaramillo in een punk-/skaband zat alvorens ze in 2010 The Frantic Rockers oprichtten. Voor zanger-gitarist Jesse De Lucas is dit overigens zijn eerste band! De nieuwe CD werd opgenomen bij Black Shack in Calw (D) toen ze hier vorig jaar toerden en bevat tien originals + twee covers (It Takes Time van Otis Rush uit 1958 en het in het Spaans gezongen doch oorspronkelijk door de Braziliaanse zanger Roberto Carlos in het Portugees uitgevoerde Negro Gato uit 1966) in een mix van blues (die It Takes Time tegen een Linda Lu achtergrond, Darling Please met mondharmonica, denk Muddy Waters en Howlin’ Wolf – voor bluesrock is het trouwens niet slecht dat slechts in twee nummers een mondharmonica opduikt), bluesbop (Running In Circles), uptempo swamp sounds (swamp als in Tony Joe White, hier bijvoorbeeld Early In The Morning), rockabilly (Tell Me Baby met slide, titeltrack Low Down Dog) en zelfs een vleugje The Last Time-achtige vroege Rolling Stones in Shake Like This, dat alles opgehangen aan een hypnotiserend repetitieve gitaar en De Lucas’ steenkolengruisstem. Laat duidelijk zijn: deze Frantic Rockers kunnen zowel op blues als op rock ‘n’ roll festivals terecht, al zullen ze op rock ‘n’ roll festivals vooral in de smaak vallen van wie ook van pakweg Blackberry & Mr Boo Hoo (F) houdt, ook al doen The Frantic Rockers het hier toch met een cleanere sound. Dit is trouwens de eerste Rhythm Bomb release in het nieuwe 6P-deluxe-pack-formaat dat op termijn bij Rhythm Bomb de standaard jewelcase zal vervangen: het lijkt op een kartonnen dubbelhoesje zoals die van Wild Records (waarop Frantic Rockers probleemloos zouden terecht kunnen) maar dan driedubbel openklapbaar, dus met een extra kartonnen pagina. Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/frantic.rockers (Frantic Franky)

naar boven

17 maart 2016

ICE COLD WHISKEY/ THE BOOZE BOMBS
Part Records, PART-CD 678.011

Van het Zwarte Woud kennen wij – behalve dat het er zwart is – naast de schwarzwälder kirschtorte (die we niet meer mogen eten van de dokter) enkel de authentieke Black Shack studio in Calw en de flink aan de weg timmerende (zes CD’s in 10 jaar en 10 (tien!) tours in Amerika achter de kiezen) Booze Bombs onder leiding van Anneliese Pardo, een van de gezelligste zangeressen met wie ik ooit het genoegen had na een optreden te keuvelen. Deze nieuwe Booze Bombs CD klinkt na amper 30 seconden al vertrouwd in de oren wat betekent dat de band inmiddels een heel eigen typisch geluid meester is. In principe doen ze hier dan ook niets nieuws: dit is de gebruikelijke Booze Bombs mengeling van Johnny Burnette gitaren, twang, westernbilly (Yes I Know), instrumentals met geflipt orgeltje (Chilly Willy), bluesbop (Pinch Your Hips), countryrock (In The Night, een duet met mede-Duitser Johnny Trouble, er is ook een duet met Marc Valentine van Marc & the Wild Ones), kalme Bo Diddley of correcter Willie And The Hand Jive (titeltrack Ice Cold Whiskey), een in het Italiaans gezongen rechtdoor rocker (Pazza Di Te), ter afsluiting een Hasil Adkins cover (begint ook een Booze Bombs traditie te worden, dit keer Rock ‘n’ Roll Tonight verbasterd tot een venijnige uptempo slide blues rocker met mondharmonica die ook in andere nummers opduikt), dat alles niet netjes song per song maar door elkaar gemengd, op een intelligente manier afwisselend tussen kalme (No Other Man) en intensere momenten (My Heart Is Broken), met naast mondharmonica ook gastbijdrages op piano, en ondergedompeld in die vettige Black Shack sound: The Booze Bombs klinken – het is een cliché maar in dit geval klopt het – gevaarlijk en opwindend. Pardo’s stem is op zich niks speciaals maar ze gaat er voor, zingt voluit en toch relaxt, is daardoor wat mij betreft gewoon “one of the boys”, en Joyce Green’s Black Cadillac is een brutaaltje als Pardo dan ook op het lijf geschreven. Hier staat niks op dat The Booze Bombs nog niet eerder hebben gedaan maar ze doen het wel verdomd goed, en de beste manier om deze CD te beschrijven is dan ook een “best of” maar dan met nieuwe nummers! Ook uit op LP met exact dezelfde en evenveel tracks. Info: en www.facebook.com/TheBoozeBombs en www.rockabilly.de (Frantic Franky)


PARANOID/ THE NEVROTIX
Crazy Love Records, CLCD 64636

Debuut van een trio uit Gothenburg, Zweden dat in december 2014 een vier track demo uitbracht en die vier nummers zijn hier opnieuw opgenomen met licht gewijzigd arrangement samen met zeven andere snappy songs van de hand van frontman Axel Wennerlund, contrabassist Henrik Hellberg Lizima en drummer Cecil Kriisin. Crazy Love (D) spreekt van “old school psychobilly met neo-rockabilly tendensen in een geheel eigen en uniek geluid voor de 21ste eeuw”, wat natuurlijk deels promo bla bla bla is. Feit is dat deze muziek door meer conservatieve boppers als psychobilly zal bestempeld worden, maar feit is evenzeer dat dit niet je standaard psycho lawaai is. Ik zou The Nevrotix eerder indelen in de Batmobile school, waarmee ik niet bedoel dat ze klinken als een kopie van Nederland’s finest, wel dat dit vakkundig en snedig uitgevoerd is met vlijmscherpe gitaar (ik hoor twee gitaren dus daar is overgedubd), een continu slap perfect getimed met de klik klak op de drums, goed gespeeld en gezongen (hey, in dit genre is “gezongen” al een compliment) met cleane, soms wat hoge vocals, deels neo. Het stoort niet en het luistert lekker weg, en ook dat is in dit genre een compliment. De teksten gaan naar goede gewoonte over monsters (Mummy Boy, Queen Of The Night), aliens (Moon Monster, Zapped) en mentale problemen (Paranoid, Rampton Rage, Nightmares, Panic Attack). Moet je dan gek zijn om dit goed te vinden? Nee, open oren, een open geest en een stalen gestel volstaan, tenzij u mij als gek wil bestempelen, wat ik u niet kwalijk zou nemen: me like, wegens het betere werk in dit genre. Naar wij lezen komt dit album eind april ook uit als vinyl-LP. Live zullen de stukken er wel af vliegen en dat kan u persoonlijk checken als ze op 9 april op Psychout Circus in Arnhem staan. Info: www.crazyloverecords.de en www.facebook.com/thenevrotix (Frantic Franky)


naar boven

10 maart 2016

BOOMERANG BOOGIE/ EZRA LEE & THE HAVOC BAND
Rhythm Bomb, RBR 5823

Als je CD’s op zijn kan je bij de platenfirma een verse doos bestellen maar pianoman Ezra Lee neemt gewoon een nieuwe op: dit is zijn derde Rhythm Bomb CD op vier jaar en daarvoor had ie er al een paar uit in zijn thuisland Australië. Bovendien houdt ie van afwisseling: die drie Rhythm Bomb CD’s zijn opgenomen met drie verschillende bands, deze Boomerang Boogie met de ons onbekende Havoc Band. Nu hadden wij op zijn vorige CD Motor Head Baby een en ander aan te merken, waar Lee ons via mail liet weten niet mee te kunnen lachen, wat wij die van niemand bang zijn niet erg vinden: enige wisselwerking tussen artiest en criticus is wat ons betreft nooit weg. En ook nu zouden we kunnen zeggen dat de gitaar soms te rock is en de klik klak van de contrabas niet altijd synchroon loopt, maar dat gaan we deze keer niet doen (te laat!) want storend wordt het nooit en het ontneemt hoegenaamd niets aan de feelgood factor van dit album. Ezra Lee fladdert vrolijk heen en weer tussen piano rock ‘n’ roll en een shotje country en countryrock (George Jones’ Honky Tonk Downstairs uit 1968 met tinkelend Floyd Cramer gepingel, Try To Forget My Name van mede-Australiër Pat Capocci, het eigen My Baby Don’t Lie To Me) en wordt daarbij geruggesteund door een band die niet alleen een gezellig meetoeterende sax maar ook fiddle en pedal steel in huis heeft. Lee’s lijzige stem leent zich bekwaam tot de nummers, een mix van drie originals + 12 geslaagde covers die niet alleen in tijd maar ook in stijl variëren van stokoud (Champion Jack Dupree’s Nasty Boogie, Chuck Berry’s Let It Rock, Charlie Rich’s Caught In The Middle, Is It Wrong (For Loving You gedaan door Warner Mack, Webb Pierce en Sonny James) en een opgewekt Endless Sleep (Jody Reynolds) met goeie piano accenten) tot hedendaagse songs als Honky Tonk Girl (Reverend Horton Heat) en Tore Up (From The Floor Up van The Paladins en dus niet de Sleepy LaBeef kraker). Hoe variërend die op zich stijlsgewijs ook allemaal zijn, Ezra Lee maakt ze zich geheel eigen, waarbij opvalt dat hij in vijf nummers de vocale honneurs overlaat aan drummer Shaun “Havoc” Lees. Doe bij dit alles nog een een ouderwetse trage als Fats Domino’s So Long en het rock ‘n’ roll feest kan beginnen, met Ezra Lee die het betere bal populaire inleidt. Laat u geheel gaan, zou ik zeggen, maar hou het een beetje deftig.
Info: www.rhythmbomb.com en www.ezraleehavocband.com
(Frantic Franky)


BOOZIN’ AND BOPPIN’/ TWISTED ROD
Rhythm Bomb, RBR 5826

Na Bring It On Me (RBR 5789) uit 2014 is dit de tweede release van het trio uit Praag, opgenomen bij Lightning Recorders in Berlijn, en die biedt zowel zware repetitieve (Baby You And Me Are Through) als kalme melodieuze rockabilly (Ol’ Barn Stomp), maar evengoed een wilde surfy gitaar instrumental (Tempest) die appelleert aan Eddie Angel. Ook nu weer is er een duidelijke blues invloed (Why Did You Leave Me, Let Me Stay All Night, terwijl Get On The Train voor ons Bo Diddley goes Wild Records is), al kan je wat mij betreft deze CD met de flink doorrookte vocalen van frontman Filip Nesvadba in zijn geheel betitelen als standaard doch goed uitgevoerde gitaar rock ‘n’ roll, zijnde tien originals + drie covers van Rock ‘n’ Roll Guitar (Johnny Knight), Trapped Love (Keith Courvale) en Thunder And Lightning (Tooter Boatman). De verrassing van Bring It On Home is er wat af, wat niet wegneemt dat deze Boppin’ And Boozin’ een geslaagde CD is.
Gaat dat zien en horen op zondag 27 maart op Rockin’ Around Turnhout (B) en maandag 28 maart in Muziekcafé Helmond. Op zaterdag 26 maart zijn ze nog vrij, dus als je hem voor een prijsje wil boeken is dit je kans.
Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/twisted.rod.band
(Frantic Franky)


SOUL FOR DANCERS 2:
OUT ON THE FLOOR FIRECRACKERS

Fantastic Voyage, FVDD234

Volume 2 in deze reeks met de misleidende titel aangezien het niet om soul handelt maar om de inspiratiebronnen van de soul. Het in deze verhelderende adagio “that ignited the northern soul boom” is verdwenen uit de titel zij het behouden in het CD boekje (en laat mij daar gelijk aan toevoegen: ook van wat in België bekend zou worden als de popcorn), maar de muziek is dezelfde gebleven, het ebbehouten muzikale erfgoed van begin jaren ’60 gebaseerd op doo-woppende black vocal harmony, gospel en rhythm ‘n’ blues en gepersonifieerd door Jackie Wilson (Lonely Teardrops), het tijdperk waarin mannen klonken als vrouwen en vrouwen gebouwd waren als forten. Viool arrangementen kruisen de degens met rhythm ‘n’ blues gitaren en rockende saxofoons in opnieuw een mix van namen die klinken als een klok (Etta James, Clyde McPhatter, Lee Dorsey) en namen die in de verte een heel klein belletje doen rinkelen oftewel klassiekers (Chris Kenner’s Land Of 1000 Dances, Jessie Hill’s Ooh Poo Pah Doo in de vokale én de instrumentale B-kant versie, Arthur Alexander’s You Better Move On, Ruth Brown’s As Long As I’m Moving, The Marvelettes’ Please Mr Postman), onbekend maar zeker niet onbemind spul en bekende namen die je niet meteen associeert met goeie muziek zoals James Brown, Della Reese of Solomon Burke met het trage Down In The Valley in ware Fats Domino stijl. Deze 60 tracks uit het tijdsgewricht 1955-1962 (met 2/3de van de nummers van 1960 of later) op labels als Tamla, Modern, Kent, Atlantic, King, Federal, Okeh en Chess bevatten minder extremiteiten dan Volume 1 (hoewel Marie Knight’s Come On Baby (Hold My Hand) in deze categorie een absoluut prijsbeest is) maar meer muziek die ik zonder aarzelen rock ‘n’ roll noem, zeker 80% van deze dubbelaar boordevol vocale hoogstandjes (Never Let You Go van – jawel – Marvin Gaye in zijn jonge jaren, My Dear van The Hi-Fi’s), jumpin’ jive (The Easy Livin’ Plan van Rufus Thomas – naast Rufus Thomas vinden we hier trouwens nog een andere zwarte artiest die ooit opnam voor Sun Records, namelijk Rosco Gordon met Just A Little Bit op Vee-Jay uit 1959), jazz crooners (Oscar Brown Jr’s Work Song), teenpop girlgroup sounds (For You van Carla – dochter van Rufus – Thomas, Party Across The Hall van Yvonne Baker & the Sensations), mamborock (Rainbow Joe van Lloyd Price, You’re Mine van Ann Cole) en instrumentals met Booker T orgeltje (Sack-O-Woe en One Degree North van Stax huisband The Mar-Keys), al is het qua scheidingslijn tussen al die genres natuurlijk mashed potatoe dansen op een slap koord. Verrassingen voor de liefhebbers zijn onder meer Ann Cole’s I’ve Got Nothing Working Now (een antwoord uit 1957 op Got My Mojo Working waarvan zij en niet Muddy Waters het origineel opnam), het origineel door Lula Reed van Rock Love dat wij nog niet hadden en een nummer van Doris Troy toen ze nog Doris Payne heette.
Het booklet van 11 pagina’s biedt korte info over alle artiesten (handig als je zoals ik er een hoop niet van kent) + 47 full colour labelshots op postzegelformaat. Wie Volume 1 miste kan zijn schade nog inhalen, wie zweert bij vinyl moet bij de gelijknamige FVDV234 dubbel-LP 28 van de 60 CD tracks inleveren. Op naar Volume 3? Van mij mogen ze! Info: www.fantasticvoyagemusic.com
(Frantic Franky)

naar boven

3 maart 2016

THE WEATHER VANE/ CORAL LEE
Rhythm Bomb, RBR 5825

Niet echt wat je noemt je reguliere rock ‘n’ roll, dit: deze uit Melbourne, Australië afkomstige maar naar verluidt momenteel in Berlijn wonende jongedame die eerder al samenwerkte met Scotty Baker en ginds bij de kangoeroes minstens één CD uitbracht als Coral Lee & the Silver Scream haalt haar ding uit de country van de jaren ’40, uitgevoerd met een heel spaarzame begeleiding waarin een eenzame steel het leidmotief vormt, doorspekt met een vleugje rockabilly en aangevuld met Hawaiiaanse klanken en gejodel. Inspiratiebronnen zijn bands als The Sons Of The Pioniers, vergelijkbare hedendaagse bands zijn Cow Cow Boogie (GB) en Cattle Call (F) of dichter bij huis Little Kim & the Alley Apple 3 (B). De CD werd opgenomen bij Lightning Recorders in Berlijn met begeleiding van het vaste Cherry Casino & the Gamblers/ Round Up Boys team Axel Praefcke, Ike Stoye en Michael Kirscht die zich hier van een andere meer intimistische kant laten horen maar er tegelijk voor zorgen dat het rock ‘n’ roll gehalte wordt opgekrikt. Coral Lee Farrow zingt ontwapenend naïef wat leidt tot luisterliedjes met breekbare stem die af en toe (I Stole The Rain) richting Katie “Nine Million Bicycles” Melua gaan. Deze 13 eigen nummers + de Memphis Minnie cover Me And My Chaffeur zijn duidelijk geen spek voor ieders bek maar als u open staat voor dergelijke experimenten is dit een ideaal zondagmiddagplaatje.
Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/corallee.farrow
(Frantic Franky)


HOWLIN’ AT THE MOON/ AJ & THE ROCKIN’ TRIO
Rhythm Bomb, RBR5827

AJ & the Rockin’ Trio uit Lissabon bestaan pas anderhalf jaar maar tellen vier Portugese veteranen in de gelederen: Andre Joaquim (zang, ritmegitaar), Celso Ladeira (gitaar) en Rui Gomes (drums) speelden eerder bij The Texabilly Rockets en Ruben El Pavoni (contrabas) speelde mondharmonica op de laatste drie albums van diezelfde Texabilly Rockets. In juni staan ze op de Rockabilly Rave (GB) en dat hebben ze te danken aan een demo op... muziekcassette! Dat was op de Rave geleden van The Bellfuries (USA) en kijk maar eens hoe ver die het geschopt hebben. Een CD mocht dan ook niet uitblijven en is nu uit op Rhythm Bomb (D), en net als je na de eerste drie repetitieve (maar verdomd goed in elkaar zittende) nummers denkt: dit is weer een band die Wild Records wil nadoen, slaan ze het roer om met fijnzinnige rockabilly (Let’s Howl At The Moon, You Lose, Feel The Motor Runnin’), uptempo Mexicanobilly met schele trompet (Lonesome Sinner Blues), mambobilly (Hey Señorita) en een wandelend countrybluesje met lapsteel (Even The Blues Don’t Wanna Get Along With Me), dat alles uitgevoerd alsof ze hun leven lang nooit anders hebben gedaan. De CD bevat negen eigen nummers en drie covers: een beheerst Miss Bobby Sox (Benny Joy), een geslaagde Baby Baby (Dale Hawkins) en een rockabilly uitvoering met trompet van Dimitri Tiomkin’s magistrale thema van Gunfight At The OK Corral, in die western uit 1957 gezongen door Frankie Laine. Samen met het voorbeeldig gitaarwerk en een uiterst geslaagd krachtig opnamegeluid maakt dat de beste CD die wij dit jaar al onder oren kregen. Benieuwd wat dat straks op de Rave gaat geven!
Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/AJRockinTrio
(Frantic Franky)

naar boven

Vinyl Recensie

18 februari 2016

HOLLYWOOD HOP/ RJ
Hans Jus D’Orange Entertainment, HJO 1000

Nog voor je één noot gehoord hebt weet je dat hier zorg aan is besteed: wat een mooie uitgave is me dit! Een 4-track-EP op dik vinyl met full colour label in een openklapbare dikke kartonnen dubbele hoes met in pasteltinten ingekleurde hoesfoto (knap werk van Meike van Schijndel van Cool Chicka Design). Daar is overduidelijk uiterste zorg aan besteed, maar de hamvraag is uiteraard: is de inhoud even sterk als de verpakking? Ten antwoord volstaat een volmondig “JA”. RJ bracht in het verleden al CD’s uit waarop hij werd begeleid door Oost-Europese bands als The Neva River Rockets, The Tri-Tones en The Phantoms (en deze zomer doet hij hier enkele optredens met The Swamp Shakers, de band van de pas overleden Pete Anderson uit Letland) maar koos voor deze EP deels voor Nederlandse begeleiding: op twee nummers wordt hij begeleid door Arthur Skröpnik en Mariann Lants van The Tri-Tones uit Estland op respectievelijk leadgitaar en ritmegitaar met RJ zelf op contrabas, op de twee andere nummers door Rolf Hartogs van Three Farmers Boys op lead met RJ zelf op ritmegitaar én contrabas. Drumloos dus, maar met een sound die krachtig genoeg is om dat niet als een gemis te ervaren. Sterker: de muziek is zo goed en zo goed gespeeld dat de afwezigheid van drums er uitgerekend nog meer authenticiteit aan verleent.
Titeltrack Hollywood Hop is klassieke uptempo rockabilly met prominente leadgitaar doorheen het hele nummer in een vol maar toch scherp geluid en vocals die verbazingwekkend ouderwets klinken, rockabilly zoals ze die er in de jaren ’50 bij Starday Records met dozijnen tegelijk uitpompten, en in die optiek zou je de vocals hier zelfs als primitief kunnen betitelen, maar dan positief bedoeld natuurlijk. Nobody’s Boppin’ Tonight heeft nonsensicaal hiccuppende b-b-bop vocals, is met breaks en wat meer melodieus, mikkend op de country roots van de rockabilly en helemaal in de lijn van de talloze hillbilly bands die midden jaren ’50 welgeteld één uptempo rockabilly bopper opnamen. Ook Red Head gaat door de gecountryfiëerde gitaar richting country boogie bop en de EP eindigt met de fikse rockabilly bopper All Right All Right, zeg maar gerust een rockende late fifties country rocker die in je hoofd blijft plakken. Samen zijn dat vier succulente rockabilly tracks die qua authenticiteit hun gelijke niet kennen. Niet dat we per sé chauvinistisch willen zijn of ons verplicht voelen elke Nederlandse release juichend te moeten begroeten, maar dit is zowel muzikaal als visueel een uitgave waar veel buitenlandse bands een flinke punt aan kunnen zuigen. Info: www.facebook.com/blisters.on.your.feet en www.reverbnation.com/rjmixedup
(Frantic Franky)

CD Recensies

DJ AT’S CRAZY RECORD HOP PRESENTS:
FOOT TAPPIN’ AND DANCE AT THE SCREAMIN’ FESTIVAL VOL. 6

El Toro, ETCD 1072

Het Spaanse rock ‘n’ roll label El Toro Records bestaat 20 jaar, het door hen georganiseerde Screamin’ Festival is in 2016 aan zijn 18de editie (met als headliners Joe Clay, Sun drummer Jimmy Van Eaton en Johnny Farina van Santo & Johnny), en DJ At mag voor de zesde keer een CD vullen met plaatjes die hij daar in juni aan de Spaanse costa ongetwijfeld gaat draaien ter uwer lering ende vermaak want At Koning is daar resident DJ, met andere woorden hij is zo goed dat ze hem er elk jaar op de affiche willen, best een prestatie voor gewoon een Nederlander van bij ons. Straffer zelfs: Koning spendeert zowat het hele jaar van het ene festival naar de andere weekender reizend doorheen heel Europa. De reden daarvoor – wat zeggen we: het geheim daarachter – is verscholen in deze CD reeks: niet de wildste, niet de obscuurste en niet de primitiefste rock ‘n’ roll, maar gewoon de béste rock ‘n’ roll en... niét-rock ‘n’ roll, want onze At hier heeft de gewoonte dansplaatjes te puren uit het tijdperk van vòòr de rock ‘n’ roll werd uitgevonden. Het zal u misschien verbazen maar ook vòòr de rock ‘n’ roll hadden de mensen al goeie plaatjes om op te dansen en daar is het nu nog steeds goed dansen op. Een oude vos hoef je geen nieuwe streken meer te leren en At’s stijl zal allicht nooit meer veranderen, daardoor zit hij te zeer verankerd in prima muziekjes uit lang vervlogen tijden en dus is ook Volume 6 een geslaagde mix van jaren ’40 big band jazz (Chick Webb, Tommy Dorsey, Cab Calloway, George Scott-Wood), western swing als blanke equivalent van de jazz (Bob Wills, Curley Williams), jumpende blues boogie (Sax Kari, John Lee Hooker), old timey country (The Modern Mountaineers), zwarte vocal harmony (The Robins, Dusty Brooks & the Four Tones) en zelfs zalige pop (Sunday Barbecue van Tennessee Ernie Ford) en gejodel (Carolina Cotton), dat alles voor de goede orde meesterlijk afgekruid met onweerstaanbare doch vergeten jivers (That’s Right van The Deep River Boys, 45 RPM van The Marks 4), rockabilly (Sittin’ On Top Of The World van Curtis Gordon) en een paar rock ‘n’ roll klassiekers (Sally was A Good Old Girl van Fats Domino en het trage Valley Of Tears van Buddy Holly), dat alles swingend als de pest en vaker wel dan niet gebaseerd op boogie woogie want niets rollt zo goed als een piano. Volgens mij kan At er zo nog een miljoen opduikelen, en van mij mag hij. Geweldige reeks die aantoont dat rock ‘n’ roll niet per sé rock ‘n’ roll moet zijn om rock ‘n’ roll te zijn, als u begrijpt wat we bedoelen :-)
Info: www.eltororecords.com, www.screaminfestival.com en www.crazyrecordhop.com
(Frantic Franky)


OH YEAH/ MISSISSIPPI QUEEN
Rhythm Bomb, RBR 5818

Rockabilly is een wereldwijde samenzwering: Mississippi Queen is al sinds 1989 actief als rockabilly kwartet in Zagreb, Kroatië. We zagen hen in 2014, het jaar waarin ze ook op de Rockabilly Rave (GB) speelden, een setje live op Rockin’ Around Turnhout (B) maar dit is ondanks het feit dat ze vòòr deze Oh Yeah sinds 1993 al minstens vier CD’s uitbrachten onze eerste kennismaking op geluidsdrager, behoudens een occasioneel nummer op één van de minstens 10 compilaties waar ze al opstonden. Op Oh Yeah, vreemd genoeg opgenomen met twee verschillende gitaristen en twee verschillende drummers, geeft dat traditionele rockabilly, regelmatig geïnspireerd op country (Precious Memories, Hey Bartender, My Way Down, Why Should I Fall In Love Again), vakkundig uitgevoerd en redelijk zij het niet perfect gezongen. Met 13 eigen songs van frontman Karlo Starcevic en contrabassist Jurica Stelma en slechts één cover (Knock Knock Rattle van Rex Allen) is dit dan ook een aanrader voor wie rockabilly niet loeihard of vervormd of wanhopig moet maar gewoon klassiek mag zijn. Info: www.rhythmbomb.com en www.mississippi-queen.weebly.com (Frantic Franky)


POSTCARD FROM PARIS/ JACKSON SLOAN & THE DREW DAVIES RHYTHM COMBO
Crazy Times Records, CTR-CD118

En toen kregen we een kaartje uit Frankrijk, niet uit Parijs maar uit Perpignan in het zuiden van Crazy Times Music met de nieuwe CD van Jackson Sloan (GB), opgenomen in een studio in Frankrijk, niet met zijn eigen Rhythmtones maar met het Drew Davies Rhythm Combo, een zeskoppige band met piano en baritonsax rond de Britse, doch in Parijs residerende, tenorsaxofonist Drew Davies die eerder ook Mike Sanchez (GB) begeleidde en onder meer op het Breda Jazz Festival speelde. Da’s een hele goeie en strakke band en daarom perfect voor de muziek van Sloan, muziek die we jazzy rock ‘n’ roll swing zouden noemen moest die beladen term jazz niet zo vies klinken – wat we bedoelen is dat dit van een binnen de rock ‘n’ roll zelden gehoorde muzikaliteit getuigt. Van de gangsterswing van Who Shot Shorty Down tot de New Orleans mardi gras ritmes van Strange Fascination toont dit dozijn eigen nummers dat Sloan, nog net niet met een baguette onder de arm, als geen ander door heeft dat de kracht van swing ‘em niet zit in snelheid en tempo maar in subtiliteit, en dat ie alle paradigmas van de rock ‘n’ roll en de swing grondig onder de knie heeft zonder te vervallen in kopiëren of clichés - was C’Est La Vie (het enige nummer met een Franse titel) van Louis Prima geweest het was een tijdloze klassieker. Deze Postcard From Paris is een must voor het swingvolkje en voor zover dat nog nodig was opnieuw een bewijs dat Jackson Sloan een van de belangrijkste hedendaagse artiesten in dit specifieke genre is. Er zou ook een vinyl versie moeteen komen.
Info: www.crazytimesmusic.com en www.jakcksonsloan.com
(Frantic Franky)


WE GOT RHYTHM
Rhythm Bomb, RBR 5858

Rhythm Bomb (D), de actiefste hedendaagse rock ‘n’ roll platenmaatschappij, bracht eerder al drie Perfect For Parties samplers uit (waarvan er één ooit gratis bij een Boppin’ Around editie verspreid werd), nu doen ze er nog een hele emmer flinke scheppen bovenop met een vijf-CD-doosje met 119 tracks (allemaal studiotracks, geen gefoefel met live opnames) van, als onze zakjapanner ons niet in de steek laat, een dikke 75 hedendaagse artiesten, al staan er met Billy Lee Riley, Rayburn Anthony en Huelyn Duvall (een heropname van zijn So Help Me Gal) ook drie fifties artiesten tussen die nieuwe albums maakten voor Rhythm Bomb. Alle tracks zijn eerder uitgebracht maar als u die releases al allemaal hebt koopt u waarlijk àlles en hebt u een ezeltje dat geld kakt ter uwer beschikking. De vijf CD’s zijn thematisch gerangschikt over “country en hillbilly” (waaronder u dient te verstaan de meer gestetsonde kant der rockabilly als daar zijn Mexicaanse gunfighter ballads, Smokestack Lightnin’ stijl, drumloze rockabilly en zo ongeveer alles waar een steel bij komt kijken), rhythm ‘n’ blues (alles van swing en jive tot bluesbop, zwarte rock ‘n’ roll en doo-wop), rock ‘n’ roll (Link Wray toestanden, instrumentals, surf, opnieuw bluesbop, doch met de nadruk op het hardere hedendaagse werk) en rockabilly (die dan volgens mij weer meer onder rock ‘n’ roll valt, maar what’s in a name), aangevuld met een vijfde CD die àl deze genres bevat – en die helaas eerder al verscheen met ander artwork als Perfect For Parties Volume 3, voor een gedetailleerdere analyse daarvan snor’em op in onze oudere recensies. Wél mooi: de vijf kartonnen hoesjes hebben verschillend artwork in dezelfde stijl (namelijk tekeningen van Don De Vil) en passen dus mooi bij elkaar. Een jammerlijke vaststelling is dat we in dit waarlijk internationale gezelschap dat zich van Spanje over Oost-Europa uitstrekt tot de States, Brazilië en Australië slechts één enkele band uit de Benelux aantreffen, met name Crystal & Runnin’ Wild (B), hoewel CC Jerome’s Jetsetters opdraven als begeleiders van Rusty Pinto uit kangoeroeland. Billy Lee Riley wordt trouwens begeleid door onze Bellhops, alleen staat hun naam hier nergens op. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat niet alle 119 tracks even sterk zijn om de eenvoudige reden dat niet alle bands even sterk zijn en omdat niet alle tracks op elke CD even sterk zijn, maar er zit wél een logica in de trackvolgorde waardoor alles naadloos in elkaar overvloeit, en interessant is dat die hillbilly of bluesbop soms de enige track in die stijl van een band op hun CD is. Soit, het beste van alles: dit 5 CD doosje wordt door Rhythm Bomb verkocht voor 30 euro, zijnde de prijs van amper twéé reguliere CD’s. Doe er uw voordeel mee. Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)

naar boven

28 januari 2016

MOONSHINE TRUCK/ THE ROYAL FLUSH
Rockabilly Stomp Records, RSR001

Rockabilly Stomp is niet alleen een rock ‘n’ roll festival in Zwitserland (met de vreemde slagzin “maybe the best rockabilly festival in nature”) maar nu ook een label opgezet door Rockabilly Stomp baas Dominic Scheidegger die in deze Royal Flush (bij ons heet dat een Grote Straat) uit de Zwitserse regio Solothurn contrabas speelt. In de politiek wordt zoiets beschouwd als belangenverstrengeling, in de rockabilly als het heft in eigen handen nemen. Niks mis met zelf initiatief nemen en iets uit de grond te stampen! De stijlkenmerken van het debuut van dit in 2007 opgestart kwartet in klassieke viermansbezetting onder leiding van de rechtopstaande drummer Rafael Hochreutener zijn gedreven rockabilly met ongepolijste zang, stevig gemep op de cymbalen, veel breaks, veel maracca’s, een goeie drive en alles geven. Klinkt dat u bekend in de oren? Yep, Wild records heeft een bloeiend handeltje opgezet in dat soort CD’s. De 14 (ik denk eigen, want componisten staan nergens vermeld) tracks, opgenomen bij Black Shack in Calw (D), klinken alsof ze er in één trek werden doorgejaagd en de teksten alsof ze werden gepend op één maandagochtend met een fikse kater. Maar als u Wild goed vindt gaat u ook dit goed vinden! Op 28 mei spelen ze in Sint-Niklaas (B) op Rock-O-Clock.
Info: www.rockabillystomp.ch en www.the-royal-flush.ch
(Frantic Franky)


SAVAGE MINDS/ THE EL SONNO BROTHERS
Rockabilly Stomp Records, RSR 002

Vreemd hoesje, gelukkig niet zo’n vreemde CD: in principe is de muziek op het debuut van dit Duitse kwartet uit Homburg (merkwaardig, want er zijn twee Homburgen in Duitsland én een Homburg in Zwitserland) cleane gitaar rockabilly maar op sommige van de 11 eigen tracks gaan de VU metertjes bij momenten vervaarlijk in het rood, wat zorgt voor een heavy sound waardoor deze CD een zware bevalling wordt. Voorts: twangy gitaren, rauwe zang met voor alle zekerheid nog wat extra vervorming, wat Blue Moon Baby-styled Mexicaanse flavour (The Devil’s Faces, Red Red Wine), een sleazy kantje, het geheel stevig en repetitief, en voor de goede orde een bluesbopper (Cause You Love Me). Maar voor de liefhebbers zullen dat ongetwijfeld juist de pluspunten zijn!
Info: www.facebook.com/elsonnobrothers en
www.rockabillystomp.ch (Frantic Franky)


INTRODUCING/ DARLENE LOVE
Wicked Cool records/Columbia, 88875 13231 2

Darlene Love hoeft wat ons betreft geen introductie: ze begon in meidenband The Blossoms, zong begin jaren ’60 voor producer Phil Spector de nummers He’s A Rebel en He's Sure The Boy I Love in en zag tot haar verbijstering dat op de singles de naam The Crystals stond. Daarna stond háár naam nog wel op Christmas (Baby Please Come Home) van Phil Spector’s kerst-LP en op Today I Met The Boy I'm Gonna Marry, doch het kwaad was geschied en al snel scheidden hun wegen. Sindsdien heeft Love naast haar werk als achtergrondzangeres (op álles van Shelley Fabares' Johnny Angel en Bobby Pickett's Monster Mash over Frank Sinatra's That's Life tot Elvis’ Comeback Special) op gezette tijden getracht een solocarrière uit de grond te stampen maar helemaal gelukt is dat nooit. Ze kwam weer eventjes in de belangstelling dankzij haar verschijning in 20 Feet From Stardom, de film over achtergrondzangeressen die in 2013 de Oscar won voor Beste Documentaire won (heel mooi daarin was haar ongerepeteerde Da Doo Ron Ron met de rest van The Blossoms) maar haar laatste niet-religieuze studioplaat dateert alweer van Paint Another Picture uit 1988 en dus besloot producer Miami Steve Van Zandt (dezelfde van The Sopranos) dat het tijd werd om Love te herintroduceren aan de wereld middels een album waarvoor hij een aantal Beroemde Vrienden songs op maat liet schrijven zoals Bruce Springsteen (niet moeilijk, Van Zandt is gitarist in Springsteen’s E Street Band), Elvis Costello en zelfs het beroemde componistenduo Barry Mann & Cynthia Weil (van He’s Sure The Boy I Love, Saturday Night At The Movies en I Just Can’t Help Believing, al is hun Sweet Freedom hier niet bepaald een hoogvlieger) en die Grote Namen gelijk opdroeg wat mee te komen spelen op de plaat. Love beschikt op haar 74ste nog over een fantastische stem, zoveel is zeker, de muur van arrangementen (Van Zandt moet zich bij momenten echt Spector gevoeld hebben) en de vele belletjes en strijkers doen onvermijdelijk aan Phil Spector denken, en met name Forbidden Nights baadt in een retrosfeertje. Hoogtepunt is een magistraal River Deep Mountain High van Ike & Tina Turner, laagtepunt is Painkiller wegens gewoon een funky blues, maar de bottom line is dat dit een popalbum is. Voor alle duidelijkheid: een hedendaags popalbum. Haar beste nummers filteren uit de verzamelde Phil Spector output is een betere manier om kennis te maken met Darlene Love. Info: www.columbiarecords.com en www.darleneloveworld.com (Frantic Franky)

naar boven

21 januari 2016

CASHBACK: THE WIENERS PLAY JOHNNY CASH
Hi Ho Music, HHS1605

Na hun Just Like Buddy Holly en Bird Dogs Everly Brothers tributes en de bijhorende CD’s hebben onze Wieners een Johnny Cash tribute op poten gezet, uiteraard ook met bijhorend CD’tje. Alweer een Cash tribute, hoor ik u vragen, en het antwoord luidt: inderdaad, want er zijn al diverse Cash tribute bands in Nederland en België, maar Cash blijft 10 jaar na zijn dood bijzonder populair bij jong en oud en de vraag blijft dan ook bestaan. Deze 9 track CD werd live opgenomen op 3 november 2015 in Mini-Theater De Melkbus in Dordrecht doch de live ervaring blijft beperkt tot een uitfadend beschaafd applausje met occasionele yeehaw zonder bindteksten, dus de nummers zelf kan je beschouwen als studiokwaliteit. Nu verkondigden wij al eerder dat als je Cash covert je twee dingen kan doen: oftewel er iets mee doen oftewel het origineel zo dicht mogelijk proberen te benaderen, wat evenwel onvermijdelijk in je nadeel zal uitdraaien. Cash 100% kopiëren lukt namelijk nooit en als je dat toch zou kunnen maak je jezelf paradoxaal genoeg overbodig op CD. Interpreteren, niet kopiëren is de boodschap. The Wieners kiezen wijselijk voor de eerste oplossing en doen inderdaad iets met dat intussen overbekende Cash materiaal: de primitieve rudimentaire boom-chicka-boom sound waar wij rockabillies zo voor vallen wordt in de uitgeklede Wieners driemansbezetting verfijnd tot een meer gepolijst, gestroomlijnder perpetuum mobile met een bescheiden doch functioneel drummetje. De tot driestemmige zang is gewoon Wieners en dus typerend goed, zonder dat geprobeerd wordt Cash te imiteren, waardoor de liedjes worden herleid tot hun pure essentie (geen trompet op Ring Of Fire), en da‘s gelijk de grote verdienste van dit project en deze CD: het benadrukt wat Cash werkelijk was, namelijk de vertolker van wonderschone liedjes. Negen van die liedjes staan op deze CD, de Sun songs Folsom Prison Blues, Get Rhythm, Home Of The Blues en Country Boy, de vroege Columbia opname I Still Miss Someone en de latere hits A Thing Called Love (integer gezongen door de Nederlandse country zanger Dick van Altena, van 1977 tot 2005 bij Major Dundee) en Ring Of Fire. Twee songs associeer je niet meteen met Cash maar werden wel degelijk ooit opgenomen of op zijn minst gezongen door de Man In Het Zwart, Sixteen Tons in een opgewekt arrangement en You Are My Sunshine. The Wieners spelen al 10 jaar lang zo’n 100 optredens per jaar en van Bird Dogs zijn al 1500 CD’s verkocht. Dankzij de hoge kwaliteit twijfelen wij er niet aan dat dat met deze Cashback ook moet lukken. En na 10 jaar drogen de ideeën niet op: naast nóg een nieuwe tribute zitten The Wieners al te broeden op nieuwe eigen opnames. Wordt dus vervolgd! Info: www.johnnycash.nl , www.hihosilver.nl en www.rockabillyband.nl (Frantic Franky)


THE BIG PAYOFF/ LIL’ MO’s UNHOLY 4
Rhythm Bomb, RBR 5911

Lil’ Morris Everett (USA) is actief op twee fronten: met zijn Dynaflows pleegt hij doo-wop, met The Unholy 4 doet hij zijn rockabilly ding, en dit is na Rapture uit 2014 minstens de tweede Unholy 4 CD op Rhythm Bomb, zij het in een compleet andere bezetting: van Rapture schiet behalve Lil’ Mo zelf niemand over, met in de nieuwe line up één bekende tronie: Ricky McCann, drummer van The Playboys (GB) die verkaste naar Los Angeles en daar sindsdien de trommelstokjes hanteert bij onder meer Big Sandy en verschillende Wild bands. The Big Payoff werd net als zijn voorganger opgenomen bij Wally Hersom’s Wallyphonics studio, uw keurmerk voor kwaliteit, en het resultaat is er dan ook naar: de sound is niet zozeer authentiek maar wel onwaarschijnlijk zuiver, waardoor de muziek nog beter tot zijn recht komt. En die muziek is vooral dreigende rockabilly die extra weird klinkt door Everett’s merkwaardige, wat hoge stem. Gecombineerd met het feit dat hij de nummers zo goed onder de knie heeft dat ie andere klemtonen legt in zijn zang zorgt dat er voor dat zelfs bekende nummers als Big Door, My Search, I Hear You Knockin’ van Lazy Lester, Slippin’ In van Lou Millet en Tornado van The Jiants heel fris klinken. Uitvoering, sound en inleving, Everett heeft het allemaal, en hij heeft bovendien nog meer noten op zijn zang: Easy Does It van Orville Couch en de eigen nummers Sally Forth en Numbers Not Names zijn ongecompliceerde doch compromisloze rock ‘n’ roll, Dig Boy Dig van Freddie Heart en I’m Gonna Live Some Before I Die van Faron Young zijn country geïnspireerde rockabilly, en Cry Little Girlie van Benny Banta is early sixties zoals late Chan Romero of vroege Boby Fuller. En samen vormt dat een verrekt goeie CD. Info: www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)


DIAL MY NUMBER/ BILLY & THE KIDS
El Toro, ETCD6071

Aha, dachten wij, daar is de derde CD van Billie & the Kids. Nee dus: Billie & the Kids met “IE” zijn een achtkoppige swingband met een zangeres uit Kroatië, Billy & the Kids met een “Y” zijn een rockabilly trio uit Zweden. Nu ja, rockabilly... Wat Billy Stefan (zang, gitaar), Erik Söderlund (contrabas) en Walter Bjurenwall (drums) doen gaat way beyond rockabilly: ze spelen hun in essentie fifties rockabilly en rock ‘n’ roll heel modern, met massa’s echo op de zang en veel vervorming op de gitaar, rondzinderende drums en een platte contrabas, maar ze doén er tenminste iets mee, wat je nog het best merkt in de covers. Bring My Cadillac Back van Baker Knight, op zich al niet de meest logische rockabilly, klinkt hier nog vreemder, de rechtdoor rocker So Long Baby Goodbye van The Blasters krijgt een opvallend rustig, haast doo-woppend rockabilly arrangement, en zelfs het aloude Shake Rattle And Roll met bijna enkel drums en contrabas (wat zeggen we, met twéé contrabassen) klinkt fris. Met andere woorden: hoe over the top Billy & the Kids ook overdrijven, hun tongue-in-cheeck aanpak werkt. Voeg daar nog een paar ballads (Fame And Fortune van Elvis) en rechtdoor meezingers aan toe (You Ain’t Nothin’ But Fine Fine Fine, origineel van Rockin' Sidney uit 1962) en je krijgt een CD die zeker zijn weg zal vinden naar dat deel van het hooggeëerd rock ‘n’ roll publiek dat zichzelf niet te serieus neemt. Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


ALOHA/ THE SURFIN’ GORILLAS
Rhythm Bomb, RBR 5778

Minstens het vierde album (het tweede op Rhythm Bomb) van de surfgroep rond saxofonist Clive Osborne (GB) wiens credentials over The Playboys teruggaan tot The Blue Cats, Clive’s Jive Five etcetera. Nieuw op deze release, zo luidt de perspromo, is dat er nu ook keyboards gebezigd worden: een vreemde bewering aangezien er ook al een orgeltje meedeed op hun debuut The New Adventures Of uit 1998, zij het in mindere mate. Van de bezetting van dat debuut is enkel Clive Osborne zelf nog over, en tegenover hun vorige CD, Surfing Hootenanny uit 2011, is er slechts één wijziging in het elftal: Paul Osborne op ritmegitaar is vervangen door Claire Hamlin (Alabama Slammers, Jive Cats) op Hammond orgel en piano. Nog een oudgediende op deze Aloha is Iain Terry op basgitaar, in een vorig leven samen met Clive Osborne in Clive’s Jive Five. Wat ook van die Adventures verdwenen is, is de sixties garage invloed in deze nochtans erg gevarieerde CD want we hebben hier recht op cleane klassieke gitaarsurf (het eigen Riptide Surfer), zwaarder orgelwerk met veel fuzz te omschrijven als Fifty Foot Combo light (Hornet’s Nest van Curtis Knight & the Squires uit 1966 met Jimi Hendrix op gitaar) en The Champs met een goeie cover van Train To Nowhere en het eigen Ensenada Twist dat een surfy interpretatie van The Champs is. The Loop van Plas Johnson wordt een sleazy sax-piano stroll, het eigen Aloha combineert sax met een Hawaiiaanse steel, terwijl in Besame Mucho, Cecilia Ann van Dave Myers & the Surftones en het eigen Catch 22 een twangy gitaar de boventoon voert. Daarnaast zijn er ook zes vokale nummers, deels gezongen door Clive Osborne, deels door gitarist Andy Wren (Jet Black, Avengers, Slim Slip & the Sliders) en drummer Gary Griffin (die met Wren samenspeelde in Jet Black en Slim Slip & the Sliders), op te splitsen in vlotte doch brave gepolijste rock ‘n’ roll met piano (Move It Baby van Simon Scott & the Le Roys, Every Woman I Know van Billy “The Kid” Emerson en het eigen Take A Chance) en brave vocale surf (Beach Party en Surfin’ Crazy, twee eigen songs), met Movin’ In van Danny Rivers & the River Men als brave chickenpicker. De CD klinkt dus vrij braaf, maar dat heeft volgens mij meer te maken met de opnamesound dan met de nummers of de band zelf. Verrassend weinig sax trouwens voor een CD van een saxofonist: Osborne speelt hier ook gitaar, basgitaar en lap steel én hij zingt, en de CD heeft uiteindelijk meer orgel dan sax. Maakt allemaal niet uit want deze Aloha is momenteel het zonnetje hier in huis en levert ons in deze donkere dagen onze broodnodige vitamine D. Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)

naar boven



Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina